NL1005537C2

NL1005537C2 - Inrichting voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten.

Info

Publication number: NL1005537C2
Application number: NL1005537A
Authority: NL
Inventors: Jozef Johannes Theresia Rompa
Original assignee: Rompa Patent Beheer B V
Priority date: 1997-03-14
Filing date: 1997-03-14
Publication date: 1998-09-15
Also published as: US6622602B2; EP0966339A1; EP0966339B1; AU6423498A; US20020056352A1; US6431041B1; DE69829043D1; EP1537966A2; EP1537966A3; EP1537966B1; DE69829043T2; DE69841904D1; WO1998041368A2; WO1998041368A3

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een snijbladendrager voor een dergelijke 5 inrichting en op het reinigen van de snijbladen van een dergelijke inrichting.

Een bekende inrichting voor het in plakken snijden van broden is beschreven in NL 7906885. Deze inrichting is van twee snijbladendragers voorzien, die in de 10 doorvoerrichting van de broden gezien achter elkaar zijn opgesteld. De twee snijbladendragers zijn elk, in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de doorvoerrichting van de broden, rechtlijnig geleid in het gestel van de inrichting en worden in tegenfase heen en weer bewogen.

15 Bij algemeen bekende broodsnij-inrichtingen worden de snijbladendragers aangedreven met een rechtlijnige heen en weer beweging, die een amplitude heeft die ligt tussen de 30 en 45 millimeter en een frequentie van 700 a 800 heen en weer gaande bewegingen per minuut. Een andere bekende 20 inrichting heeft slechts één snijbladendrager, die wordt aangedreven met een rechtlijnige heen en weer beweging, die een amplitude heeft van 3 millimeter en een frequentie van ongeveer 3000 heen en weergaande bewegingen per minuut.

De bekende inrichtingen blijken in de praktijk niet 25 tevredenstellend. Met name indien het brood kort te voren is gebakken, kleeft het aan de snijbladen, waardoor het wenselijk, zo niet noodzakelijk, is om het aan de snijbladen klevende broodmateriaal tijdens het snijden regelmatig te verwijderen. Het aankleven van broodresten 30 aan de snijbladen vindt namelijk op steeds grotere schaal plaats naarmate de snijbladen vuiler zijn.

Voor het reinigen van de snijbladen is het bij de inrichtingen van het type met een grote amplitude algemeen bekend één of meer schraaporganen te voorzien, die buiten 1005537 - 2 - de baan voor de broden door de snij-inrichting zijn opgesteld, waarbij de snijbladen bij het passeren van een schraaporgaan worden schoongeschraapt. In de praktijk zijn de te snijden broden vaak zo hoog, gezien in lengterichting 5 van de snijbladen, ongeveer 15-20 centimeter, dat het middelste deel van de het brood snijdende lengte van de snijbladen bij deze bekende inrichtingen niet langs een van de schraaporganen passeert en derhalve niet wordt gereinigd. Bij de bekende inrichting met de kleine 10 amplitude kunnen de snijbladen in het geheel niet op deze wijze worden gereinigd tijdens het snijden van het brood.

Ook is het bekend een geringe hoeveelheid van een eetbaar smeermiddel op de snijbladen aan te brengen tijdens het snijden, met name indien brood wordt gesneden met een 15 laag vetgehalte. Het aanbrengen van smeermiddel kan ook alleen buiten de baan van de broden geschieden. Op grond van de overwegingen in de voorgaande alinea is duidelijk dat de bekende inrichtingen in vele gevallen geen tevredenstellende smering van de snijbladen mogelijk maken. 20 Een verder nadeel van de bekende inrichtingen is dat het snijden een ongewenst groot verlies aan broodmateriaal met zich meebrengen door het vormen van kruimels. De kruimels worden met name gevormd door het contact tussen de zijkanten van de snijbladen en het brood, in het bijzonder 25 ter plaatse van de overgangen van de van snijformaties voorziene rand van elk snijblad naar de in hoofdzaak vlakke zijkanten daarvan.

De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemde problemen op te heffen. Verder beoogt de uitvinding een 30 aanzienlijk aantal andere nadelen van de bekende inrichtingen op te heffen. Tot deze nadelen worden gerekend dat de bekende snijbladendragers kostbaar zijn en dat het verwisselen van een snijbladendrager een monteur vereist is en veel tijd kost, gedurende welke tijd er niet gesneden 35 kan worden. Ook beoogt de onderhavige uitvinding maatregelen voor te stellen die het reinigen van de snijbladen verbeteren, zodat de snijbladen langer meegaan 1005537 - 3 - en er minder kruimelvorming optreedt.

De onderhavige uitvinding verschaft volgens een eerste aspect daarvan een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, welke aanhef is gebaseerd op NL 7906885, welke 5 inrichting is gekenmerkt door het kenmerkende deel van conclusie 1.

Het kenmerk van conclusie 1 voorziet er in dat de beweging van elke snijbladendrager de resultante is van de laagfreguente eerste beweging, die ook een intermitterend 10 uitgevoerde beweging kan zijn, met een grote amplitude enerzijds en een hoogfrequente, bij voorkeur continue, tweede beweging met een kleine amplitude anderzijds.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm volgens conclusie 2 kunnen de reinigingsmiddelen bijvoorbeeld twee 15 reinigingsinrichtingen omvatten, één onder en één boven de baan voor de broden, waarbij bijvoorbeeld de positie van de bovenste reinigingsinrichting ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen voor de broden verstelbaar is, zodat de positie van de bovenste reinigingsinrichting kan worden 20 afgestemd op de hoogte van de te snijden broden. In een variant kan er slechts één reinigingsinrichting zijn voorzien, bijvoorbeeld op geringe afstand onder de baan voor de broden. De uitvinding voorziet er in dat de snijdende werking van de snijbladen in hoofdzaak wordt 25 bewerkstelligd door de tweede beweging en dat de eerste beweging hoofdzakelijk dient om de snijbladen over hun hele het brood snijdende lengte langs de reinigingsmiddelen te laten passeren.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm volgens conclusie 3 30 wordt bereikt dat de snijbladen niet alleen in de lengterichting van de snijbladen rechtlijnig heen en weer bewegen, zoals bij de bekende inrichtingen, maar dat elk snijblad tevens met hoge frequentie kleine lusbewegingen uitvoert. Bij het snijden van brood en andere 35 bakkerijprodukten is deze lusbeweging zeer voordelig voor de snijwerking van de snijbladen. Ook is de lusbeweging voordelig wanneer de zijkanten van de snijbladen tegen 1005537 - 4 - schraapvlakken van een schraaporgaan liggen, omdat dan een soort polijstend effect wordt bereikt.

Conclusie 4 beschrijft de voordelige richting van de lusvormige beweging, waarbij het te snijden brood stabiel 5 op de ondersteuningsmiddelen blijft. Ook kan worden waargenomen dat bij deze lusvormige beweging het te snijden brood als het ware door de snijbladen zelf in de doorvoerrichting wordt bewogen en slechts in geringe mate in de doorvoerrichting hoeft te worden voortgeduwd.

10 Conclusie 5 beschrijft praktisch voordelige waarden, waarbij de grootte van de eerste amplitude in hoofdzaak afhankelijk is van de hoogte van het te snijden brood en van de opstelling van eventuele reinigingsmiddelen voor de snijbladen. De tweede amplitude is bij voorkeur klein.

15 Conclusie 6 beschrijft eveneens praktisch voordelige waarden, waarbij wordt opgemerkt dat de eerste beweging in beginsel geen continue beweging hoeft te zijn, maar ook stapgewijs kan zijn, aangezien de snijdende werking hoofdzakelijk wordt bewerkstelligd door de tweede beweging.

20 De plaatsing van de snijformaties volgens conclusie 7 is aanzienlijk dichter bij elkaar, dus met een fijnere vertanding, dan bij de bekende inrichtingen wordt toegepast. De afstand tussen de snijformaties is bij voorkeur kleiner dan de tweede amplitude.

25 Bij de voorkeursuitvoeringsvorm van conclusie 8 hoeven de tweede aandrijfmiddelen alleen de relatief lichte snijbladendrager en bijbehorende opneemmiddelen aan te drijven, zonder dat daarvoor een lange aandrijfweg overbrugd hoeft te worden.

30 De uitvinding maakt het mogelijk dat er slechts één enkele snijbladendrager aanwezig is in plaats van twee zoals bij de bekende inrichtingen. Dit is mogelijk omdat het brood bij de inrichting volgens de uitvinding niet wordt meegesleept met de met een kleine amplitude en hoge 35 frequentie bewegende snijbladen, die tijdens het snijden bij voorkeur regelmatig worden gereinigd. Een variant van de inrichting volgens de uitvinding omvat echter twee in de 1005537 - 5 - doorvoerrichting van de broden achter elkaar opgestelde snijbladendragers, waarbij een voordelige uitvoeringsvorm er in voorziet dat de twee snijbladendrager elk met een identieke tweede beweging worden aangedreven, maar in 5 tegenfase, en dat de beide snijbladendragers door gemeenschappelijke eerste aandrijfmiddelen met de eerste beweging worden aangedreven.

Volgens een tweede aspect verschaft de onderhavige uitvinding een inrichting volgens conclusie 11. De bekende 10 snijbladendragers, waarvan een voorbeeld is beschreven in GB 2 007 971, bestaan uit een rechthoekig raam, waarin de snijbladen onder trekspanning zijn vastgezet. De snijbladendragers zijn robuust en stijf uitgevoerd om de som van de trekspanning in alle snijbladen te kunnen 15 weerstaan. Een gebruikelijke trekspanning is ongeveer 500 N per snijblad, zodat bij 40 snijbladen de zijbalken van het raam elk een drukkkracht van 10 kN moeten kunnen opnemen. Anderzijds moet de snijbladendrager licht van gewicht zijn om bij een voor de snijdende werking noodzakelijke 20 frequentie van de heen en weer beweging de optredende versnellings- en vertragingskrachten te beperken. Om beide eisen te realiseren zijn de bekende snijbladendragers meestal uit kostbare metaallegeringen, zoals magnesiumlegeringen, vervaardigd.

25 De maatregelen volgens het conclusie 11 maken een aanzienlijk lichtere en met name goedkopere uitvoering van de snijbladendrager mogelijk. Bij de inrichting volgens conclusie 11 dient de snijbladendrager niet meer voor het op de noodzakelijke bedrijfsspanning houden van de 30 snijbladen, zoasl tot op heden het geval is, maar alleen als provisorische houder voor de snijbladen. Het spannen van de snijbladen geschiedt nadat de snijbladendrager in de inrichting is geplaatst met behulp van spanmiddelen die deel uitmaken van de snij-inrichting. De snijbladendrager 35 kan dus worden uitgevoerd als een lichte en eenvoudige houder, die de snijbladen in de gewenste positie opneemt en met de er in opgenomen snijbladen als één geheel gehanteerd 1 Uu5537 - 6 - kan worden. Door deze maatregel is het economisch realiseerbaar om bij één enkele snij-inrichting een voorraad van meerdere snijbladendragers met snijbladen daarin aan te houden, bijvoorbeeld voor elke soort te 5 snijden brood een aparte snijbladendrager met geschikte afstand tussen de snijbladen.

De maatregel volgens conclusie 12 maakt het mogelijk de snijbladendrager dwars op de doorvoerrichting voor de broden in de inrichting te schuiven, waardoor een 10 snijbladendrager snel en gemakkelijk door een andere kan worden vervangen.

Conclusie 13 beschrijft de snijbladendrager waarmee de inrichting volgens conclusies 11 en 12 kan worden gerealiseerd. De afstandhoudmiddelen van de 15 snijbladendrager van conclusies 11-13 kunnen op zeer uiteenlopende manieren zijn uitgevoerd, bij voorbeeld als tussen het bovenste en het onderste bevestigingslichaam geplaatste verbindingselementen die een geringe weerstand leveren tegen uitrekking, bijvoorbeeld van kunststof 20 materiaal. Ook zou er in kunnen zijn voorzien dat de afstandhoudmiddelen losneembaar aan de bovenste en onderste bevestigingslichamen zijn bevestigd en na het in de snij-inrichting plaatsen van de snijbladendrager in hun geheel worden verwijderd, eventueel automatisch door de inrichting 25 zelf.

Volgens een derde aspect verschaft de onderhavige uitvinding een inrichting volgens conclusie 15. Het is bekend bij broodsnij-inrichtingen schraaporganen toe te passen, waarvan de sleufopeningen onder een hoek staan ten 30 opzichte van de lengterichting van de snijbladen, zodat aan de ene zijde van het snijblad de bovenrand van de sleufopening en aan de andere zijde de onderrand een schraapvlak vormt, dat in contact is met het snijblad. Ten gevolge van de onvermijdelijke slijtage van het 35 schraaporgaan ter plaatse van de schraapvlakken zal de aanligdruk van de schraapvlakken tegen het snijblad geleidelijk verminderen en neemt de reinigende werking af.

1005537 - 7 -

De verplaatsingsmiddelen volgens conclusie 15 maken het mogelijk afwisselend het ene of het andere schraapvlak met een instelbaar grotere kracht tegen het snijblad te drukken, ook als de schraapvlakken al enigzins zijn 5 weggesleten. Hierdoor wordt het snijblad zeer goed gereinigd en kan het schraaporgaan ook nog worden gebruikt als er slijtage is opgetreden.

Volgens een vierde aspect verschaft de onderhavige uitvinding een inrichting volgens conclusie 16, waardoor 10 wordt verhinderd dat van een snijblad geschraapte verontreinigingen zich verzamelen in de sleufopening in het schraaporgaan.

De uitvoeringsvorm volgens conclusie 17 maakt het mogelijk de voordelen van de inrichtingen volgens 15 conclusies 15 en 16 met elkaar te combineren, waardoor een zeer goede reiniging van de snijbladen wordt bereikt. De conclusies 18-21 beschrijven voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting volgens conclusie 16 of 17.

Volgens een vijfde aspect verschaft de onderhavige 20 uitvinding een inrichting volgens conclusie 22. Zoals reeds eerder genoemd is, is het wenselijk de benodigde tijd voor het verwisselen van een snijbladendrager te reduceren. De maatregelen volgens het kenmerkende deel van conclusie 22 dragen bij aan de tijdreductie. De maatregelen volgens 25 conclusie 22 zijn in het bijzonder voordelig in combinatie met de inrichting volgens conclusie 11.

Volgens een zesde aspect verschaft de onderhavige uitvinding een snijbladendrager volgens conclusie 24. Bij de bekende snijbladendragers zijn alle instelbare 30 bevestigingsorganen aan de bovenbalk en alle vaste bevestigingsorganen aan de onderbalk van de snijbladendrager aangebracht. De instelbare bevestigingsorganen nemen echter een ruimte in die groter is dan de voor de vaste bevestigingsorganen benodigde 35 ruimte. Door de om en om opstelling volgens conclusie 24 wordt een minimale afstand tussen de snijbladen mogelijk.

De uitvinding verschaft volgens een zevende aspect 1005537 - 8 - daarvan een inrichting volgens conclusie 25. Bij deze inrichting is er in voorzien dat de schraaporganen die benodigd zijn voor het schrapen van een stel snijbladen tegelijk met de snijbladendrager worden verwisseld, en wel 5 op automatische wijze. Dit is mogelijk door de schraaporganen, meestal zijn het er twee per stel snijbladen, reeds van te voren provisorisch aan de snijbladendrager te bevestigen, en de snij-inrichting te voorzien van een geschikt uitgevoerd mechanisme dat, na het 10 in de inrichting plaatsen van de snijbladendrager, de schraaporganen vastgrijpt, op hun gewenste plaats brengt en vervolgens vasthoudt. Eventueel kan er in zijn voorzien dat het mechanisme voorafgaand aan het verwijderen van de snijbladendrager de schraaporganen weer aan de 15 snijbladendrager vastzet, zodat ze samen met de snijbladendrager worden verwijderd. De uitvoering is in het bijzonder voordelig in combinatie met de uitvoeringen van de inrichting volgens conclusie 22 en/of conclusie 11.

Volgens een achtste aspect daarvan verschaft de 20 uitvinding een inrichting zoals beschreven in conclusie 26. Deze uitvoering van de sleufopeningen in het schraaporgaan voorkomt dat door slijtage de schraapvlakken uitslijten tot verdiepingen in de wanden van de sleufopeningen. Dit zou het in de praktijk onmogelijk maken met hetzelfde 25 schraaporgaan een nieuw stel snijbladen te reinigen, omdat ook de snijbladen iets slijten en de nieuwe snijbladen dus niet in de uitgesleten verdiepingen passen. De maatregel volgens conclusie 26 is in het bijzonder voordelig in combinatie met een inrichting volgens conclusie 3, waarbij 30 de snijbladen in hun vlak een kleine lusvormige beweging maken.

Het zal duidelijk zijn dat de beschreven aspecten van de uitvinding zowel afzonderlijk als in verschillende combinaties voordelig zijn ten opzichte van de bekende 35 inrichtingen. Voor een toelichting van de uitvinding wordt nu verwezen naar de navolgende beschrijving aan de hand van de tekening. Daarbij toont: i0°5537 - 9 - fig. la in vooraanzicht een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, fig. lb de inrichting van fig. la in aanzicht vanaf de invoerzijde voor de broden, 5 fig. lc de inrichting van fig. la in aanzicht vanaf de afvoerzijde voor de broden, fig. ld de inrichting van fig. la in bovenaanzicht, fig. 2 schematisch in zijaanzicht een uitvoeringsvoorbeeld van de snijbladendrager en de 10 aandrijfmiddelen van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 3 de snijbladendrager van fig. 2 en de bovenste en onderste opneemmiddelen voor de snijbladendrager, fig. 4. op grotere schaal dan in figs. 2 en 3 het bovenste deel van de snijbladendrager en de bovenste 15 opneemmiddelen van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 5 in vooraanzicht de snijbladendrager van figs. 2, 3 en 4.

fig. 6 in bovenaanzicht een uitvoeringsvoorbeeld van het schraaporgaan volgens de uitvinding, 20 fig. 6a een deel van het aanzicht volgens fig. 6 op grotere schaal, fig. 7 in achteraanzicht het schraaporgaan van fig.

6, fig. 8 schematisch in perspectief en in doorsnede 25 een uitvoeringsvoorbeeld van de reinigingsmiddelen voor de snijbladen volgens de uitvinding, fig. 9 op grotere schaal een detail van fig. 8, en fig. 10 schematisch in perpectief de magazijn- en wisselinrichting van de inrichting volgens de uitvinding. 30 De figuren la, lb, lc, ld tonen de buitenzijde van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, met welke inrichting broden en andere bakkerijprodukten in plakken kunnen worden gesneden.

De getoonde inrichting is met name bestemd voor 35 industrieële bakkerijen, waar de inrichting in continu bedrijf grote aantallen broden in plakken moet snijden, welke broden kort voor het snijden uit de bakoven zijn 1005537 - 10 - gekomen.

De getoonde inrichting bestaat in in feite uit twee delen, te weten een inrichting 1 voor het in plakken snijden van broden, welke inrichting 1 een stationair op de 5 grond geplaatst gestel 2 omvat, en verder een over de grond verrijdbare magazijn- en wisselinrichting 3, waarin een voorraad snijbladendragers voor de snij-inrichting 1 is opgenomen. De magazijn- en wisselinrichting 3 is tegen de achterkant van de inrichting 1 geplaatst en zal aan de hand 10 van figuur 10 worden toegelicht.

De inrichting 1 is voorzien van een aanvoerinrichting met een aanvoerband 4, waarop de te snijden broden 7 staan. In het bijzonder is er in voorzien dat voor de aanvoerband 4 een transportsysteem is 15 opgesteld, dat de uit de bakoven komende broden automatisch en in een ononderbroken stroom aan de invoerzijde van de aanvoerband 4 toevoert, waarbij de broden met hun zijkanten tegen elkaar liggen. De aanvoerband 4 eindigt vlak voor een nog nader te beschrijven snijbladendrager met snijbladen 20 (niet getoond in figs, la-ld), en aan de andere zijde daarvan strekt zich een afvoerinrichting met een afvoerband 5 uit voor het afvoeren van de gesneden broden. De aanvoerband 4 en de afvoerband 5 vormen samen met vlak naast de snijbladen vast opgestelde geleideplaten 4a en 5a 25 een baan voor de broden 7 door de inrichting l.

In figuur 2 is schematisch het deel van de inrichting 1 weergeven dat het in plakken snijden van de broden 7 bewerkstelligt. De in figuur 2 getoonde onderdelen bevinden zich achter deur 6 in figuur la. In figuur 2 is 30 een deel van de aanvoerband 4 te herkennen, die hier een drietal dicht tegen elkaar liggende broden 7 ondersteunt en voortbeweegt in de doorvoerrichting, pijl A. Verder is een deel van de afvoerband 5 te herkennen.

In figuur 2 is de enkele snijbladendrager 10 van de 35 inrichting 1 te herkennen, welke snijbladendrager 10 duidelijker is getoond in de figuren 3, 4 en 5 en nu eerst onder verwijzing naar die figuren zal worden toegelicht.

1005537 - 11 -

De snijbladendrager 10 neemt naast elkaar en op afstand van elkaar meerdere snijbladen 11 op. De snijbladen 11 zijn van een op zich bekende soort, en zijn vervaardigd uit een langwerpige dunne strook van een metaal met een 5 geschikte kwaliteit. De uitvoering van de snijbladen 11 is in het bijzonder te herkennen in de figuren 8 en 9. Elk snijblad 11 heeft in twee in hoofdzaak vlakke zijkanten 12 en voor het snijden van het brood een snijformaties vertonende snijrand 13. De snijformaties zijn bij voorkeur 10 op regelmatige afstand van elkaar gelegen schulpen 14, met snijdende punten 15 daartussen.

De snijbladendrager 10 volgens de uitvinding heeft een bovenbalk 17 en een daaraan in hoofdzaak evenwijdige onderbalk 18, die zijn ingericht voor het tussen hen in 15 bevestigen van de snijbladen 11. De bovenbalk 17 en de onderbalk 18 zijn tot een als een geheel hanteerbare eenheid met elkaar verbonden door bijzondere afstandhoudmiddelen. Deze afstandhoudmiddelen zijn zo uitgevoerd dat de bovenbalk 17 en de onderbalk 18 door bij 20 de inrichting 1 behorende en nog nader te beschrijven spanmiddelen van elkaar vandaan kunnen worden bewogen om de snijbladen 11 te spannen. De afstandhoudmiddelen omvatten in dit voorbeeld twee zijsteunen 19, 20, die aan weerszijden van de snijbladen 11 vast aan de onderbalk 18 25 zijn aangebracht en elk verschuifbaar door een bijbehorende opening in de bovenbalk 17 steken. Bij elke opening in de bovenbalk 17 is een bus 21 aangebracht aan de bovenbalk 17, waarin een veer is opgenomen (niet getoond), die afsteunt op de bijbehorende zijsteun 19, 20. Hierdoor wordt bereikt 30 dat wanneer de snijbladen 11 tussen de bovenbalk 17 en de onderbalk 18 zijn geplaatst, de bovenbalk 17 met een lichte voorspanning van de veren in de bussen 21 van de onderbalk 18 vandaan wordt gedrukt, waardoor de snijbladen 11 onder een kleine axiale spanning in de snijbladendrager 10 worden 35 gehouden.

In een niet getoonde variant kunnen bovenbalk 17 en de onderbalk 18 zijn verbonden door afstandhoudmiddelen van 1005537 - 12 - elastisch rekbaar materiaal, bijvoorbeeld kunststof, die bij het van elkaar vandaan bewegen van de bovenbalk 17 en de onderbalk 18 gemakkelijk uitrekken.

In een andere niet getoonde variant kan er in zijn 5 voorzien dat de afstandhoudmiddelen tussen de bovenbalk 17 en de onderbalk 18 op zich een starre verbinding vormen, maar verwijderbaar zijn uitgevoerd, zodat né het in de inrichting plaatsen van de snijbladendrager, maar vóór het spannen van de snijbladen 11, de afstandhoudmiddelen worden 10 verwijderd. Het verwijderen van de afstandhoudmiddelen kan eventueel automatisch geschieden.

Voor het bevestigen van de snijbladen 11 zijn de bovenbalk 17 en de onderbalk 18 elk om en om voorzien van vaste bevestigingsorganen 22 en instelbare 15 bevestigingsorganen 23.

De vaste bevestigingsorganen 22 zijn geschikte haakorganen, waar een aan het uiteinde van het snijblad 11 aangebracht uitsteeksel, in het bijzonder een cilindrische nok 26, in kan haken. De instelbare bevestigingsorganen 23, waarvan er 20 één is te herkennen in figuur 4, omvatten elk een schuiflichaam 24, dat door een bijbehorende opening in de betreffende bovenbalk 17 of onderbalk 18 steekt. Het schuiflichaam 24 is aan het naar het snijblad 11 gekeerde einde voorzien van een geschikt haakorgaan 25, waar een aan 25 het uiteinde van het snijblad 11 aangebracht uitsteeksel 26, in het bijzonder een cilindrische nok, in kan haken.

Aan de van het snijblad 11 afgekeerde zijde van de betreffende bovenbalk 17 of onderbalk 18 is een drukveer 27 om het schuiflichaam 24 heen geplaatst. De drukveer 27 ligt 30 met zijn ene einde tegen de betreffende bovenbalk 17 of onderbalk 18 en met zijn andere einde tegen een op het schuiflichaam 24 geschroefde instelmoer 28. Door het verdraaien van de moer 28 kan de voorspanning van de betreffende veer 27 worden ingesteld.

35 Doordat de vaste en instelbare bevestigingsorganen 22 en 23 om en om zijn aangebracht, is een kleine afstand tussen de snijbladen 11 mogelijk. De mogelijkheid om de snijbladen 11 1005537 - 13 - dicht naast elkaar te plaatsen, is met name van belang omdat de hier getoonde inrichting slechts één enkele snijbladendrager 10 heeft.

De snijbladendrager 10 omvat verder nog een 5 hanteringsorgaan 29, dat vast aan de onderbalk 18 is aangebracht en verschuifbaar door een opening in de bovenbalk 17 steekt. Het hanteringsorgaan 29 kan worden gebruikt als handgreep maar kan ook dienen als aangrijpingspunt voor een nog nader te beschrijven 10 automatische wisselinrichting voor de snijbladendrager 10.

De aandrijfmiddelen voor de snijbladendrager 10 omvatten bovenste opneemmiddelen voor het opnemen van de bovenbalk 17 van de snijbladendrager 10 en onderste opneemmiddelen voor het opnemen van de onderbalk 18 van de 15 snijbladendrager 10.

De bovenste opneemmiddelen omvatten in dit voorbeeld een langwerpig bovenste opneemorgaan 30 en de onderste opneemmiddelen omvatten een langwerpig onderste opneemorgaan 31. De beide opneemorganen 30, 31 zijn 20 vervaardigd uit een aluminium extrusieprofiel en hebben elk een zich in langsrichting daarvan uitstrekkende groef 32, 33 met een inschuifopening aan een uiteinde van het betreffende opneemorgaan 30, 31, in dit voorbeeld aan de zijde van de magazijn- en wisselinrichting 3 in figuren la-25 ld. De groeven 32, 33 zijn open aan de naar het andere opneemorgaan 30, 31 gekeerde zijde, zodat de snijbladendrager 10 zijdelings ten opzichte van de doorvoerbaan voor de broden 7, dus vanuit de nog toe te lichten magazijn- en wisselinrichting 3, met zijn bovenbalk 30 17 in het bovenste opneemorgaan 30 en met zijn onderbalk 18 in het onderste opneemorgaan 31 kan worden geschoven.

Voor het detecteren van het breken van een snijblad 11 is voorzien in een strookvormige elektrische schakelaar 37 (zie fig. 4) in elk van de opneemorganen 30, 31, welke 35 schakelaar 37 zich over alle uiteinden van de schuiflichamen 24 uitstrekt. Wanneer een snijblad 11 breekt, drukt de veer 27 het bijbehorende schuiflichaam 24 1005537 - 14 - tegen de schakelaar 37, waardoor de geleidende strippen in de schakelaar 37 met elkaar elektrisch contact maken. Dit contact leidt bij voorkeur automatisch tot het stilzetten van de inrichting 1.

5 De inrichting 1 is voorzien van niet weergegeven spanmiddelen voor het veranderen van de afstand tussen het bovenste opneemorgaan 30 en het onderste opneemorgaan 31, zodat na het in het bovenste en onderste opneemorgaan 30, 31 schuiven van respectievelijk de bovenbalk 17 en de 10 onderbalk 18 van de snijbladendrager 10 de afstand tussen het bovenste opneemorgaan 30 en het onderste opneemorgaan 31 kan worden vergroot teneinde in de snijbladen 11 een als bedrijfsspanning aangeduide axiale trekspanning op te wekken met een grootte die nodig is om elk snijblad ll 15 stabiel te houden tijdens het snijden. De axiale bedrijfsspanning in elk snijblad 11 bedraagt bijvoorbeeld ongeveer 500 N.

De spanmiddelen kunnen op elke geschikte wijze zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met hydraulische cilinders die het 20 bovenste opneemorgaan 30 van het onderste opneemorgaan 31 vandaan drukken. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de spanmiddelen stijve drukveren, die de uiteinden van één van beide opneemorganen 30, 31 ondersteunen en het betreffende opneemorgaan van het andere opneemorgaan 25 vandaan drukken. Om het uitnemen en plaatsen van een snijbladendrager 11 mogelijk te maken zijn daarbij bedienbare samendrukmiddelen voorzien om deze veren tijdelijk samen te drukken.

Aan de hand van figuur 2 zal nu een 30 voorkeursuitvoeringsvorm worden toegelicht van de aandrijfmiddelen die de beweging van de snijbladen 11 verschaffen.

De inrichting l heeft een in hoofdzaak vertikaal opgesteld beweegbaar raam 35 met aan weerszijden van de 35 baan voor de broden 7 een zijbalk, waarvan in figuur 2 alleen een zijbalk zichtbaar is. Het onderste opneemorgaan 31 is nabij zijn uiteinden vast aan de zijbalken van het 1005537 - 15 - raam 35 aangebracht. Het bovenste opneemorgaan 30 is verschuifbaar geleid in de zijbalken van het raam 35, zodat de afstand tussen het onderste opneemorgaan 31 en het bovenste opneemorgaan 30 kan worden veranderd.

5 Het gestel 2 van de inrichting 1 omvat in hoofdzaak vertikaal, dus loodrecht op de baan voor de broden, opgestelde rechtgeleidingen 40 aan weerszijden van de baan voor de broden 7. In de rechtgeleidingen 40 zijn een bovenste schuifblok 41 en een onderste schuifblok 42 10 verschuifbaar geleid. Het bovenste schuifblok 41 en het onderste schuifblok 42 zijn onderling star verbonden door niet weergegeven stangen die zich aan weerszijden van de baan voor de broden bevinden.

Aan het bovenste schuifblok 41 is om een horizontale 15 scharnieras 43 een zwenkorgaan 44 scharnierbaar bevestigd. Op een afstand van de scharnieras 43 is het zwenkorgaan 44 om een horizontale scharnieras 45 scharnierbaar bevestigd aan de bovenzijde van het raam 35. Tussen het zwenkorgaan 44 en het bovenste schuifblok 41 is een veer 46 20 aangebracht, die elke beweging van het zwenkorgaan 44 uit de getoonde stand tegenwerkt.

Voor het verkrijgen van de beweging van de snijbladen 11 zijn aandrijfmiddelen voorzien die het raam 35 aandrijven, dat met de onder bedrijfsspanning gebrachte 25 snijbladen 11 één geheel vormt.

De aandrijfmiddelen omvatten een eerste elektrische aandrijfmotor 51 met een roterende as 52 en een op de as 52 bevestigde schijf 53, welke aandrijfmotor 51 vast aan het gestel 2 is aangebracht. Excentrisch van de as 52 is een 30 drijfstang 54 aan de schijf 53 bevestigd. De drijfstang 54 is met zijn andere einde om scharnierpunt 55 scharnierbaar bevestigd aan een hefboomarm 56. De hefboomarm 56 is op een afstand van het scharnierpunt 55 om scharnierpunt 57 bevestigd aan een zwenkorgaan 58. Het zwenkorgaan 58 is 35 verbonden met een actuator 61 waarmee het zwenkorgaan 58 ten opzichte van het gestel 2 beweegbaar is, zodat het scharnierpunt 57 vanuit de getoonde stand naar positie 59 1005537 - 16 - kan worden verplaatst.

De hefboomarm 56 is op een afstand van het scharnierpunt 55 om scharnierpunt 60 zwenkbaar bevestigd aan het onderste schuifblok 42, eventueel via een niet 5 getoonde tussenarm.

Het roteren van de as 52 van de aandrijfmotor 51 bewerkstelligt een heen en weer beweging van de schuifblokken 41 en 42 in de vertikale rechtgeleidingen 40. Deze beweging wordt hier aangeduid als de "eerste beweging" 10 en is gekenmerkt door een eerste amplitude, gezien in de lengterichting van de snijbladen 11, en een eerste frequentie.

Het raam 35 is niet vast met de schuifblokken 41 en 42 verbonden, zoals bij de inrichtingen volgens de stand 15 van de techniek gebruikelijk is.

Aan de bovenzijde is het raam 35 beweegbaar geleid ten opzichte van het bovenste schuifblok 41. Aangezien het scharnierpunt 43 van het zwenkorgaan 44 in hoofdzaak horizontaal naast het scharnierpunt 45 ligt, kan het punt 20 45 eigenlijk alleen een vertikale beweging maken ten opzichte van het bovenste schuifblok 41, dat op zijn beurt alleen vertikaal kan schuiven in de rechtgeleidingen 40.

Op het onderste schuifblok 42 is een tweede elektrische aandrijfmotor 65 gemonteerd met een roterende 25 as 66 en een daaraan bevestigde schijf 67. Via een excentrisch van de as 66 gelegen pen 68 is de schijf 67 verbonden met het onderste gedeelte van het raam 35.

Het roteren van de as 66 van de tweede aandrijfmotor 65 bewerkstelligt, gezien in het vlak van figuur 2, een 30 cirkelbeweging van het met de pen 68 verbonden punt van het raam 35 ten opzichte van het onderste schuifblok 42.

Derhalve voert elk punt van het samenstel van het raam 35 en de snijbladen 11 een lusvormige beweging uit ten opzichte van de schuifblokken 41 en 42, welke beweging hier 35 is aangeduid als de "tweede beweging". Deze lusbeweging vindt plaats in een vlak dat wordt gevormd door de lengterichting van de snijbladen en de doorvoerrichting A

1005537 - 17 - van de broden. In de weergave van figuur 2 is de excentriciteit van de pen 68 ten opzichte van de as 66 overdreven groot aangeduid, dit uitsluitend ter verduidelijking van de weergave.

5 Het zal duidelijk zijn dat bij de getoonde uitvoering van de aandrijfmiddelen elk punt van het samenstel van raam 35 en snijbladen 11 dat nabij de onderzijde van het raam 35 ligt een in hoofdzaak cirkelvormige lusbeweging uitvoert, en dat deze lusbeweging 10 op plaatsen die verder van de pen 68 verwijderd liggen steeds meer de vorm krijgt van een elliptische lus.

De cirkelbeweging van het aangrijpingspunt van de pen 68 op het raam 35 heeft een component in de lengterichting van de snijbladen 11 en een component 15 loodrecht op de lengterichting van de snijbladen 11. De component in lengterichting van de snijbladen 11 is gekenmerkt door een tweede amplitude en een tweede frequentie.

Ten opzichte van het gestel 2 van de inrichting l, 20 en dus ten opzichte van het te snijden brood 7, voeren de snijbladen 11 een beweging uit die resulteert uit de superpositie van de eerste rechtlijnige heen en weergaande beweging van het onderste schuifblok 42 ten opzichte van het gestel 2 en van de tweede cirkelvormige beweging van 25 het raam 35 ten opzichte van het onderste schuifblok 42.

Bij de inrichting 1 is de eerste amplitude veel groter dan de tweede amplitude en is de eerste frequentie veel lager dan de tweede frequentie. Bij voorkeur bedraagt de tweede amplitude in de ordegrootte van één of enkele 30 millimeters en bedraagt de tweede frequentie enkele tientallen, bij voorkeur meer dan honderd, heen en weergaande slagen per seconde. In een praktische uitvoeringsvorm is de excentriciteit van de pen 68 ten opzichte van de as 66 ongeveer één millimeter en bedraagt 35 het toerental van de as 66 ongeveer 9000 omw/min in de richting van de pijlen op de schijf 67.

Hierbij is het voordelig indien elk van de 1005537 - 18 - snijbladen 11 aan de snijrand 13 is voorzien van op regelmatige afstanden gelegen snijformaties, waarbij de afstand tussen naburige snijformaties tussen 0,5 en 4 millimeter bedraagt.

5 Zoals hierboven is beschreven, omvatten de spanmiddelen van de inrichting 1 bij voorkeur tussen het bovenste opneemorgaan 30 en het onderste opneemorgaan 31 geplaatste drukveren. Voor het plaatsen van een snijbladendrager 10 is er in voorzien dat het zwenkorgaan 10 58 zodanig wordt bewogen door de actuator 61 dat het scharnierpunt 57 van de hefboomarm 56 naar de positie 59 verplaatst. Dit leidt er toe dat het samenstel van het onderste schuifblok 42 en het bovenste schuifblok 41 en dus ook het raam 35 verder naar boven verplaatsen dan tijdens 15 normaal bedrijf van de inrichting 1. Door nu op geschikte plaatsen aanslagen aan de inrichting 1 aan te brengen, kan worden bereikt dat het door de veren ondersteunende bovenste opneemorgaan 30 bij het naar boven verplaatsen tegen deze aanslagen komt en wordt tegengehouden, waardoor 20 de spanveren worden samengedrukt, bijvoorbeeld over een afstand van 5 millimeter. In deze samengedrukte stand kan gemakkelijk een snijbladendrager 10 in het bovenste en het onderste opneemorgaan 30,31 worden geschoven. Door het zwenkorgaan 58 weer naar de in figuur 2 getoonde stand te 25 brengen worden de snijbladen 11 van de snijbladendrager 10 dan door de spanveren gespannen.

De inrichting 1 is bijvoorkeur zo uitgevoerd dat het hele mechanisme dat is getoond in figuur 2 deel uitmaakt van een eenheid die in zijn geheel losneembaar is van de 30 rest van de inrichting 1 en na het openen van de deur 6 naar buiten kan worden gebracht, met name voor onderhoudswerkzaamheden. Ook is de inrichting 1 bij voorkeur zo uitgevoerd dat de behuizing van de inrichting 1 voor deze eenheid een zoveel mogelijk gesloten compartiment 35 vormt en dat ventilatormiddelen zijn voorzien om in dat compartiment een overdruk te bewerkstelligen. Op deze manier wordt vervuiling van deze eenheid door kruimels zeer 1005537 - 19 - effectief tegengegaan.

De inrichting 1 is verder voorzien van nog nader toe te lichten reinigingsmiddelen voor de snijbladen 11, die tijdens het snijden van het brood aan de snijbladen 11 5 hechtende verontreinigingen, met name brooddeegdeeltjes, verwijderen. Deze reinigingsmiddelen omvatten hier een bovenste schraaporgaan 70 en een onderste schraaporgaan 71, die respectievelijk boven en onder de door aanvoerband 4 en afvoerband 5 gedefinieerde baan voor de broden 7 zijn 10 opgesteld. Voor het bereiken van een doelmatige reiniging van de snijbladen 11 is er in voorzien dat de snijbladen 11 in hoofdzaak over hun hele met de broden 7 in contact komende lengte in ieder geval één van beide schraaporganen 70, 71 passeren. Dit kan worden bereikt door een geschikte 15 uitvoering van de aandrijfmiddelen die de eerste amplitude van het onderste schuifblok 42 verschaffen. Gezien de in de praktijk voorkomende hoogten van brood en andere bakkerijprodukten is de eerste amplitude derhalve aanzienlijk groter dan de tweede amplitude. In praktische 20 uitvoeringen bedraagt de eerste amplitude in de ordegrootte van meerdere centimeters, bijvoorbeeld 13 centimeter. Alhoewel de eerste heen en weer beweging met voordeel kan bijdragen aan de snijdende werking van de snijbladen 11 is de eerste beweging roet name bedoeld om de snijbladen 11 25 langs de schraaporganen 70, 71 te laten passeren. De eerste frequentie van de eerste beweging kan dan ook laag zijn, de as 52 kan in een praktisch voorbeeld met ongeveer 100 omw/min roteren.

Bij het bedrijf van de getoonde inrichting 1 kan 30 worden waargenomen dat het daadwerkelijke snijden van het brood in hoofdzaak wordt gerealiseerd door de beweging die de tweede aandrijfmotor 65 verschaft, dus een kleine lusvormige beweging met een hoge frequentie. Gebleken is dat het tegen de zijkanten 12 van de snijbladen 11 liggende 35 broodmateriaal door kleven en wrijving mee tracht te bewegen met de snijbladen 11. Het broodmateriaal is in zekere mate elastisch en kan daardoor over een kleine 1005537 - 20 - afstand met de snijbladen 11 mee bewegen zonder dat scheurvorming in het broodmateriaal optreedt. Wanneer de beweging van de snijbladen groter is, ontstaan echter scheuren in het broodmateriaal waardoor kruimels worden 5 gevormd. Met de inrichting l is de vorming van kruimels minimaal omdat de snijbladen 11 een zeer kleine lusbeweging maken ten opzichte van het brood.

De schraaporganen 70 en 71 zijn in hoofdzaak identiek uitgevoerd. In de figuren 6,6a,7,8 en 9 is daarom 10 alleen het schraaporgaan 70 weergeven.

Het schraaporgaan 70 heeft een langwerpig blokvormig lichaam, dat is bestemd om zich op bekende wijze met zijn langsrichting dwars op de snijbladen 11 in de inrichting 1 uit te strekken. Het schraaporgaan 70 is voorzien van 15 meerdere sleufopeningen 73, elk voor het passeren van één van de snijbladen 11. Elke sleufopening 73 is begrensd door twee dwars op de langsrichting van het schraaporgaan 70 liggende wanden 74, 75. De wanden 74, 75 vormen aan elke zijde van het snijblad 11 een schraapvlak 77, 78, dat is 20 bestemd om langs de naburige zijkant van het snijblad 11 te schrapen en daarmee de verontreinigingen van het snijblad 11 te verwijderen. De schraapvlakken 77 en 78 zijn hier verkregen door de twee dichtbij elkaar gelegen delen van de wanden 74 en 75, die in de richting van de grootste 25 doorsnedeafmeting van het snijblad 11 gezien een kleinere afmeting hebben dan het snijblad 11 zelf. De afstand tussen de schraapvlakken 77 en 78 bedraagt bijvoorbeeld 0,9 millimeter bij een dikte van het snijblad 11 van 0,5 millimeter. Bij voorkeur zijn de schraaporganen 70,71 30 vervaardigd uit perlitisch gietijzer.

Nabij de snijrand 13 en de achterrand van het snijblad liggen de wanden 74 en 75 op een grotere afstand van elkaar, waardoor, zoals in figuur 6a te herkennen is, de snijrand 13 en de achterrand van het snijblad 11 vrij 35 lijken te liggen van de schraapvlakken 77 en 78. Zoals eerder beschreven is, voert het snijblad 11 echter een lusvormige beweging uit, waardoor nagenoeg de hele 1005537 - 21 - zijkanten 12 van het snijblad 11 langs de schraapvlakken 77 en 78 passeren.

Voor elk van de schraaporganen 70, 71 is de inrichting 1 van in figuur 7 schematisch weergegeven 5 verplaatsingsmiddelen voorzien, die het mogelijk maken elk schraaporgaan 70, 71 heen en weer te verplaatsen in zijn langsrichting ten opzichte van de snijbladen 11, hetgeen in figuur 7 met pijlen BI en B2 schematisch is aangeduid. De verplaatsingsmiddelen omvatten in dit voorbeeld twee 10 pneumatische cilinders 120, 121, die elk aangijpen op een axiaal einde van het schraaporgaan 70 en het in de richting van het andere axiale einden kunnen drukken. Door perslucht toe te voeren aan de cilinder 121 wordt het schraaporgaan 70 in de richting van de pijl BI gedrukt en komen de 15 schraapvlakken 78 tegen de zijkanten 12 van de snijbladen 11, terwijl de schraapvlakken 77 van de snijbladen 11 vandaan bewegen. Door perslucht toe te voeren aan cilinder 120 verplaatst het schraaporgaan 70 in de richting van pijl B2 en wordt het omgekeerde bereikt. Door tijdens het 20 bedrijf van de inrichting 1 de schraaporganen 70, 71 op de beschreven wijze regelmatig heen en weer te bewegen, wordt enerzijds bereikt dat de snijbladen 11 zeer goed worden gereinigd en is de standtijd van de schraaporganen 70, 71 zeer groot, doordat de onvermijdelijke slijtage van de 25 schraapvlakken 77 en 78 van het schraaporgaan 70 door het heen en weer verplaatsen wordt opgevangen. Bij voorkeur is de druk waarmee de verplaatsingsmiddelen de schraapvlakken 77, 78 tegen de snijbladen 11 drukken instelbaar. Doordat de schraapvlakken 77 en 78 naar binnen liggen ten opzichte 30 van de rest van de wanden 74 en 75 wordt vermeden dat door slijtage verdiepingen ontstaan in de wanden 74 en 75. Dit zou het namelijk verhinderen om de snijbladen te vervangen, want dan zouden de nieuwe snijbladen exact in de uitgesleten verdiepingen moeten passen hetgeen praktisch 35 nauwelijks realiseerbaar is.

Om te vermijden dat de van de snijbladen 11 geschraapte verontreinigigen zich in de sleufopeningen 73 1005537 - 22 - verzamelen, zijn in elk van de schraaporganen 70, 71 luchtkanalen 80 aangebracht, die een uitstroompoort 81 hebben bij elk van de sleufopeningen 73, in het bijzonder tegenover de snijrand 13 van het snijblad 11. In het in de 5 figuren 8 en 9 getoonde uitvoeringsvoorbeeld is voor elke sleufopening 73 een bijbehorend luchtkanaal 80 voorzien, die elk een inlaatpoort 82 hebben aan een van de sleufopening 73 verwijderd gelegen zijde van het schraaporgaan 70. Voor het toevoeren van lucht aan de 10 inlaatpoorten 82 van de schraaporganen 70, 71 is de inrichting 1 voorzien van een bovenste luchtinjeetieorgaan 90 en onderste luchtinjectieorgaan 91, welke in hoofdzaak identiek zijn uitgevoerd en waarvan het bovenste luchtinjectieorgaan 90 in de figuren 8 en 9 is te 15 herkennen. Elk van de luchtinjeetieorganen 90, 91 is zodanig in de inrichting 1 aangebracht, dat het zich langs het schraaporgaan 70, 71 uitstrekt. In het bijzonder is er in voorzien dat de luchtinjectieorganen 90, 91 niet heen en weer beweegbaar zijn zoals de schraaporganen 70, 71.

20 Het luchtinjectieorgaan 90 heeft meerdere luchtuitblaaspoorten 93, telkens tegenover een inlaatpoort 82 van het schraaporgaan 70. Vanwege de heen en weer beweegbaarheid van het schraaporgaan 70 ten opzichte van het luchtinjectieorgaan 90 zijn de inlaatpoorten 82 groter 25 dan de luchtuitblaaspoorten 93. De luchtuitblaaspoorten 93 sluiten aan op een gemeenschappelijk luchtkanaal 94, dat is aangesloten op een luchtcompressor (niet weergegeven).

Aldus kan lucht onder druk in de sleufopeningen 73 worden gebracht, waardoor afgeschraapte verontreinigingen worden 30 weggeblazen.

Verder is er in voorzien dat de naar de sleufopeningen 73 gevoerde lucht kan worden gemengd met een smeermiddel. Hiertoe zijn de luchtinjeetieorganen 90, 91 elk voorzien van een kanaal 96 voor het toevoeren van een 35 geringe hoeveelheid vloeibaar en eetbaar smeermiddel, en is het kanaal 96 telkens via een aftakkanaal 97 verbonden met het luchtaftakkanaal dat naar de luchtuitblaaspoort 93 1005537 - 23 - leidt.

Om het effect van de aan een sleufopening 73 toegevoerde lucht, eventueel gemengd met smeermiddel, te bevorderen, is voorzien in een speciale uitvoering van de 5 wanden 74 en 75, die in het bijzonder in figuur 9 is getoond. De wanden 74, 75 zijn elk voorzien van een verdieping die tussen de betreffende wand en het snijblad 11 een holte 98 vormt, die aan een zijde aansluit op de uitstroompoort 81. In het bijzonder is de verdieping zo 10 uitgevoerd dat de doorlaatopening van de holte 98 afneemt in de richting van de uitstroompoort 81 vandaan, dit is hier gerealiseerd doordat de verdieping de vorm van een helft van een kegel heeft. Door deze uitvoering van de wanden 74, 75 wordt een groot reinigend effect verkregen en 15 wordt het smeermiddel goed verdeeld over het oppervlak van de snijbladen 11.

Verder is er in voorzien dat de schraaporganen 70,71 tegelijk met de snijbladendrager 10 worden verwisseld, en wel op automatische wijze. Dit is mogelijk door de 20 schraaporganen 70, 71 reeds van te voren provisorisch aan de snijbladendrager 10 te bevestigen, bijvoorbeeld door de zijsteunen 19, 20 van de snijbladendrager 10 door gaten te steken in de uiteinden van de schraaporganen 70, 71 en op geschikte plaatsen te voorzien van een klemorgaan dat het 25 betreffende schraaporgaan licht klemmend vasthoud. Hierbij is de inrichting 1 voorzien van een niet weergegeven geschikt uitgevoerd schraaporgaanhanteringsmechanisme voor elk schraaporgaan dat, na het in de inrichting plaatsen van de snijbladendrager 10, het betreffende schraaporgaan 70, 30 71 vastgrijpt, vervolgens van het klemorgaan ontkoppelt en op de gewenste hoogte ten opzichte van de baan voor de broden brengt. Bij voorkeur zijn de schraaporgaanhanteringsmechanismen zo uitgevoerd dat voorafgaand aan het verwijderen van de snijbladendrager 10 35 uit de inrichting 1 de schraaporganen weer provisorisch aan de snijbladendrager 10 worden vastzet, zodat beide schraaporganen 70, 71 samen met de snijbladendrager 10 1 005537 - 24 - worden verwijderd. Het zal duidelijk zijn dat het schraaporgaanhanteringsmechanisme samenwerkt met het verplaatsingsmechanisme dat de axiale heen en weer van het schraaporgaan bewerkstelligt voor het reinigen van de 5 snijbladen 11.

Figuur 10 toont schematisch een voorkeursuitvoeringvorra van de magazijn- en wisselinrichting 3 van de inrichting volgens de uitvinding. De magazijn- en wisselinrichting 3 is bestemd voor het 10 opnemen van een voorraad van meerdere snijbladendragers 10 en voor het automatisch in de inrichting 1 plaatsen en uitnemen van een snijbladendrager 10. In beginsel is de magazijn- en wisselinrichting 3 net zo opgebouwd als algemeen bekende diaprojectoren, waarbij de dia's zijn 15 vervangen door snijbladendragers 10. In figuur 10 zijn het bovenste opneemorgaan 30 en het onderste opneeroorgaan 31 schematisch te herkennen. De magazijn- en wisselinrichting 3 omvat een slede 100 met opstaande steunen 101 op een afstand van elkaar, waarbij telkens één snijbladendrager 10 20 tussen een paar steunen 101 kan worden geplaatst. De slede 100 is door niet weergegeven aandrijfmiddelen verplaatsbaar, zodanig dat steeds een snijbladendrager 10 in het verlengde van het bovenste opneemorgaan 30 en het onderste opneemorgaan 31 kan worden gebracht. Ter hoogte 25 van de opneemorganen 30 en 31 is een verplaatsingsmechanisme 105 voor het zijdelings verschuiven van de op die plaats aanwezige snijbladendrager 10 voorzien. Het verplaatsingsmechanisme 105 omvat in dit voorbeeld een actuator 106 met een schuifstang 107 en een 30 klem 108 op het einde van de schuifstang 107. De klem 108 is ingericht voor het vastgrijpen van het hanteringsorgaan 29 van de snijbladendrager 10 en kan zo de snijbladendrager 10 in de opneemorganen 30 en 31 schuiven of uit de opneemorganen 30, 31 nemen en in de slede 100 plaatsen. Met 35 de beschreven magazijn- en wisselinrichting 3 kan in zer korte tijd, bijvoorbeeld 20 seconden, een snijbladendrager 10 worden gewisseld.

1005537

Claims

1 OU5537 i - 32 - 20, waarbij de reinigingsmiddelen (70,71,90,91) zijn ingericht voor het mengen van de naar de sleufopeningen (73) stromende lucht met een smeermiddel.

1. Inrichting (1) voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een gestel (2), dat is voorzien van ondersteuningsmiddelen (4,5) voor de broden (7), welke ondersteuningsmiddelen een 5 baan voor de broden door de inrichting definiëren, een snijbladendrager (10), die naast elkaar en op afstand van elkaar meerdere dunne langwerpige snijbladen (11) opneemt, waarbij elk snijblad voor het snijden van het brood een snijformaties vertonende snijrand (13) heeft, 10 aandrijfmiddelen voor het verschaffen van een heen en weer beweging van de snijbladen ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen (4,5) voor de broden, welke heen en weer beweging evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen is, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen van 15 de snijbladendrager een eerste beweging verschaffen, die is gekenmerkt door een eerste amplitude in de lengterichting van de snijbladen (11) en een eerste frequentie, en verder een tweede beweging verschaffen, die is gekenmerkt door een tweede amplitude in de lengterichting van de snijbladen en 20 een tweede frequentie, waarbij de eerste amplitude groter is dan de tweede amplitude en de eerste frequentie lager is dan de tweede frequentie, en dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het superponeren van de eerste beweging en de tweede beweging tot een resulterende beweging, en dat de 25 aandrijfmiddelen de snijbladen (11) met de resulterende beweging aandrijven.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting is voorzien van reinigingsmiddelen (70,71), die 30 tijdens het snijden van het brood de snijbladen reinigen, welke reinigingsmiddelen zijn opgesteld buiten de door de ondersteuningsmiddelen (4,5) gedefinieerde baan voor de broden (7), en waarbij de eerste amplitude zodanig is, dat de snijbladen (11) in hoofdzaak over hun met het brood in 35 contact komende lengte de reinigingsmiddelen (70,71) 1005537 - 26 - passeren.

3. Inrichting volgens conclusie l of 2, waarbij de eerste beweging een in hoofdzaak rechtlijnige heen en weer 5 beweging is, en waarbij de tweede beweging een, gezien in een vlak gedefinieerd door de lengterichting van een snijblad (11) enerzijds en de doorvoerrichting (A) van de broden anderzijds, lusvormige beweging is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de lusvormige beweging zodanig is, dat in een dichtst nabij de ondersteuningsmiddelen (4,5) gelegen punt daarvan de bewegingsrichting van de lusvormige beweging in hoofdzaak in dezelfde richting is als de doorvoerrichting (A) voor de 15 broden (7).

5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste amplitude in de ordegrootte van meerdere centimeters ligt en de tweede amplitude in de 20 ordegrootte van één of enkele millimeters ligt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de eerste frequentie in de ordegrootte van één of enkele slagen per seconde ligt en de tweede frequentie in de ordegrootte van 25 meerdere tientallen, bij voorkeur meer dan honderd, slagen per seconde ligt.

7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de snijbladen (11) aan de 30 snijrand (13) is voorzien van op regelmatige afstanden gelegen snij formaties, waarbij de afstand tussen naburige snijformaties tussen 0,5 en 4 millimeter bedraagt.

8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande 35 conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen voor de snijbladendrager een tussendrager (41,42) omvatten, die is opgesteld tussen het gestel (2) en de snijbladendrager 1005537 - 27 - (10), waarbij de tussendrager (41,42) in hoofdzaak evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen heen en weer beweegbaar is opgenomen in het gestel (2), en waarbij de tussendrager is ingericht voor het ten opzichte van de 5 tussendrager beweegbaar dragen van de snijbladen (11), waarbij de aandrijfmiddelen eerste aandrijfmiddelen (51,53,54,56) omvatten, die zijn opgesteld tussen het gestel en de tussendrager voor het ten opzichte van het gestel bewegend aandrijven van de tussendrager, en verder 10 tweede aandrijfmiddelen (65,67,68), die zijn opgesteld tussen de tussendrager en de snijbladen voor het ten opzichte van de tussendrager bewegend aandrijven van de snijbladen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de tussendrager (41,42) in hoofdzaak rechtlijnig (40) heen en weer beweegbaar is geleid in het gestel, en waarbij de eerste aandrijfmiddelen (51,53,54,56) de eerste beweging verschaffen, en waarbij de tweede aandrijfmiddelen 20 (65,66,67,68) de tweede beweging verschaffen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de tweede beweging een in hoofdzaak cirkelvormige beweging is.

11. Inrichting (1) voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een gestel (2), dat is voorzien van ondersteuningsmiddelen (4,5) voor de broden (7), welke ondersteuningsmiddelen een baan voor de broden door de inrichting definiëren, een 30 snijbladendrager (10), die naast elkaar en op afstand van elkaar meerdere dunne langwerpige snijbladen (11) opneemt, waarbij elk snijblad voor het snijden van de broden een snijformaties vertonende snijrand (13) heeft, welke snijbladendrager een voor de snijbladen gemeenschappelijk 35 bovenste bevestigingslichaam (17) en een voor de snijbladen gemeenschappelijk onderste bevestigingslichaam (18) heeft, waarbij elk snijblad met een einde daarvan is verbonden met 1005537 - 28 - het onderste bevestigingslichaam en met het andere einde daarvan is verbonden met het bovenste bevestigingslichaam, waarbij spanmiddelen zijn voorzien voor het bewerkstelligen en handhaven van een axiale bedrijfsspanning in elk 5 snijblad (11) tijdens het snijden, aandrijfmiddelen voor het verschaffen van een heen en weer beweging van de snijbladen ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke heen en weer beweging evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen is, net het kenmerk, dat 10 het bovenste bevestigingslichaam (17) en het onderste bevestigingslichaam (18) van de snijbladendrager (10) ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn, dat de aandrijfmiddelen zijn voorzien van bovenste opneemmiddelen (30) voor het losneembaar opnemen van het bovenste 15 bevestigingslichaam (17) van de snijbladendrager en van onderste opneemmiddelen (31) voor het losneembaar opnemen van het onderste bevestigingslichaam (17) van de snijbladendrager, en dat de spanmiddelen zijn ingericht voor het veranderen van de afstand tussen de bovenste 2 0 opneemmiddelen (30) en de onderste opneemmiddelen (31) , zodat na het in de bovenste en onderste opneemmiddelen aanbrengen van respectievelijk het bovenste en het onderste bevestigingslichaam de afstand tussen de bovenste en de onderste opneemmiddelen kan worden vergroot hetgeen de 25 axiale bedrijfsspanning van de snijbladen (11) bewerkstelligt.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de bovenste opneemmiddelen en de onderste opneemmiddelen elk een 30 langwerpig opneemorgaan (30,31) omvatten, dat is voorzien van een zich in langsrichting daarvan uitstrekkende groef (32,33) met een inschuifopening aan een uiteinde van het betreffende opneemorgaan, welke groef (32,33) open is aan de naar de andere opneemorgaan gekeerde zijde, zodat de 35 snijbladendrager (10) met zijn bevestigingslichamen (17,18) in de opneemorganen (30,31) kan worden geschoven. 1005537 - 29 -

13. Snijbladendrager (10) voor een inrichting voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een bovenbalk (17) en een daaraan in hoofdzaak evenwijdige onderbalk (18), waarbij de 5 bovenbalk en de onderbalk zijn ingericht voor het tussen hen in bevestigen van meerdere op afstand naast elkaar gelegen dunne langwerpige snijbladen (11), en waarbij de bovenbalk en de onderbalk tot een als een geheel hanteerbare eenheid met elkaar zijn verbonden door 10 afstandhoudmiddelen, met het kenmerk, dat de afstandhoudmiddelen (19,20) het van elkaar vandaan bewegen van de bovenbalk (17) en de onderbalk (20) toelaten om de snijbladen (11) met een voor het snijden van het brood geschikte axiale bedrijfsspanning te spannen. 15

14. Snijbladendrager volgens conclusie 13, waarbij de snijbladendrager (10) twee zijsteunen (19,20) omvat aan weerszijden van de snijbladen (11), welke zijsteunen vast zijn verbonden met één van beide balken (18) en de andere 20 balk (17) beweegbaar geleiden in de richting van de andere balk (18) vandaan.

15. Inrichting voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een gestel, dat is 25 voorzien van ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke ondersteuningsmiddelen een baan voor de broden door de inrichting definiëren, een snijbladendrager (10), die naast elkaar en op afstand van elkaar meerdere dunne langwerpige snijbladen (11) opneemt, waarbij elk snijblad voor het 30 snijden van de broden een snijformaties vertonende snijrand (13) heeft, aandrijfmiddelen voor het verschaffen van een heen en weer beweging van de snijbladen ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke heen en weer beweging evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen 35 is, waarbij reinigingsmiddelen voor de snijbladen zijn voorzien om tijdens het snijden van de broden de snijbladen te reinigen, welke reinigingsmiddelen zijn opgesteld buiten 1005537 - 30 - de door de ondersteuningsmiddelen gedefinieerde baan voor de broden, waarbij de reinigingsmiddelen een schraaporgaan (70,71) omvatten, dat zich dwars op de snijbladen (11) uitstrekt en dat is voorzien van meerdere sleufopeningen 5 (73), elk voor het passeren van een snijblad, waarbij het schraaporgaan aan weerszijden van elk snijblad een schraapvlak (77,78) vormt, dat is bestemd om langs de naburige zijkant van het snijblad te schrapen, met het kenmerk, dat verplaatsingsmiddelen (120,121) zijn voorzien 10 voor in hoofdzaak dwars op de snijbladen (11) heen en weer verplaatsen (B1,B2) van het schraaporgaan (70,71) ten opzichte van de snijbladen (11).

16. Inrichting (1) voor het in plakken snijden van 15 broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een gestel (2), dat is voorzien van ondersteuningsmiddelen (4,5) voor de broden (7), welke ondersteuningsmiddelen een baan voor de broden door de inrichting definiëren, een snijbladendrager (10), die naast elkaar en op afstand van 20 elkaar meerdere dunne langwerpige snijbladen (11) opneemt, waarbij elk snijblad (11) voor het snijden van de broden een snijformaties vertonende snijrand (13) heeft, aandrijfmiddelen voor het verschaffen van een heen en weer beweging van de snijbladen ten opzichte van de 25 ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke heen en weer beweging evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen is, waarbij reinigingsmiddelen voor de snijbladen zijn voorzien om tijdens het snijden van de broden de snijbladen te reinigen, welke reinigingsmiddelen zijn opgesteld buiten 30 de door de ondersteuningsmiddelen gedefinieerde baan voor de broden (7), waarbij de reinigingsmiddelen een schraaporgaan (70,71) omvatten, dat zich dwars op de snijbladen uitstrekt en dat voor is voorzien van meerdere sleufopeningen (73), elk voor het passeren van een snijblad 35 (11), waarbij het schraaporgaan (70,71) aan weerszijden van elk snijblad (11) een schraapvlak (77,78) vormt, dat is bestemd om langs de naburige zijkant van het snijblad te 10U5537 - 31 - schrapen, net het kenmerk, dat in het schraaporgaan (70,71) een of meer kanalen (80) zijn aangebracht, die een uitstroompoort (81) hebben bij elk van de sleufopeningen (73) in het schraaporgaan, en dat luchttoevoermiddelen 5 (90,91) zijn voorzien voor het toevoeren van lucht onder druk aan die kanalen (80).

17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij de luchttoevoermiddelen een stationair opgesteld 10 luchtinjectieorgaan (90,91) omvatten, dat zich langs het heen en weer verplaatsbare schraaporgaan (70,71) uitstrekt en dat is voorzien van meerdere luchtuitblaaspoorten (93), en waarbij het schraaporgaan (70,71) tegenover elke luchtuitblaaspoort (93) van het luchtinjectieorgaan (90,91) 15 is voorzien van een luchtinlaatpoort (82), waarbij elke luchtinlaatpoort aansluit op een bijbehorend kanaal (80) in het schraaporgaan, welk kanaal een uitstroompoort (81) heeft bij een aantal van de sleufopeningen (73) in het schraaporgaan (70,71). 20

18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, waarbij elke uitstroompoort (81) in het schraaporgaan (70,71) zich bevindt tegenover de snijformaties vertonende snijrand (13) van het snijblad (11). 25

19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij elke sleufopening (73) is begrensd door twee elk langs een zijkant van een snijblad liggende wanden (74,75), die zodanig zijn uitgevoerd dat tussen het snijblad (11) en elk 30 van deze wanden een op de uitstroompoort (81) aansluitende holte (98) aanwezig is.

20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de doorlaatopening van de holte (98) in de richting van de 35 uitstroompoort (81) vandaan afneemt.

21. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 16-

22. Inrichting (1) voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een gestel (2), dat is voorzien van ondersteuningsmiddelen (4,5) voor de broden, welke ondersteuningsmiddelen een baan voor de broden (7) door de inrichting definiëren, een 10 snijbladendrager (10), die naast elkaar en op afstand van elkaar meerdere dunne langwerpige snijbladen (11) opneemt, waarbij elk snijblad voor het snijden van de broden een snijformaties vertonende snijrand (13) heeft, aandrijfmiddelen voor het verschaffen van een heen en weer 15 beweging van de snijbladen ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke heen en weer beweging evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen is, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een magazijninrichting (100,101) voor het opnemen van een 20 voorraad van meerdere snijbladendragers (10), en dat een wisselinrichting (105) is voorzien voor het automatisch uit de magazijninrichting nemen van een snijbladendrager en het koppelen daarvan met de aandrijfmiddelen (30,31) en voor het ontkoppelen van de snijbladendrager van de 25 aandrijfmiddelen en het in de magazijninrichting plaatsen van de ontkoppelde snijbladendrager.

23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij de magazijninrichting een verplaatsbare slede (100) omvat, 30 welke slede voor elke snijbladendrager (10) een zich dwars op de verplaatsingsrichting van de slede uitstrekkende opneemruimte vormt.

24. Snijbladendrager (10) voor een inrichting voor het 35 in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een bovenbalk (17) en een daaraan in hoofdzaak evenwijdige onderbalk (18), waarbij de 10u5537 - 33 - bovenbalk en de onderbalk zijn ingericht voor het tussen hen in bevestigen van meerdere op afstand naast elkaar gelegen dunne langwerpige snijbladen (11) en de bovenbalk en de onderbalk onderling tot een als een geheel 5 hanteerbare eenheid zijn verbonden door afstandhoudmiddelen (19,20), met het kenmerk, dat voor het bevestigen van een snijblad (11) de bovenbalk (17) of de onderbalk (18) is voorzien van een vast bevestigingsorgaan (22) en dat de andere balk is voorzien van een instelbaar 10 bevestigingsorgaan (23) met een in hoofdzaak in de langsrichting van het snijblad (11) beweegbaar bevestigingspunt (25), en dat de vaste (22) en instelbare (23) bevestigingsorganen om en om aan de bovenbalk (17) en de onderbalk (18) zijn aangebracht. 15

25. Inrichting voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een gestel, dat is voorzien van ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke ondersteuningsmiddelen een baan voor de broden door de 20 inrichting definiëren, een snijbladendrager, die de snijbladen van het stel snijbladen naast elkaar en op afstand van elkaar meerdere dunne langwerpige snijbladen opneemt, waarbij elk snijblad voor het snijden van de broden een snij formaties vertonende snijrand heeft, 25 aandrijfmiddelen voor het verschaffen van een heen en weer beweging van de snijbladen ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke heen en weer beweging evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen is, waarbij reinigingsmiddelen voor de snijbladen zijn 30 voorzien om tijdens het snijden van de broden de snijbladen te reinigen, welke reinigingsmiddelen zijn opgesteld buiten de door de ondersteuningsmiddelen gedefinieerde baan voor de broden, waarbij de reinigingsmiddelen een schraaporgaan omvatten, dat zich dwars op de snijbladen uitstrekt en dat 35 is voorzien van meerdere sleufopeningen, elk voor het passeren van een snijblad, met het kenmerk, dat middelen zijn voorzien voor het losneembaar bevestigen van het 1005537 - 34 - schraaporgaan aan de snijbladendrager (10), zodat het schraaporgaan samen met de snijbladendrager als een eenheid hanteerbaar is, en dat de inrichting is voorzien van ondersteuningsmiddelen voor het schraaporgaan, die zijn 5 ingericht om het losneembaar aan de snijbladendrager bevestigde en samen met de snijbladendrager in de inrichting geplaatste schraaporgaan te grijpen en vasthouden ten opzichte van de bij het snijden bewegende snijbladen. 10

26. Inrichting (1) voor het in plakken snijden van broden en dergelijke bakkerijprodukten, omvattende een gestel (2), dat is voorzien van ondersteuningsmiddelen (4,5) voor de broden (7), welke ondersteuningsmiddelen een 15 baan voor de broden door de inrichting definiëren, een snijbladendrager (10), die naast elkaar en op afstand van elkaar meerdere dunne langwerpige snijbladen (11) opneemt, waarbij elk snijblad voor het snijden van de broden een snijformaties vertonende snijrand (13) heeft, 20 aandrijfmiddelen voor het verschaffen van een heen en weer beweging van de snijbladen ten opzichte van de ondersteuningsmiddelen voor de broden, welke heen en weer beweging evenwijdig aan de lengterichting van de snijbladen is, waarbij reinigingsmiddelen voor de snijbladen zijn 25 voorzien om tijdens het snijden van de broden de snijbladen te reinigen, welke reinigingsmiddelen zijn opgesteld buiten de door de ondersteuningsmiddelen gedefinieerde baan voor de broden, waarbij de reinigingsmiddelen een schraaporgaan (70,71) omvatten, dat zich dwars op de snijbladen uitstrekt 30 en dat voor is voorzien van meerdere sleufopeningen (73), elk voor het passeren van een snijblad, waarbij elke sleufopening (73) is begrensd door twee elk langs een zijkant van een snijblad liggende wanden (74,75), die aan weerszijden van elk snijblad een schraapvlak (77,78) 35 vormen, dat is bestemd om langs de naburige zijkant van het snijblad te schrapen, met het kenmerk, dat de wanden (74,75), die de schraapvlakken (77,78) vormen ter hoogte 1005537 - 35 - van de zijkant van het snijblad (11) op een kleinere afstand van elkaar liggen dan nabij de snijrand (13) en de achterrand van het snijblad (11).

27. Inrichting volgens meerdere van de voorgaande conclusies.

28. Schraaporgaan volgens een of meer van de voorgaande conclusies. 1005537