NL1007879C2 - Smeerinrichting voor het smeren van de profielbuizen van een telescoop-as. - Google Patents

Description

Smeerinrichting voor het smeren van de profielbuizen van een telescoop-as

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een smeerinrichting voor het smeren van tenminste één glijvlak-5 segment van een telescoop-as met twee in elkaar geschoven, voor het overbrengen van draaimoment dienende en ten opzichte van elkaar langs een lengteas verstelbare profielbuizen, namelijk een buitenliggende profielbuis en een daarin zittende profielbuis, en met een naar de binnenliggende pro-10 fielbuis toegekeerd smeerelement voor het doorgeven van smeermiddel aan het te smeren glijvlaksegment, evenals een telescoop-as met een dergelijke smeerinrichting.

Een dergelijke smeerinrichting is beschreven in DE 42 37 176 C1 . De smeerinrichting omvat een eerste vormstuk, dat 15 is aangebracht in een van de cardanvork van een cardankoppe-lingsas verwijderd einde van een binnenliggende profielbuis. De beide einden van het zich haaks op de langsas van de profielbuis uitstrekkende vormstuk zitten daarbij in radiaal lopende boringen van de binnenliggende profielbuis. Het 20 eerste vormstuk bezit een doorgaande boring, die ten opzichte van deze boringen open is. Deze boringen in de binnenliggende profielbuis liggen tegenover de dragende oppervlakseg-menten van de buitenliggende profielbuis, zodat de op elkaar glijdende en aan de overbrenging van draaimoment deelhebben-25 de draagvlaksegmenten van binnenliggende en buitenliggende profielbuis van tijd tot tijd bij het smeren worden voorzien van smeermiddel. Dit geschiedt met behulp van een tweede profielstuk, dat is aangebracht in het aan vorkzijde gelegen einde van de binnenliggende profielbuis, en de eraan toege-30 wezen smeernippel evenals een de beide verbindende slang. Het smeren vindt periodiek plaats door de gebruiker. Hierbij is echter van nadeel, dat het nasmeren kan worden vergeten resp. dan wanneer smering plaatsvindt, smeermiddel wordt toegevoerd in een grotere hoeveelheid, dan voor de betref-35 fende toestand nodig is.

»1 007879 2

In DE—PS 918 007 is een draaismering voor een cardan—as voor motorvoertuigen beschreven, waarbij een vulruimte en een bufferruimte zijn verschaft, welke door een terugslagklep met elkaar zijn verbonden, zodat tijdens het bedrijf 5 olie vanuit de vulruimte via de wigvertanding in de buffer-ruimte en dan weer door de terugslagklep in de vulruimte terecht kan komen. Deze beweging moet door de gewoonlijk schuine inbouwstand van de cardan-as in het motorvoertuig bevorderd worden.

10 In DE-GM 19 92 804 is een automatische smeerinrichting voor cardan-assen beschreven, waarbij tussen het einde van een in een vertande huls met een vertanding zittende pro-fielpen en een in de huls zittend deksel een smeermiddelvo-lume bevoorraad is, dat door een zich in de schuifhuls 15 bevindende smeernippel met smeermiddel gevuld kan worden. Van dit naar deze ruimte wijzende kopvlak van de schuifpen gaat een op de langsas ervan gecentreerde boring uit, die communiceert met van daaraf radiaal lopende boringen, die in het buitenoppervlak van de schuifpen eindigen. Bij de optre-20 dende pompbeweging, d.w.z., bij verkleining van de ruimte die het smeermiddel opneemt, komt smeermiddel via de boringen terecht in het gebied tussen de vertandingen van schuifhuls en schuifpen om deze te smeren.

Bij de uitvoeringsvormen, waarbij smeermiddel door 25 verkleining van een smeermiddel-voorraadruimte tussen de aan de verschuiving deelnemende partners, namelijk de schuifpen en de schuifhuls, terechtkomt, is het van nadeel, dat de pompbeweging een hogere druk opbouwt, die tot een zwaardere belasting van de lagering van de scharnieren 30 leidt. Dergelijke smeerinrichtingen zijn niet geschikt voor toepassing bij cardan-assen die bij landbouwmachines worden gebruikt. Bij zulke machines treden lange stilstandtijden op door het seizoengebonden gebruik van de toestellen. Bovendien is de speling tussen de schuifprofielen groter, dan dit 35 het geval is bij cardan-assen, zoals deze bijvoorbeeld voor p1 007 879 3 het aandrijven van motorvoertuigen of in de machinebouw worden gebruikt.

De uitvinding heeft daarom tot doel, een smeerinrich-ting voor een telescoop-as met twee in elkaar geschoven en 5 ten opzichte van elkaar langs een langsas verstelbare pro-fielbuizen te verschaffen, die een smering voor een lange periode garandeert.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, doordat het smeerelement een behuizing bezit, op zijn 10 minst één smeerklep, die een met het glijvlaksegment van de buitenliggende profielbuis in contact te brengen stoter, die via een klepboring uit de behuizing is geleid, een bij de stoter behorend kleplichaam, dat in dichtend contact met een zitting van de behuizing kan worden gebracht, en een gelei-15 dingskanaal, waar doorheen het smeermiddel naar het glij-vlaksegment kan worden gebracht, alsmede een het kleplichaam belastende veer bezit, en dat verder is voorzien in een reservoir, dat het smeerelement voorziet van smeermiddel.

Bij deze uitvoering is het van voordeel, dat het nasme-20 ren van de telescoop-as met twee profielbuizen, die gewoonlijk wordt gebruikt voor het aandrijven van landbouwwerktuigen of arbeidsmachines, pas dan wordt geactiveerd, wanneer de profielbuizen in elkaar worden geschoven, dus een montage plaatsvindt. Zolang deze constructiedelen niet in elkaar 25 gezet zijn, kan ook geen smeermiddel uittreden.

Bij een uitvoering van de uitvinding is het mogelijk, het leidingkanaal te realiseren door tenminste één in de stoter aangebrachte groef of anders door een tussen het buitenoppervlak van de stoter en de wand van de klepboring 30 aanwezige spleet.

Bij de laatste uitvoeringsvorm is van voordeel, dat pas door de beweging van het binnenliggende profiel ten opzichte van het buitenliggende profiel in verschuivingsrichting en eventueel aanvullend in omtreksrichting in het gebied van de 35 speling een relatieve beweging tussen de boring en de stoter »1 007879 4 optreedt, die een pompeffect laat ontstaan, dat geringe hoeveelheden vet laat uittreden.

Voor een uitvoeringsvorm, waarbij het geleidingskanaal wordt gevormd door een groef, kan bij voorkeur een realise-5 ring zodanig worden getroffen, dat de omtreksspeling tussen de binnenliggende en buitenliggende profielbuis wordt gebruikt om de klep te openen, dat wil zeggen, het kleplichaam van zijn zitting op te lichten.

Voor een verdere concretisering van de uitvinding is 10 erin voorzien, dat het reservoir is uitgevoerd in de vorm van een bij de behuizing horend behuizingssegment, dat een naar de binnenkant van de behuizing open voorraadruimte bezit, waaraan een door een belastingsmiddel belaste zuiger is toegewezen, die samen het in de voorraadruimte aanwezige 15 smeermiddel op druk belasten.

Daarbij wordt de kracht van het belastingsmiddel voor de zuiger zodanig gerealiseerd, dat voor een uitvoeringsvorm, waarbij tussen het buitenvlak van de stoter en de wand van de deze opnemende klepboring een speling aanwezig is, 20 deze niet voldoende is, om vet naar buiten te drukken, ofschoon de klep op zich door het in de buitenliggende profielbuis schuiven van de binnenliggende profielbuis met de smeerinrichting geopend is. In geval van het benutten van de omtreksspeling tussen de beide profielen voor het openen 25 van de klep kan de door het belastingsmiddel geproduceerde kracht op de zuiger zodanig gedimensioneerd zijn, dat steeds dan, wanneer draaimoment aanligt, ook een zekere hoeveelheid smeermiddel kan uittreden. Bij voorkeur is het belastingsmiddel uitgevoerd als drukveer. Verder is voorgesteld, om 30 voor het met smeermiddel vullen van de voorraadruimte een vulklep te verschaffen. Als alternatief wordt voorgesteld, om het reservoir uit te voeren in de vorm van een cartouche die van de behuizing gescheiden is. Behuizing en cartouche zijn voorzien van aansluitmiddelen voor verbinding. De 35 cartouche is dus verwisselbaar.

*1 0 07 8 7 9 5

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een telescoop-as met een smeerinrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de stoter van de klep door een doorboring van de binnenliggende profielbuis heen gevoerd is 5 en over het buitenoppervlak van de binnenliggende profielbuis uitsteekt naar het binnenoppervlak van de buitenliggen-de profielbuis. Bij een uitvoering van deze oplossing is voor een telescoop-as, waarbij de binnenliggende profielbuis en de buitenliggende profielbuis profielsegmenten bezitten, 10 die voor draaimoment-overbrenging voor elke draairichting afzonderlijk actieve glijvlaksegmenten hebben, erin voorzien, om per draairichting een klep aan te brengen en het uitsteken van de stoter over het buitenoppervlak zodanig te dimensioneren, dat deze een grootte aanneemt, die groter dan 15 nul en gelijk resp. kleiner dan de helft van de uit de draaispeling tussen de beide profielbuizen resulterende verstelling is, waarbij deze maat ook overeenkomt met de openingsweg van de stoter resp. het kleplichaam.

Twee voorkeuruitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding 20 en de toepassing ervan bij een cardan-as voor het aandrijven van resp. voor aandrijvingen in landbouwwerktuigen en ar- beidsmachines zijn in de tekening schematisch weergegeven.

Daarbij toont figuur 1 een aanzicht van een langsdoorsnede van een 25 cardan-as van een landbouwwerktuig met een smeerinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een eerste uitvoeringsvorm van een smeerinrichting volgens de onderhavige uitvinding en de aanbrenging ervan in een eerste uitvoering van een telescoop-as met 30 profielbuizen in een langsdoorsnede; figuur 3 een zijaanzicht van figuur 2; figuur 4 een afbeelding overeenkomstig figuur 2, met een smeerinrichting, waarbij het reservoir is verschaft in de vorm van een cartouche en is voorzien in een telescoop-35 as, waarvan de profielbuizen ingetrokken profielsegmenten p1 007 879 6 met twee flanken voor de overbrenging van draaimoment bezitten, en per flank een klep is verschaft; en figuur 5 een aanzicht van een doorsnede langs snijlijn V - V van figuur 4.

5 In figuur 1 is een cardan-as te zien, zoals voor de aandrijving van landbouwwerktuigen, bijvoorbeeld tussen de pen-as van een tractor en de ingaande as van een inrichting is aangebracht. De cardan-as omvat twee scharnieren, namelijk de beide scharnieren 1, 1 ' . De eerste cardanvorken 2, 10 2' ervan dienen voor aansluiting op een aandrijvende resp.

aan te drijven as. Daarmee is een tweede cardanvork 3, 3' scharniernend verbonden via een pennenkruis 4, 4', zodat de cardanvorken 2, 3; 2', 3' ruimtelijke afbuiging ten opzichte van elkaar kunnen maken. De beide scharnieren 1, 1' zijn met 15 elkaar verbonden door een telescoop-as 5, die een buitenlig-gende profielbuis 6 en een binnenliggende profielbuis 7 omvat. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de buitenlig-gende profielbuis 6 vast verbonden met de tweede cardanvork 3' van het scharnier 1'. De binnenliggende profielbuis 7 is 20 vast verbonden met de tweede cardanvork 3 van het scharnier 1 . De binnenliggende profielbuis 7 steekt in de buitenlig-gende profielbuis 6. Beide hebben in doorsnede een zodanige vorm, dat een draaimoment-overbrenging om de langsas 14 mogelijk is, terwijl zij in de richting van de langsas 14 in 25 elkaar verschuifbaar zijn, zodat een afstandsverandering tussen de beide scharnieren 1, 1' kan optreden.

In figuur 1 is de cardan-as in de verkorte positie weergegeven, dat wil zeggen dat de beide profielbuizen 6, 7 zo ver mogelijk in elkaar geschoven zijn. Verder bezit de 30 cardan-as een beveiligingsinrichting. Deze omvat een op de cardanvork 3’ van het scharnier 1' door het bevestigingsdeel 111 draaibaar gemonteerde beschermingsbuis 8 en een bescher-mingstrechter 10', die het scharnier 1 1 op zijn minst voor een deel bedekt. In de buitenliggende beschermingsbuis 8 is 35 een binnenliggende beschermingsbuis 9 gestoken, die via een bevestigingsdeel 11 op de cardanvork 3 van het scharnier 1 p1 007879 7 is gemonteerd en verder is voorzien van een beschermings-trechter 10, die het scharnier 1 op zijn minst voor een deel bedekt. Deze beschermingsinrichting kan door middel van een vasthoudmiddel 12 in de vorm van een ketting worden vastge-5 legd aan een plaatsvast deel van een inrichting, zodat dan, wanneer de scharnieren 1 , 1 1 met de door de beide profiel- buizen 6, 7 gevormde telescoop-as 11 roteren, de bij de beschermingsinrichting behorende constructiedelen stilstaan. Hierdoor is een beveiliging tegen aanraken ontstaan. Dit 10 houdt in, dat een bedieningspersoon niet bij de roterende constructiedelen kan komen.

Verder is aangegeven, dat vanaf het vrije einde van de binnenliggende profielbuis 7 een smeerinrichting 13 in de holle ruimte 18 van het binnenliggende profiel 7 is gescho-15 ven en naar diens einde toe, dat wil zeggen op het naar het scharnier 1' wijzende einde is aangebracht. De buitenliggen-de profielbuis 6 en de binnenliggende profielbuis 7 kunnen voor draaimoment-overbrenging bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als zogenaamde twee ribben-buizen, waarbij twee diametraal 20 aangebrachte vormingen in de gedaante van ribben aanwezig zijn, die in elkaar grijpen, zodat tussen beide draaimoment overgebracht kan worden en een overlangse verschuiving van de beide ten opzichte van elkaar langs de langsas 14 mogelijk is. Voor het overbrengen van draaimoment liggen de 25 oppervlaksegmenten in het gebied van de vormingen tegen elkaar aan. Daarbij is tussen de vormingen van binnenliggende profielbuis 7 en buitenliggende profielbuis 6 een zekere werkingsspeling in omtreksrichting gegeven. Een uitvoeringsvorm van de smeerinrichting voor zulke als twee ribben-30 buizen uitgevoerde profielbuizen, met naar buiten gerichte vormingen, is aan de hand van de figuren 2 en 3 nader toegelicht.

Als alternatief is ook een uitvoeringsvorm van de beide profielbuizen bekend, waarbij twee vormingen, die diametraal 35 zijn aangebracht, vanaf het buitenoppervlak van de anders ronde buis naar binnen gericht zijn en in ingrijping zijn p1 007879 8 met een groef, die eveneens gevormd is door een naar binnen gerichte intrekking in de binnenliggende profielbuis. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm ontstaan gedefinieerde flanken. De voor een dergelijke uitvoering bijzonder geschikte 5 uitvoeringsvorm van een smeerinrichting is toegelicht aan de hand van de figuren 4 en 5.

De figuren 2 en 3 tonen de toewijzing van een eerste uitvoeringsvorm van een smeerinrichting 13 volgens de onderhavige uitvinding bij een telescoop-as met een buitenliggen-10 de profielbuis 6, die twee naar buiten gerichte profielseg-menten 19 bezit, met welke de binnenliggende profielbuis 7 met een bijpassend profielsegment 20 in aangrijping is. Hierdoor is het mogelijk, dat tussen beide profielbuizen 6, 7 een draaimoment kan worden overgebracht en de binnenlig— 15 gende profielbuis 7 ten opzichte van de buitenliggende profielbuis 6 in de richting van de langsas 14 versteld kan worden. De smeerinrichting 12 is in het einde van de binnenliggende profielbuis 7 gestoken. De binnenliggende profielbuis 7 bezit in het gebied van zijn profielsegmenten 20 20 radiaal lopende doorboringen 39, 39', die de wand van de binnenliggende profielbuis 7 doorboren en de holle ruimte 18 van de binnenliggende profielbuis 7, waarin de smeerinrichting 13 is aangebracht, met het buitenoppervlak van de binnenliggende profielbuis 7 verbinden, zodat tegenover het 25 binnenoppervlak van de buitenliggende profielbuis 6 in het gebied van de vormingen 19 een opening gegeven is, welke dient voor de toevoer van smeermiddel vanuit de smeerinrichting 13. De op het buitenoppervlak van de binnenliggende profielbuis 7 glijdende oppervlaksegmenten 17, 17' worden 30 tijdens bedrijf gesmeerd. De smeerinrichting 13 bestaat uit een smeerelement 15 en een reservoir 16. Het smeerelement 15 bezit een behuizing 25, waarin op afstand van elkaar op de langsas 14 versprongen twee klepboringen 26, 26' haaks op de langsas 14 zijn aangebracht, waarbij de ene klepboring 26 35 ten opzichte van het oppervlaksegment 17 en de andere klepboring 26' ten opzichte van het oppervlaksegment 17' is *1007879 9 uitgericht. Van de binnenruimte 29 van de behuizing 25 uitgaand zijn in de beide klepboringen 26, 26' een stoter 22, 22' van een klep gebracht. Deze dragen naar de binnen ruimte 31 toe een kleplichaam 21, 211. De beide kleplichamen 5 21, 21' dichten ten opzichte van een zittingvlak 27, 27' af.

Zij worden om tegen dit zittingvlak 27, 27' aan te liggen elk door een veer 23, 23' belast, waarbij elke veer enerzijds in een boring van het kleplichaam 21, 21 ' zit en anderzijds op een veerhouder 24, 24' in de vorm van een 10 stift, die in de wand van de behuizing 25 is aangebracht en daaruit naar binnen uitsteekt, geleid wordt. De stoters 22, 22' steken over het buitenoppervlak van de behuizing 25 uit naar het binnenoppervlak van het profielsegment 19 van de buitenliggende profielbuis 6. De buitendiameter van de 15 stoter 22, 22' is kleiner gedimensioneerd dan de diameter van de klepboring 26, 26', zodat tussen beide een gelei- dingskanaal 28, 28' is gevormd, waar doorheen smeermiddel naar buiten kan treden, wanneer de kleplichamen 21, 21 ' van de zitting 27, 27' in de richting van de binnenruimte 29 van 20 de behuizing 25 zijn opgetild, wat het geval is, wanneer de binnenliggende profielbuis 7 met de smeerinrichting 13 in de buitenliggende profielbuis 6 is geschoven. Om het inschuiven te vergemakkelijken, is het kopvlak van de beide stoters 22, 22' afgerond. Met deze gebieden steken zij door de doorbo-25 ringen 39, 39' in de binnenliggende profielbuis 7 naar buiten over het buitenoppervlak ervan uit.

Aan de behuizing 25 van het smeerelement 15 is integraal een behuizingssegment 30 gevormd, waarvan de boring 33 cilindrisch uitgevoerd is. De diameter van de boring 33 is 30 groter gedimensioneerd dan de doorlaat tussen de voorraad-ruimte 31 en de binnenruimte 29 van het smeerelement 15, zodat de daardoor gevormde trap dient als wegbegrenzing voor een zuiger 32, die in de boring 33 is geleid en door een drukveer 34 als belastingsmiddel in de richting van de 35 binnenruimte 29 belast is. De drukveer 34 steunt tegen een oplegging 35 in de vorm van bijvoorbeeld een of meer stif- p1 007879 10 ten, die haaks op de langsas 14 zijn aangebracht. Op de van het behuizingssegment 30 verwijderde kopvlak van de behuizing 25 van het smeerelement 15 is een vulklep 36 aangebracht. Deze vulklep 36 dient ervoor, om de smeermiddelvoor-5 raad in de voorraadruimte 31 aan te vullen.

De figuren 4 en 5 tonen een tweede uitvoeringsvorm van de smeerinrichting 13' in een toepassing op een verdere uitvoeringsvorm van een telescoop-as 5' , met de buitenlig-gende profielbuis 6' en de binnenliggende profielbuis 7', 10 welke profielsegmenten 19', 20' bezitten, die zijn uitge voerd in de vorm van naar binnen op de langsas 14' gerichte ingetrokken delen. Deze ingetrokken delen vormen zijdelingse flanken, die afhankelijk van de draairichting bij overbrenging van draaimoment tegen elkaar aan komen te liggen. 15 Aangezien afhankelijk van draairichting telkens een flankenpaar per profielsegment 19', 20', waarvan er in figuur 5 slechts één afgebeeld is, in contact komt, bezit het smeer— element 15' een klep voor het smeren van een flankenpaar. De behuizing 25' van het smeerelement 15' is aangepast aan de 20 binnencontour van de binnenliggende profielbuis 7'. In het gebied naar de flanken toe zijn per ingetrokken deel twee doorboringen 3911, 39''' in de binnenliggende profielbuis 7' aangebracht. Door deze doorboringen 39'', 39''' zijn de stoters 22'', 22'11 gevoerd, de elk een kleplichaam 21'' 25 resp. 21''' dragen. De stoters 22'', 22''' bezitten in de richting van de deze opnemende klepboringen 26'', 26''' zich langs de stel-as ervan uitstrekkende en tot aan de klepli-chamen 21 '', 21''' reikende groeven als geleidingskanalen 28'', 28'''. Het kopvlak van de beide stoters 22'', 22''' is 30 aangepast aan het verloop van de flanken van het profielseg-ment 20' van de binnenliggende profielbuis 7'. De daardoor ontstane afschuining vereist, dat de stoters 22'', 22''' samen met de kleplichamen 21'', 21'' ' onverdraaibaar worden vastgehouden. Om deze reden is in het gebied van de klepbo-35 ringen 26'', 26''' een uitsteeksel 42, 42' verschaft, dat in een eveneens parallel aan de stel-as van de stoters 22'', p1 007879 11 22'1 ' lopende groef 41, 41' grijpt. In rusttoestand van de telescoop—as 5', dat wil zeggen, dan, wanneer geen draaimo— ment wordt overgebracht, is er een speling tussen de beide profielsegmenten 19', 20' van de buitenliggende profielbuis 5 61 en de binnenliggende profielbuis 7', die in omtreksrich— ting werkzaam is. In deze ruststand steken de stoters 22'', 22' ' ' met hun kopvlakken boven de bijpassende flanken van het profielsegment 20' van de binnenliggende profielbuis 7' uit met een uitsteek-afstand 40, en de beide kleplichamen 10 21 ' 1 , 21 1 ' ' zitten op de zittingvlakken, zodat beide kleppen gesloten zijn en geen smeermiddel vanuit de binnenruimte 29' van de behuizing 25' van het smeerelement van de smeerin-richting 13' naar buiten kan dringen. Vindt een draaimoment-belasting in een draairichting, bijvoorbeeld uitgaande van 15 de buitenliggende profielbuis 6' in de richting van de binnenliggende profielbuis 7' in klokwijzerrichting, dan wordt de stoter 22''' belast, tot de beide flanken van de profielsegmenten 19', 20' dicht tegen elkaar aan komen te liggen. Daarbij wordt de stoter 22''' met de uitsteekafstand 20 40 naar binnen versteld, en het kleplichaam 21''' wordt van de klepzitting opgetild, zodat een verbinding tussen de binnenruimte 29' via het geleidingskanaal 28''' naar buiten in het oppervlaksegment tussen de beide profielsegmenten 19', 20' ontstaat, door welke smeermiddel op grond van een 25 drukbelasting naar buiten getransporteerd kan worden. De andere klep van de onbelaste flanken, waaraan de stoter 22'' en het kleplichaam 21 ' ' behoren, blijft gesloten, zodat in dit gebied, dat ook niet aan een wrijvende beweging bij een overlangse verstelling van de beide profielbuizen 6', 7' 30 langs de langsas 14' onderhevig is, geen voorziening van smeermiddel plaatsvindt. Dit heeft het voordeel, dat vet resp. smeermiddel gericht alleen daar naar buiten treedt, waar een beweging ontstaat en een overbrenging van draaimo-ment plaatsvindt. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de 35 figuren 4 en 5 is het reservoir 16' uitgevoerd als afzonderlijke cartouche. Deze bezit bijvoorbeeld een buitenschroef- pi 007879 12 draad 38, die met een binnenschroefdraad 37 afdichtend opgenomen is in een verlengstuk 25' van het smeerelement 15'. Beide schroefdraden 37, 38 vormen tezamen de aansluit-middelen. Is de voorraad smeermiddel verbruikt, dan kan de 5 cartouche worden verwisseld.

- conclusies - p1 007879

Claims (9)

1. Smeerinrichting (13, 13') voor het smeren van tenminste één glijvlaksegment (17, 17') van een telescoop-as (5) met twee in elkaar geschoven, voor het overbrengen van 5 draaimoment dienende en ten opzichte van elkaar langs een lengteas (14, 14') verstelbare profielbuizen (6, 6', 7, 7'), namelijk een buitenliggende profielbuis (6, 6') en een daarin zittende profielbuis (7, 7'), en met een naar de binnenliggende profielbuis (7, 7') toegekeerd smeerelement 10 (15, 15') voor het doorgeven van smeermiddel aan het te smeren glijvlaksegment (17, 17'), met het kenmerk, dat het smeerelement (15, 15') een behuizing (25, 25') bezit, op zijn minst één smeerklep, die een met het gli jvlaksegment (17, 17') van de buitenliggende profielbuis (6, 6') in 15 contact te brengen stoter (22, 22', 22'', 22'''), die via een klepboring (26, 26') uit de behuizing (25, 25') is geleid, een bij de stoter (22, 22', 22'', 22''') behorend kleplichaam (21, 21 ' , 21 ' ' , 21''' ), dat in dichtend contact met een zitting (27, 27') van de behuizing (25, 25') kan 20 worden gebracht, en een geleidingskanaal (28, 28', 28'', 28'''), waar doorheen het smeermiddel naar het glijvlaksegment (17, 17') kan worden gebracht, alsmede een het klepli chaam (21, 21', 21'', 21''') belastende veer (23, 23') bezit en dat verder is voorzien in een reservoir (16, 16'), dat 25 het smeerelement (15, 15') voorziet van smeermiddel.

2. Smeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geleidingskanaal (28, 28') wordt gevormd door een tussen het buitenoppervlak van de stoter (22, 22') en de wand van de klepboring (26, 26') aanwezige spleet (figuren 2 30 tot 4).

3. Smeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geleidingskanaal (28, 28', 28'', 28''') wordt gevormd door tenminste één in de stoter (22', 22'1') aangebrachte groef (figuur 5). pi 007879

4. Smeerinrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat het reservoir (16) is uitgevoerd in de vorm van een bij de behuizing (25, 25') behorend behuizingssegment (30), dat een naar de binnenruimte (29) van de behuizing 5 (25, 25') open voorraadruimte (31) bezit, waaraan een door een belastingsmiddel (34) belaste zuiger (32) is toegewezen, die samen het in de voorraadruimte (31) aanwezige smeermiddel op druk belasten (figuren 2 en 3).

5. Smeerinrichting volgens conclusie 4, met het ken-10 merk, dat het belastingsmiddel (34) is uitgevoerd als druk- veer, die de zuiger (32) belast (figuren 2 en 3).

6. Smeerinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat voor het met smeermiddel vullen van de voorraadruimte (31) is voorzien in een vulklep (36) (figuur 2).

7. Smeerinrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat het reservoir (16') is uitgevoerd in de vorm van een cartouche die van de behuizing (25') gescheiden is, en dat de behuizing (25') en de cartouche zijn voorzien van aansluitmiddelen (37, 38) voor de verbinding ervan (figuren 20. en 5).

8. Telescoop-as (5, 5'), in het bijzonder voor cardan-assen voor toepassing in aandrijfmechanismen resp. voor het aandrijven van landbouwwerktuigen en landarbeidsmachines, met een buitenliggende profielbuis (6, 6') en een daarin 25 langs een langsas (14) verstelbare binnenliggende profielbuis (7, 7'), die voor overbrenging van draaimoment zijn voorzien van gevormde profielsegmenten (19, 20; 19', 20'), die glijvlaksegmenten (17, 17') bezitten, die bij overbren ging van draaimoment tegen elkaar komen te liggen, met een 30 smeerelement (15, 15'), dat in de holle ruimte (18) van de binnenliggende profielbuis (7, 7') is aangebracht en via tenminste één doorboring (39, 39', 39'', 39''') in de binnenliggende profielbuis (7, 7'), die naar het binnenopper- vlak van de buitenliggende profielbuis (6, 6') open is, het 35 glijvlaksegment (17, 17') van smeermiddel voorziet, geken merkt »1 007879 door een smeerinrichting (13, 13') volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stoter (22, 22', 22'1, 221'') van de klep door de doorboring (39, 39', 39'', 39''') van de binnenliggende profielbuis (7, 7') heen geleid is en op zijn 5 minst in onbelaste toestand van de profielbuizen (6, 6', 7, 7') over het buitenoppervlak van de binnenliggende profielbuis (7, 7') uitsteekt naar het binnenoppervlak van de buitenliggende profielbuis (6, 6').

9. Telescoop-as volgens conclusie 8, met het kenmerk, 10 dat de binnenliggende profielbuis (7') en de buitenliggende profielbuis (6') profielsegmenten (19', 20') bezitten, die afhankelijk van de draairichting afzonderlijke glijvlakseg-menten voor overbrenging van draaimoment bezitten, en dat per draairichting en profielsegment een klep is verschaft en 15 de uitsteek-afstand (40) van de stoters (22'', 22''') over het buitenoppervlak zodanig gedimensioneerd is, dat hij een grootte aanneemt, die tussen groter dan nul en gelijk aan resp. kleiner dan de helft van de uit de draaispeling tussen de beide profielbuizen (6', 7') resulterende verstelling is, 20 en deze maat ook overeenkomt met de openingsweg van de stoter (22'', 22''') resp. het kleplichaam (21'', 21''') (figuren 4 en 5). B1007879