NL1031555C2

NL1031555C2 - Pijpbeugel met veermoer.

Info

Publication number: NL1031555C2
Application number: NL1031555A
Authority: NL
Inventors: Jan Van Walraven
Original assignee: Walraven Holding Bv J Van
Priority date: 2006-04-10
Filing date: 2006-04-10
Publication date: 2007-10-11
Also published as: CN101059184A; ES2394007T3; PL1845295T3; EP1845295A1; CN101059184B; US7490388B2; EP1845295B1; US20080019794A1

Description

Korte aanduiding: Pijpbeugel met veermoer.

De uitvinding heeft betrekking op een pijpbeugel volgens de aanhef van conclusie 1.

Dergelijke pijpbeugels zijn bekend.

Uit EP 0 908 637 is een pijpbeugel bekend waarbij de span-5 schroef in een veermoer steekt, die is afgesteund op flens aan het tweede einde van het beugellichaam, terwijl de kop van de spanschroef achter lippen van een flens aan het eerste beugeleinde kan grijpen. De veermoer is gevormd uit verenstaal en is in hoofdzaak ringvormig. Aan een zijde is de veermoer gedeeld en op elk 10 van daar bij elkaar komende einden is de helft van een schroefdraadkraag aangebracht. De schroefdraadkraag heeft meerdere windingen van inwendig schroefdraad waar de schacht van de spanschroef doorheen gedrukt kan worden omdat door de druk van spanschroef de helften van de veer uit elkaar gebogen worden en de 15 helften van de schroefdraadkraag van elkaar wijken. Bij deze bekende veermoer blijkt in de praktijk een hoge drukkracht nodig om de spanschroef er doorheen te drukken.

Uit EP 1 022 502 is een pijpbeugel bekend, met een in hoofdzaak dezelfde veermoer, waarbij echter op elke helft van de schroefdraad-20 kraag een bedieningslip is aangebracht die zich vanaf de schroefdraadkraag naar buiten toe uitstrekt. Deze bekende veermoer is zodanig vormgegeven dat bij het spannen met een vinger op het spanelement wordt gedrukt terwijl gelijktijdig twee ander vingers op de bedieningslippen drukken, zodat de helften van de schroefdraad-25 kraag uiteen worden gespreid en het spanelement erlangs kan passeren. Hierdoor wordt de benodigde drukkracht op de spanschroef beperkt.

De uitvinding beoogt een pijpbeugel te verschaffen met een alternatieve veermoer.

30 Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt met een pijpbeugel volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat de veermoer een basisplaat met een doorgangsopening voor de schacht omvat, alsmede een stel verende scharnierdelen en een stel verbindingsarmen, waarbij de verende lippen van het eerste stel op 1031555 - 2 - een afstand van de basisplaat zijn gelegen en elk aan het tegenover het vrije einde gelegen einde zijn verbonden met een bijbehorende verbindingsarm die zich in hoofdzaak dwars op de verende lip uitstrekt, welke verbindingsarm op zijn beurt door middel van een 5 bijbehorend scharnierdeel met de basisplaat is verbonden.

De veermoer is zodanig vormgegeven dat een axiale verplaatsing van het spanelement ten opzichte van de veermoer, waarbij de afstand tussen de kop van het spanelement en de veermoer wordt verkleind, met de hand kan worden gerealiseerd. Het lossen van het spanelement 10 kan bij voorkeur alleen plaatsvinden door het spanelement los te draaien. De toepassing van de dwars op de veerlippen zich uitstrekkende verbindingsarmen hebben tot gevolg dat bij de veermoer volgens de uitvinding ten opzichte van de bekende veermoeren het spanelement met een geringere kracht door de veermoer heen gedrukt 15 kan worden.

Bij voorkeur is de veermoer volgens de uitvinding uit één stuk vervaardigd van verenstaal, in het bijzonder uit een plaat van verenstaal.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de 20 afhankelijke conclusies.

De uitvinding zal in de navolgende beschrijving nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een aanzicht in perspectief schuin van onderen toont van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een veermoer, 25 Fig. 2 een bovenaanzicht toont van de veermoer van Fig. 1,

Fig. 3 een zijaanzicht toont van de veermoer van Fig. 1,

Fig. 4 een vooraanzicht toont van de veermoer van Fig. 1,

Fig. 5 een onderaanzicht toont van de veermoer van Fig. 1,

Fig. 6 een bovenaanzicht van de veermoer van Fig. 1 in een 30 uitgevouwen toestand toont,

Fig. 7a een aanzicht in perspectief toont van een pijpbeugel voorzien van de veermoer van Fig. 1,

Fig. 7b een zijaanzicht van de pijpbeugel van Fig. 7a voorzien van een inlaag, 35 Fig. 8 een aanzicht in perspectief schuin van onderen toont van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een veermoer,

Fig. 9 een onderaanzicht toont van de veermoer van Fig. 8,

Fig. 10 een zijaanzicht toont van de veermoer van Fig. 8, - 3 -

Fig. 11 een vooraanzicht toont van de veermoer van Fig. 8, en

Fig. 12 een bovenaanzicht van de veermoer van Fig. 8 in een uitgevouwen toestand toont.

5 In Fig. 7a is een pijpbeugel 1 getoond met een beugellichaam 2 omvattende twee beugelhelften 3 resp. 4 die door middel van scharniermiddelen 5 scharnierend met elkaar verbonden zijn. Het beugellichaam 2 heeft een eerste einde 11 en een tweede einde 12 die een opening 6 begrenzen voor het aanbrengen van de pijpbeugel 1 om 10 een leiding 50 (zie Fig. 7b). De opening kan vergroot resp. verkleind worden door de beugelhelften 3 en 4 uit elkaar te scharnieren resp. naar elkaar toe te scharnieren. In Fig. 7b is getoond hoe een trillingsdempende inlaag 51 aan de binnenzijde van het beugellichaam is aangebracht. Deze inlaag 51 is bij voorkeur van 15 een elastomeer, bijvoorbeeld rubber, of een ander veerkrachtig materiaal en heeft een in hoofdzaak C-vormige dwarsdoorsnede. De inlaag 51 grijpt met de flenzen van de C-vorm om het metalen beugellichaam 2.

Bij het eerste einde 11 is een eerste flens 13 aangevormd en 20 bij het tweede einde 12 is éen tweede flens 16 aangevormd.

De eerste flens 13 heeft een sleufvormige uitsparing 14 die aan de van het beugellichaam 2 afgekeerde zijde van de flens open is. Op deze wijze ontstaan twee lippen 15. In het getoonde uitvoerings-voorbeeld zijn de vrije einden 15a van de lippen 15 enigszins 25 omgebogen in een van de tweede flens 16 afgekeerde richting.

In de tweede flens 16 is een langwerpige uitsparing 17 aangebracht die, in tegenstelling tot de uitsparing 14 in de eerste flens 13 aan alle zijden wordt omsloten door de tweede flens 16.

Voor het sluiten en gesloten houden van de pijpbeugel 1, omvat 30 déze een spanelement, in het bijzonder een spanschroef 18 zoals in Fig. 7b is getoond. De spanschroef 18 heeft een kop 19 en een schacht 20 die in het getoonde voorbeeld over de hele lengte is voorzien van uitwendig schroefdraad. De schacht zou ook over een gedeelte van de lengte kunnen zijn voorzien van een 35 schroefdraadprofiel of iets dergelijks. Aan de tweede flens 16 is een bij voorkeur verenstalen veermoer 30 aangebracht om samen te werken met het spanelement 18 om de pijpbeugel 1 gesloten te houden.

- 4 -

De veermoer 30 heeft een basisplaat 31 met een doorgangsopening 32 voor de schacht 20 van de spanschroef 18. In het getoonde voorbeeld heeft de basisplaat 31 een rechthoekige vorm, maar dit kan ook een andere vorm zijn. Evenwijdig aan de basisplaat 31 strekken 5 zich twee naar elkaar gerichte verende lippen 33a, 33b uit. De verende lippen 33a, 33b zijn zodanig vormgegeven dat de randen aan hun vrije einden 34a, 34b op de schacht 20 van het spanelement 18 aangrijpen. De randen zijn zodanig scherp dat zij zich in de ruimte tussen de naburige toppen van de schroefdraad van het spanelement 18 10 worden opgenomen wanneer het spanelement 18 in de veermoer 30 is aan-gebracht. De genoemde randen hebben bij voorkeur een cirkelboogvorm zoals in Fig. 2 te zien is.

Eveneens evenwijdig aan de basisplaat 31 strekken zich verbindingsarmen 35a, 35b uit vanaf een stel verende scharnierdelen 15 36a, 36b. De scharnierdelen 36a, 36b zijn met de basisplaat 31 verbonden. Elk van de verbindingsarmen 35a, 35b is aan het van het bijbehorende scharnierdeel 36a, 36b afgekeerde einde verbonden met een verende lip 33a, 33b, waarbij de verende lip 33a, 33b zich in hoofdzaak dwars, bij voorkeur loodrecht op de verbindingsarm 35a, 20 35b en in de richting van de hartlijn van de doorgangsopening 32 uitstrekt.

Aan de tegenover de scharnierdelen 36a, 36b gelegen zijde, van de basisplaat 31 is een zwenkarm 37 aangebracht die in de figuren is weergegeven als een omhoog gebogen lip. De zwenkarm 37 dient als 25 bevestigingsorgaan voor het bevestigen van de veermoer 30 aan de beugelhelft 4 door deze door een daartoe nabij de tweede flens 16 aangebrachte opening 19 te steken. Alhoewel dit hier niet is getoond, kan het bevestigingsorgaan ook als een lip zijn met in dwarsrichting uitstekende delen uitgevoerd zijn, bijvoorbeeld als 30 een T-vormig orgaan, waarbij de dwarsdelen achter de randen van de opening in de beugelhelft 4 grijpen. De zwenkarm 37 bevindt zich in gemonteerde toestand tussen het beugellichaam 2 en de verende inlaag 51 waardoor de veermoer 30 verend kan scharnieren ten opzichte van de tweede flens 16.

35 Het is ook mogelijk om de veermoer op een andere wijze dan met een zwenkarm aan het beugellichaam 2 te bevestigen, bijvoorbeeld door aan de randen van basisplaat lippen aan te vormen die om de flens 16 gebogen kunnen worden.

- 5 -

Op de basisplaat 31 is aan de naar de veerlippen 33a, 33b gekeerde zijde onder elke verbindingsarm 35a, 35b een aanslagorgaan 38 aangebracht door een lip vanuit de basisplaat 31 in de richting van de verbindingsarm 35a, 35b om te zetten. Wanneer in gemonteerde 5 toestand het spanelement 18 uit de veermoer 30 wordt teruggetrokken, worden de verbindingsdelen 35a, 35b tegenhouden door hun bijbehorende aanslagorgaan 38.

Op de basisplaat 31 is aan de naar de veerlippen 33a, 33b gekeerde zijde rond de doorgangsopening 32 een integraal met de 10 basisplaat 31 gevormd ringvormig uitsteeksel 39 aangebracht dat dienst doet als aanslagorgaan voor de vrije einden 34a, 34b van de verende lippen 33a, 33b. Wanneer in gemonteerde toestand het spanelement 18 uit de veermoer 30 wordt teruggetrokken, worden de vrije einden 34a, 34b van de verende lippen 33a, 33b tegengehouden 15 door het ringvormige aanslagorgaan 39.. In plaats van een ringvormig aanslagorgaan 39 kunnen ook meerdere aanslagorganen aangebracht zijn die de verende lippen 33a, 33b tegenhouden bij een terugtrekkende beweging van het spanelement 18.

De aanslagorganen 38 en 39 zorgen ervoor dat de vrije einden 20 34a, 34b van de verende lippen 33a, 33b niet zover in de richting van de basisplaat 31 kunnen buigen dat de schacht 20 van het spanelement 18 tussen de vrije einden 34a, 34b kan passeren, zoals dat wel in de andere richting mogelijk is.

De getoonde veermoer 30 is uit één stuk uit een verenstalen 25 plaat vervaardigd door stansen of snijden en buigen. In Fig. 6 is een plaatvormig lichaam 30' met uitgesneden buitencontour en uitsparingen getoond voordat deze wordt gebogen tot de veermoer 30 die in Fig. 1-5 is getoond. De verwijzingscijfers behorend bij de hiervoor beschreven onderdelen van de veermoer 30 zijn in Fig. 6 van 30 een accentteken voorzien. De scharnierdelen 36a, 36b worden gevormd door de delen 35a', 35b' voor het vormen van de verbindingsarmen 35a, 35b over 180° terug te vouwen tot boven de basisplaat 31, waardoor de scharnier-delen 36a, 36b als een bochtstuk van 180° gevormd worden. De zwenkarm 37 wordt gevormd door de lip 37' over 35 een hoek, bij voorkeur over een hoek van ongeveer 60° omhoog te buigen. De aanslagorganen 38 worden gevormd door aan elke zijde van de basisplaat een lip 38'uit te snijden en deze vervolgens vanuit de basisplaat 31 in de richting van de verbindingsarm 35a, 35b om te - 6 - zetten. De aanslag 39 wordt gevormd bij het uitstansen van de doorgangsopening 32' in de basisplaat 31'.

In Fig. 8-11 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een veermoer getoond, die uit één stuk uit een verenstalen plaat is 5 gevormd.

De veermoer 40 heeft een basisplaat 41. Evenwijdig aan de basisplaat 41 strekt zich een eerste stel verende lippen uit, welk eerste stel twee naar elkaar gerichte verende lippen 43a, 43b omvat. De verende lippen 43a, 43b zijn zodanig vormgegeven dat de randen 10 aan hun vrije einden 44a, 44b op de schacht 20 van het spanelement 18 aangrijpen en zich in de ruimte tussen de naburige toppen van de schroefdraad van het spanelement 18 bevinden wanneer het spanelement 18 in de veermoer 30 is aangebracht. De verende lippen 43a, 43b zijn telkens door middel van een verbindingsarm 45a, 45b en een 15 scharnierdeel 46a, 46b op een overeenkomstige wijze met de basisplaat 41 verbonden als de verende lippen 33a, 33b met de basisplaat 31 van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm van Fig. 1- 5.

In de basisplaat 41 is een tweede stel verende lippen gevormd, 20 welk tweede stel twee naar elkaar toe gekeerde verende lippen 49a, 49b omvat die zich in het vlak van de basisplaat 41 uitstrekken. De vrije einden van de verende lippen 49a, 49b begrenzen de doorgangsopening 42 voor de schacht van het spanelement. De verende lippen 49a, 49b van het tweede stel strekken zich dwars en bij voorkeur 25 onder een hoek van 90° ten opzichte van de verende lippen 43a, 43b uit zoals het beste in Fig. 9 te zien is. Het eerste stel verende lippen en het tweede stel verende lippen strekken zich elk in evenwijdig aan elkaar gelegen vlakkén uit.

Op de basisplaat 41 zijn aan de naar de veerlippen 43a, 43b 30 gekeerde zijde onder elke verende lip 43a, 43b een aanslagorgaan 48 aangebracht door een in de basisplaat 31 gevormde lip 48'(zie Fig. 12) in de richting van de verende lip 43a, 43b om te zetten. Wanneer in gemonteerde toestand het spanelement 18 uit de veermoer 40 wordt teruggetrokken, worden de verende lippen 43a, 43b van het eerste 35 stel tegenhouden door hun bijbehorende aanslagorgaan 38. Omdat de basisplaat 41 bij het uittrekken van het spanelement 18 tegen de tweede flens 16 van de pijpbeugel 1 aan komt te liggen, worden de verende lippen 49a, 49b van het tweede stel door de flens 16 - 7 - tegengehouden en kunnen niet wijken om de schacht van het spanelement 18 te laten passeren.

Aan de tegenover de scharnierdelen 46a, 46b gelegen zijde van de basisplaat 41 is een zwenkarm 47 aangebracht dat in de figuren is 5 weergegeven als een omhoog gebogen lip. Deze zwenkarm 47 is overeenkomstig gevormd als de zwenkarm 37 van de in Fig. 1-5 getoonde uitvoeringsvorm en heeft dezelfde functie, namelijk die van bevestigingsorgaan om de veermoer 40 met het beugellichaam te bevestigen. De zwenkarm 47 zou ook anders gevormd kunnen zijn, 10 bijvoorbeeld in hoofdzaak T-vormig.

De getoonde veermoer 40 is uit één stuk uit een verenstalen plaat vervaardigd door stansen of snijden en buigen. In Fig. 12 is een plaatvormig lichaam 40' met uitgesneden buitencontour en uitsparingen getoond voordat deze wordt gebogen tot de veermoer 40 15 die in Fig. 8-11 is getoond. De verwijzingscijfers behorend bij de hiervoor beschreven onderdelen van de veermoer 40 zijn in Fig. 12 van een accentteken voorzien.

Overigens zou de veermoer 40, maar ook de veermoer 30 ook uit een ander materiaal dan verenstaal vervaardigd kunnen worden, 20 bijvoor-beeld roestvast staal.

De getoonde uitvoeringsvormen van de veermoeren 30 en 40 zijn symmetrisch ten opzichte van een middenvlak dat zich loodrecht op het de richting van eerste stel verende lippen 33a, 33b, 43a, 43b uitstrekt, maar dit is niet noodzakelijk.

25 1031555

Claims

1. Pijpbeugel voor het bevestigen van een leiding aan een wand, plafond of een andere ondersteuning, omvattende: 5. een beugellichaam met een opening voor het aanbrengen van de pijpbeugel om de leiding, welke opening is begrensd door een eerste en een tweede einde van het beugellichaam, een spanelement, dat een kop en een schacht omvat, welk spanelement met zijn kop op het eerste einde van het 10 beugellichaam aangrijpt, een op het tweede einde van het beugellichaam aangebrachte veermoer voorzien van een eerste stel verende lippen met naar elkaar toegekeerde vrije einden, in welke veermoer de schacht van het spanelement steekt waarbij de 15 vrije einden van de lippen aangrijpen op de schacht, waarbij de veermoer zodanig is uitgevoerd dat het spanelement dieper in de veermoer kan worden gedrukt bij het sluiten van de pijpbeugel waarbij de schacht langs de vrije einden van de lippen kan passeren en zodanig dat het lostrekken van het spanelement uit de veermoer 20 wordt verhinderd, met het kenmerk, dat de veermoer een basisplaat met een doorgangs-opening voor de schacht omvat, alsmede een stel verende scharnier-delen en een stel verbindingsarmen, waarbij de verende lippen van het eerste stel op een afstand van de basisplaat zijn gelegen en elk 25 aan het tegenover het vrije einde gelegen einde zijn verbonden met een bijbehorende verbindingsarm die zich in hoofdzaak dwars op de verende lip uitstrekt, welke verbindingsarm op zijn beurt door middel van een bijbehorend scharnierdeel met de basisplaat is verbonden. 30

2. Pijpbeugel volgens conclusie 1, waarbij de veermoer uit één stuk is gevormd uit metaal.

3. Pijpbeugel volgens conclusie 2, waarbij de veermoer uit één stuk 35 is vervaardigd uit een metalen plaat.

4. Pijpbeugel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de veermoer is vervaardigd uit verenstaal. 1031555 - 9 -

5. Pijpbeugel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de veermoer is vervaardigd uit roestvast staal.

6. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 5 vrije einde van de verende lip een rand omvat die aangrijpt op de schacht.

7. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsarmen zich in hoofdzaak evenwijdig aan de basisplaat 10 uitstrekken.

8. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verende lippen van het eerste stel zich in hoofdzaak evenwijdig aan de basisplaat uitstrekken. 15

9. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verende scharnierdelen behorend bij een stel lippen zich aan dezelfde zijde van de basisplaat bevinden.

10. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de veermoer aanslagorganen omvat die op de basisplaat aan de naar de veerlippen gekeerde zijde ter plaatse van een verbindingsarm zijn aangebracht en die de verbindingsarmen of verende lippen tegenhouden wanneer het spanelement wordt teruggetrokken. 25

11. Pijpbeugel volgens conclusie 10, waarbij de aanslagorganen voor de verbindingsarmen integraal aan de basisplaat telkens zijn gevormd als een in de richting van het betreffende verbindingsdeel omgezette aanslaglip. 30

12. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij op de basisplaat aan de naar de veerlippen gekeerde zijde ten minste een aanslagorgaan is aangebracht die de betreffende veerlip tegenhoudt wanneer het spanelement wordt teruggetrokken. 35

13. Pijpbeugel volgens conclusie 12, waarbij het aanslagorgaan voor de verende lippen een integraal met de basisplaat ringvormig - 10 - uitsteeksel omvat dat rond de doorgangsopening in de basisplaat is aangebracht.

14. Pijpbeugel volgens conclusie 12, waarbij het aanslagorgaan voor 5 de verende lippen een integraal met de basisplaat gevormde omgezette aanslaglip omvat.

15. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan de basisplaat een tweede stel verende lippen integraal is gevormd 10 met naar elkaar toegekeerde vrije einden.

16. Pijpbeugel volgens conclusie 15, waarbij de vrije einden van het tweede stel verende lippen de doorgangsopening in de basisplaat voor de schacht begrenzen. 15

17. Pijpbeugel volgens conclusie 15 of 16, waarbij elk stel verende . lippen twee verende lippen omvat, die in een denkbeeldig in hoofdzaak plat vlak zijn gelegen, waarbij elk bij een stel verende lippen behorend vlak zich in hoofdzaak evenwijdig aan het bij het 20 andere stel verende lippen behorende vlak uitstrekt.

18. Pijpbeugel volgens een van de conclusies 15-17, waarbij de verende lippen van elk stel zich dwars op de verende lippen van het ander stel uitstrekken. 25

19. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan de basisplaat een integraal bevestigingsorgaan is aangebracht dat de veermoer verbindt met het beugellichaam.

20. Pijpbeugel volgens conclusie 19, waarbij het bevestigingsorgaan een zwenkarm heeft, die zwenkbaar is bevestigd aan het beugellichaam.

21. Pijpbeugel volgens conclusie 20, waarbij het beugellichaam aan 35 de binnenzijde is bekleed met een inlaag uit een veerkrachtig materiaal, en waarbij de zwenkarm afsteunt tegen de inlaag, zodat de veermoer tegen de veerkracht van de inlaag in zwenkbaar is bevestigd aan het beugellichaam. - 11 -

22. Pijpbeugel volgens een van de conclusies 19-21 voorzover afhankelijk van conclusie 8, waarbij het integrale bevestigingsorgaan aan de tegenovergelegen zijde van de basisplaat 5 is aangebracht als de verende scharnierdelen.

23. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een flens is voorzien bij het tweede einde van het beugellichaam.

24. Pijpbeugel volgens conclusie 23, waarbij de veermoer zich aan de van het eerste einde afgekeerde zijde van de flens bevindt.

25. Pijpbeugel volgens conclusie 24, waarbij de basisplaat van de veermoer tegen de flens aanligt en waarbij het eerste stel verende 15 lippen zich in indrukrichting van het spanelement achter de basisplaat bevindt.

26. Pijpbeugel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de schacht van het spanelement is voorzien van buitenschroefdraad of 20 iets dergelijks.

27. Veermoer voor een pijpbeugel, welke veermoer is gevormd zoals omschreven in een van de voorgaande conclusies. 1 031 555,