NL1033138C2

NL1033138C2 - Pijpbeugel.

Info

Publication number: NL1033138C2
Application number: NL1033138A
Authority: NL
Inventors: Jan Van Walraven
Original assignee: Walraven Holding Bv J Van
Priority date: 2006-12-27
Filing date: 2006-12-27
Publication date: 2008-06-30
Also published as: US8047476B2; ES2700464T3; EP1939507B1; US20090026766A1; PL1939507T3; EP1939507A1

Description

5

Korte aanduiding: Pijpbeugel.

De uitvinding heeft betrekking op een pijpbeugel volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke pijpbeugel is bekend. Bijvoorbeeld uit DE 40 15 404 is een pijpbeugel bekend waarbij de pijpbeugel aan een einde een 10 flens heeft die is voorzien van een van schroefdraad voorziene boring. De spanschroef is in deze boring geschroefd en heeft een vaste stand ten opzichte van de flens. De pijpbeugel heeft aan het andere einde een flens met een uitsparing die aan de van het beugellichaam afgekeerde zijde open is. De uitsparing in de flens 15 heeft een breedte die groter is dan de diameter van de kop van de spanschroef. Aan de van de andere flens afgekeerde zijde van de flens is een tegenhouder aangebracht. De tegenhouder is een afzonderlijk onderdeel dat zwenkbaar aan het beugellichaam bevestigd wordt. De tegenhouder heeft een uitsparing die open is aan de van het 20 beugellichaam afgekeerde zijde en die een kleinere breedte heeft dan de diameter van de spanschroef. Bij het sluiten van de beugel drukt de kop tegen de tegenhouder en zorgt het zwenken van de tegenhouder voor de benodigde speling om de kop van de spanschroef langs de rand van de tegenhouder te brengen om vervolgens met de kop achter de 25 randen van de uitsparing van de tegenhouder te grijpen waarbij de schacht van de spanschroef in de uitsparing wordt opgenomen.

De uitvinding beoogt een vereenvoudigde pijpbeugel te verschaffen.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door middel van 30 een pijpbeugel van het in de aanhef beschreven type, gekenmerkt doordat de eerste flens zodanig gekromd is met een relatief grote krommingsradius, dat het vrije einde van de flens zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekt en het andere einde van de eerste flens vloeiend overgaat in de tangentiële richting van het beugellichaam, 35 doordat in de eerste flens een uitsparing is aangebracht voor de schacht van het spanelement, en in het beugellichaam een op de uitsparing in de eerste flens aansluitende uitsparing is aangebracht waar de kop van het spanelement doorheen past, en - 2 - doordat het beugellichaam, althans nabij het eerste einde, veerkrachtig is uitgevoerd, een en ander zodanig dat, wanneer in gebruik, bij het sluiten van de pijpbeugel, de kop van het spanelement tegen de naar de tweede flens gekeerde zijde van de 5 eerste flens wordt gedrukt, het beugellichaam zodanig gevormd en vervormbaar is dat de kop van het spanelement langs de flens in de richting van de uitsparing in het beugellichaam kan glijden, en dat, wanneer de kop in de uitsparing in het beugellichaam schiet, het beugellichaam terugveert waardoor de schacht van het spanelement in 10 de uitsparing in de flens wordt opgenomen en de kop van het spanelement achter de randen van de uitsparing in de eerste flens grijpt.

De pijpbeugel volgens de uitvinding benodigt geen afzonderlijke onderdelen, omdat de vervormbaarheid van het beugellichaam en de 15 vorming van een geleidingsvlak door de naar de tweede flens gekeerde zijde van de eerste flens, welk geleidingsvlak de kop van het spanelement naar de daartoe bestemde uitsparing in het beugellichaam geleidt bij het dichtdrukken van de pijpbeugel. De pijpbeugel kan daardoor eenvoudig en goedkoop vervaardigd worden. Een verder 20 voordeel is dat het vrije einde van de eerste flens gesloten is, in tegenstelling tot de flens uit bijvoorbeeld DE 40 15 404, waardoor de flens een grotere sterkte heeft.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de pijpbeugel volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de afhankelijke conclusies.

25 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een aanzicht in perpectief toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een pijpbeugel volgens de uitvinding in een geopende toestand, 30 Fig. 2 een aanzicht in perspectief toont van de pijpbeugel van

Fig. 1 tijdens het sluiten ervan,

Fig. 3 een aanzicht in perspectief toont van de pijpbeugel van Fig. 1 in de gesloten toestand, en

Fig. 4 een vooraanzicht toont van een andere 35 voorkeursuitvoeringsvorm van een pijpbeugel volgens de uitvinding.

In Fig. 1-3 is een pijpbeugel 1 getoond met een metalen beugellichaam dat twee beugelhelften 2 resp. 3 omvat. De eerste - 3 - beugelhelft 2 is aan beide einden voorzien van een flens 4 resp. 5.

De tweede beugelhelft 3 is aan beide einden voorzien van een flens 6 resp. 7. In gemonteerde toestand ligt de flens 4 van de eerste beugelhelft 2 tegenover de flens 6 van de tweede beugelhelft 3, en 5 ligt de flens 5 van de eerste beugelhelft 2 tegenover de flens 7 van de tweede beugelhelft 3.

De tweede beugelhelft 3 is aan de buitenzijde voorzien van een moer 15 waarmee de pijpbeugel 1 aan een draadeinde of iets dergelijks opgehangen kan worden. De moer 15 is bijvoorbeeld door lassen 10 bevestigd aan de beugelhelft 3.

De flenzen 6 en 7 in de tweede beugelhelft 3 zijn gelijk uitgevoerd en zijn voorzien van een schroefgat. De flens 5 van de eerste beugelhelft 2 is voorzien van een sleufvormig gat 9.

In gemonteerde toestand is een spanschroef 10 door het 15 langwerpige gat 9 in de eerste beugelhelft 2 gestoken en in het schroefgat in de flens 7 van de tweede beugelhelft 3 gestoken. De flens 5 van de eerste beugelhelft 2 is van de flens 7 van de tweede beugelhelft 3 weggebogen, dit verschaft samen met het langwerpige gat 9 de mogelijkheid om de beugelhelften 2 en 3 open te scharnieren, 20 waarbij aan de diametraal tegenovergelegen zijde een opening 11 wordt vergroot zodat de pijpbeugel 1 om een leiding heen aangebracht kan worden.

Op zich is het ook mogelijk om een andere scharnierconstructie toe te passen om de beugelhelften te verbinden, bijvoorbeeld met aan 25 een beugelhelft een aangevormd T-vormig einddeel en aan de andere beugelhelft een sleufvormig gat, zoals bijvoorbeeld uit EP 597 193 bekend is. Ook zou het beugellichaam eendelig uitgevoerd kunnen zijn, waarbij het beugellichaam zodanig buigbaar is dat de opening 11 groot genoeg kan worden gemaakt om de pijpbeugel om een leiding heen aan te 30 brengen.

De flens 4 van de eerste beugelhelft 2 is gekromd met een relatief grote krommingsradius. Het vrije einde van de flens 4 strekt zich in hoofdzaak in radiale richting uit. Het andere einde van de flens 4 gaat vloeiend over in de tangentiële richting van de eerste 35 beugelhelft 2 van het beugellichaam.

De flens 4 is voorzien van een langwerpige uitsparing 12. Aan het van het vrije flenseinde afgekeerde einde van de langwerpige uitsparing 12 is een erop aansluitende uitsparing 13 aangebracht die - 4 - zich in het gekromde lichaamsgedeelte van de eerste beugelhelft 2 uitstrekt. De uitsparing 13 is breder dan de langwerpige uitsparing 12 in de flens 4.

In gemonteerde toestand wordt de flens 4 van de eerste 5 beugelhelft 2 tegen de van een schroefgat voorziene flens 6 van de tweede beugelhelft 3 aangespannen door middel van een spanschroef 14. De uitsparing 13 in het beugellichaam dient om de kop 14a van de spanschroef 14 doorheen te kunnen steken. De langwerpige uitsparing 12 is smaller dan de kop 14a van de spanschroef 14 maar breed genoeg 10 om de schacht 14b van de spanschroef 14 op te nemen.

De eerste beugelhelft 2 van het beugellichaam is veerkrachtig uitgevoerd.

In gebruik zijn de beugelhelften 2 en 3 door middel van de spanschroef 10 of op een andere wijze scharnierend met elkaar 15 verbonden. In het schroefgat in de flens 6 van de tweede beugelhelft 3 is de spanschroef 14 geschroefd. Gedurende montage wordt de pijpbeugel op de hierboven wijze open gescharnierd en wordt de pijpbeugel om een leiding heen aangebracht. Vervolgens wordt bij het sluiten van de pijpbeugel 1, de kop 14a van de spanschroef 14 tegen 20 de naar de flens 6 gekeerde zijde 4a van de flens 4 gedrukt. De eerste beugelhelft 2 van het beugellichaam wordt door de drukkracht zodanig vervormd dat de kop 14a van de spanschroef 14 langs de zijde 4a van de flens 4 in de richting van de uitsparing 13 in het beugellichaam glijdt. Wanneer de kop 14a van de spanschroef 14 in de 25 uitsparing 13 in het beugellichaam schiet, veert de eerste beugelhelft 2 terug waardoor de schacht 14b van de spanschroef 14 in de langwerpige uitsparing 12 in de flens 4 wordt opgenomen en de kop 14b van de spanschroef 14 achter de randen van de langwerpige uitsparing 12 in de flens 4 grijpt. De beugel 1 is nu om de leiding 30 gesloten. De spanschroeven 10 en 14 kunnen nu worden aangedraaid om de beugelhelften 2 en 3 om de leiding heen te spannen.

In Fig. 4 is een andere pijpbeugel 41 getoond met een metalen beugellichaam dat twee beugelhelften 42 resp. 43 omvat. De eerste beugelhelft 42 is aan beide einden voorzien van een flens 44 resp.

35 45. De tweede beugelhelft 43 is aan beide einden voorzien van een flens 46 resp. 47. In gemonteerde toestand ligt de flens 44 van de eerste beugelhelft 42 tegenover de flens 46 van de tweede beugelhelft - 5 - 43, en ligt de flens 45 van de eerste beugelhelft 42 tegenover de flens 47 van de tweede beugelhelft 43.

De tweede beugelhelft 43 heeft in elk van de flenzen 46 en 47 een schroefgat waar een spanschroef 50 resp. 51 in is geschroefd. De 5 eerste beugelhelft 43 heeft in de flenzen 44 resp. 45 een uitsparing 48 resp. 49 voor de schacht van de respectievelijke spanschroeven 50 en 51. In het beugellichaam is in de eerste beugelhelft 42 een op de uitsparing 48 resp. 49 in de flenzen 44 resp. 45 aansluitende uitsparing 401 resp. 402 is aangebracht waar de kop 50a resp. 51a van 10 de spanschroef 50 resp. 51 doorheen past.

In figuur 4 is de eerste beugelhelft 42 ook in een niet verbonden toestand weergegeven en met verwijzingscijfer 42' aangeduid. Met de pijlen 52 is de bewegingsrichting geïllustreerd wanneer de eerste beugelhelft 42 op de tweede beugelhelft 43 en om 15 een leiding (niet getoond) heen wordt geplaatst. De flenzen 44 en 45 van de beugelhelft 42 worden tegen de kop 50a, 51a van de spanschroeven 50, 51 geplaatst. Door verder druk uit te oefenen wordt de beugelhelft 42 vervormd waarbij de flenzen 44 en 45 naar buiten bewogen worden, wat met pijlen 53 is geïllustreerd. In de figuur aan 20 de rechterzijde zijn in stippellijnen de flens 44 in verschillende standen tijdens het naar buiten bewegen getoond. In de verst naar buiten bewogen stand, kan de kop 50a resp. 51a door de opening 401 resp. 402 gestoken worden, waarna de beugelhelft 42 terug kan veren waarbij de schacht 50b resp. 51b van de spanschroef 50 resp. 51 in de 25 langwerpige opening 48 resp. 49 opgenomen kan worden. De beugelhelften 42 en 43 zijn nu middels deze snelsluiting met elkaar verbonden. Vervolgens kunnen de spanschroeven 50 en 51 nu worden aangedraaid om de beugelhelften 42 en 43 om de leiding heen te spannen.

30 De in Fig. 4 getoonde pijpbeugel 41 heeft als voordeel dat de beugelhelften 42, 43 los en bijvoorbeeld in elkaar genest verpakt kunnen worden, zodat in de verpakking minder loze ruimte nodig is. De monteur hoeft voor gebruik echter niet de pijpbeugelhelften 42, 43 aan elkaar te schroeven. Dit is met name voordelig bij pijpbeugels 35 voor leidingen met grotere diameters.

In een niet getoonde uitvoeringsvorm, die vergelijkbaar is met die in Fig. 4, omvat de pijpbeugel twee dezelfde beugelhelften. Elke beugelhelft heeft dan aan een zijde een flens vergelijkbaar met de - 6 - flens 46, 47 en aan de andere zijde een flens vergelijkbaar met de flens 44, 45. Op deze wijze hoeft slechts één type beugelhelft te worden vervaardigd, wat in het licht van productiekosten gunstig is. Één van de beugelhelften kan na de vervaardiging worden voorzien van 5 een moer, een schroefgat of iets dergelijks om de pijpbeugel aan een draadeinde of iets dergelijks op te kunnen hangen.

In het bovenstaande zijn twee specifieke voorkeursuitvoeringsvormen getoond. Begrepen moet echter worden dat de in de beschrijving en figuren van deze specifieke 10 voorkeursuitvoeringsvormen genoemde en getoonde kenmerken niet beperkend opgevat moeten worden. Er zijn alternatieve uitvoeringsvormen met ten opzichte van de hier specifiek getoonde uitvoeringsvormen gewijzigde of aangepaste kenmerken denkbaar die onder de in de conclusies vastgelegde uitvinding vallen.

1033138

Claims

1. Pijpbeugel voor het bevestigen van een leiding aan een wand, 5 plafond of een andere ondersteuning, omvattende: een beugellichaam met een opening voor het aanbrengen van de pijpbeugel om de leiding, welke opening is begrensd door een eerste einde van het beugellichaam en een tweede einde van het beugellichaam, waarbij aan het eerste einde een eerste zich naar 10 buiten uitstrekkende flens is aangevormd en aan het tweede einde een tweede zich naar buiten uitstrekkende flens is aangevormd, een spanelement dat een kop en een schacht omvat, welk spanelement met zijn kop op het eerste einde van het beugellichaam aangrijpt, en met zijn schacht op het tweede einde aangrijpt, 15 met het kenmerk, dat de eerste flens zodanig gekromd is met een relatief grote krommingsradius, dat het vrije einde van de flens zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekt en het andere einde van de eerste flens vloeiend overgaat in de tangentiële richting van het beugellichaam, 20 dat in de eerste flens een uitsparing is aangebracht voor de schacht van het spanelement, en in het beugellichaam een op de uitsparing in de eerste flens aansluitende uitsparing is aangebracht waar de kop van het spanelement doorheen past, en dat het beugellichaam, althans nabij het eerste einde, 25 veerkrachtig is uitgevoerd, een en ander zodanig dat, wanneer in gebruik, bij het sluiten van de pijpbeugel, de kop van het spanelement tegen de naar de tweede flens gekeerde zijde van de eerste flens wordt gedrukt, het beugellichaam zodanig gevormd en vervormbaar is dat de kop van het spanelement langs de flens in de 30 richting van de uitsparing in het beugellichaam kan glijden, en dat, wanneer de kop in de uitsparing in het beugellichaam schiet, het beugellichaam terugveert waardoor de schacht van het spanelement in de uitsparing in de flens wordt opgenomen en de kop van het spanelement achter de randen van de uitsparing in de eerste flens 35 grijpt. 1033138 - 8 -

2. Pijpbeugel volgens conclusie 1, waarbij de tweede flens is voorzien van een van schroefdraad voorzien gat waar de schacht van het spanelement in is geschroefd.

3. Pijpbeugel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het beugellichaam twee beugelhelften omvat die scharnierend met elkaar zijn verbonden.

4. Pijpbeugel volgens één van de conclusies 1-3, waarbij het beugellichaam een eerste beugelhelft en een tweede beugelhelft omvat, 10 waarbij de eerste flens aan de eerste beugelhelft is aangebracht en de tweede flens aan de tweede beugelhelft is aangebracht, en waarbij aan het andere einde van de eerste en de tweede beugelhelft eveneens een flens is aangebracht welke flenzen door middel van een tweede spanelement met elkaar verbonden zijn. 15

5. Pijpbeugel volgens conclusie 4, waarbij het eerste beugellichaam is voorzien van twee gelijksoortige flenzen, dat wil zeggen twee flenzen waar de respectieve spanelementen met hun kop op aangrijpen, en het tweede beugellichaam is voorzien van twee gelijksoortige 20 flenzen, d.w.z. twee flenzen waar de respectieve spanelementen met hun schacht op aangrijpen.

6. Pijpbeugel volgens conclusie 5, waarbij de flenzen van het eerste beugellichaam en de bijbehorende uitsparingen in de flenzen en in het 25 beugellichaam gelijk gevormd zijn.

7. Pijpbeugel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de flenzen van het tweede beugellichaam gelijk gevormd zijn.

8. Pijpbeugel volgens conclusie 4, waarbij beide beugelhelften hetzelfde zijn uitgevoerd, d.w.z. met een flens waar een van de spanelementen met de kop op aangrijpt en een flens waar het andere spanelement met de schacht op aangrijpt. 1033138