NL1039918C2

NL1039918C2 - Machine voor het plaatsen van artikelen op vellen.

Info

Publication number: NL1039918C2
Application number: NL1039918A
Authority: NL
Inventors: Hubertus Theodorus Wilhelmus Sleegers
Original assignee: Hubertus Theodorus Wilhelmus Sleegers
Priority date: 2012-11-28
Filing date: 2012-11-28
Publication date: 2014-06-10
Also published as: EP2928779A2; EP4147984A3; EP4147984A2; WO2014084722A3; WO2014084722A2; EP2928779B1

Description

Machine voor het plaatsen van artikelen op vellen

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

5

In het verpakken van artikelen is het mogelijk om artikelen, afzonderlijk of in een groep, op onderlegvellen te plaatsen, waardoor de verdere behandeling in het verpakkingsproces, in het bijzonder het stapelen van de artikelen of groepen artikelen, bevorderd kan worden en voorts de gebruiker van 10 de producten de artikelen gemakkelijker kan scheiden. Dat is vooral van belang in het geval de artikelen de neiging hebben aan elkaar te plakken.

In het bijzonder, doch niet uitsluitend, vindt dit plaats in het verpakken van voedingswaren, in het bijzonder plakjes, zoals vleeswaren, visproducten en kaas.

15 In een bekende opstelling worden met behulp van een snijmachine plakjes afgesneden van bijvoorbeeld een blok vlees of kaas of van vis. De gesneden plakjes worden opgevangen op een bandtransporteur en daardoor toegevoerd naar een volgende bandtransporteur, waarbij beneden de overgang tussen deze beide transporteurs een veltoevoerder (in het vakgebied 20 underleaver of interleaver genoemd) is opgesteld. Deze veltoevoerder geeft van een baan velmateriaal, zoals papier, afgesneden of (na perforatie) afgetrokken vellen in opeenvolging af in genoemde overgang, zodanig dat de plakjes op de genoemde volgende transporteur op het daarvoor bestemde vel liggen. Indien stapelen is gewenst, worden de vellen met daarop gedragen plakjes door deze 25 transporteur verder getransporteerd naar weer een volgende bandtransporteur, die zodanig bediend kan worden dat meerdere samenstellen van vel + plakje in een gewenste formatie, zoals rechte stapel of dakpanopstelling, worden gebracht. De gemaakte formatie wordt daarna afgegeven aan een volgende transporteur voor verdere behandeling, welke hier niet relevant is.

30 Een belangrijk probleem kan optreden bij het toevoeren van de afgescheiden vellen. De baan velmateriaal wordt door een eerste aandrijfrolsamenstel afgetrokken van een rol. Tussen de rol en het aandrijfrolsamenstel wordt de baan op spanning gehouden met behulp van danserrollen. Direct boven het aandrijfrolsamenstel is een mesrolsamenstel 35 opgesteld, waar de baan deels of gedeeltelijk wordt gesneden/geperforeerd met het oog op het opeenvolgend afscheiden van de vellen. De afgescheiden of af te scheiden vellen worden aangegrepen door een tweede aandrijfrolsamenstel dat 1039918 2 de vellen -eventueel met afscheiding dor lostrekken- versnelt en volgens een opwaarts pad afgeeft. De vellen worden hierbij geleid door aan weerszijden van het opwaartse pad opgestelde roestvaststalen geleidedraden, tot nabij de onderzijde van de beide, de overgang vormende transporteurs. De frequentie 5 waarop dit gebeurt ligt hoog: enkele honderden vellen per minuut. Wanneer een papierstoring optreedt in de veltoevoerder kan dit grote negatieve gevolgen hebben voor het proces, doordat niet alleen een ophoping van papier optreedt, waardoor de storing verergert, maar ook een reeks artikelen zonder vel blijven.

Om de papierstoring vroegtijdig op te merken zijn besturingen 10 ontwikkeld, met sensoren die een papierstoring direct opmerken en de papiertoevoer en artikeltoevoer dan laten stoppen, zie bijvoorbeeld US octrooiaanvrage 2002/0089110. De operator kan dan de papierstoring verhelpen met een gereedschap, zoals een schroevendraaier.

De bestaande opstellingen zijn echter voor verbetering vatbaar, 15 voor wat betreft het voorkomen van een papierstoring en voor het verhelpen daarvan, mocht onverhoopt een papierstoring zijn opgetreden.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

20 Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het plaatsen van artikelen, zoals voedselartikelen, op vellen, waarbij een storing in de toevoer van de vellen in vergaande mate voorkomen wordt.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het plaatsen van artikelen, zoals voedselartikelen, op vellen, waarbij een 25 storing in de toevoer van de vellen gemakkelijk kan worden verholpen.

Voor het bereiken van althans één van deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een inrichting voor het plaatsen van artikelen, zoals voedselartikelen, op vellen, omvattend: -een gestel met een artikeltoevoerder voor de artikelen, welke artikeltoevoerder 30 voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; -een afvoerder voor op vellen geplaatste artikelen, welke afvoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind, waarbij de artikeltoevoerder en de afvoerder bij hun respectievelijke uitvoereind en invoereind een overgangsgebied bepalen; en 3 5 - een voorraadhouder voor een baan velmateriaal -een veltoevoerder voor de vellen, welke veltoevoerder voorzien is van een eerste aandrijving voor de baan velmateriaal, van een scheidingsinrichting voor 3 het in opeenvolging afscheiden van vellen van de baan velmateriaal en van een tweede aandrijving om deze vellen naar het overgangsgebied te voeren, waarbij de veltoevoerder in het gestel opgesteld is beneden het overgangsgebied voor opwaartse afgifte van de vellen in het overgangsgebied, 5 waarbij de afvoerder uitgevoerd is als een bandtransporteur met aan het invoereind een eindrol voor de band van de bandtransporteur, waarbij de veltoevoerder voorzien is van eerste en tweede geleiders voor het in een opwaarts pad geleiden van de vellen althans vanaf de scheidingsinrichting tot in het overgangsgebied, 10 waarbij de eerste en de tweede geleider respectievelijk aan de naar de artikeltoevoerder gekeerde zijde en aan de naar de afvoerder gekeerde zijde van het opwaartse pad gelegen zijn, en waarbij de eerste geleider zich opwaarts uitstrekt tot boven het niveau van de onderzijde van de eindrol, in het bijzonder tot op of boven de 15 rotatiehartlijn van de eindrol.

Hiermee wordt gerealiseerd dat de vellen zo lang mogelijk in hun opwaarts pad geleid worden, in het bijzonder totdat zij ter plaatse van de eindrol in aangrijping komen met de band(en) van de afvoerder. De kans op ongewenste bewegingen van de vellen wordt daarmee tot een minimum beperkt, 20 en daarmee de kans op daardoor veroorzaakte storingen.

Opgemerkt wordt dat de einddrol een aandrijfroi of een vrijlooproi kan zijn.

In een uitvoering is de artikeltoevoerder uitgevoerd als bandtransporteur, met aan het uitvoereind een eindrol die uitgevoerd is als een 25 neusrol. Met een neusrol wordt bedoeld een doorgaans niet aangedreven rol die een ten opzichte van de tegengestelde, doorgaans aangedreven eindrol kleine diameter heeft en daarmee een dun eind van de bandtransporteur vormt. Door de neusrol wordt onder het uitvoereind van de artikeltoevoerder ruimte gecreëerd die benut kan worden voor de eerste geleider.

30 Bij voorkeur is de neusrol verdraaibaar tussen een neergeklapte bandbedrijfstand op relatief korte afstand van het invoereind van de afvoerder en een opgeklapte onderhoudsstand op grotere afstand van het invoereind van de afvoerder waarin het boveneind van de eerste geleider toegankelijk is voor een hand. Hierdoor kan de operator gemakkelijk van boven af bij eventueel 35 bastgeraakte vellen komen, waardoor de met het verhelpen van de storing gemoeide tijd kan worden verkort en voorts minder kans bestaat op beschadiging van onderdelen en op verwonding van de operator.

4

Op dezelfde, in de voorgaande zin beschreven aspecten worden verdere voordelen behaald indien de eerste geleider een aantal langwerpige geleidingselementen, zoals draden, en in het boveneind van de eerste geleider een dwarsstaaf omvat waarmee de geleidingselementen verbonden zijn, waarbij 5 de dwarsstaaf verplaatsbaar is tussen een bedrijfsstand op relatief korte afstand van het invoereind van de afvoerdër en een onderhoudsstand op grotere afstand van het invoereind van de afvoerder, voor het verschaffen van toegang voor een hand, althans de vingers daarvan, tussen de eerste en tweede geleiders. De dwarsstaaf kan hierbij verplaatsbaar zijn door verzwenking om een horizontale 10 hartlijn dwars op de transportrichting van de afvoerder, welke hartlijn bij voorkeur gelegen is beneden de tweede aandrijving

Met het oog op voornoemde geleiding kan de dwarsstaaf geheel boven het niveau van de onderzijde van de eindrol van de afvoerder gelegen zijn, bij voorkeur geheel boven de rotatiehartlijn van de eindrol van de afvoerder. 15 De toegankelijkheid, in het bijzonder van bovenaf, van de veltoevoerder wordt aanzienlijk bevorderd indien de tweede aandrijving van de veltoevoerder een kneep omvat met een aangedreven aandrijfrol en een vrijlopende tegenrol, waarbij de aandrijfrol en de tegenrol respectievelijk aan weerszijden van het opwaartse pad gelegen zijn, bij voorkeur respectievelijk aan 20 de naar de afvoerder gekeerde zijde en aan de naar de artikeltoevoerder gekeerde zijde van het opwaartse pad gelegen zijn, en waarbij de tegenrol door een spaninrichting spanbaar is naar de aandrijfrol en losmaakbaar is van de spaninrichting voor verplaatsing van de tegenrol tussen een bedrijfsstand op relatief korte afstand van of tegen de aandrijfrol en een onderhoudsstand op 25 grotere afstand van de aandrijfrol. Door het losmaken van de tegenrol wordt een grotere vrijheid voor verplaatsing daarvan verkregen.

De tegenrol kan hierbij bevestigd zijn op een houder, die zelf door de spaninrichting wordt gespannen voor het naar de aandrijfrol spannen van de tegenrol en door het activeren van de spaninrichting in een richting tegengesteld 30 aan de spanrichting daarvan vrij te maken is.

De tegenrol, die bij voorkeur voorzien is van groeven voor opname van de geleidingselementen, kan verplaatsbaar zijn door verzwenking om een horizontale hartlijn dwars op de transportrichting van de afvoerder, waarbij in een compacte uitvoering genoemde hartlijn beneden de tweede aandrijving gelegen 35 is, bij voorkeur ook beneden de eerste aandrijving, bij voorkeur in hoofdzaak recht beneden de eerste aandrijving . De tegenrol, al dan niet bevestigd op de houder, kan daarbij in de onderhoudstand lager liggen dan in de bedrijfsstand, 5 hetgeen de toegankelijkheid voor de hand of de vingers van de hand van de operator verder bevordert.

In een compacte uitvoering omvat de spaninrichting in het bijzonder pneumatische, cilinders voor het naar de aandrijfrol spannen van de 5 tegenrol, welke cilinders tevens bedienbaar zijn voor het respectievelijk blokkeren tegen voornoemde verplaatsing en het vrijgeven van de tegenrol voor genoemde verplaatsing..

Ook de eerste aandrijving van de veltoevoerder kan, zoals op zich bekend is, een kneep omvatten met een aangedreven aandrijfrol en een 10 vrijlopende tegenrol, waarbij de aandrijfrol en de tegenrol respectievelijk aan de naar de afvoerder gekeerde zijde en aan de naar de artikeltoevoerder gekeerde zijde van het opwaartse pad gelegen zijn, en waarbij de tegenrol verplaatsbaar is tussen een bedrijfsstand op relatief korte afstand van de aandrijfrol en een onderhoudsstand op grotere afstand van de aandrijfrol. De tegenrol kan daarbij 15 verplaatsbaar zijn door verzwenking om een horizontale hartlijn dwars op de transportrichting van de afvoerder. De inrichting kan hierbij voorzien zijn van, bij voorkeur pneumatische, cilinders voor het naar de aandrijfrol spannen van de tegenrol, welke cilinders tevens tegengesteld activeerbaar zijn zodat de tegenrol verplaatsbaar is van de aandrijfrol weg. In een compacte opstelling zijn de 20 cilinders in hoofdzaak verticaal opgesteld, met bij voorkeur opwaartse werkdruk voor het genoemde spannen.

De tegenrol kan hierbij bevestigd zijn op een houder, die zelf door de spaninrichting wordt gespannen voor het naar de aandrijfrol spannen van de tegenrol en door het activeren van de spaninrichting in een richting tegengesteld 25 aan de spanrichting kan worden weggezwenkt van de aandrijfrol.

In een compacte uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding vallen de beide voornoemde horizontale hartlijnen samen.

De inrichting volgens de uitvinding kan voorts voorzien zijn van een benedenstrooms van de afvoerder, aan het uitvoereind daarvan aangebrachte 30 transporteur voor ontvangst van de op vellen geplaatste artikelen en het daaruit formeren van een stapeling daarvan. Een dergelijke stapeltransporteur, die in twee tegengestelde richtingen aan te drijven kan zijn, wordt ook wel stacker genoemd.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een samenstel 35 van een inrichting volgens de uitvinding zoals hiervoor besproken en een aanvoerinrichting voor de artikelen, welk aanvoerinrichting opgesteld is voor afgifte van de artikelen aan de artikeltoevoerder, welke aanvoerinrichting 6 bijvoorbeeld een snij-inrichting voor aanvoer van plakjes of een aanvoer van stukken vlees, gevogelte of vis, zoals hamburgers, kipfilets, visfilets omvat.

Een verder punt van belang bij inrichtingen van de in de aanhef genoemde soort is het onderhoud aan de scheidingsinrichting.

5 Een doel van de uitvinding is het onderhoud van de scheidingsinrichting te vergemakkelijken.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding daartoe in een inrichting voor het plaatsen van artikelen op vellen, omvattend: -een gestel met een artikeltoevoerder voor de artikelen, welke artikeltoevoerder 10 voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; -een afvoerder voor op vellen geplaatste artikelen, welke afvoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind, waarbij de artikeltoevoerder en de afvoerder bij hun respectievelijke uitvoereind en invoereind een overgangsgebied bepalen; en 15 - een voorraadhouder voor een baan velmateriaal - een veltoevoerder voor de vellen, welke veltoevoerder voorzien is van een eerste aandrijving voor de baan velmateriaal, van een scheidingsinrichting voor het in opeenvolging scheiden, door perforeren, insnijden of doorsnijden, van vellen vanaf de baan velmateriaal, en van een tweede aandrijving om de vellen 2 0 naar het overgangsgebied te voeren, waarbij de veltoevoerder in het gestel opgesteld is bij het overgangsgebied voor afgifte van de vellen in het overgangsgebied, waarbij de veltoevoerder is aangebracht in een deelgestel, dat losneembaar bevestigd is in het gestel, waarbij de scheidingsinrichting een 25 mesrol en een tegenrol omvat, die met elkaar in aandrijvend verband staan, waarbij de mesrol en de tegenrol zijn bevestigd in een cassette die als één geheel losmaakbaar bevestigd is in het deelgestel. Na het uitnemen van de cassette kan de monteur met overzicht en beheerst onderhoud plegen.

In een uitvoering is de cassette in een in hoofdzaak horizontale 30 richting in en uit het deelgestel te schuiven, bij voorkeur in een richting parallel aan de transportrichting van de afvoerder.

De cassette kan aan de einden van de rollen voorzien zijn van kamers, waarin de rollen gelagerd zijn, welke kamers tevens gevormd zijn voor het vormen van een schuifverbinding met het deelgestel. De afstand tussen de 35 rollen is hierbij vast, hetgeen de betrouwbaarheid van de werking van de snijder bevordert.

De mesrol en de tegenrol kunnen respectievelijk aan de naar de 7 artikeltoevoerder gekeerde zijde en aan de naar de afvoerder gekeerde zijde van het opwaartse pad gelegen zijn.

Om het traagheidsmoment van de mesrol te verlagen, waardoor versnelling en vertraging daarvan minder tijd vergen, kan de mesrol voorzien zijn 5 van holtes.

De mesrol zal indien geleiders zoals geleidedraden aanwezig zijn ter plaatse daarvan onderbroken zijn, zodat nog geen volmaakte scheiding verkregen wordt. Zoals vermeld kunnen de voorlopende vellen dan door de tweede aandrijving worden afgetrokken van de baan velmateriaal. Het is ook 10 mogelijk dat de mesrol uitgevoerd is voor het maken van een reeks perforaties.

Een verder doel van de uitvinding is het vereenvoudigen van de ophanging van een bandtransporteur, in het bijzonder een bandtransporteur voor een inrichting van de in de aanhef genoemde soort.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding hiertoe in een 15 transportinrichting voor artikelen, omvattend: -een gestel met een huis; -tenminste één bandtransporteur voor de artikelen, welke bandtransporteur voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; -een aandrijving voor de bandtransporteur, welke aandrijving een aandrijfas en 20 een aangedreven aandrijfrol voor de band van de bandtransporteur en een overbrenging tussen de aandrijfas en de aandrijfrol, omvat, waarbij de aandrijfas reikt door een op het huis bevestigde houder welke een steun voor de bandtransporteur draagt, welke steun althans één steundeel omvat dat zich naast de aandrijfas uitstrekt en op losmaakbare wijze verbonden 25 is met de bandtransporteur. Aldus is de plaats van verbinding van de steun voor de transporteur met het huis op vergaande wijze gecombineerd met de locatie waar de aandrijfas uit of van het huis reikt. Naast die locatie kan de ruimte tussen de bandtransporteur en het huis vrij blijven. Dit kan voordelig zijn in verband met het voorkomen van verontreinigingen. Ook kan de houder 30 meewerken in het voorkomen van toetreding van verontreinigingen tot roterende delen voor de aandrijving ter plaatse van het aangedreven eind van de aandrijfas.

Het steundeel kan zich parallel aan de aandrijfas uitstrekken, bij voorkeur over althans nagenoeg de breedte van de transporteur. In een 35 uitvoering heeft de steun twee steundelen die zich aan weerszijden van de aandrijfas uitstrekken, bij voorkeur op gelijke afstand van de aandrijfas.

Voor het vergemakkelijken van demontage/montage van de 8 bandtransporteur kan de bandtransporteur een gestel bezitten dat op de steundelen schuifbaar is. Het gestel van de bandtransporteur kan daarbij buizen omvatten, waarin de steundelen passend opgenomen kunnen worden. De steundelen kunnen daarbij tegen verschuiving in langsrichting vastlegbaar zijn op 5 het gestel, in het bijzonder in de buizen, bijvoorbeeld door schroefknoppen. Een kinematische omkering is ook mogelijk, waarbij de steundelen kokers of buizen zijn en het gestel van de bandtransporteur staven heeft die passend ingeschoven kunnen worden in de kokers of buizen.

In een verdere ontwikkeling omvat de aandrijving een eerste 10 aandrijfdeel, dat in het huis is opgenomen en een motor omvat, en een tweede aandrijfdeel, dat de aandrijfas omvat, waarbij het eerste en het tweede aandrijfdeel voorzien zijn van eerste en tweede koppeidelen die met elkaar op losmaakbare wijze in axiale richting koppelbaar zijn voor rotatie-aandrijving van de aandrijfas. Hierdoor is koppeling/ontkoppeling mogelijk in dezelfde richting als 15 en tegelijkertijd met het afnemen van de transporteur van de steun. Hierbij kan de transporteur met aandrijfas slechts door de bevestiging op de steundelen op het huis zijn bevestigd, op makkelijk losmaakbare wijze.

Toetreding van verontreinigingen wordt op vergaande wijze voorkomen indien de plaats van koppeling binnen de houder en/of deels binnen 20 het huis gelegen is.

In een eenvoudige uitvoering vormen het eerste en het tweede koppeldeel een meervoudige axiale pen-gat verbinding. Hierdoor is koppeling/ontkoppeling eenvoudig en kan deze nagenoeg spelingvrij zijn, alsmede slijtagebestendig, in tegenstelling tot de bekende tandwielkoppelingen. 25 In een uit oogpunt van stabiliteit voordelige uitvoering heeft de aandrijfas een rotatiehartlijn die althans bijna het zwaartepunt van de bandtransporteur bevat.

Zoals eerder vermeld kunnen de te behandelen artikelen van verschillende aard zijn. Zo kunnen de artikelen in de ene batch aanzienlijk dikker 30 zijn dan de artikelen in de andere batch. In het geval van het stapelen kunnen bij wisseling van soort artikel instelproblemen voor de werking van de stapeltransporteur ontstaan, waardoor de gewenste stapeling/formatie niet gerealiseerd wordt, althans niet op de vereiste nauwkeurige wijze.

Een doel van de uitvinding is hierin verbetering te brengen.

35 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding hiertoe in een inrichting voor het transporteren van artikelen, zoals voedselartikelen, omvattend: 9 -een gestel; -een op het gestel aangebrachte eerste transporteur voor de artikelen, welke eerste transporteur voorzien is van een invoereind en een uitvoereind en een eerste aandrijving; 5 - een op het gestel, in procesrichting benedenstrooms van de eerste transporteur aangebrachte tweede transporteur voor de artikelen, welke tweede transporteur voorzien is van een invoereind en een uitvoereind en een aandrijving, waarbij de eerste transporteur en de tweede transporteur bij het uitvoereind van de eerste transporteur een verticale tussenruimte bepalen, 10 waarbij de tussenruimte in hoogte instelbaar is.

Door het instellen van de tussenruimte kan de verticale afstand van het uitvoereind van het uitvoereind van de eerste transporteur tot de tweede transporteur (stapelaar) gemakkelijk afgestemd worden op de dikte van de te behandelen artikelen. De valhoogte en valtijd van het artikel in de overgang van 15 de eerste transporteur naar de tweede transporteur kan daarmee ingesteld worden, waardoor andere ingrepen in de bediening van de tweede transporteur minder snel nodig zijn. Ook kan zo ook bij dikkere artikelen worden gestapeld in een overlapgebied van eerste en tweede transporteur, mocht zo’n overlapgebied aanwezig zijn.

20 In een uitvoering reikt het uitvoereind van de eerste transporteur over het invoereind van de tweede transporteur, waardoor een bovenstrooms gedeelte van de tweede transporteur beschikbaar is voor het achter de plaats van neerkomst van de artikelen daarop formeren van de artikelen.

In een uitvoering is de inrichting voorzien van een besturing voor 25 het selectief in twee tegengestelde richtingen aandrijven van de tweede transporteur.

In een eenvoudige uitvoering is de eerste transporteur en/of de tweede transporteur door een betreffende eerste dan wel tweede steun op in een verticaal vlak dat de procesrichting bevat kantelbare wijze bevestigd aan het 30 gestel, waarbij de inrichting voorts is voorzien van een instelinrichting voor het instellen van de kantelhoek van de betreffende transporteur in het verticale vlak. Hiermee kan de hoek van de tweede transporteur worden ingesteld om niet alleen de tussenruimte in te stellen maar ook om af te stemmen op het soort artikel dat overgenomen wordt van de eerste transporteur. Een sterkere helling in 35 procesrichting kan de gewenste vertraging realiseren voor de met mogelijk hoge snelheid op de tweede transporteur terecht komende artikelen.

De betreffende transporteur kan daarbij een bandtransporteur zijn 10 met respectievelijk een eerste en een tweede aandrijfas, die voor aandrijving gekoppeld is met een betreffende motor van de aandrijving, waarbij de eerste dan wel tweede steun in de kantelbeweging verdraaibaar is om een hartlijn die samenvalt met de rotatiehartlijn van de betreffende aandrijfas. De betreffende 5 steun kan daarbij twee steundelen hebben die zich aan weerszijden van de aandrijfas uitstrekken, in het bijzonder parallel daaraan, bij voorkeur op gelijke afstand van de aandrijfas. Instelling wordt verder vergemakkelijkt indien de aandrijfas een rotatiehartlijn heeft die althans bijna het zwaartepunt van de bandtransporteur bevat.

10 Alternatief of aanvullend kan de eerste transporteur en/of de tweede transporteur door een betreffende eerste dan wel tweede steun op in een verticaal vlak dat de procesrichting bevat op een verticaal verplaatsbare wijze bevestigd zijn aan het gestel, waarbij de inrichting voorts is voorzien van een instelinrichting voor het instellen van de verticale positie van de steun van de 15 betreffende transporteur.

Een dergelijke instelling kan voordelig worden opgenomen in een inrichting waarin artikelen op vellen worden geplaatst, zoals eerder besproken. Hiertoe omvat de inrichting dan een veltoevoerder voor het toevoeren van vellen naar het invoereind van de eerste transporteur en 20 -een artikeltoevoerder voor het toevoeren van artikelen naar het invoereind van de eerste transporteur, en -een besturing voor het onderling afstemmen van de artikeltoevoerder en de veltoevoerder zodat de artikelen op de eerste transporteur ondersteund zijn op de vellen.

25 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het transporteren van artikelen, zoals voedselartikelen, omvattend: -een gestel; -een op het gestel aangebrachte bandtransporteur voor de artikelen, met een aandrijfas voor aandrijving van de bandtransporteur, 30 waarbij de bandtransporteur door een steun op in een verticaal vlak dat de procesrichting bevat kantelbare wijze bevestigd is aan het gestel, voorts voorzien van een instelinrichting voor het instellen van de kantelhoek van de betreffende transporteur in het verticale vlak.

waarbij de steun in de kantelbeweging verdraaibaar is om een 35 hartlijn die samenvalt met de rotatiehartlijn van de aandrijfas.

De steun kan twee steundelen hebben die zich aan weerszijden van de aandrijfas uitstrekken, in het bijzonder parallel daaraan, bij voorkeur op 11 gelijke afstand daarvan. De aandrijfas kan ook hier een rotatiehartlijn hebben die althans bijna het zwaartepunt van de bandtransporteur bevat.

In inrichtingen voor het van een baan velmateriaal afscheiden van vellen wordt de baan velmateriaal tussen de voorraadrol en de snijder op 5 spanning gehouden door middel van danserrollen, die door middel van schroefveren bevestigd zijn aan het gestel van de inrichting. Bij wijziging van soort en afmetingen van de baan velmateriaal kan de werking van de veren onvoldoende zijn.

Een doel van de uitvinding is hierin verbetering te brengen.

10 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding hiertoe in een inrichting voor het in opeenvolging van een baan velmateriaal scheiden van vellen, omvattend: -een gestel; -een in het gestel aangebrachte scheidingsinrichting voor het opeenvolging 15 scheiden van vellen van de baan velmateriaal; -een in het gestel aangebrachte voorraadhouder voor een rol van de baan velmateriaal; -een in het gestel aangebrachte aandrijving voor het van de rol af transporteren van de baan velmateriaal naar de scheidingsinrichting; 20 -een aantal danserrollen die in het gestel aangebracht zijn tussen de voorraadhouder en de aandrijving, waarbij althans één van de danserrollen aangebracht is op een arm die in een verticaal vlak verdraaibaar bevestigd is aan het gestel, waarbij de inrichting voorts omvat een pneumatische cilinder die werkzaam is tussen de arm en het 25 gestel en van een besturing voor het instellen van de werkdruk van de pneumatische cilinder.

Hiermee kan op gemakkelijke en beheerste wijze de veerwerking worden afgestemd op het velmateriaal.

In een verdere uitvoering is de inrichting voorzien van twee van 30 dergelijke armen met elk tenminste één danserrol, waarbij elke arm voorzien is van een genoemde pneumatische cilinder. Bij voorkeur draagt elke arm tenminste twee danserrollen.

Een dergelijke inrichting kan ook worden opgenomen in een inrichting van de in de aanhef beschreven soort, in het bijzonder in een inrichting 35 voor het plaatsen van artikelen, zoals voedselartikelen, op vellen, omvattend: -een gestel met een artikeltoevoerder voor de artikelen, welke artikeltoevoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; 12 -een afvoerder voor op vellen geplaatste artikelen, welke afvoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind, waarbij de artikeltoevoerder en de afvoerder bij hun respectievelijke uitvoereind en invoereind een overgangsgebied bepalen; en 5 - een voorraadhouder voor een baan velmateriaal; -een inrichting volgens conclusie 48, 49 of 50, voorzien van een aandrijving voor het in opeenvolging naar het overgangsgebied voeren van afgescheiden vellen., waarbij de aandrijving in het gestel opgesteld is beneden het overgangsgebied voor opwaartse afgifte van de vellen in het overgangsgebied. 10 inrichting, de in het voorgaande beschreven inrichting

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een produktielijn waarin opgenomen een inrichting volgens de uitvinding.

Verdere uitvoering van inrichtingen volgens de uitvinding zijn beschreven in de conclusies waarvan de inhoud beschouwd moet worden als 15 zijnde ook hier ingelast.

Opgemerkt wordt dat in US 3.849.969 een inrichting getoond wordt voor het met een vel omgeven van de voorrand, bovenzijde en onderzijde van hamburgers. Een baan velmateriaal wordt van bovenaf aangevoerd door een aangedreven rollenpaar, gaat door een mesrolopstelling heen en wordt 20 vervolgens in neerwaartse richting geleid tussen bovenste geleiders die aan weerszijden van het neerwaartse pad zijn opgesteld, naar het overgangsgebied tussen twee paren bandtransporteurs, elk bestaande uit een bovenste en een onderste bandtransporteur. De mesrollen snijden een vel af van de baan velmateriaal in afstemming op de positie en snelheid van een aankomende 25 hamburger. Het afgesneden vel kruist de baan van de aankomende hamburger en treedt met de onderrand tussen twee onderste geleiders, daarbij vlak gehouden door een luchtstraal. De hamburger zal bij het treffen van het afgesneden vel dat vel meenemen terwijl de genoemde oppervlakken daarvan worden bedekt door het vel. De invoerrand van de bovenste, bovenstroomse 30 geleider bevindt zich beneden de bovenzijde van de aandrijfrol van de bovenste bandtransporteur van het paar afvoerende bandtransporteurs.

Opgemerkt wordt verder dat in US 4.236.855 een inrichting wordt beschreven waarin groepen artikelen, zoals hamburgers, op vellen worden geplaatst. Een baan velmateriaal wordt opwaarts naar de baan van de artikelen 35 geleid tussen achtereenvolgens een eerste paar aangedreven rollen, een paar mesrollen en een tweede en derde paar aangedreven rollen. De aan de benedenstroomse zijde van de opwaartse baan gelegen aangedreven rollen van 13 elk paar aangedreven rollen zijn door veren gespannen naar de andere aandrijfrollen toe. Door middel van een L-vormige hefboom kan door nokwerking de rolas van die veergespannen aandrijfrol tegen de veerspanrichting in beperkte mate worden verschoven, met de roleinden geleid in een sleuf.

5 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals het deelgestel, de cassette, de bevestiging van de danserrollen en de losmaakbare steun van de 10 bandtransporteur kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

15

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuren 1A-D respectievelijk een schuin boven/vooraanzicht, een 20 vooraanzicht, een zijaanzicht en een bovenaanzicht op een voorbeelduitvoering van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuren 2A, 2B respectievelijk een vooraanzicht en een schuin boven/vooraanzicht op een deelgestel van de inrichting van figuren 1A-D;

Figuren 3A-C respectievelijk een schuin boven/vooraanzicht, een 25 bovenaanzicht en een vooraanzicht op de opstelling van tegenrollen voor een veltoevoerder in de inrichting van de figuren 1A-D;

Figuren 4A-C respectievelijk een schematisch vooraanzicht op een baanvoorraad en veltoevoerder voor de inrichting van de figuren 1 A-D, een detail daarop, in gebruikstoestand, en een detail daarop in een onderhoudstoestand; 30 Figuren 5A-D respectievelijk een schuin boven/vooraanzicht op een bijna uitgenomen deelgestel van de figuren 2A,B, een vooraanzihc top dat deelgestel en een bovenaanzicht en een schuin boven/vooraanzicht op een mescassette in de inrichting van de figuren 1A-D;

Figuur 6 een horizontale doorsnede door een koppeling van een 3 5 aandrijfas voor een aandrijfrol voor velmateriaal; en

Figuren 7A-D respectievelijk een horizontale doorsnede door een bandtransporteur in de inrichting van de figuren 1A-D, een schuin achteraanzicht 14 vanuit het huis op de ophanging van die transporteur en twee vooraanzichten op de inrichting van de figuren 1A-D in verschillende gebruikstoestanden.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

5

De inrichting 1 in figuren 1A-D omvat een gestel 2 en een daarop gesteunde kast of huis 3, waarin zijn ondergebracht motoren en besturingseenheid en -delen nodig voor het bedrijf van de inrichting 1. Het huis 3 omvat een console 5 met display en bedieningsknoppen.

10 Vóór het huis 3 is een serie bandtransporteurs 8,9 en 10 aangebracht, die door middel van steunstaven 44,46 (figuur 1D) en 84a,b (figuur 7A) ondersteund zijn op het huis 3 en elk voorzien zijn van een aandrijfas die bij 43, 45 en 47 gekoppeld is met door de motoren aangedreven aandrijvingsdelen in het huis 3. De bandtransporteurs 8, 9 en 10 omvatten elk een reeks parallelle 15 banden 40, 41 en 42, die respectievelijk aandrijfbaar zijn in de richtingen A, B en C (in twee richtingen, met behulp van de besturingseenheid, in het bijzonder programmeerbaar). De bandtransporteurs 8, 9 en 10 hebben elk een invoereind 8a, 9a en 10a en een uitvoereind 8b, 9b en 10b.

Aan het huis 3 is voorts bevestigd een aandrijfas 6 waarop een niet 20 weergegeven rol baanvormig velmateriaal kan worden geplaatst. Beneden het uitvoereind 8b en het invoereind 9a is een kast 4 op het gestel 2 ondersteund, welke kast door een deur aan de voorkant toegankelijk is en een deelgestel 7 afschermt. In figuur 1B is met gestreepte lijnen aangegeven dat het deelgestel ingericht is voor doorvoer van de baan velmateriaal naar boven, naar het 25 overgangsgebied tussen de transporteurs 8 en 9.

Het deelgestel 7 is nader weergegeven in de figuren 2A en 2B en vormt een veltoevoerder. Het omvat twee platen 12 die aan elkaar bevestigd zijn door onder meer staaf 12a. Onderaan, ter plaatse van scharnieren 14a,b, zijn twee paren zwenkarmen 13a,b tot de getoonde aanslagstand verzwenkbaar 30 (richtingen Z) bevestigd aan de platen 12. De armen 13a,b zijn voorts via pneumatische cilinders 15a,b aan de platen 12 bevestigd en dragen danserrollen 16a-d. De werkdruk van de cilinders 15a,b is instelbaar, voor een instelling van een juiste spanning bij verandering van baanmateriaal.

Bovenaan zijn (zie ook figuren 2A en 2B), in een verticale reeks, 35 van beneden naar boven beschouwd een eerste aandrijfrolstel 17 voor de baan velmateriaal, een mes- of perforatierolstel 18 en een tweede aandrijfrolstel 19 voor vellen aangebracht. Het aandrijfrolstel 17 omvat een aangedreven rol 17a 15 en een vrijlopende tegenrol 17b, die is voorzien van groeven 17c. Het aandrijfrolstel 19 omvat een aangedreven rol 19a en een vrijlopende tegenrol 19b, die is voorzien van groeven 19c. Ook de rollen 17a en 19a zijn voorzien van dergelijke groeven. Deze groeven nemen verticale geleidedraden van een 5 geschikte kunststof op, welke draden nader zijn weergegeven in onder meer figuur 4A,B, met 32,33 en de baan velmateriaal dan wel de vellen geleiden in hun opwaartse pad V. De draden 32,33 worden onderaan door veren strak gehouden. De aan de bovenstroomse zijde, beschouwd in procesrichting A,B, gelegen draden 33, welke derhalve gelegen zijn aan de naar de 10 artikeltoevoerder 8 gekeerde zijde van het opwaartse pad of doorgang V, zijn met hun boveneinden bevestigd aan een houder 24, die twee staven 24a,b omvat. De draden zijn omgelegd om staaf 24a en met hun eind bevestigd aan staaf 24b. De houder 24 is onderaan, tussen aandrijfrolstel 19 en mesrolsamenstel 18 met benen zwenkbaar (richting L) bevestigd aan de platen 15 12.

De tegendraden 32 zijn met hun boveneinden bevestigd aan een staaf 35b van een houder 35, nadat zij zijn omgelegd om staaf 35a, welke het hoogste punt voor de draden 32 bepaalt, zo dicht mogelijk bij de onderzijde van het invoereind van de bandtransporteur 9. De draden 32 zijn derhalve gelegen 2 0 aan de naar de afvoerder 9 gekeerde zijde van het opwaartse pad of doorgang V.

Te zien is dat de staaf 24a het hoogste punt voor de draden 33 bepaalt. Dit hoogste punt ligt in het horizontale vlak H2, dat boven horizontaal vlak H1 ligt, welk vlak H1 de rotatiehartlijn W van de eindrol 38 van 25 bandtransporteur 9 bevat. De vellen 102 worden aldus tot een hoog niveau geleid aan de bovenstroomse zijde van de doorgang V.

In figuur 4B is voorts getoond dat het uitvoereind 8b relatief dun is uitgevoerd, doordat de eindrol 37 een relatief kleine diameter heeft (vergelijk eindrol 38), een zogenoemde neusrol is, en voorts bevestigd is op armen 36 die 30 om scharnieren 36a omhoog zwenkbaar zijn (richting K). De uitvoering als neusrol maakt een hoge ligging van de staaf 24a mogelijk. In bedrijfstand zijn de armen 36 in horizontale ligging vastgehouden door een snapverbinding, zoals snapkogels.

Onder mede verwijzing naar de figuren 3A-C wordt nu ingegaan op 35 de ophanging van de tegenrollen 17b, 19b. De tegenrol 17b is met de einden bevestigd aan om hartlijn T in richtingen P verzwenkbare houders of zwenkplaten 20, die met elkaar verbonden zijn door staaf 29 en bevestigd zijn 16 aan de stangen van pneumatische cilinders 21, waarvan de andere uiteinden bevestigd zijn aan de platen 12. Door de werkdruk van cilinders 21 (richting G1) wordt de tegenrol 17b naar de aandrijfrol 17a gedrukt. De tegenrol 19b is met de einden bevestigd aan een arm van ongeveer T-vormige houders of consoles 22, 5 die eveneens om hartlijn T verzwenkbaar, richtingen N, bevestigd zijn aan de platen 12. De consoles 22 vormen in de andere arm een gleuf 26, met een korte bovenlip 26a en een lange onderlip 26b. In de gleuf 26 is opgenomen een staaf 25, waarvan de einden bevestigd zijn aan de stangen van pneumatische cilinders 23, waarvan de andere uiteinden bevestigd zijn aan de platen 12. De 10 cilinders 23 kunnen worden geactiveerd om (richting F1) de stang 25 en daarmee de consoles 22 in de richting N1 te drukken en zo de tegenrol 19b naar de aandrijfrol 19a te spannen.

In bedrijf worden artikelen, zoals plakjes vleeswaren, in procesrichting S vanuit een aanvoerinrichting (niet weergegeven), bijvoorbeeld 15 een snij-inrichting voor aanvoer van plakjes of een aanvoer van stukken vlees, gevogelte of vis, zoals hamburgers, kipfilets, visfilets, afgegeven aan het invoereind 8a van transporteur 8 en in de richting A verplaatst naar de transporteur 9. De bedoeling is dat op het moment van overgang van een plakje van het uitvoereind 8b naar invoereind 9a van transporteur 9 een onderlegvel of 20 tussenlegvel wordt afgegeven door de veltoevoerder, zodat het plakje op een vel wordt ondersteund op transporteur 9. De onderlinge afstemming wordt gerealiseerd door middel van voornoemde besturingseenheid en besturingsdelen. De werking van de veltoevoerder is geïllustreerd in figuur 4A. De rol papierbaan 100 op as 6 wordt aangedreven in richting H. De baan 101 25 loopt in richting I naar en om stuurstang 90 voor juiste uitrichting, en dan om het stel danserrollen 16a-d, tussen vaste rollen 91 en opwaarts, in doorgang V, naar rollen 17a,b. De aandrijfrol 17a trekt de baan 101 van de rol 100. De baan komt dan in het mes- of perforatierolstel 18, alwaar de mesrol 31 op de juiste plaats een snede of reeks perforaties maakt. Deze verzwakking kan volmaakt zijn, 30 wanneer de baan geheel wordt doorgesneden, of minder volmaakt, in geval van een insnijding of een reeks perforaties en een voorbereide plaats van scheiding wordt gemaakt. Het voorlopende gedeelte van de (van de verzwakking voorziene) baan wordt aangegrepen door de rollen 19a,b, waarbij dat gedeelte tevens versnelt wordt voor volledige scheiding en als vel 102 in de richting J 35 wordt afgegeven in het voornoemde overgangsgebied tussen de transporteurs 8 en 9.

Indien een baan/velstoring optreedt in de veltoevoerder heeft men 17 (na het stoppen van de aandrijvingen in de inrichting) verschillende mogelijkheden. In de eerste plaats kan men van bovenaf proberen het euvel te verhelpen. Hiertoe klapt de operator het uitvoereind 8b van transporteur 8 omhoog, richting K (zie figuur 4C).

5 Mocht dat onvoldoende zijn, dan zorgt de operator er voor dat de cilinders 23 uitgezet worden, richting F2, zodat de staaf 25 vrij komt van de bovenlip 26a. De staaf 25 kan dan nog stabiel steun vinden op de lip 26b. Dan pakt de operator de console 22 om hartlijn T neerwaarts (richting N2) zwenken, waarbij de bovenlippen 26a onderlangs de staf 25 kunnen gaan, zodat tegenrol 10 19b op grotere afstand van de doorgang V komt.. Vervolgens pakt hij de staaf 24b om de houder 24 weg te zwenken, richting L, zie figuur 4C. Dan is een ruime toegang 01 en 02 (zie figuur 4C) gerealiseerd, waarin de operator makkelijk met de hand eventueel vastgelopen papiermateriaal kan verwijderen. Het is ook mogelijk om na het in de richting F2 uitzetten van de cilinders 23 alleen de staaf 15 24b in richting L weg te zwenken, waarbij de geleidedraden de tegenrol 19b zullen meenemen. Mocht het probleem van een velstoring lager liggen, dan kan de operator de cilinders 21 laten intrekken zodat de platen 20 in richting P kantelen om hartlijn T, zie figuur 4C, waarmee tegenrol 17b op afstand 03 wordt gebracht van aandrijfrol 17a., 2 O Het kan ook nodig zijn om de mesrol te inspecteren. Hiertoe is het mes- of perforatierolstel 18 als een cassette uitneembaar uit het deelgestel 7, zie figuur 5B, aldaar in horizontale richting R. Dit kan nadat de koppeling met de aandrijfdelen in het huis 3 is opgeheven (hetgeen (zie hierna) mogelijk is door het deelgestel 7 over korte afstand in horizontale richting naar voren te halen (fig. 25 5A), nadat de kast 4 is geopend) en de geleidedraden 32,33 te verwijderen. Het huis 3 is hiertoe voorzien van vanaf steunen 95a,96a naar voren reikende steunstaven 95b,96b, waarop in het deelgestel 7 voorziene kokers of buizen schuifbaar zijn. Door middel van in gaten 97a,b te schroeven, van knoppen voorziene bevestigingsdelen (niet weergegeven) kan het deelgestel 7 na 30 opgeschoven te zijn op de steunstaven 95a,96b worden vastgezet aan het huis 3.

De cassette 18 is nader weergegeven in de figuren 5C en 5D. De aambeeldrol 30 en de mesrol 31 zijn gelagerd in kamers 50,51, welke kamers voorzien zijn van flenzen 50a,51 a voor passende opname in de platen 12. De 35 flenzen 50a,51 a zijn voorzien van bevestigingsgaten voor bevestiging op de platen 12. Aan de vooreinden zijn de rollen 30,31 voorzien van in elkaar grijpende tandwielen 52,53. De rol 30 is aan het andere eind voorzien van een 18 as 54, met een koppeldeel 55 dat, in dit voorbeeld, voorzien is van vier aandrijfpennen 56. Deze pennen passen in gaten die zijn aangebracht in het eind van een aangedreven as die bereikbaar is aan de voorzijde van het huis 3.

Deze koppeling wordt tot stand gebracht dan wel opgeheven door verschuiving 5 in asrichting. In koppelstand wordt de koppeling axiaal vastgelegd door bevestiging van het deelgestel 7 aan het gestel 2.

De mesrol 31 is aan het andere eind voorzien van een as 57 met een rotatiestand-indicator 58. De mesrol 31 draagt een aantal plaatjes met reeksen mestanden 31a, die worden gehouden in houders 31b. De mesrol 31 is 10 voorzien van holtes 59.

In figuur 6 is getoond dat een pen-gat koppeling ook toepasbaar is voor de aandrijfassen van de bandtransporteur 9 (zie de vaste koppeldelen 92, 93 en 94 in figuur 5A), evenals voor de andere bandtransporteurs. Een aandrijfas 60 voor de bandtransporteur 9 is aan het binneneind voorzien van een 15 flens 61 met -in dit voorbeeld vier- koppelgaten 62, voor koppelpennen 63. De koppelpennen 63 zijn bevestigd in gaten 65 van een schijf 64, die rotatievast is bevestigd op een aandrijfeind 66 van een in het huis 3 opgenomen aandrijving.

Aan weerszijden van de aandrijfsas 60, op gelijke afstand daarvan en parallel daaraan, steken twee vast aan het huis bevestigde balken 46 uit, die aan hun 20 eind overgaan in staven 46a, waarop in het gestel 110 van de bandtransporteur 9 opgenomen buizen 111 te schuiven zijn en dan vast te leggen zijn met bijvoorbeeld een schroefknop 112.

In figuur 7A is een bijzondere ophanging 47 getoond, welke vooral geschikt is voor de bandtransporteur 10 met zwaartepunt Z, waarop al dan niet 25 van een onderlegvel voorziene artikelen gestapeld of geformeerd zullen worden.

Het gestel 80 van de stapeltransporteur 10 omvat dwarsstaven 81a en dwarskokers 81b. De aandrijfas 82 is aan het binneneind voorzien van een koppeldeel 85 met koppelpennen zoals hiervoor besproken. Aan het andere, buiteneind is de as 82 voorzien van een tandriemschijf 82a, dat via een niet 30 weergegeven tandriem tandriemschijf 83a aandrijft, welke rotatievast is met aandrijfrol 83 voor aandrijving van de banden 42 (figuur 1D). Het koppeldeel 85 is rotatievast bevestigd op de uitgangsas van een motor 122, welke bevestigd is op een plaat 120. Op de plaat 120, is een schijf 86 is bevestigd, die een geheel vormt met een bus 86a. De bus 86a is onder tussenkomst van een glijbus 89 35 passend opgenomen in een bus 87, waarop een dwarsbalk 84 is bevestigd. De bus 87 is verdraaibaar om bus 86a in richtingen X en kan daarop met stelhout 89 worden vastgezet in de gewenste draaistand. Op de buitenzijde van de 19 dwarsbalk 84 zijn staven 84b bevestigd, welke schuifbaar doch passend zijn opgenomen in voornoemde kokers 81b en dan tegen axiale verschuiving zijn vastgelegd door schroefknoppen 88, zodat het gestel 80 daarmee vastgelegd is op de dwarsbalk 84 en de verstelling daarvan in richting X daarvan volgt. .

5 In de figuren 7A en 7B is voorts getoond dat de verticale positie van het samenstel van aandrijfmotor 122 voor de aandrijfas 82 en de koppeling 85-87 in richting Y kan worden ingesteld. Het huis 3 is daarbij voorzien van een opening 121, die verplaatsing van genoemd samenstel in Y-richting mogelijk maakt. Voor het vastzetten in de gewenste hoogte zijn bouten 124 aanwezig, 10 die verschuifbaar zijn in verticale gleuven 123 en vanaf de binnenzijde van het huis 3 bereikbaar zijn om gelost of vastgezet te worden.

In de figuren 7B en 7C is getoond dat door de verdraaibare opstelling van de balk 84 en daarmee van de transporteur 10 de verticale afstand t tussen het uitvoereind 9b en het legvlak van de transporteur 10 door 15 kanteling in richting X en verplaatsing in richting Y kan worden ingesteld, voor afstemming op dunne artikelen P1 of op dikke artikelen P2. Door een combinatie van beide instelmogelijkheden kan, zoals getoond, het uitvoereind 10b zijn hoogteligging behouden, waardoor hoogteaanpassing in benedenstroomse stations niet nodig is.

20 De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

25 1039918

Claims

1. Inrichting voor het plaatsen van artikelen, zoals voedselartikelen, op vellen, omvattend: 5 -een gestel met een artikeltoevoerder voor de artikelen, welke artikeltoevoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; -een op het gestel aangebrachte afvoerder voor op vellen geplaatste artikelen, welke afvoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind, waarbij de artikeltoevoerder en de afvoerder bij hun 10 respectievelijke uitvoereind en invoereind een overgangsgebied bepalen; en - een voorraadhouder voor een baan velmateriaal; -een veltoevoerder voor de vellen, welke veltoevoerder voorzien is van een eerste aandrijving voor de baan velmateriaal, van een scheidingsinrichting voor het in opeenvolging afscheiden van vellen van de baan velmateriaal en van een 15 tweede aandrijving om deze vellen naar het overgangsgebied te voeren, waarbij de veltoevoerder in het gestel opgesteld is beneden het overgangsgebied voor opwaartse afgifte van de vellen in het overgangsgebied, waarbij de afvoerder uitgevoerd is als een bandtransporteur met aan het invoereind een eindrol voor de band van de bandtransporteur, 20 waarbij de veltoevoerder voorzien is van eerste en tweede geleiders voor het in een opwaarts pad geleiden van de vellen althans vanaf de scheidingsinrichting tot in het overgangsgebied, en waarbij de eerste en de tweede geleider respectievelijk aan de naar de artikeltoevoerder gekeerde zijde en aan de naar de afvoerder gekeerde 25 zijde van het opwaartse pad gelegen zijn, met het kenmerk, dat de eerste geleider zich opwaarts uitstrekt tot boven het niveau van de onderzijde van de eindrol.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste geleider zich opwaarts uitstrekt tot op of boven de rotatiehartlijn van de eindrol.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de artikeltoevoerder uitgevoerd is als bandtransporteur, met aan het uitvoereind een eindrol die uitgevoerd is als een neusrol.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de neusrol verdraaibaar is tussen een neergeklapte bandbedrijfstand op relatief korte afstand van het 35 invoereind van de afvoerder en een opgeklapte onderhoudsstand op grotere afstand van het invoereind van de afvoerder waarin het boveneind van de eerste 1039918 geleider toegankelijk is voor althans de vingers van een hand.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1-4 of volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de eerste geleider een aantal langwerpige geleidingselementen, zoals draden, en in het boveneind van de eerste geleider 5 een dwarsstaaf omvat waarmee de geleidingselementen verbonden zijn, waarbij de dwarsstaaf verplaatsbaar is tussen een bedrijfsstand op relatief korte afstand van het invoereind van de afvoerder en een onderhoudsstand op grotere afstand van het invoereind van de afvoerder, voor het verschaffen van toegang voor de vingers van een hand tussen de eerste en tweede geleiders, waarbij de 10 dwarsstaaf bij voorkeur verplaatsbaar is door verzwenking om een horizontale hartlijn dwars op de transportrichting van de afvoerder, welke hartlijn bij voorkeur gelegen is beneden de tweede aandrijving

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de dwarsstaaf geheel boven het niveau van de onderzijde van de eindrol van de afvoerder gelegen is, 15 bij voorkeur geheel boven de rotatiehartlijn van de eindrol van de afvoerder.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de tweede aandrijving van de veltoevoerder een kneep omvat met een aangedreven aandrijfrol en een vrijlopende tegenrol, waarbij de aandrijfrol en de tegenrol respectievelijk aan weerszijden van het 20 opwaarste pad gelegen zijn, bij voorkeur respectievelijk aan de naar de afvoerder gekeerde zijde en aan de naar de artikeltoevoerder gekeerde zijde van het opwaartse pad gelegen zijn, en waarbij de tegenrol door een spaninrichting spanbaar is naar de aandrijfrol en losmaakbaar is van de spaninrichting voor verplaatsing van de tegenrol tussen een bedrijfsstand op relatief korte afstand 2. van of tegen de aandrijfrol en een onderhoudsstand op grotere afstand van de aandrijfrol.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de tegenrol bevestigd is op een houder, die zelf door de spaninrichting wordt gespannen voor het naar de aandrijfrol spannen van de tegenrol en door het activeren van de spaninrichting 30 in een richting tegengesteld aan de spanrichting daarvan vrij te maken is.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de tegenrol/houder verplaatsbaar is door verzwenking om een horizontale hartlijn dwars op de transportrichting van de afvoerder, welke hartlijn bij voorkeur gelegen is beneden de tweede aandrijving, bij voorkeur ook beneden de eerste aandrijving, bij 35 voorkeur recht beneden de eerste aandrijving.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de tegenrol in de onderhoudsstand lager ligt dan in de bedrijfsstand.

11. Inrichting volgens één der conclusies 7-10, waarbij de spaninrichting voorzien is van, in het bijzonder pneumatische, cilinders voor het naar de aandrijfrol spannen van de tegenrol, welke cilinders tevens bedienbaar zijn voor het respectievelijk blokkeren tegen voornoemde verplaatsing en het 5 vrijgeven van de tegenrol voor genoemde verplaatsing.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, waarbij de eerste aandrijving van de veltoevoerder een kneep omvat met een aangedreven aandrijfrol en een vrijlopende tegenrol, waarbij de aandrijfrol en de tegenrol respectievelijk aan de naar de afvoerder 10 gekeerde zijde en aan de naar de artikeltoevoerder gekeerde zijde van het opwaartse pad gelegen zijn, en waarbij de tegenrol verplaatsbaar is tussen een bedrijfsstand op relatief korte afstand van de aandrijfrol en een onderhoudsstand op grotere afstand van de aandrijfrol, waarbij, bij voorkeur, de tegenrol verplaatsbaar is door verzwenking om een horizontale hartlijn dwars op de 15 transportrichting van de afvoerder.

13. Inrichting volgens conclusies 12, voorzien van, in het bijzonder pneumatische, cilinders voor het naar de aandrijfrol spannen van de tegenrol, welke cilinders tevens tegengesteld activeerbaar zijn zodat de tegenrol verplaatsbaar is van de aandrijfrol weg, waarbij bij voorkeur de cilinders in 2. hoofdzaak verticaal opgesteld zijn met werkdrukrichting bij voorkeur opwaarts.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de tegenrol bevestigd is op een houder, die zelf door de spaninrichting wordt gespannen voor het naar de aandrijfrol spannen van de tegenrol en door het activeren van de spaninrichting in een richting tegengesteld aan de spanrichting kan worden 2. weggezwenkt van de aandrijfrol.

15. Inrichting volgens conclusies 9 en 14, waarbij de genoemde horizontale hartlijnen samenvallen.

16. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van een benedenstrooms van de afvoerder, aan het uitvoereind daarvan 30 aangebrachte transporteur voor ontvangst van de op vellen geplaatste artikelen en het daaruit formeren van een stapeling daarvan.

17. Samenstel van een inrichting volgens één der voorgaande conclusies en een aanvoerinrichting voor de artikelen, welk aanvoerinrichting opgesteld is voor afgifte van de artikelen aan de artikeltoevoerder, welke 35 aanvoerinrichting bijvoorbeeld een snij-inrichting voor aanvoer van plakjes of een aanvoer van stukken vlees, gevogelte of vis, zoals hamburgers, kipfilets, visfilets.

18. Inrichting voor het plaatsen van artikelen op vellen, omvattend: -een gestel met een artikeltoevoerder voor de artikelen, welke artikeltoevoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; -een afvoerder voor op vellen geplaatste artikelen, welke afvoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind, 5 waarbij de artikeltoevoerder en de afvoerder bij hun respectievelijke uitvoereind en invoereind een overgangsgebied bepalen; en - een voorraadhouder voor een baan velmateriaal - een veltoevoerder voor de vellen, welke veltoevoerder voorzien is van een eerste aandrijving voor de baan velmateriaal, van een scheidingsinrichting voor 10 het in opeenvolging scheiden, door perforeren, insnijden of doorsnijden, van vellen vanaf de baan velmateriaal, en van een tweede aandrijving om de vellen naar het overgangsgebied te voeren, waarbij de veltoevoerder in het gestel opgesteld is bij, bij voorkeur beneden, het overgangsgebied voor afgifte, bij voorkeur opwaartse afgifte, van 15 de vellen in het overgangsgebied, waarbij de veltoevoerder is aangebracht in een deelgestel, dat losneembaar bevestigd is in het gestel, waarbij de scheidingsinrichting een mesrol en een tegenrol omvat, die met elkaar in aandrijvend verband staan, waarbij de mesrol en de tegenrol zijn bevestigd in een cassette die als één geheel losmaakbaar bevestigd is in het deelgestel.

19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de cassette in een in hoofdzaak horizontale richting in en uit het deelgestel te schuiven is, bij voorkeur in een richting parallel aan de transportrichting van de afvoerder.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, waarbij de cassette aan de einden van de rollen voorzien is van kamers, waarin de rollen gelagerd zijn, 25 welke kamers tevens gevormd zijn voor het vormen van een schuifverbinding met het deelgestel.

21. Inrichting volgens conclusie 18, 19 of 20, waarbij de mesrol en de tegenrol respectievelijk aan de naar de artikeltoevoerder gekeerde zijde en aan de naar de afvoerder gekeerde zijde van het opwaartse pad gelegen zijn.

22. Inrichting volgens één der conclusies 18-21, waarbij de mesrol voorzien is van holtes.

23. Transportinrichting voor artikelen, omvattend: -een gestel met een huis; -tenminste één bandtransporteur voor de artikelen, welke bandtransporteur 35 voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; -een aandrijving voor de bandtransporteur, welke aandrijving een aandrijfas en een aangedreven aandrijfrol voor de band van de bandtransporteur en een overbrenging tussen de aandrijfas en de aandrijfrol, omvat, waarbij de aandrijfas reikt door een op het huis bevestigde houder welke een steun voor de bandtransporteur draagt, welke steun althans één steundeel omvat dat zich naast de aandrijfas uitstrekt en op losmaakbare wijze 5 verbonden is met de bandtransporteur.

24. Transportinrichting volgens conclusie 23, waarbij het steundeel zich parallel aan de aandrijfas uitstrekt, bij voorkeur over althans nagenoeg de breedte van de transporteur.

25. Transportinrichting volgens conclusie 23 of 24, waarbij de 10 steun twee steundelen heeft die zich aan weerszijden van de aandrijfas uitstrekken, bij voorkeur op gelijke afstand van de aandrijfas.

26. Transportinrichting volgens conclusie 23, 24 of 25, waarbij de bandtransporteur een gestel heeft dat op of in de steundelen schuifbaar is, waarbij, bij voorkeur, het gestel van de bandtransporteur buizen of staven omvat, 15 waarin of waarop de steundelen passend opgenomen kunnen worden, waarbij de steundelen bij voorkeur tegen verschuiving in langsrichting vastlegbaar zijn in de buizen of staven, bijvoorbeeld door schroefknoppen.

27. Inrichting volgens één der conclusies 23-26, waarbij de aandrijving een eerste aandrijfdeel omvat, dat in het huis is opgenomen en een 20 motor omvat, en een tweede aandrijfdeel, dat de aandrijfas omvat, waarbij het eerste en het tweede aandrijfdeel voorzien zijn van eerste en tweede koppeldelen die met elkaar op losmaakbare wijze koppelbaar zijn voor rotatie-aandrijving van de aandrijfas.

28. Inrichting volgens conclusie 27, waarbij de plaats van koppeling 25 binnen de houder en/of deels binnen het huis gelegen is.

29. Transportinrichting volgens conclusie 27 of 28, waarbij het eerste en het tweede koppeldeel een meervoudige axiale pen-gat verbinding vormen.

30. Transportinrichting volgens één der conclusies 23-29, waarbij 30 de aandrijfas een rotatiehartlijn heeft die althans bijna het zwaartepunt van de bandtransporteur bevat.

31. Transportinrichting volgens één der conclusies 23-30, waarbij de steun met het steundeel op in een verticaal vlak dat de procesrichting bevat kantelbare wijze bevestigd is aan het gestel, waarbij de kantelbeweging een 35 kantelhartlijn bezit die samenvalt met de rotatiehartlijn van de betreffende aandrijfas, voorts voorzien van een instelinrichting voor het instellen van de kantelhoek van de betreffende transporteur in het verticale vlak.

32. Inrichting voor het transporteren van artikelen, zoals voedselartikelen, omvattend: -een gestel; 5 -een op het gestel aangebrachte eerste transporteur voor de artikelen, welke eerste transporteur voorzien is van een invoereind en een uitvoereind en een eerste aandrijving; - een op het gestel, in procesrichting benedenstrooms van de eerste transporteur aangebrachte tweede transporteur voor de artikelen, in het bijzonder stacker, 10 welke tweede transporteur voorzien is van een invoereind en een uitvoereind en een aandrijving, waarbij de eerste transporteur en de tweede transporteur bij het uitvoereind van de eerste transporteur een verticale tussenruimte bepalen,, waarbij de tussenruimte in hoogte instelbaar is.

33. Inrichting volgens conclusie 32, waarbij het uitvoereind van de eerste transporteur over het invoereind van de tweede transporteur reikt.

34. Inrichting volgens conclusie 32 of 33, met een besturing voor het selectief in twee tegengestelde richtingen aandrijven van de tweede transporteur,

35. Inrichting volgens conclusie 32, 33 of 34, waarbij de eerste transporteur en/of de tweede transporteur door een betreffende eerste dan wel tweede steun op in een verticaal vlak dat de procesrichting bevat kantelbare wijze bevestigd is aan het gestel, voorts voorzien van een instelinrichting voor het instellen van de 2. kantelhoek van de betreffende transporteur in het verticale vlak.

36. Inrichting volgens conclusie 35, waarbij de betreffende transporteur een bandtransporteur is met respectievelijk een eerste en een tweede aandrijfas, die voor aandrijving gekoppeld is met een betreffende motor van de aandrijving, waarbij de eerste dan wel tweede steun in de kantelbeweging 30 verdraaibaar is om een hartlijn die samenvalt met de rotatiehartlijn van de betreffende aandrijfas.

37. Inrichting volgens conclusie 36, waarbij de betreffende steun twee steundelen heeft die zich aan weerszijden van de aandrijfas uitstrekken, in het bijzonder parallel daaraan, bij voorkeur op gelijke afstand daarvan.

38. Inrichting volgens conclusie 37, waarbij de aandrijfas een rotatiehartlijn heeft die althans bijna het zwaartepunt van de bandtransporteur bevat.

39. Inrichting volgens één der conclusies 32-38, waarbij de eerste transporteur en/of de tweede transporteur door een betreffende eerste dan wel tweede steun op in een verticaal vlak dat de procesrichting bevat op een verticaal verplaatsbare wijze bevestigd is aan het gestel, 5 voorts voorzien van een instelinrichting voor het instellen van de verticale positie van de steun van de betreffende transporteur.

40. Inrichting volgens één der conclusies 32-39, voorts omvattend -een veltoevoerder voor het toevoeren van vellen naar het 10 invoereind van de eerste transporteur en -een artikeltoevoerder voor het toevoeren van artikelen naar het invoereind van de eerste transporteur, -een besturing voor het onderling afstemmen van de artikeltoevoerder en de veltoevoerder zodat de artikelen op de eerste 15 transporteur ondersteund zijn op de vellen.

41. Inrichting volgens conclusie 40 en volgens één der conclusies 1-16, waarbij de eerste transporteur de afvoerder voor op vellen geplaatste artikelen is.

42. Samenstel van een inrichting volgens conclusie 41 en een 20 aanvoerinrichting voor de artikelen, welk aanvoerinrichting opgesteld is voor afgifte van de artikelen aan de artikeltoevoerder, welke aanvoerinrichting bijvoorbeeld een snij-inrichting voor aanvoer van plakjes of een aanvoer van stukken vlees, gevogelte of vis, zoals hamburgers, kipfilets, visfilets.

43. Inrichting voor het transporteren van artikelen, zoals 25 voedselartikelen, omvattend: -een gestel; -een op het gestel aangebrachte bandtransporteur voor de artikelen, met een aandrijfas voor aandrijving van de bandtransporteur, waarbij de bandtransporteur door een steun op in een verticaal 30 vlak dat de procesrichting bevat kantelbare wijze bevestigd is aan het gestel, voorts voorzien van een instelinrichting voor het instellen van de kantelhoek van de betreffende transporteur in het verticale vlak. waarbij de steun in de kantelbeweging verdraaibaar is om een hartlijn die samenvalt met de rotatiehartlijn van de aandrijfas.

44. Inrichting volgens conclusie 43, waarbij de steun twee steundelen heeft die zich aan weerszijden van de aandrijfas uitstrekken, in het bijzonder parallel daaraan, bij voorkeur op gelijke afstand daarvan.

45. Inrichting volgens conclusie 44, waarbij de aandrijfas een rotatiehartlijn heeft die althans bijna het zwaartepunt van de bandtransporteur bevat.

46. Inrichting volgens conclusie 43, 44 of 45, waarbij de 5 bandtransporteur deel uitmaakt van een serieopstelling van althans twee, bij voorkeur op hetzelfde gestel aangebrachte transporteurs met een bovenstroomse eerste transporteur en een daarvan benedenstrooms gelegen tweede transporteur, waarbij de tweede transporteur de bandtransporteur is en met het invoereind op een hoogte beneden het uitvoereind van de eerste 1. transporteur gelegen is.

47. Inrichting volgens één der conclusies 43-46, omvattend een aandrijving voor het selectief in twee tegengestelde richtingen aandrijven van de bandtransporteur.

48. Inrichting voor het in opeenvolging van een baan velmateriaal 15 scheiden van vellen, omvattend: -een gestel; -een in het gestel aangebrachte scheidingsinrichting voor het opeenvolging scheiden van vellen van de baan velmateriaal; -een in het gestel aangebrachte voorraadhouder voor een rol van de baan 2. velmateriaal; -een in het gestel aangebrachte aandrijving voor het van de rol af transporteren van de baan velmateriaal naar de scheidingsinrichting; -een aantal danserrollen die in het gestel aangebracht zijn tussen de voorraadhouder en de aandrijving, 25 waarbij althans één van de danserrollen aangebracht is op een arm die in een verticaal vlak verdraaibaar bevestigd is aan het gestel, waarbij de inrichting voorts omvat een pneumatische cilinder die werkzaam is tussen de arm en het gestel en van een besturing voor het instellen van de werkdruk van de pneumatische cilinder.

49. Inrichting volgens conclusie 48, voorzien van twee van dergelijke armen met elk tenminste één danserrol, waarbij elke arm voorzien is van een genoemde pneumatische cilinder.

50. Inrichting volgens conclusie 49, waarbij elke arm tenminste twee danserrollen draagt.

51. Inrichting voor het plaatsen van artikelen, zoals voedselartikelen, op vellen, omvattend: -een gestel met een artikeltoevoerder voor de artikelen, welke artikeltoevoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind; -en een afvoerder voor op vellen geplaatste artikelen, welke afvoerder voorzien is van een invoereind en een uitvoereind, waarbij de artikeltoevoerder en de afvoerder bij hun 5 respectievelijke uitvoereind en invoereind een overgangsgebied bepalen; en - een voorraadhouder voor een baan velmateriaal; -een inrichting volgens conclusie 48, 49 of 50, voorzien van een aandrijving voor het in opeenvolging naar het overgangsgebied voeren van afgescheiden vellen, waarbij de aandrijving in het gestel opgesteld is beneden het 10 overgangsgebied voor opwaartse afgifte van de vellen in het overgangsgebied.

52. Samenstel van een inrichting volgens conclusie 51 en een aanvoerinrichting voor de artikelen, welk aanvoerinrichting opgesteld is voor afgifte van de artikelen aan de artikeltoevoerder, welke aanvoerinrichting bijvoorbeeld een snij-inrichting voor aanvoer van plakjes of een aanvoer van 15 stukken vlees, gevogelte of vis, zoals hamburgers, kipfilets, visfilets.

53. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 20 -o-o-o-o-o-o-o-o- 1039918