NL9100793A - Buisbevestigingsklem. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Buisbevestigingsklem.

De uitvinding heeft betrekking cp een buisbevestigingsklem, bestaande uit een aan de binnenzijde van een voering van een elastomeer materiaal voorziene ringvormige kleniband, waarvan de einden zijn ongebogen tot met behulp van een bevestigingsschroef samen te trekken flenzen, waarvan de ene flens is voorzien van een naar buiten toe open sleuf voor het van opzij opnemen van de schacht van de bevestigingsschroef, terwijl zich aan de van de eerste flens afgekeerde zijde van de tweede flens een de moer voor de bevestigingsschroef bevattende hulpflens bevindt, die normaal tegen de van de eerste flens afgekeerde zijde van de tweede flens aanligt en die zodanig samenwerkt met de voering aan de binnenzijde van de kleniband, dat hij cm een nabij de overgang tussen de ringvormige kleniband en de tweede flens gelegen as tegen veerwerking in over een zékere hoek van de tweede flens kan wegbuigen en daarbij de door een sleufvormige doorlaatopening in de tweede flens heen in de moer geschroefde bevestigingschroef naar buiten doet kantelen.

Een dergelijke buisbevestigingsklem is békend uit EP-A-0188649. Dergelijke klemmen worden vanuit een opengebogen toestand rond de te bevestigen buis samengeknepen. Bij het naar elkaar toe bewegen van de flenzen kantelt de vooraf via de tweede flens in de moer van de hulpflens geschroefde bevestigingsschroef eerst - onder druk van de eerste flens tegen de kop van de schroef - naar buiten om vervolgens - na het passeren van de eerste flens - onder veerwerking weer terug te kantelen en daarbij met zijn schacht in de sleuf van de eerste flens te treden.

Bij de buisbevestigingsklem volgens EP-A-0188649 nu is de in metaal uitgevoerde hulpflens voorzien van een ongeveer haaks uitstekende lip, die door een opening in het betreffende einde van de ringvormige kleniband · heen grijpt en door de veerkracht van de voering tegen de binnenzijde van de ringvormige kleniband wordt aangedrukt. Bij het aanbrengen van de kleniband rond een te bevestigen buis kan de lip, tegen de veerkracht van de voering in, naar binnen draaien en kan dus de hulpflens met de daarin vöorgemonteerde bevestigingsschroef, onder druk van de eerste flens, van de tweede flens wegdraaien. Zodra de bevestigingsschroef weer de vrijheid heeft terug te kantelen, doet de veerkracht de lip en daarmede de hulpflens met de daarin geschroefde bevestigingsschroef in de bevestigingspositie terugveren.

De uitvinding nu beoogt een buisbevestigingsklem van de in de aanhef beschreven soort te verschaffen, die eenvoudiger van construe- tie is en gemakkelijker uit zijn onderdelen is samen te stellen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat de de be-vestigingsmoer bevattende hulpflens en de voering uit één strook elastomeer materiaal zijn gevormd, waarbij op de overgang tussen de eigenlijke voering en de hulpflens een dwarssleuf is aangebracht, waardoorheen de tweede flens steekt.

Deze uitvoering impliceert, dat het als hulpflens fungerende gedeelte van de strook elastomeer materiaal via doorlopende langsrand-delen met de eigenlijke voering verbonden is en dat het hulpflensge-deelte normaal onder invloed van de veerkracht van deze materiaal-strook tegen de tweede flens aanligt.

Bij voorkeur is de strook elastomeer materiaal ook aan zijn andere einde voorzien van een dwarssleuf, door welke sleuf de eerste flens heen steekt.

Opgemerkt wordt, dat, hoewel in het bovenstaande gesproken wordt van een tot een (volledige) ring gebogen klemband, dit niet behoeft in te houden, dat deze klemband uit een stuk bestaat. De uitvinding is evenzeer van toepassing cp een uit twee delen bestaande klemband. De beide klembanddelen kunnen daarbij aan de diametraal tegenover de (eerste en tweede) flenzen gelegen zijde op verschillende wijze met elkaar zijn of worden verbonden. Zo kan deze verbinding een scharnierende haakverbinding zijn van het type volgens fig. 1 van DE-U-8806714, in welk geval de voering aan de binnenzijde van de klemband over de schamierplaats doorloopt en evenals bij een uit één stuk bestaande klemband een volledige ring bestrijkt. Het is echter ook mogelijk een tweede flensverbinding toe te passen, in welk geval in feite sprake is van twee beugels, waarvan de ene dienst doet als buiszadel en de andere als sluitbeugel. Het zadeldeel is dan aan beide einden van een "tweede" flens en een hulpflens voorzien, terwijl de sluitbeugel twee flenzen met elk een naar buiten openende sleuf heeft. In dit geval is de voering voor de als zadel dienende beugel aan beide einden van een als hulpflens dienend eindgedeelte met doorsteeksleuf voor de beide "tweede" flenzen voorzien.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van een strookvormige voering voor een bevestigingsklem volgens de uitvinding; fig. 2 is een langsdoorsnede door de voering volgens fig. 1; fig. 3 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1 en 2; fig. 4 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 2; fig. 5 is een eindaanzicht, gezien van links in fig. 2; fig. 6 toont een uit een stuk bestaande buisbevestigingsklem zonder voering; en fig. 7 toont de uit de voering volgens fig. 1-5 en de buisbevestigingsklem volgens fig. 6 samengestelde bevestigingsklem volgens de uitvinding.

De in fig. 1-3 weergegeven voering 1 bestaat uit een strook elastomeer materiaal, bijvoorbeeld rubber. Van deze strook vormt het met A aangegeven gedeelte de eigenlijke voering, waarvan de lengte correspondeert met de binnenomtrèkslengte van de in fig. 6 weergegeven buisbevestigingsklem. De strook is daarbij aan één einde verlengd met een gedeelte B, dat bestemd is cm als hulpflens 3 te fungeren en voorzien is van een verdieping 4 voor het opnemen van een bevestigingsmoer 5 (fig. 7) in en van een doorgaand gat 6 voor het doorlaten van het van schroefdraad voorziene schachteinde van een met de moer 5 samenwerkende bevestigingsschroef 7 (fig. 7). Op de overgang tussen het voeringdeel A en het hulpflensdeel B bevindt zich een dwarssleuf 8, zodat de verbinding tussen het voeringdeel A en het hulpflensdeel B wordt gevormd door de doorlopende langsranddelen 9.

De voeringstrook 1 is aan het van het hulpflensdeel B afgekeerde einde voorzien van een tweede dwarssleuf 10.

Zoals in het bijzonder uit fig. 2 is te zien ligt het vlak 11 van het hulpflensdeel een weinig verzonken to.o.v. het vlak 12 van het voeringdeel A, en wel zodanig dat de langsranddelen 9 ter plaatse van het hulpflensdeel B over enige afstand loodrecht van het vlak 11 uitsteken, terwijl de langsranddelen 9 over het deel A loodrecht van het vlak 13 uitstéken.

De in fig. 6 weergegeven buisbevestigingsklem bestaat uit een uit een metaalstrook gebogen ringvormige klemband 14, waarvan de einden op bekende wijze zijn omgebogen tot respectievelijk een eerste flens 15 en een tweede flens 16, die met behulp van een bevestigingsschroef 7 en een bijbehorende moer 5 (zie fig. 7) kunnen worden samengetrokken. Eventueel kan de klemband 14 uit twee delen bestaan, die bij x op bekende wijze in een vlak loodrecht op de as van de te omvatten buis scharnierend in elkaar haken.

De breedte van de klemband komt overeen met de afstand tussen de uitstekende langsranddelen 9 van de in fig. 1-5 weergegeven strook elastomeer materiaal.

Met 17 is een aan de klemband 14 vastgelaste moer aangegeven, met behulp waarvan de cm de te bevestigen buis samen te trekken klemband aan een draadstang kan worden bevestigd.

Fig. 7 toont de buisbevestigingsklem volgens de uitvinding, die verkregen is door de voering volgens fig. 1-5 aan te brengen bij de klemband volgens fig. 6. De voering volgens fig. 1-5 is daarbij, met de zijde 13 naar het binnencmtreksvlak van de klemband in fig. 6 gericht, met de dwarssleuven 8 en 10 over de eindranden van de flenzen 15 en 16 heengeschoven en vervolgens in de ronding van de klemband 14 gedrukt.

De hulpflens 3 (deel B) is daarbij aan de van de flens 15 afgekeerde zijde van de flens 16 komen te liggen en zal normaal onder invloed van de veerkracht van de strook 1 met zijn vlak 11 tegen de onderzijde van de flens 16 aanliggen. De flens 16 ligt dan met zijn beide langsranden tussen de uitstekende langsrarddelen 9 opgesloten. ïn fig. 7 is de hulpflens 9 echter in een van de tweede flens 16 weggedraaide positie weergegeven, welke positie tijdelijk zal optreden bij het rond een te bevestigen buis samenknijpen van de klemband, en wel in het beginstadium, warneer de eerste flens 15 tegen de kop van de bevestigingsschroef 7 drukt en deze op zij doet kantelen. Zodra de eerste flens 5 de kop van de bevestigingsschroef dan is gepasseerd zal de bevestigingsschroef onder invloed van de veerkracht van de hulpflens 3 weer naar binnen kantelen en daarbij in de sleuf van de flens 15 kunnen treden. Nabij de eerste flens 15 wordt de voering 1 op het klembandlichaam vastgéhouden door het eindranddeel lb, dat daarbij aan de buitenzijde in de knik tussen het ringvormige klembandlichaam 14 en de eerste flens 15 aanligt.

Zoals hierboven reeds werd opgemerkt is de uitvinding eveneens van toepassing op een uit twee, aan beide einden van flenzen voorziene delen bestaande buisbevestigingsklem, waarvan het ene deel als buisza-del dient en het andere deel als sluitbeugel fungeert. Het zadeldeel wordt dan voorzien van een voering, die aan beide einden is voorzien van een als hulpflens dienend deel B.

Claims (4)

1. Buisbevestigingsklem, bestaande uit een aan de binnenzijde van een voering van een elastomeer materiaal voorziene ringvormige klem-band, waarvan de einden zijn omgébogen tot met behulp van een bevesti-gingsschroef samen te trekken flenzen, waarvan de ene flens is voorzien van een naar buiten toe open sleuf voor het van opzij opnemen van de schacht van de bevestigingsschroef, terwijl zich aan de van de eerste flens af gekeerde zijde van de tweede flens een de moer voor de bevestigingsschroef bevattende hulpflens bevindt, die normaal tegen de van de eerste flens afgekeerde zijde van de tweede flens aanligt en die zodanig samenwerkt met de voering aan de binnenzijde van de klem-band, dat hij om een nabij de overgang tussen de ringvormige KLemband en de tweede flens gelegen as tegen veerwerking in over een zékere hoek van de tweede flens kan wegbuigen en daarbij de door een sleufvormige doorlaatopening in de tweede flens heen in de moer geschroefde bevestigingschroef naar buiten doet kantelen, met het kenmerk, dat de de bevestigingsmoer bevattende hulpflens en de voering uit één strook elastomeer materiaal zijn gevormd, waarbij op de overgang tussen de eigenlijke voering en de hulpflens een dwarssleuf is aangebracht, waardoorheen de tweede flens steekt.

2. Buisbevestigingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hulpflens een ten opzichte van het binnenomtreksvlak van de voering verzonken liggend contactvlak met de tweede flens heeft, in welk con-tactvlak een uitsparing voor een bevestigingsmoer is aangëbracht.

3. Buisbevestigingsklem volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de klemband en de tweede flens tussen loodrecht van het buitencmtréks-vlak van de voering respectievelijk loodrecht van het contactvlak van de hulpflens uitstékende langsranddelen liggen opgesloten.

4. Voering voor een buisbevestigingsklem volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de strook elastomeer materiaal ook aan zijn andere einde is voorzien van een dwarssleuf, door welke sleuf de eerste flens heen steekt.