NL9200716A - Inrichting voor het in zakken verpakken van produkten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het in zakken verpakken van produkten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in zakken verpakken van produkten, in het bijzonder brood, ten minste omvattende toe- en afvoermiddelen voor de produkten, een zich in hoofdzaak loodrecht op de trans-portrichting van de produkten uitstrekkende draaggeleiding voor het geleiden van een draagdeel, dat door een roterende aandrijfmotor via een hoofdstangenmechanisme heen- en weergaand kan worden aangedreven en een onderste en een bovenste lepelonderdeel draagt, die ten opzichte van elkaar kunnen worden bewogen, waarbij de inrichting tijdens en als gevolg van verplaatsing van het draagdeel een zak over een te verpakken produkt kan aanbrengen met behulp van de op het draagdeel bevestigde lepelonderdelen, en het onderste lepelonderdeel een draagvlak heeft, dat ten minste tijdens het op het draagvlak toevoeren van een te verpakken produkt, gezien in de transportrichting van dat produkt, schuin omlaag is gericht.

De zakken, die worden toegepast voor het verpakken van de produkten kunnen gangbare zakken zijn, die aan één zijde open zijn, doch eveneens kunnen tweezijdig open hulzen worden toegepast, die bijvoorbeeld van een slangvormig materiaal worden afgesneden en waarvan de uiteinden op een geschikt moment worden gesloten.

Een dergelijke inrichting voor het verpakken van produkten, zoals bijvoorbeeld brood, is bekend uit US-A-3 451 192. Bij de daarin beschreven inrichting bewegen het onderste en het bovenste lepelonderdeel in een zak die wordt opgehouden. Door het uit elkaar bewegen van de lepelonderdelen wordt de zak om de voorzijden daarvan gespannen. Tegelijkertijd wordt het te verpakken produkt op het aan de achterzijde gelegen deel van het draagvlak van het onderste lepelonderdeel gebracht door het toevoermechanisme. Het draagvlak van het onderste lepelonderdeel ligt hierbij in dwarsrichting onder een hoek van 15 0 met het horizontale vlak. Door het terugbewegen van het draagdeel wordt de zak over het te verpakken produkt getrokken, waarbij een afzonderlijk tegenhoudonderdeel het produkt tegenhoudt en het verpakte produkt op een evenals de lepelonderdelen schuin opgestelde onderplaat valt. Als de lepelonderdelen volledig uit de zak zijn bewogen, verplaatst een duwmechanisme het verpakte produkt van de schuine onderplaat naar het afvoer-middel.

Dit heeft het nadeel dat voor het op de afvoermiddelen brengen van het verpakte produkt een afzonderlijk duwmechanisme noodzakelijk is. Verder treden bij het verpakken van gesneden brood problemen op bij het onder het brood uittrekken van het onderste lepelonderdeel. Doordat enerzijds de losse sneden niet gelijktijdig beginnen te vallen en anderzijds deze op een schuine onderplaat terechtkomen, ontstaan bewegingen van de sneden ten opzichte van elkaar, met kruimelvorming en uit verband raken van de sneden als gevolg. Bovendien moet in een later stadium het brood zodanig worden gekanteld, dat het horizontaal komt te liggen, hetgeen extra voorzieningen vereist en de kans op verdere beschadiging vergroot.

De uitvinding lost deze nadelen op door een inrichting te verschaffen volgens de aanhef, waarbij de afvoermiddelen een in hoofdzaak horizontaal transportvlak omvatten, dat zich uitstrekt tot juist onder het onderste lepelonderdeel, en de inrichting is voorzien van een kantelsamenstel, dat is ingericht om de beide lepelonderdelen op zodanige wijze te draaien dat tijdens het over het produkt aanbrengen van een zak het draagvlak een horizontale positie kan aannemen.

Het heeft voordeel wanneer de toe- en afvoermiddelen uitwisselbaar zijn, waardoor de transportrichting tegengesteld kan worden gericht, en het kantelsamenstel omstelbaar is, zodat dit bij beide transportrichtingen het draagvlak naar een horizontale positie kan draaien tijdens het aanbrengen van een zak over het te verpakken produkt.

Op deze wijze kan, terwijl bij gangbare inrichtingen voor het verpakken van produkten voor elk der beide mogelijke transportrichtingen een aparte uitvoering van de inrichting nodig is, worden volstaan met één inrichting voor beide richtingen. Afhankelijk van de beschikbare ruimte en de inpassing in de produktenstroom kan deze inrichting worden geïnstalleerd met transport in de benodigde richting.

Bij voorkeur is daarbij een scharnieras aan het draag-deel bevestigd en een hulpstangenmechanisme aangebracht, dat enerzijds wordt bediend door een met de aandrijfmotor gekoppelde curveschijf, en anderzijds aangrijpt op de lepelonderdelen voor het tot stand brengen van de kantelbe-weging daarvan, waarbij de stangen van het hulpstangenmechanisme evenwijdig lopen aan, en via dwarsarmen zodanig zijn verbonden met de stangen van het hoofdstangenmechanis-me dat een scharnierende parallellogramconstructie wordt gevormd. Aldus wordt een ook bij hoge verwerkingssnelheden betrouwbare aandrijving voor de kantelbeweging verkregen.

Tenslotte heeft het voordeel aan het draagdeel naast elkaar twee antisymmetrisch gevormde scharnierasgeleidingen van een eerst soort te bevestigen, die in hoofdzaak horizontaal loodrecht op de transportrichting zijn gelegen, en aan de lepelonderdelen twee eveneens antisymmetrisch gevormde scharnierasgeleidingen van een tweede soort te bevestigen, waarbij een scharnieras naar keuze één van de scharnierasgeleidingen van de eerste soort scharnierbaar aan de bijbehorende scharnierasgeleiding van de tweede soort koppelt, en waarbij het kantelsamenstel aangrijpt op een punt van de lepelonderdelen dat zich in hoofdzaak in het middelloodvlak van de beide scharnierasgeleidingen van de eerste soort bevindt.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kunnen de lepelonderdelen louter door het van plaats verwisselen van de scharnieras worden gereedgemaakt voor omkering van de transportrichting van de produkten.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. l een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding toont, fig. 2 een doorsnede over de lijn II-II toont van een gedeelte van de inrichting uit fig. 1, fig. 3 dezelfde doorsnede toont als in fig. 2, waarbij de lepelonderdelen van de inrichting zich in horizontale positie bevinden, en fig. 4 wederom dezelfde doorsnede toont als in fig. 2, nu echter in een configuratie waarbij de inrichting functioneert met omgekeerde produkttransportrichting.

De in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm omvat een draag-geleiding 1, waarop een draagdeel 2 heen en weer beweegt, wanneer een niet-getoonde aandrijfmotor via een eveneens niet-getoonde drijfstang bevestigingspunt 4 van stang 3 heen- en weergaand aandrijft, welke stang 3 aan één uiteinde scharnierbaar is bevestigd aan het draagdeel 2 en aan het andere uiteinde via stang 5 scharnierbaar is verbonden met machinegestel 6. Het draagdeel 2 draagt een onderste lepelonderdeel 7, dat tevens een draagvlak vormt voor produkt 8, en een bovenste lepelonderdeel 9, dat is bevestigd aan een om as 10 scharnierbare arm 11, waarbij de as 10 is aangebracht op een op zijn beurt aan het draagdeel 2 gemonteerde steunplaat 12 en de scharnierbare arm 11 wordt bediend door een niet-getoond stangenmechanisme, zodat het bovenste lepelonderdeel 9 ten opzichte van het onderste lepelonderdeel 7 kan bewegen.

In fig. 1 bevindt het draagdeel 2 zich halverwege een beweging van links naar rechts, waarbij een om de lepelonderdelen gespannen plastic zak 13 gedeeltelijk om het produkt 8 is getrokken en het draagvlak 30 van het onderste lepelonderdeel 7 in de transportrichting onder een hoek met het horizontale vlak staat. Wanneer de lepelonderdelen 7,9 verder naar rechts bewegen, wordt de plastic zak verder over het produkt getrokken en daarna het bovenste lepelon- derdeel 9 enigszins omlaag bewogen, waarna de lepelonderde-len uit de zak bewegen. Het produkt 8 wordt tijdens deze beweging van de lepelonderdelen door tegenhoudplaat 14 op zijn plaats gehouden. Tijdens het om het produkt aanbrengen van de zak komt het draagvlak 30 van het onderste lepelon-derdeel 7 door middel van een kantelsamenstel horizontaal te liggen, zodat het produkt, bij het uit de zak bewegen van de lepelonderdelen en de tegenhoudplaat 14, zonder aanzienlijke verplaatsingen op de onder het lepelonderdeel 7 geplaatste afvoerbaan 15 kan vallen en kan worden afgevoerd (zie ook fig. 3).

Hierna beweegt het draagdeel 2 weer naar links, waarbij de beide lepelonderdelen 7,9 door middel van het kantelsamenstel in een gehelde positie komen te liggen, die gunstig is voor het glijdend op het draagvlak 30 brengen van een volgend te verpakken produkt (zie ook fig. 2).

Het kantelsamenstel uit fig. l wordt aangedreven door middel van een curveschijf 16, die is gekoppeld met de niet-getoonde aandrijfmotor van de inrichting, op welke curveschijf 16 een curveschijf volger 17 drukt, die vast is verbonden met een uiteinde van een scharnierend aan het machinegestel 6 bevestigde dwarsarm 18.

Voor het kantelen van de lepelonderdelen 7, 9 wordt de beweging van de curveschijf volger 17 overgebracht op een aan een dwarsarm 21 bevestigd scharnierstuk 25, via telkens draaibaar op scharnierpunten van de stangen 3, 5 gemonteerde dwarsarmen 19, 20, 21, die onderling zijn verbonden door scharnierend bevestigde hulpstangen 22, 23, 24. Hulpstangen 22, 23, 24 en dwarsarmen 19, 20, 21 vormen een op zich bekende scharnierende parallellogramconstructie, met twee paar te allen tijde onderling evenwijdige zijden. De beide lepelonderdelen 7,9 rusten daarbij op het scharnierstuk 25.

Fig. 2 toont de inrichting met de lepelonderdelen 7, 9 in een gehelde positie. Scharnierstuk 25 van het kantelsamenstel drukt tegen de onderzijde van het onderste lepelonderdeel 7. Scharnieras 27 van de lepelonderdelen 7, 9 bevindt zich in deze figuur aan de linkerzijde van het draagdeel 2. Naast de lepelonderdelen, in het verlengde van de afvoerbaan 15 en enigszins verhoogd ten opzichte daarvan bevindt zich een aanvoerbaan 26 voor de te verpakken produkten.

In fig. 3 bevinden de lepelonderdelen 7, 9 en daarmee het draagvlak 30 zich in een horizontale positie. Het verpakte produkt 8 kan in deze positie op de afvoerbaan 15 worden gebracht en worden afgevoerd.

In fig. 4 helt het draagvlak 30 de andere kant op, doordat de scharnieras 27 aan de andere zijde van het draagdeel 2 is aangebracht. Ook de aan- en afvoerbanen respectievelijk 15, 26 zijn van positie verwisseld, zodat de machine geschikt is voor bedrijf met omgekeerde trans-portrichting. In fig. 2, 3 en 4 wordt de transportrichting telkens door pijlen aangegeven.

Claims (4)

1. Inrichting voor het in zakken verpakken van produkten, in het bijzonder brood, ten minste omvattende toe- en afvoermiddelen (26,15) voor de produkten (8), een zich in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting van de produkten uitstrekkende draaggeleiding (1) voor het geleiden van een draagdeel (2), dat door een roterende aandrijfmotor via een hoofdstangenmechanisme (3,5) heen- en weergaand kan worden aangedreven en een onderste en een bovenste lepelon-derdeel (7,9) draagt, die ten opzichte van elkaar kunnen worden bewogen, waarbij de inrichting tijdens en als gevolg van verplaatsing van het draagdeel een zak (13) over een te verpakken produkt kan aanbrengen met behulp van de op het draagdeel bevestigde lepelonderdelen, en het onderste lepelonderdeel een draagvlak (30) heeft, dat ten minste tijdens het op het draagvlak toevoeren van een te verpakken produkt, gezien in de transportrichting van dat produkt, schuin omlaag is gericht, met het kenmerk, dat de afvoermiddelen (15) een in hoofdzaak horizontaal transportvlak omvatten, dat zich uitstrekt tot juist onder het onderste lepelonderdeel (7), en de inrichting is voorzien van een kantelsamenstel, dat is ingericht om de beide lepelonderdelen (7,9) op zodanige wijze te draaien dat tijdens het over het produkt aanbrengen van een zak het draagvlak een horizontale positie kan aannemen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de toe- en afvoermiddelen (15,26) uitwisselbaar zijn, waardoor de transportrichting tegengesteld kan worden gericht, en het kantelsamenstel omstelbaar is, zodat dit bij beide transportrichtingen het draagvlak naar een horizontale positie kan draaien tijdens het aanbrengen van een zak over het te verpakken produkt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een scharnieras (27) is bevestigd aan het draagdeel (2) en een hulpstangenmechanisme (18,19,20,21,22,23,24,25) is aangebracht, dat enerzijds wordt bediend door een met de aandrijfmotor gekoppelde curveschijf (16), en anderzijds aangrijpt op de lepelonderdelen (7,9) voor het tot stand brengen van de kantelbeweging daarvan, waarbij de stangen (22,23,24) van het hulpstangenmechanisme evenwijdig lopen aan, en via . dwarsarmen (19,20,21) zodanig zijn verbonden met de stangen (3,5) van het hoofdstangenmechanisme dat een scharnierende parallellogramconstructie wordt gevormd.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat aan het draagdeel (2) naast elkaar twee antisymmetrisch gevormde scharnierasgeleidingen van een eerste soort zijn bevestigd, die in hoofdzaak horizontaal loodrecht op de transportrichting zijn gelegen, en aan de lepelonderdelen twee eveneens antisymmetrisch gevormde scharnierasgeleidingen van een tweede soort zijn bevestigd, waarbij een schar-nieras (27) naar keuze één van de scharnierasgeleidingen van de eerste soort scharnierbaar aan de bijbehorende scharnierasgeleiding van de tweede soort koppelt, en waarbij het kantelsamenstel aangrijpt op een punt van de lepelonderdelen dat zich in hoofdzaak in het middelloodvlak van de beide scharnierasgeleidingen van de eerste soort bevindt.