NL1022191C1 - Pijpbeugel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Pijpbeugel.

De uitvinding heeft betrekking op een pijpbeugel voor het bevestigen van een leiding aan een wand, plafond of een 5 andere ondersteuning.

Uit EP 0 908 637 is een pijpbeugel bekend waarbij de spanschroef in een veermoer steekt, die scharnierbaar is afgesteund op de tweede flens van het beugellichaam, terwijl de kop van de spanschroef achter de lippen van de eerste flens kan 10 grijpen. Voor het sluiten van de pijpbeugel kan de spanschroef dieper in de veermoer worden gedrukt en is het niet nodig de spanschroef te draaien, zodat montagetijd kan worden bespaard.

De veermoer is vervaardigd uit verenstaal.

Uit EP 1 022 502 is een pijpbeugel bekend, waarbij het 15 pijpbeugellichaam een eerste flens heeft met lippen waar de kop van een spanschroef achter kan grijpen. Verder heeft deze bekende pijpbeugel aan het andere vrije uiteinde van het beugellichaam geen flens, maar een scharnierbaar met het beugellichaam verbonden veermoer. Deze bekende veermoer is 20 vervaardigd uit verenstalen en is zodanig vormgegeven bij het spannen met een vinger op het spanelement wordt gedrukt terwijl gelijktijdig twee andere vingers op bedieningslippen van de veermoer drukken, zodat de vormelementen van de veermoer uiteen worden gespreid en het spanelement gemakkelijk dieper in de 25 veermoer kan worden gedrukt.

Deze bekende pijpbeugels, in het bijzonder de veermoeren daarvan, hebben een moeilijk te optimaliseren ontwerp als het gaat om de werking en blijken bij de productie nauwelijks voor 30 een acceptabele kostprijs te vervaardigen. Met name blijkt het bij het ontwerp van EP 0 908 637 moeilijk een geschikt compromis te vinden tussen de kracht die moet worden uitgeoefend om de spanschroef verder in de veermoer te drukken enerzijds en de uiteindelijk verkregen houdkracht van de veermoer anderzijds.

35 Bij de uitvoering volgens EP 1 022 502 is dat probleem 1 022 191 I nauwelijks aanwezig maar is de productie van de verenstalen I veermoer met complexe vormgeving tegen acceptabele kosten problematisch.

5 De uitvinding beoogt deze nadelen op te heffen en een pijpbeugel met verbeterde veermoer te verschaffen, die een gemakkelijke en snelle montage van de pijpbeugel mogelijk maakt, voor een aantrekkelijk bedrag te vervaardigen is, en betrouwbaar

De uitvinding verschaft hiertoe een pijpbeugel volgens conclusie 1.

De veermoer is bij voorkeur zodanig vormgegeven dat een 15 axiale verplaatsing van het spanelement ten opzichte van de veermoer, zodanig dat de afstand tussen de kop van het spanelement en de veermoer verkleind wordt, met de hand kan worden gerealiseerd. Het lossen van het spanelement kan bij voorkeur alleen plaatsvinden door het spanelement los te 20 draaien.

De veermoer heeft een kunststof onderdeel en een metalen onderdeel, welke onderdelen elk een of meer vormelementen hebben, die aangrijpen op de schacht van het spanelement en 25 daarmee het spanelement in axiale richting tegen een uit de veermoer trekken borgen.

Bij voorkeur is de schacht van het spanelement voorzien van buitenschroefdraad of een ander uitwendig profiel en zijn de 30 vormelementen van de veermoer voorzien van een op dat profiel aangrijpend complementair profiel.

Bijvoorbeeld vormen de vormelementen van het kunststof onderdeel een of meer segmenten van een binnenschroefdraad, die bij voorkeur op meerdere windingen van het schroefdraadprofiel 35 van het spanelement aangrijpen.

-3-

De aangrijping van de vormelementen van het metalen onderdeel op de schacht van het spanelement zorgt ervoor dat in geval van falen van het kunststof onderdeel van de veermoer, bijvoorbeeld door het smelten ervan bij brand, het spanelement 5 niet losraakt uit de veermoer maar ten minste enige tijd blijft hangen. Hierdoor wordt ongewenst openen van de pijpbeugel ten minste enige tijd voorkomen, hetgeen een vereiste is uit oogpunt van veiligheid.

10 Ook neemt het metalen onderdeel van de veermoer een gedeelte van de totale mechanische belasting op de veermoer op, waardoor de mechanische belasting op het kunststof onderdeel van de veermoer kleiner is dan wanneer er geen metalen onderdeel aanwezig zou zijn. Omdat de mechanische belastbaarheid van 15 gangbare kunststoffen aanzienlijk lager is dan die van gangbare metalen, zoals bijvoorbeeld (veren-)staal, is dit een voordeel bij de dimensionering van het kunststof onderdeel van de veermoer.

20 Bij voorkeur is de veermoer verbonden met het pijpbeugellichaam en in een voorkeursuitvoering beweegbaar ten opzichte van het pijpbeugellichaam, bij voorkeur scharnierbaar.

In een voordelige uitvoeringsvorm is het beugellichaam 25 voorzien van een verende inlage, bijvoorbeeld van rubber, en ligt een bevestigingsorgaan van de veermoer aan tegen de verende inlage. Hierdoor is een verende bevestiging van de veermoer aan de pijpbeugel gerealiseerd.

30 In een alternatieve uitvoeringsvorm is het spanelement met zijn kop scharnierend met het beugellichaam verbonden. Bij deze uitvoeringsvorm wordt voorafgaand aan het aanbrengen van een leiding in de pijpbeugel, de veermoer op de schacht van het spanelement gestoken.

35

De vormelementen van het metalen onderdeel van de veermoer zijn bij voorkeur uitgevoerd als een of meerdere 1022191 -4- verende lippen. Vooral als het metalen onderdeel in hoofdzaak plaatvormig is, leidt dit tot een eenvoudige en goedkope vervaardiging ervan.

5 Bij voorkeur is het metalen onderdeel van de veermoer vervaardigd uit verenstaal.

Bij voorkeur is het metalen onderdeel van de veermoer verbonden met het kunststof onderdeel door middel van een 10 klemverbinding.

In een voordelige uitvoering bevindt het metalen onderdeel van de veermoer zich aan de naar de tweede flens toegewende zijde van de veermoer, zodat bij gesloten pijpbeugel 15 het metalen onderdeel aanligt tegen die tweede flens. Hierdoor steunt het metalen onderdeel van de veermoer zich tegen de tweede flens af als er een trekkracht op het spanelement wordt uitgeoefend. Hierdoor neemt de tweede flens verreweg het grootste deel van een lostrekkracht op het spanelement op. Zo 20 blijven de mechanische belastingen op het kunststof onderdeel van de veermoer beperkt.

Met name bij eenvoudige uitvoeringsvormen, zoals die waarbij het metalen onderdeel in hoofdzaak plaatvormig is, kan 25 het voorkomen dat een trekkracht op het spanelement aanleiding geeft tot een vervorming van de vormelementen die het lostrekken van het spanelement niet verhindert. Om dit te voorkomen, worden in een voordelige uitvoeringsvorm de vormgeving van het metalen onderdeel en van de tweede flens zodanig op elkaar afgestemd dat 30 de vervorming die het metalen onderdeel van de veermoer zou willen ondergaan onder invloed van een trekkracht in het spanelement, wordt onderdrukt door de tweede flens.

In een praktisch voordelige uitvoering daarvan is in de tweede flens een doorsteekopening voor het spanelement voorzien, 35 die - op de plaats waar de vormelementen over de rand van de doorsteekopening steken en in de richting van die vormelementen - met geringe speling de schacht van het spanelement opneemt.

-5-

Bij trekbelasting op het spanelement, hebben de metalen vormelementen dan slechts een geringe niet door de tweede flens ondersteunde lengte aan hun uiteinde en kunnen daardoor doelmatig de uitgeoefende belasting opnemen en overdragen naar 5 de tweede flens.

Om de vervorming van het metalen onderdeel bij het in de veermoer drukken van het spanelement te vergemakkelijken, is bij voorkeur in het kunststof onderdeel achter de vormelementen van 10 het metalen onderdeel een ruimte aanwezig, die een vrije vervorming van het metalen onderdeel onder invloed van het verder in de veermoer drukken van het spanelement mogelijk maakt. Dit verlaagt de kracht die nodig is voor het in de veermoer drukken van het spanelement aanzienlijk.

15

In een voordelige uitvoeringsvorm is bij het eerste uiteinde van het beugellichaam een eerste flens aanwezig, die is voorzien van een sleufuitsparing, die aan drie zijden omsloten wordt door de flens, en aan de van het beugellichaam afgekeerde 20 zijde van de flens open is. Hierdoor ontstaan in de eerste flens twee lippen, die de kop van het spanelement tegenhouden terwijl ze de schacht van het spanelement doorlaten. Bij voorkeur zijn de vrije uiteinden van de lippen enigszins omgebogen in de van de tweede flens afgekeerde richting. Hierdoor wordt een 25 onbedoeld losraken van de pijpbeugel door wegglijden van het spanelement uit de uitsparing in de eerste flens tegengegaan.

De tweede flens heeft in deze voordelige uitvoeringsvorm een langwerpige uitsparing voor het doorlaten van het spanelement, bijvoorbeeld een sleufgat dat aan alle zijden 30 omsloten is door de tweede flens. De veermoer is scharnierend verbonden met het beugellichaam, en bevindt zich vlak achter de tweede flens, aan de zijde die van de eerste flens is afgewend. In een alternatieve uitvoeringsvorm is de veermoer scharnierend verbonden met de tweede vaste flens.

35

In een voordelige uitvoeringsvorm omvat het beugellichaam twee beugeldelen die scharnierend met elkaar verbonden zijn.

ï 0 / VM 9 1 I -6-

In een voordelige uitvoeringsvorm is de pijpbeugel ten minste I over een deel van zijn binnenomtrek bekleed met een inlage van I verend materiaal, bijvoorbeeld rubber, voor het dempen van I 5 trillingen en geluid. Tevens kan deze inlage zo zijn gekozen dat deze voor een verende scharnierverbinding tussen de twee hierboven genoemde beugeldelen zorgt, en/of voor een verende bevestiging van de veermoer.

H 10 Uitvoeringsvoorbeelden van een pijpbeugel voor het bevestigen van een leiding aan een wand, plafond of een andere ondersteuning volgens de uitvinding zullen hierna nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening.

15 In de tekening toont: fig. 1 - een eerste uitvoeringsvorm van een pijpbeugel volgens de uitvinding, in open positie, H fig. 2 - deze eerste uitvoeringsvorm van een pijpbeugel volgens de uitvinding, in half open positie, I 20 fig. 3 - deze eerste uitvoeringsvorm van een pijpbeugel volgens de uitvinding, in gesloten positie, fig. 4 - een detail van de eerste en tweede vaste flens volgens de eerste uitvoeringsvorm, fig. 5 - een detail van een veermoer volgens de eerste 25 uitvoeringsvorm, fig. 6 - een dwarsdoorsnede van een veermoer volgens de eerste uitvoeringsvorm, fig. 7 - een onderaanzicht van een veermoer volgens de eerste uitvoeringsvorm, en 30 fig. 8 - een tweede uitvoeringsvorm van een pijpbeugel volgens de uitvinding, in open positie.

Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van een pijpbeugel volgens de uitvinding. De pijpbeugel omvat een beugellichaam 1, 35 in dit voorbeeld van metaal, dat na montage een leiding omsluit.

Opening 2, begrensd door het eerste en het tweede vrije uiteinde van het beugellichaam 1, zorgt ervoor dat de pijpbeugel om de -7- leiding kan worden aangebracht. Het beugellichaam 1 is voorzien van een bevestigingsorgaan la om de beugel aan een wand of andere ondersteuning te kunnen bevestigen, in de praktijk vaak een moer.

5

Aan het eerste en het tweede vrije uiteinde van het beugellichaam zijn respectievelijk een eerste flens 5 en een tweede flens 6 aangevormd. In de pijpbeugel volgens dit voorbeeld bevindt zich een verende inlage 3, bij voorkeur van 10 rubber. | j

In de eerste flens 5 is een in uitsparing 7 aangebracht die aan de van het beugellichaam 1 afgekeerde zijde van flens 5 open is.

Op deze manier ontstaan twee lippen 8 en 9 in de eerste flens 5.

15 In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn de vrije uiteinden van de eerste flens 5 enigszins omgebogen, in de van de tweede flens 6 afgekeerde richting.

In de tweede flens 6 is een langwerpige uitsparing 10 20 aangebracht, die, in tegenstelling tot uitsparing 7 in de eerste vaste flens 5, aan alle zijden omsloten wordt door de flens 6.

Voor het sluiten en gesloten houden van de pijpbeugel, omvat deze een spanelement 15, welk spanelement 15 een kop 16 en een 25 schacht 17 heeft. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de schacht over de hele lengte voorzien van een buitenschroefdraadprofiel Het is denkbaar dat slechts een deel van de schacht 17 is voorzien van een schroefdraadprofiel of dergelijke.

30

De pijpbeugel heeft een veermoer 30 met een metalen onderdeel 31 en een kunststof onderdeel 35. Het metalen onderdeel 31, dat bij voorkeur gemaakt is van verenstaal, is in hoofdzaak plaatvormig.

Zoals fig. 5 toont, heeft het metalen onderdeel 31 van veermoer 35 30 een kader met daarbinnen twee naar elkaar gerichte verende lippen 32a, 32b. Deze verende lippen 32a, 32b zijn zo vormgegeven dat hun vrije uiteinden 33a, 33b in de ruimte tussen 1922191 I -8- I naast elkaar liggende toppen 18 van de schroefdraad van het spanelement 15 liggen als de veermoer 30 op het spanelement 15 is aangebracht.

I 5 Wordt er vervolgens een axiale kracht aangebracht op het I spanelement 15 terwijl de veermoer 30 op zijn plaats wordt I gehouden, dan buigen de verende lippen 32a, 32b. Hierdoor neemt I de afstand tussen hun respectieve vrij uiteinden 33a, 33b toe.

I Als deze afstand voldoende groot is geworden dan kunnen de I 10 toppen 18 van de schroefdraad van het spanelement 15 passeren.

I De verende lippen 32a, 32b van het spanelement 15 zijn zodanig I vormgegeven dat deze verplaatsing met handkracht gerealiseerd I kan worden.

15 Omgezette klemlippen 34 klemmen het metalen onderdeel 31 vast I aan het kunststof onderdeel 35.

I Zoals de figuren 5,6 en 7 tonen, heeft het kunststof onderdeel I 35 van de veermoer 30 eveneens een kader met daarbinnen twee I 20 naar elkaar gerichte verende lippen, die elk aan hun uiteinde een vormelement 36a, 36b hebben. De twee vormelementen 36a, 36b zijn complementair aan de vorm van de schroefdraad op de I schacht 17 van het spanelement 15. Verstijvingsribben 37 zorgen voor versterking van de verende lippen van het kunststof I 25 onderdeel 35.

De veermoer 30 omvat in de eerste uitvoeringsvorm een bevestigingsorgaan 38, dat integraal is met het kunststof onderdeel 35 van de veermoer 30. Dit bevestigingsorgaan 38 is I 30 door een opening in het beugellichaam 1 gestoken, welke opening daartoe speciaal is aangebracht nabij de tweede flens 6. Voet 39 van de het bevestigingsorgaan 38 bevindt zich tussen het beugellichaam 1 en verende inlage 3. Hierdoor kan veermoer 30 verend scharnieren ten opzichte van tweede vaste flens 6.

Bij het sluiten van de pijpbeugel bewerkstelligt de voet 39 dat de veermoer 30 kantelt ten opzichte van de tweede flens 6, zodat -9- het spanelement 15 in uitsparing 7 komt tussen de lippen 8 en 9 en de situatie van figuur 2 ontstaat.

Vervolgens wordt de afstand tussen de kop 16 van het spanelement 5 15 en de veervoer 30 verkleind. Dit geschiedt bij voorkeur door het plaatsen van de duim op de kop 16, en het plaatsen van de wijs- en middelvinger van dezelfde hand op de veermoer 30, aan weerszijden van de opening voor het spanelement. Door de duim en de vingers naar elkaar toe te bewegen wordt een axiale kracht 10 uitgeoefend en wordt het spanelement 15 verder in de veermoer gedrukt. Uiteindelijk ontstaat daarbij een situatie die vergelijkbaar is met fig. 3.

Bij het verder in de veermoer 30 drukken van het spanelement 15 15 worden de verende lippen 32a, 32b van het metalen onderdeel 31 in de richting van het kunststof onderdeel 35 gedrukt. Om dit gemakkelijk te laten geschieden is er een vrije ruimte 50 aanwezig tussen het metalen onderdeel 31 en het kunststof onderdeel 35. Ook de vormelementen 36 van het kunststof 20 onderdeel 35 van de veermoer 30 worden uiteen gedrukt. Door het uitbuigen van de verende lippen 32a, 32b wordt de afstand tussen hun vrije uiteinden 33a, 33b groter. Ook neemt de onderlinge afstand tussen de vormelementen 36a en 36b toe. Zodra deze afstanden groot genoeg zijn, kan het spanelement 15 passeren.

25

Het weer vergroten van de afstand tussen kop 16 en veermoer 30 kan alleen gerealiseerd worden door een draaibeweging van het spanelement 15 ten opzichte van de veermoer 30, waarbij gebruik wordt gemaakt van de schroefdraad op de schacht 17 van het 30 spanelement 15 in samenwerking met de vormelementen 36 van het kunststof onderdeel 35 en de verende lippen 32a, 32b van het metalen onderdeel 31 van veermoer 30.

Het onder een trekbelasting, met name van de ondersteunde 35 leiding, lostrekken van het spanelement 15 uit veermoer 30 in richting 42 (zie fig. 6) wordt tegengewerkt door de vormgeving - 2 1 .Q 1 ~ I -ιο ί van de veermoer 30 en het samenspel tussen veermoer 30 en tweede I flens 6.

I De vormelementen 36a, 36b van het kunststof onderdeel 35 van de I 5 veermoer 30 liggen enigszins verzonken ten opzichte van het I metalen onderdeel 31 (zie fig. 6). Via schuin omhoog verlopende I veerlippen 51a, 51b zijn ze verbonden met het lijf 52 van het I kunststof onderdeel 35 van veermoer 30. Indien er een I lostrekkracht in de richting 42 op het spanelement 15 wordt I 10 aangebracht, worden de vormelementen 36a, 36b meegetrokken in I richting 42. Door de schuine plaatsing van de veerlippen 51a, I 51b wordt de onderlinge afstand tussen de vormelementen 36a, 36b verkleind. Hierdoor gaan ze strakker tegen het spanelement 15 I aanliggen en wordt de weerstand tegen het lostrekken van I 15 spanelement 15 uit veermoer 30 tegengewerkt.

Door de lostrekkracht in de richting 42 wordt aan de vrije uiteinden 33a, 33b van de verende lippen 32a, 32b in principe ook een verplaatsing in richting 42 opgelegd. In tegenstelling H 20 tot de vormelementen 36a, 36b, zouden de vrije uiteinden daardoor verder uit elkaar komen te liggen. De verplaatsing van de vrije uiteinden 33a, 33b van de verende lippen 32a, 32b wordt echter onderdrukt door de tweede flens 6, waar het metalen onderdeel 31 van de veermoer 30 in deze uitvoeringsvorm tegenaan 25 ligt als de pijpbeugel tegen de leiding aanligt.

Door het onderdrukken van de verplaatsing van de verende lippen I 32a, 32b wordt het grootste deel van de lostrekkracht in richting 42 opgevangen door het metalen onderdeel 31 en de 30 tweede flens 6, waardoor het kunststof onderdeel 35 van de veermoer 30 minder zwaar belast wordt.

Bij een eventueel falen van het kunststof onderdeel 35 van veermoer 30, bijvoorbeeld door smelten in geval van brand, zal H 35 leiding niet direct losraken uit de pijpbeugel doordat het metalen onderdeel 31 van de veermoer 30 het spanelement nog vasthoudt.

'« n r -11-

Fig. 8 toont een tweede uitvoeringsvorm van de pijpbeugel volgens de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm zijn beide vaste flenzen 105,106 voorzien van een uitsparing, analoog aan 5 uitsparing 7 in fig. 4.

Het spanelement 115 is in deze uitvoeringsvorm scharnierend verbonden met beugellichaam 103. Voorafgaand aan het aanbrengen van een leiding in de pijpbeugel wordt losse veermoer 130 een 10 eerste stuk op spanelement 115 geschoven. Veermoer 130 omvat een metalen onderdeel 131 en een kunststof onderdeel 135, analoog aan veermoer 30 van het eerste uitvoeringsvoorbeeld.

De werking van de pijpbeugel volgens het tweede 15 uitvoeringsvoorbeeld verloopt analoog aan de pijpbeugel volgens het eerste uitvoeringsvoorbeeld.

' " ! Q 1 ~

Claims (16)

1. Pijpbeugel voor het bevestigen van een leiding aan een wand, plafond of een andere ondersteuning, die omvat: 5. een beugellichaam met een opening voor het aanbrengen van de pijpbeugel om de leiding, welke opening is begrensd door een eerste en een tweede einde van het beugellichaam, - een spanelement, dat een kop en een schacht omvat, welk spanelement met zijn kop op het eerste einde van het 10 beugellichaam aangrijpt, - een op het tweede einde van het beugellichaam aangrijpende veermoer, in welke veermoer de schacht van het spanelement steekt, - waarbij de veermoer zodanig is uitgevoerd dat het spanelement 15 dieper in de veermoer kan worden gedrukt bij het sluiten van de pijpbeugel, met het kenmerk, 20 dat de veermoer is samengesteld uit een kunststof onderdeel en een metalen onderdeel, waarbij het kunststof onderdeel en het metalen onderdeel elk een of meer vormelementen hebben, die op de schacht van het spanelement aangrijpen en zodanig zijn uitgevoerd dat de schacht langs de vormelementen kan passeren 25 tijdens het dieper in de veermoer drukken van het spanelement en zodanig dat het lostrekken van het spanelement uit de veermoer wordt verhinderd.

2. Pijpbeugel volgens conclusie 1, waarbij de veermoer 30 verbonden is met het tweede einde van het beugellichaam.

3. Pijpbeugel volgens conclusie 2, waarbij het kunststof onderdeel een integraal bevestigingsorgaan heeft, dat de veermoer verbindt met het beugellichaam. 35 -13-

4. Pijpbeugel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een zwenkarm heeft, die zwenkbaar is bevestigd aan het beugellichaam.

5. Pijpbeugel volgens conclusie 4, waarbij het beugellichaam is bekleed met een inlage uit verend materiaal, en waarbij de zwenkarm afsteunt tegen de inlage, zodat de veermoer tegen een veerkracht in zwenkbaar is bevestigd aan het beugellichaam. 10

6. Pijpbeugel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een flens is voorzien bij het tweede einde van het beugellichaam.

7. Pijpbeugel volgens conclusie 6, waarbij de veermoer aan de van het eerste einde van het beugellichaam afgekeerde zijde van de tweede flens is opgesteld.

8. Pijpbeugel volgens conclusie 7, waarbij het metalen 20 onderdeel van de veermoer bij gesloten pijpbeugel direct aanligt en afsteunt tegen de tweede flens.

9. Pijpbeugel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de vormelementen van het metalen onderdeel 25 zijn gevormd door de uiteinden van verende lippen van het metalen onderdeel.

10. Pijpbeugel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de schacht van het spanelement voorzien is 30 van buitenschroefdraad of dergelijk profiel en waarbij de vormelementen van het kunststof onderdeel een profiel hebben, dat complementair is aan het profiel van het spanelement.

11. Pijpbeugel volgens een of meer van de voorgaande 35 conclusies, waarbij het metalen onderdeel van de veermoer een bij voorkeur vlak plaatdeel omvat, dat de verende lippen van het metalen onderdeel vormt, waarbij het kunststof onderdeel in I -14- I indrukrichting van het spanelement gezien achter het plaatdeel I ligt.

12. Pijpbeugel volgens conclusie 11, waarbij het kunststof 5 onderdeel verende lippen heeft, die aan hun naar elkaar toegekeerde vrije uiteinden elk een vormelement hebben.

13. Pijpbeugel volgens conclusies 11 en 12, waarbij de verende lippen van het kunststof onderdeel achter de verende H 10 lippen van het metalen onderdeel liggen.

14. Pijpbeugel volgens een of meer van de conclusies 11-12, waarbij het kunststof onderdeel en/of het metalen onderdeel een raam omvatten, waarbij de verende lippen ten opzichte van het 15 raam naar binnen steken.

15. Pijpbeugel volgens conclusie 14, waarbij het metalen onderdeel omgezette klemlippen heeft, die elk in een sleuf I tussen het raam van het kunststof onderdeel en de verende lippen 20 van het kunststof onderdeel steken.

16. Pijpbeugel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het kunststof onderdeel van de veermoer een ruimte vormt nabij de vormelementen van het metalen onderdeel, 25 welke ruimte het bewegen van de vormelementen van het metalen onderdeel bij het dieper in de veermoer drukken van het spanelement vergemakkelijkt.