NL1014519C2 - Installatie voor het snijden en verpakken van brood. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Installatie voor het snijden en verpakken van brood.

De uitvinding heeft betrekking op een installatie brood volgens de aanhef van conclusie 1 voor het in plakken snijden van hele broden en het vervolgens verpakken van elk gesneden brood in zijn geheel of in helften na opdeling van het in zijn 5 geheel gesneden.

Een dergelijke installatie is algemeen bekend en wordt als stand van de techniek beschreven in US 5 680 743. Bij die bekende installatie worden de uit de oven komende hele broden eerst in plakken gesneden en vervolgens verpakt. Indien er vraag 10 is naar verpakte in plakken gesneden halve broden neemt een medewerker van de bakkerij een plaats in tussen de snij inrichting en de verpakkingsinrichting. De medewerker neemt dan met de hand een helft van een gesneden brood van het ene transportpad en plaats het halve brood vervolgens op het andere 15 transportpad in dezelfde oriëntatie als de halve broden die via dat transportpad worden aangevoerd naar de plaats waar de medewerker zich bevindt.

Het handmatig pakken en omdraaien van een half brood om dat vervolgens op het andere transportpad te plaatsen is kostbaar, 20 gezien de loonkosten, en tevens een onaantrekkelijke activiteit.

In US 5 680 743 wordt daarom voorgesteld - indien er vraag is naar verpakte en in plakken gesneden halve broden - een uit de oven afkomstig heel en ongesneden brood eerst met een enkel mesblad in twee helften te snijden en dan de beide helften van 25 het brood achter elkaar te plaatsen en toe te voeren aan een snij inrichting, waar dan de halve broden in plakken worden gesneden. Om te bereiken dat de halve broden na de opdeling van het hele brood achter elkaar komen, wordt in US 5 680 743 een positioneringsinrichting beschreven met een draaibaar 30 horizontaal platform en met een middengeleider, die voor elke helft van het doormidden gesneden brood een bijbehorende baan vormt. De middengeleider strekt zich uit in het verlengde van 101 4 51 33¾ -2- het enkele mesblad, gezien in de transportrichting van de broden, en loopt tot boven het platform. Indien een van de helften op het draaiend platform komt, wordt die helft meegenomen en naar het andere transportpad gebracht. Hierbij 5 draait die helft van het brood en komt voor de andere helft van het brood te liggen. Vervolgens neemt een duworgaan beide helften mee naar de snij inrichting, waar de halve broden in plakken worden gesneden.

De installatie volgens ÜS 5 680 743 is niet 10 tevredenstellend. In het bijzonder is een nadeel dat de snij capaciteit van de snij inrichting slechts voor de helft wordt benut. Dit is vooral nadelig omdat in de praktijk de snij inrichting meestal de beperkende factor is voor de capaciteit van de gehele installatie. Zo moeten de snij elementen 15 van de snijinrichting vaak na een bepaalde tijd worden verwisseld, waartoe de snijinrichting moet worden stopgezet. Verder levert het in plakken snijden van de reeds gehalveerde broden ongewenst veel verlies op.

De onderhavige uitvinding beoogt een verbeterde installatie 20 te verschaffen die bovengenoemde nadelen opheft. In het bijzonder beoogt de uitvinding een positioneringsinrichting voor reeds in plakken gesneden halve broden te verschaffen.

De uitvinding verschaft volgens een eerste aspect daarvan een installatie volgens de aanhef van conclusie 1, die is 25 gekenmerkt doordat tussen de snijinrichting en de verpakkingsinrichting een positioneringsinrichting is opgesteld, welke positioneringsinrichting is ingericht om een via het eerste transportpad bij de positioneringsinrichting aankomende eerste helft van een gesneden brood om te draaien en in dezelfde 30 oriëntatie op het tweede transportpad te plaatsen als een via dat tweede transportpad bij de positioneringsinrichting aankomende tweede helft van een gesneden brood.

De uitvinding voorziet er dus in dat een heel brood eerst in hun geheel wordt gesneden en vervolgens wordt opgedeeld in 35 twee helften. Indien er vraag is naar hele gesneden broden, worden de beide helften bij de verpakkingsinrichting (of eerder) -3- weer samengevoegd. Indien er vraag is naar halve gesneden broden wordt de positioneringsinrichting in werking gesteld.

Bij voorkeur omvat de positioneringsinrichting een stel klembekken, die zijn ingericht om tussen hen in de om te draaien 5 eerste helft van een gesneden brood vast te klemmen, welke klembekken zijn aangebracht aan drager, die beweegbaar is, zodanig dat de klembekken in een eerste positie van de drager een stand innemen voor het ontvangen van de eerste helft, die via het eerste transportpad wordt aangevoerd, en zodanig dat de 10 klembekken in een tweede positie van de drager een stand innemen voor het afvoeren van de omgedraaide eerste helft via het tweede transportpad.

Bij voorkeur klemmen de klembekken het reeds in plakken gesneden halve brood aan zijn kopse einden in, dus aan zijn 15 dwars op de transportrichting gelegen einden.

Voor de inklemming is in de praktijk een geringe klemkracht voldoende, zodat het brood niet wordt beschadigd.

De inklemming waarborgt dat het halve brood niet uit elkaar valt bij de verplaatsing naar het andere transportpad.

20 Verdere voordelige uitvoeringsvormen zijn beschreven in de conclusies en de navolgende beschrijving aan de hand van de tekening. Daarbij toont:

Fig. 1 in bovenaanzicht schematisch de lay-out van een installatie volgens de uitvinding, 25 Fig. 2 in perspectief de positioneringsinrichting volgens de uitvinding, welke deel uitmaakt van de installatie van figuur 1, en

Figuur 3 schematisch in perspectief een detail van de installatie.

30

Figuur 1 toont een installatie voor het in plakken snijden van hele broden en het vervolgens verpakken van elk gesneden brood in zijn geheel of in helften na opdeling van het in zijn geheel gesneden brood.

35 De installatie omvat een snij inrichting 1 voor het in plakken snijden van via een aanvoermiddel 2 aangevoerde hele broden 3. De snij inrichting 1 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van 1014519¾ -4- een of meer op en neer bewegende mesbladendragers met in elke drager meerdere naast elkaar opgestelde mesbladen. Een voorbeeld daarvan is beschreven in WO 98/41368. Het zou echter ook een ander type snijinrichting kunnen zijn, bijvoorbeeld een 5 bandsnijinrichting.

Stroomafwaarts van de snijinrichting 1 is een verpakkingsinrichting 5 opgesteld, die zowel geschikt is voor het verpakken van een gesneden brood in zijn geheel als voor het verpakken van halve gesneden broden.

10 De verpakkingsinrichting 5 is hier ingericht voor het verpakken van de hele of halve broden in (plastic) zakken. De inrichting 5 heeft een magazijn 6 met een voorraad zakken 7 voor hele broden en een voorraad zakken 8 voor halve broden.

De verpakkingsinrichting 5 is bijvoorbeeld van het type 15 zoals beschreven in WO 93/21068. Dit type heeft een dwars op de transportrichting van de te verpakken broden heen en weer beweegbaar lepelsamenstel met een onderste lepel en een bovenste lepel. Het te verpakken brood komt dan op de onderste lepel 9, terwijl een zak 7, 8 om de onderste en bovenste lepels wordt 20 gespannen. Bij de teruggaande slag, komt het brood tegen een tegenhouder 10, die het brood in de zak 7, 8 schuift. Vervolgens worden de lepels uit de zak bewogen en wordt de met brood gevulde zak 7, 8 afgevoerd. Bij een sluitinrichting 11 worden de gevulde zakken afgesloten.

25

Stroomafwaarts van de snijinrichting 1 bevinden zich, in het verlengde van een van de snij elementen van de snijinrichting 1, opdeelmiddelen 15 voor het opdelen van een heel gesneden brood 3 in een eerste helft 3a en een tweede helft 3b.

30 De opdeelmiddelen 15 worden hier gevormd door de afgeschuinde rand van een middengeleider 16, die zich over de middenas van en op een geringe afstand boven een stationair glijoppervlak 17 uitstrekt.

35 De broodhelften 3a, 3b worden over dat glijoppervlak 17 geduwd middels een eerste duwinrichting 20. Deze duwinrichting 20 omvat aan elke langszijde van het glijoppervlak 17 een 4 f) ' i! xj ». . · -5- eindloze ketting 21,22 of dergelijke en op een afstand van elkaar aan de kettingen 21 aangebrachte duwstaven 23. Deze duwstaven 23 lopen onder de middengeleider 16 door, dwars op de transportrichting van de broodhelften 3a, 3b.

5 Evenwijdig aan de middengeleider 16 strekt zich aan elke zijde daarvan een zijgeleider 24, 25 uit, zodat een broodhelft 3a, 3b telkens tussen een zijgeleider 24, 25 en de middengeleider 16 wordt geleid. De afstand tussen een zijgeleider 24, 25 en de middengeleider 16 is bijvoorkeur 10 instelbaar aangezien brood verschillende lengtes kan hebben en ook de deling niet altijd dezelfde is. Eventueel is de positie van de middengeleider 16 ten opzichte van de snij inrichting 1 ook instelbaar.

Het samenstel van het oppervlak 17 alsmede de geleiders 16, 15 24, 25 vormt respectievelijk een eerste transportpad 30 voor de eerste helft 3a en een tweede transportpad 31 voor de tweede helft 3b. De duwinrichting 20 bewerkstelligt dan de verplaatsing van de helften 3a, 3b.

20 De installatie omvat verder tussen de snij inrichting 1 en de verpakkingsinrichting 5 opgestelde positioneringsinrichting 50.

De positioneringsinrichting 50 is ingericht om een via het eerste transportpad 30 bij de positioneringsinrichting 50 25 aankomende eerste helft 3a van een gesneden brood om te draaien en in dezelfde oriëntatie op het tweede transportpad 31 te plaatsen als een via dat tweede transportpad 31 bij de positioneringsinrichting 50 aankomende tweede helft 3b van een gesneden brood.

30

De positioneringsinrichting 50 zal verderop in het bijzonder aan de hand van figuur 2 nader worden beschreven.

Bij de positioneringsinrichting 50 zijn afzonderlijke 35 eerste verplaatsingsmiddelen 71 en tweede verplaatsingsmiddelen 72 voorzien, respectievelijk voor het langs de positioneringsinrichting 50 verplaatsen van een half gesneden -6- brood 3a via het eerste transportpad 30 en van een half gesneden brood 3b - of 3a indien de positioneringsinrichting is benut -via het tweede transportpad 31.

Indien er vraag is naar verpakte hele gesneden broden 5 worden de beide helften 3a, 3b van een brood naast elkaar langs de niet werkende positioneringsinrichting 50 geleid met de verplaatsingsmiddelen 71, 72. Indien er vraag is naar verpakte halve gesneden broden 3a, 3b wordt de positioneringsinrichting 50 in werking gesteld.

10 Stroomafwaarts van de positioneringsinrichting 50 is wederom een glijoppervlak 80 te herkennen met een middengeleider 81 en zijgeleiders 82, 83. Verder is een tweede duwinrichting 84 te herkennen met eindloze kettingen 85, 86 en bijbehorende duwstaven 87. Bij de duwinrichting 84 behoort een aandrijfmotor 15 88, die een instelbare snelheid van de duwinrichting 84 mogelijk maakt. In een voorkeursuitvoering is erin voorzien dat de duwinrichting 84 gesynchroniseerd is met de verpakkingsinrichting 5.

20 Aan de hand van de figuren 1 en 2 zal nu de opbouw en de werking van de positioneringsinrichting 50 in combinatie met de verplaatsingsmiddelen 71,72 worden toegelicht.

De positioneringsinrichting 50 omvat twee stellen 25 klembekken 51, 52 met elk twee klembekken 51a, 51b, 52a, 52b.

De klembekken 51b, 52b zijn aangebracht aan een arm 53, die in het midden is bevestigd aan een verticale draaias 54.

Aan de draaias 54 is verder een cirkelvormig platform 55 bevestigd. Het platform 55 dient als ondersteunings- en 30 glijoppervlak voor de halve gesneden broden 3a, 3b.

De arm 53 bevindt zich op een zodanige afstand boven het platform 55 dat de halve broden 3a, 3b er onderdoor kunnen passeren.

De klembekken 51a, 52a zijn vast aan het platform 55 35 bevestigd. In de getoonde uitvoering zijn de klembekken 51a, 52 gevormd door de opstaande zijvlakken van een verticale plaat 56, die zich in het vlak van de draaias 54 uitstrekt. De plaat 56 1014519*« -7- kan zich in een bepaalde stand van het platform 55 in het verlengde van de middengeleiders 16 en 81 uitstrekken.

Aan het naar de plaat 56 gekeerde einde van elk van de middengeleiders 16, 81 is een zwenkbare flap 57, 58 aangebracht.

5 Deze flappen 57, 58 zijn aan de zijde van de naburige middengeleider elk zwenkbaar om een bijbehorende verticale scharnieras. Bij voorkeur is voorzien in een aandrijving voor het op geschikte wijze zwenken van elk van de flappen 57, 58 bij het in werking zijn van de inrichting 50.

10

Aan elk einde van de arm 53 is een pneumatische cilinder 60, 61 bevestigd, die elk een bijbehorende door de cilinder 60, 61 beweegbare klembek 51b, 52b dragen. Door geschikte bediening van de cilinders 60, 61 kan een half gesneden brood 3a worden 15 ingeklemd met een instelbare klemdruk. Elke cilinder 60, 61 is via een leiding met daarin een roteerbare koppeling 62 aangesloten op een niet getoonde bron voor het toevoeren van perslucht. De koppeling 62 bevindt zich hierboven aan de draaias 54. Door geschikte instelling van de pneumatische druk kan een 20 half brood voldoende worden vastgeklemd om uit elkaar vallen te voorkomen zonder door de inklemming het brood te beschadigen.

De draaias 54 is draaibaar gelagerd in een niet weergegeven op de grond te plaatsen gestel van de inrichting 50.

25 Voor het draaien van de draaias 54 en de daaraan bevestigde arm 53 en platform 55 is een elektromotor 63 met bijbehorende elektronische regelmiddelen voorzien. De uitgaande as van de elektromotor 63 is rechtstreeks verbonden met de draaias 54.

Door geschikte aansturing van die elektromotor 63 kan de 30 draaias 54 in een eerste positie worden gebracht waarin een stel klembekken een stand inneemt bij het eerste transportpad 30 voor het ontvangen van de eerste helft 3a, die via het eerste transportpad 30 wordt aangevoerd. Vervolgens kan na het inklemmen van die helft 3a met de klembekken, de draaias 54 180° 35 worden gedraaid, zodanig dat de klembekken in een tweede positie van de draaias een stand in de baan van het tweede transportpad 31 voor het afvoeren van de omgedraaide eerste helft 3a via het ij Ü ï -J ; 7 -* -8- tweede transportpad 31. Op dat moment bevindt het andere stel klembekken zich weer in de baan van het eerste transportpad 30 voor het ontvangen van een volgende eerste helft 3a.

5 De verplaatsingsmiddelen 70, 71 zijn bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat een tweede helft 3b van een gesneden brood langs de positioneringsinrichting 50 wordt getransporteerd en de eerste helft 3a van dat gesneden brood tussen een stel klembekken wordt gebracht om te worden vastgeklemd. Uiteraard is 10 het ook denkbaar dat juist de eerste helft 3a wordt ingeklemd en gedraaid.

Bij voorkeur werken de verplaatsingsmiddelen 70, 71 en de positioneringsinrichting 50 zodanig dat - na inklemming van de 15 eerste helft 3a - de eerste helft 3a pas wordt gedraaid en in de baan van de tweede verplaatsingsmiddelen wordt gebracht nadat de tweede helft 3b voorbij de baan van de om te draaien eerste helft 3a is gebracht. Met andere woorden gesteld, wordt beoogd dat de niet om te draaien tweede helft 3b zonder vertraging, 20 eventueel versneld langs de positioneringsinrichting 50 wordt verplaatst en de bijbehorende eerste helft 3a daar achter wordt geplaatst. Bij het draaien van de eerste helft 3a staat die eerste helft op het platform 55 tussen de klembekken.

25 De eerste en tweede verplaatsingsmiddelen 71, 72 omvatten elk twee zich naast elkaar en langs een zijkant van elk transportpad 30, 31 uitstrekkende eindloze kettingen 74, 75.

Voor elk stel kettingen 74, 75 is een afzonderlijk regelbare aandrijfmotor 76, 77 voorzien.

30 Bij elk stel kettingen 74, 75 zijn meerdere duworganen 78, 79 voorzien, die telkens aan een zijde met beide kettingen zijn verbonden en aan het andere einde ongesteund zijn.

De duworganen 78,79 kunnen op een afstand boven het platform 55 passeren om een halve gesneden brood 3a, 3b voort te 35 duwen. De duworganen 78, 79 kunnen onder de zijgeleiders 24, 25, 82, 83 langs bewegen en tevens tussen het platform 55 en de door de arm 53 gedragen klembekken 51b,52b passeren.

1014519·" -9-

De installatie is voorzien van een hoofdbesturingseenheid 90, die werkzaam is verbonden met de snij inrichting 1, de eerste en tweede duwinrichtingen 20, 80, de verplaatsingsmiddelen 71, 72, de positioneringsinrichting 50, en de verpakkingsinrichting 5 5.

Aangezien de lengte van de te verwerken broden in de praktijk aanmerkelijk kan variëren kan erin zijn voorzien dat de positie van de aandrijforganen, in dit voorbeeld de cilinders 10 60, 61, van de door de arm 53 gedragen klembekken 51b,52b ten opzichte van de draaias 54 instelbaar is. Hierdoor kan de werkzame slaglengte van die aandrijforganen beperkt blijven.

Bij voorkeur is er ook in voorzien dat de 15 positioneringsinrichting 50 kan worden aangepast aan de breedte van de te verwerken broden. In de praktijk kan die breedte aanmerkelijk variëren. In het bijzonder geschiedt deze aanpassing met het oog op de inklemming van het om te draaien halve gesneden brood.

20 Om deze reden in zijn voorzien dat de plaats waarop een duworgaan wordt stilgezet - om de door dat duworgaan voortgeduwde broodhelft tussen een stel klembekken van de positioneringsinrichting te klemmen - instelbaar is in afhankelijkheid van de breedte van het brood. Zodoende kan een 25 optimale inklemming van het brood worden bereikt.

i

De afstemming op de breedte van het brood kan ook worden verricht om te bereiken dat de door de positioneringsinrichting omgedraaide broodhelft na het loslaten van de inklemming 30 geleidelijk op snelheid wordt gebracht door het dan op die broodhelft aangrijpende duworgaan. Daartoe is er bij voorkeur in voorzien dat dat duworgaan op een zodanige plaats wordt stilgezet, dat de omgedraaide broodhelft tegen of nagenoeg tegen dat duworgaan ligt na de omdraaiing van die broodhelft. Door 35 vervolgens - na loslating van de inklemming - dat duworgaan geleidelijk op gang te brengen, wordt ook de broodhelft geleidelijk op snelheid gebracht. Hiermee wordt een plotselinge J i -10- versnelling van die broodhelft voorkomen en daarmee het risico van uit elkaar vallen van het brood gereduceerd.

Indien van het verpakken van halve gesneden broden 3a, 3b 5 wordt overgegaan naar het verpakken van hele broden 3 bewerkstelligt de hoofdbesturingseenheid 90 dat de aanvoer van broden 3 aan de snij inrichting 1 ophoudt zolang niet alle halve broden 3a, 3b in de installatie zijn verpakt. Daarna worden weer broden gesneden en naar de verpakkingsinrichting 5 gevoerd, 10 zonder dat daarbij de positioneringsinrichting 50 wordt benut.

Het zal duidelijk zijn dat het ook mogelijk is met de positioneringsinrichting 50 halve gesneden broden van het pad 31 naar het pad 30 te brengen en in dezelfde oriëntatie te brengen 15 als de via dat pad 30 aangevoerde halve broden.

Figuur 3 toont een detail van de installatie. Te herkennen zijn het reeds beschreven glijoppervlak 17, een duworgaan 79 en het platform 55. Om het draaibare platform 55 ligt een 20 stationaire tafel 100 met een cirkelvormige opening voor het platform 55 en een min of meer rechthoekige buitenomtrek.

Zoals genoemd beweegt het duworgaan 79 bovenlangs het platform 55 en de tafel 100, bij voorkeur op enige afstand, bijvoorbeeld een paar centimeter. Dit heeft als voordeel dat het 25 risico wordt vermeden dat, vanwege de afronding van de kant van het brood, het duworgaan 79 onder het brood door beweegt en het brood niet meegenomen wordt.

Om het duworgaan 79 van een positie onder het niveau van de tafel 100 naar boven te bewegen is een spleet nodig tussen het 30 glijvlak 17 en de tafel 100. Verder moet het duworgaan 79 achter het voort te duwen brood komen. Om dat te bereiken is voorzien in een heen en weer beweegbare plaat 101, die in een positie de spleet afdekt en dan plaats biedt voor het opnemen van een van het oppervlak 17 komend brood, en in een andere positie de 35 spleet zodanig vrijgeeft, dat het duworgaan 79 erdoorheen kan passeren. Deze beide standen zijn in figuur 3 getoond. Voor het heen en weer bewegen is een niet getoonde aandrijving voorzien, 10146!9* -11- die bij voorkeur is gekoppeld met de aandrijving van het duworgaan 79.

De in figuur 3 getoonde constructie is toepasbaar in elke situatie waarin brood of dergelijke van de ene 5 verplaatsingsinrichting wordt overgedragen naar een verplaatsingsinrichting met duworganen, die van onderen achter het voor te duwen brood moeten komen.

10 A r-

Claims (23)

1. Installatie voor het in plakken snijden van hele broden en het verpakken van elk gesneden brood in zijn geheel of in 5 helften na opdeling van het in zijn geheel gesneden brood, omvattende: - een snij inrichting (1) voor het in plakken snijden van hele broden (3), - een stroomafwaarts van de snij inrichting (1) opgestelde 10 verpakkingsinrichting (5) , die zowel geschikt is voor het verpakken van een gesneden brood in zijn geheel (3) als voor het verpakken van halve gesneden broden (3a,3b), - waarbij stroomafwaarts van de snij inrichting (1) opdeelmiddelen (15) zijn opgesteld voor het opdelen van een heel 15 gesneden brood in een eerste en een tweede helft, waarbij tussen de snij inrichting (1) en de verpakkingsinrichting (5) naast elkaar liggende en van elkaar gescheiden eerste en tweede transportpaden (30,31) zijn voorzien het transporteren van respectievelijk de eerste helft (3a) en de 20 tweede helft (3b) van een gesneden brood, met het kenmerk, dat tussen de snij inrichting (1) en de verpakkingsinrichting (5) een positioneringsinrichting (50) is opgesteld, welke positioneringsinrichting (50) is ingericht om een via het eerste 25 transportpad (30) bij de positioneringsinrichting aankomende eerste helft (3a) van een gesneden brood om te draaien en in dezelfde oriëntatie op het tweede transportpad (31) te plaatsen als een via dat tweede transportpad (31) bij de positioneringsinrichting aankomende tweede helft (3b) van een 30 gesneden brood.

2. Installatie volgens conclusie 1, waarbij de positioneringsinrichting ten minste een stel klembekken (51a,51b,52a,52b) omvat, welke klembekken zijn ingericht om 35 tussen hen in de om te draaien eerste helft (3a) van een gesneden brood vast te klemmen, welke klembekken zijn aangebracht aan draagconstructie (53,54,55), die beweegbaar is, -13- zodanig dat de klembekken in een eerste positie van de draagconstructie een stand innemen voor het ontvangen van de eerste helft (3a), die via het eerste transportpad (30) wordt aangevoerd, en zodanig dat de klembekken in een tweede positie 5 van de draagconstructie een stand innemen voor het afvoeren van de omgedraaide eerste helft via het tweede transportpad (31).

3. Installatie volgens conclusie 2, waarbij de draagconstructie draaibaar is om een bijbehorende en in 10 hoofdzaak verticale draaias (54) .

4. Installatie volgens conclusie 3, waarbij de draaias tussen de beide transportpaden (30,31) ligt.

5. Installatie volgens conclusie 4, waarbij de positioneringsinrichting twee stellen klembekken (51,52) heeft, die in hoofdzaak diametraal ten opzichte van de draaias (54) zijn opgesteld, zodat het ene stel klembekken zich in de baan van het eerste transportpad bevindt wanneer het andere stel 20 klembekken zich in de baan van het tweede transportpad bevindt.

6. Installatie volgens een of meer van de conclusies 2-5, waarbij elke stel klembekken een vast aangebrachte klembek (51a,52a) en een beweegbare klembek (51b,52b) met bijbehorende 25 klemdrukinstelmiddelen (60,61) omvat.

7. Installatie volgens conclusie 6, waarbij de klemdrukinstelmiddelen (60,61) een door een drukmedium, bij voorkeur perslucht, bediende klembekactuator omvatten. 30

8. Installatie volgens conclusie 7, waarbij elke klembekactuator (60,61) via een leiding met daarin een roteerbare koppeling (62) aansluit op een bron voor het toevoeren van een drukmedium, waarbij de roteerbare koppeling in 35 het verlengde van de draaias van de draagconstructie ligt. 1014..... -14-

9. Installatie volgens conclusie 5, waarbij de vaste klembekken van beide stellen klembekken een geheel (56) vormen.

10. Installatie volgens een of meer van de voorgaande 5 conclusies, waarbij bij de positioneringsinrichting (50) afzonderlijke eerste en tweede verplaatsingsmiddelen (71,72) zijn voorzien, respectievelijk voor het langs de positioneringsinrichting verplaatsen van een half gesneden brood via het eerste transportpad (30) en via het tweede transportpad 10 (31) .

11. Installatie volgens conclusie 10, waarbij de verplaatsingsmiddelen zijn ingericht om de tweede helft (3b) van een gesneden brood langs de positioneringsinrichting (50) te 15 transporteren en de eerste helft (3a) van dat gesneden brood tussen de klembekken te brengen, waarbij de positioneringsinrichting is ingericht om - na inklemming van de eerste helft - de eerste helft (3a) te draaien en in de baan van de tweede verplaatsingsmiddelen (72) te brengen nadat de tweede 20 helft (3b) voorbij de baan van de om te draaien eerste helft is gebracht.

12. Installatie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de installatie is voorzien van een 25 hoofdbesturingseenheid (90), die werkzaam is verbonden met de snij inrichting, de verplaatsingsmiddelen, de positioneringsinrichting en de verpakkingsinrichting.

13. Installatie volgens conclusie 12, waarbij de 30 hoofdbesturingsinrichting (90), indien van het verpakken van halve broden wordt overgegaan naar het verpakken van hele broden, de aanvoer van broden aan de snij inrichting ophoudt zolang niet alle halve broden in de installatie zijn verpakt.

14. Installatie volgens een of meer van de voorgaande conclusies 2-13, waarbij de positioneringsinrichting een 1. i , _ . -15- platform (55) omvat waar een te draaien helft van een gesneden brood op kan staan tussen een stel klembekken.

15. Installatie volgens conclusies 2 en 14, waarbij het 5 platform (55) vast is aangebracht aan de draagconstructie.

16. Installatie volgens conclusie 14 of 15, waarbij het platform (55) een schijf is.

17. Installatie volgens conclusie 2, waarbij voor het draaien van de draagconstructie een aandrijfmiddel is voorzien.

18. Installatie volgens conclusie 17, waarbij het aandrijfmiddelen een elektromotor (63) is met bijbehorende 15 elektronische regelmiddelen.

19. Installatie volgens conclusie 18, waarbij de uitgaande as van de elektromotor (63) rechtstreeks is verbonden met de draagconstructie. 20

20. Installatie volgens conclusie 10, waarbij de eerste en tweede verplaatsingsmiddelen duworganen (78,79) omvatten, die zijn ingericht om een half gesneden brood over een transportoppervlak voort te duwen. 25

21. Installatie volgens conclusie 20, waarbij zich langs een zijkant van elk transportpad, ten minste in een traject bij de positioneringsinrichting, een eindloze aandrijfbare ketting uitstrekt met dwars daarop gerichte en boven het 30 transportoppervlak passerende duworganen.

22. Installatie volgens conclusie 21, waarbij zich langs een zijkant van elk transportpad twee eindloze kettingen op een afstand naast elkaar bevinden, waarbij een duworgaan aan een 35 zijde met beide ketting is verbonden en ongesteund is aan het andere einde. 10145 1.; -16-

23. Positioneringsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies.