NL1000345C2 - Werkwijze en inrichting voor het losmaken van het vlees van de beenderen van dierlijke extremiteiten. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het losnemen van het vlees van de beenderen van dierlijke extremiteiten.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het voorbereiden van het losnemen van het vlees van de extremiteiten van een geslacht dier, in het bijzonder van de poten van gevogelte, welke nabij het lichaamsgewricht van het 5 karkas zijn afgesneden, alsmede een inrichting voor het toepassen van die werkwijze.

Uit US-A-5.228.881 is een inrichting voor het verwijderen van het vlees van de boven- en onderbenen van vogelpoten bekend, welke een eerste deelinrichting voor het 10 opensnijden van het vlees langs één zijde van het boven- en onderbeen omvat. De met die deelinrichting uitvoerbare bewerking dient voor het voorbereiden van het losnemen van het vlees van de boven- en onderbenen. Voor dat doel wordt het distale einde of enkelgewricht van een poot in een klem 15 vastgehouden en wordt die poot aan zijn binnenflank gesteund in langsrichting gericht aan een snij apparaat met een vast mes met kop-snij rand en een evenwijdig daaraan oscillerend mes toegevoerd. Het vaste mes wordt daarbij nabij de klem en naast het onderbeengewricht in in het vlees stekende stand 20 bestuurd en op grond van de voorwaartse beweging van de poot langs de zich aan de rugzijde bevindende beenderstructuur bewogen, waarbij het oscillerende mes moet zorgen voor hef opensnijden van het vlees langs de bottenstructuur.

Een geleiding van het mes op de vereiste, nauwkeurige 25 wijze is tenminste nabij het kniegewricht praktisch niet mogelijk, aangezien aldaar zowel noodzakelijkerwijze door te snijden pezen alsook zacht kraakbeen in het spiervlees zijn ingebed, zodat voor het mes geen goede oriëntering aanwezig is. Derhalve is het onvermijdelijk, dat vaak in het kraakbeen 30 wordt gesneden of dit wordt afgeschraapt en dergelijke delen later door omslachtige nabewerking uit het vlees moeten worden verwijderd. Bovendien is de bekende inrichting zeer < ΠΠ 03 /1 5« 2 kostbaar en vergt het hoog-gekwalificeerd bedieningspersoneel om die inrichting op de juiste wijze te doen functioneren.

Doel van de uitvinding is het zodanig lossnijden van de de bottenstructuur omgevende vleeslaag, dat praktisch geen 5 nabewerking noodzakelijk is en de constructieve uitvoering en de wijze van functioneren aanmerkelijk worden vereenvoudigd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door toepassing van een werkwijze, waarbij de bottenstructuur omgevende vleeslaag in het ruggedeelte van de extremiteit en 10 tenminste in bepaalde gebieden van de bottenstructuur wordt losgemaakt en door een, in hoofdzaak in het ten opzichte van het gewrichtsvlak loodrecht en langs de zich aan de rugzijde bevindende bottenstructuur verlopende snede wordt opengesneden, waarbij vóór het uitvoeren van de werkwijze en 15 scheiding van de pezen en huid nabij het distale einde van de extremiteit kan plaatsvinden.

Deze werkwijze kan zeer goed worden toegepast door middel van een inrichting, welke wordt gekenmerkt door een ophanginrichting voor het fixeren van de te bewerken 20 extremiteit nabij tenminste één van de einden van de bovenen onderbenen, tenminste één vanuit het einde respectievelijk de einden van de boven- en onderbenen in de grenslaag tussen spiervlees en botten inbrengbaar en langs de rugzijde van de bottenstructuur geleidbaar, spiesvormig element en een snij-25 inrichting voor het opensnijden van de de bottenstructuur omgevende vleeslaag met tenminste één in een nagenoeg loodrecht op het gewrichtsvlak van de extremiteit en langs de bottenstructuur daarvan geleid mes, en waarbij een extra scheidingsinrichting voor de pezen nabij het distale einde 30 van de extremiteit kan zijn aangebracht.

De toepassing van dit concept leidt tot een reeks aanzienlijke voordelen. Zo wordt een strekking van de buighoek tussen boven- en onderbeen tot een uniforme waarde verkregen, met als gevolg uniformiteit van de in de praktijk 35 optredende buighoek. Verder wordt een fixering van die buighoek verkregen en een gedefinieerde positionering, zodat 1 00 03 4 5 " 3 een exacte bewerking zonder verdere meetapparatuur en instel-werkzaamheden mogelijk is.

Tenslotte wordt bij toepassing van één enkel spiesvormig element een verder voordeel verkregen, dat berust 5 op het benutten van het gegeven dat bij het inbrengen van het spiesvormig element op anatomische gronden verschillende weerstanden moeten worden overwonnen. Zo kan bijvoorbeeld uit het door sterke binding tussen spier en bot veroorzaakte oplopen van de indringkracht van het spiesvormig element in 10 het distale gewrichtsgebied een meetwaarde worden afgeleid, welke in combinatie met de afgelegde indringweg een maat oplevert voor de totale lengte van de bewerkte extremiteit.

Verdere voordelige werkwijze- en uitvoeringskenmerken kunnen uit de volgconclusies worden afgeleid.

15 De uitvinding wordt hierna aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht. Hierin toont: fig. 1 een vogelpoot in een bewerkingspositie met een spiesgereedschap, omvattende een spiesvormig element in 20 aanzet- en actieve stand, vereenvoudigd en "doorzichtig" weergegeven; fig. 2 de vogelpoot overeenkomstig fig. 1 met een gemodificeerd, twee spiesvormige elementen omvattend spiesgereedschap in aanzet- en actieve stand; 25 fig. 3-6 doorsneden van de vogelpoot volgens fig. 1 langs de lijn A-A, met verschillende uitvoeringen van het spiesgereedschap; en fig. 7 een gedeeltelijke langsdoorsnede van het spiesgereedschap met geïntegreerde snij-inrichting.

30 In een niet nader weergegeven frame van een bewerkingsmachine voor vogelpoten 20 is, zoals in fig. 1 aangegeven, een transporteur 1 met op geschikte wijze daaraan bevestigde ophangelementen 2 voor het vasthouden van de vogelpoten 20 aangebracht. De te bewerken vogelpoten 20 35 omvatten de complete extremiteit uit bovenbeen 21 en onderbeen 23, welke door het kniegewricht 25 met elkaar zijn 1 00 034 5 ^ 4 verbonden en zijn omgeven door een vleeslaag 26. Zoals weergegeven kan ook nog een deel van het voetbot 27 met de distale gewrichtskop 28 van het onderbeenbot 24 verbonden zi jn.

5 De ophangelementen 2 zijn vorkvormig uitgevoerd, waarbij de vork zodanig is gedimensioneerd, dat de vogelpoot 20 aan de proximale gewrichtskop 29 van het bovenbeenbot 22 of aan de dikker wordende rest van die gewrichtskop 29 wordt vastgehouden.

10 Tot de baan van het ophangelement 2 behoort een spiesgereedschap 3, bestaande uit een spiesvormig element 4, dat om een loodrecht op het gewrichtsvlak van de vogelpoten 20 lopende as 5 zwenkbaar is. Het spiesvormige element 4 is boogvormig uitgevoerd, waarbij de boog een deel van een 15 cirkelbaan volgt, in het middelpunt waarvan de as 5 is aangebracht. De kromtestraal van die boog is daarbij zodanig gekozen dat deze de natuurlijke buighoek van het kniegewricht 23 benadert, zodat het spiesvormige element 4, zoals in fig. 1 weergegeven, in de actieve stand raakt aan het distale 20 en proximale eindgedeelte van het bovenbeenbot 22 en het onderbeenbot 24 alsmede van het kniegewricht 25. Om de as 5 is voorts een snij - inrichting 6, omvattende een aangedreven cirkelvormig mes 7, zwenkbaar gelegerd. Daarbij is dat cirkelvormige mes 7 met zijn snijvlak zodanig gericht, dat 25 dat snijvlak tangentiaal ten opzichte van het buitenste vlak van het spiesvormige element 4 verloopt. De zwenkbeweging van de snij-inrichting 6 kan door een niet weergegeven zwenkaandrijving met instelbare slag en de zwenkbeweging van het spiesvormige element 4 door een stelaandrijving 8 met 30 geregelde hoekverdraaiing en draaimoment plaatsvinden.

Overeenkomstig de uitvoering van de inrichting volgens fig. 2 wordt de vogelpoot 20, zowel nabij de distale gewrichtskop 28 alsook nabij de proximale gewrichtskop 29 door een vorkvormig vasthoudelement 2.1 en 2.2 vastgehouden, 35 welke op geschikte wijze deel uitmaken van de transporteur 1. Tot de baan van die vasthoudelementen 2.1 en 2.2 behoort een 1 00 034 5 ’ 5 spiesvormig element 4.1 respectievelijk 4.2 die elk in hoofdzaak in de langsrichting van het onderbeenbot 24 respectievelijk van het bovenbeenbot 22 beweegbaar zijn. Daarbij zijn de baan van de vasthoudelementen 2.1 en 2.2 en 5 de bewegingsbaan van de spiesvormige elementen 4.1 en 4.2 zodanig op elkander afgestemd, dat deze bij activering met hun naar voren gekeerde, spitse uiteinden 9 direkt naast de distale 28 respectievelijk proximale gewrichtskop 29 in de vleeslaag 26 binnendringen. Verder is ter hoogte van de baan 10 van de distale gewrichtskop 28 een peessnij-inrichting 11 aangebracht, welke op bekende wijze is uitgerust met om de onderbeenbotten 24 geleide, bij voorkeur aangedreven messen 12 .

De snij - inrichting 6 is overeenkomstig de toepassing 15 bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 langs de baan van de spiesvormige elementen 4.1 en 4.2 beweegbaar uitgevoerd en kan ook uit een tweetal snij-eenheden bestaan, waarbij aan elk spiesvormig element 4.1 en 4.2 een eenheid is toegevoegd en de cirkelmessen 7 met hun snijvlak zodanig zijn uitgericht 20 dat dit tangentiaal ten opzichte van het buitenste vlak van het betreffende, spiesvormige element 4.1 respectievelijk 4.2 verloopt. De beweging van de spiesvormige elementen 4.1 en 4.2 en van de snij-inrichting 6 kunnen elk door niet-weergegeven hydraulisch of pneumatisch aandrijfbare zuiger-25 cilinder-eenheden plaatsvinden.

Overeenkomstig de fign. 5 en 6 kan elk spiesvormig element 4, 4.1 of 4.2 zijn voorzien van een zijdelingse snij rand 10, welke bij het binnendringen van de spiesvormige elementen in de vleeslaag 26 zorgen voor het gedeeltelijk 30 opensnijden daarvan. In samenhang daarmee kunnen de cirkelmessen 7 van de snij - inrichting 6 voor het opensnijden van de vleeslaag 26 worden vervangen door een aandrukrol 13, die onder druk tegen de snij rand 10 zodanig over de flank van de vogelpoot 20 kan worden geleid, dat een volledig loskomen 35 van de vleeslaag van binnen naar buiten plaatsvindt.

1 000345 ' 6

Dit kan ook worden bereikt met een uitvoering van de snij-inrichting 6 volgens fig. 7, d.w.z. door een, in het distale einddeel van het spiesvormige element 4 geïntegreerd mes 6.1, dat bij het terugtrekken van het element 5 open 5 klapt en met zijn snijrand 6.2 de vleeslaag los snijdt.

De inrichting volgens de uitvinding werkt als volgt: Nadat overeenkomstig fig. 1 een te bewerken vogelpoot 20 met zijn proximale gewrichtskop 29 in een ophangelement 2 is gehangen, wordt dit door de transporteur 1 in een positie 10 bewogen waarin het gewrichtsvlak van de vogelpoot 20 overeenstemt met het zwenkvlak van het spiesgereedschap 3 en de rugzijde van de vogelpoot 20 naar het spiesgereedschap 3 is gekeerd. In die positie wordt de poot 20 door niet-weergegeven richt- en steunelementen gefixeerd, welke op 15 geschikte wijze met de flanken en de voorzijde daarvan in contact worden gebracht. Daarna wordt het spiesgereedschap 3 in een zwenkbeweging gebracht, waardoor het naar voren gekeerde, spitse einde 9 van het spiesvormige element 4 aan de rugzijde en in de onmiddellijke nabijheid van de proximale 20 gewrichtskop 29 in het spiervlees binnendringt.

Tijdens het verdere verloop van de zwenkbeweging zoekt het spiesvormige element 4 zijn weg langs de zich aan de rugzijde bevindende bottenstructuur, waarbij de poot 20 een zekere strekking ondergaat, waartegen die poot zich 25 tracht te verzetten, zodat het puntige einde 9 van het spiesvormige element 4 tijdens zijn voorwaartse verplaatsing tegen de bottenstructuur aangedrukt wordt gehouden. De voorwaartse verplaatsing wordt besturingstechnisch beëindigd, wanneer het puntige einde 9 in het gebied van de distale 30 gewrichtskop 28 aankomt. Daarbij wordt nuttig gebruik gemaakt van het toenemen van de zwenkkracht, die tot stand komt doordat de spieren in dit gebied zeer sterk met het bot zijn verbonden. Een aanvullende meting van de tot dat punt afgelegde zwenkweg van het spiesgereedschap 3 levert 35 tegelijkertijd een meetwaarde voor de lengte van de bewerkte vogelpoot 20.

1 000345 7

Na deze bewerkingsstap wordt de snij-inrichting 6 geactiveerd, doordat deze naar het spiesvormige element 4 wordt bewogen. Daarbij kan de snijdiepte van het cirkelmes 7 zodanig worden bestuurd, dat het bijvoorbeeld eerst in 5 proximale richting achter de distale gewrichtskop 28 in de vleeslaag 26 duikt en in het gebied van de proximale gewrichtskop 29 weer tevoorschijn treedt. Tijdens het snijverloop wordt het cirkelmes 7 langs het naar de bottenstructuur toegekeerde buitenvlak van het spiesvormige 10 element 4 geleid, waarbij dat element als contrames fungeert.

De dwarsdoorsnede van het spiesvormige element 4 kan overeenkomstig de fign. 3-5 afhankelijk van de diersoort en -grootte verschillend worden gekozen. Ook kan de snij-inrichting 6 door een, in het einddeel van het spiesvormige 15 element 4 geïntegreerd mes worden vervangen, dat van buitenaf zodanig kan worden bestuurd, dat de snij rand daarvan bij terugtrekken van het spiesvormige element 4 uit de vogelpoot 20 zijwaarts wordt uitgestoken en de vleeslaag 26 tijdens het terugtrekken van binnenuit wordt losgesneden.

20 Bij de inrichting volgens fig. 2 wordt de zowel bij zijn distale gewrichtskop 28 alsook bij de proximale gewrichtskop 29 vastgehouden vogelpoot analoog aan de in het voorgaande beschreven wijze in positie gebracht en gefixeerd. Vervolgens wordt de pezensnij-inrichting 11 geactiveerd, 25 welke daardoor op geschikte wijze nabij de distale gewrichtskop 28 een rondgaande snede om de onderbeenbot 24 uitvoert en daarbij de aldaar aanwezige pezen en huid doorsnijdt. In aansluiting daarop wordt het spiesgereedschap 3 geactiveerd waardoor de spiesvormige elementen 4.1 en 4.2 30 met hun voorwaarts gerichte, puntige einden 9 aan de rugzijde en in de onmiddellijke nabijheid van de proximale gewrichtskop 29 respectievelijk de distale gewrichtskop 28 in het spiervlees binnendringen. Daarbij wordt de indringdiepte op doelmatige wijze zodanig bestuurd, dat de voorop gaande 35 puntige einden 9 elkaar ter plaatse van het kniegewricht 25 treffen.

1 00 03 4 5 8

Na deze bewerkingsstap wordt de snij-inrichting 6 geactiveerd, waarbij de snede voor het lossnijden van de vleeslaag 26 langs de naar de bottenstructuur toegekeerde buitenvlakken van de spiesvormige elementen 4.1 en 4.2 5 verloopt onder gebruikmaking daarvan als contrames. Deze snede voor het lossnijden van de vleeslaag 26 kan volgens fig. 6 door toepassing van spiesvormige elementen met zijdelingse snijrand 10 plaatsvinden, doordat na het inbrengen van die elementen een aandrukrol 13 onder druk over 10 de flank van de vogelpoot 20 wordt geleid en aldus het boven de snijrand 10 gelegen spiervlees tegen die snijrand wordt gedrukt.

1 00 03 - l

Claims (20)

1. Werkwijze ter voorbereiding van het van de extremiteiten van geslachte dieren losnemen van het vlees, in het bijzonder van de poten van gevogelte, in hoofdzaak bestaande uit bovenbeen (21), onderbeen (23) en het deze 5 verbindende kniegewricht (25) , waarbij de extremiteiten nabij het lichaamsgewricht van het karkas zijn afgesneden en ter bewerking tenminste nabij één einde van de beenbotten en wat betreft de ligging van het gewrichtsvlak in gerichte stand worden vastgehouden, met het kenmerk, dat de de 10 bottenstructuur omgevende vleeslaag (26) in het zich aan de rugzijde bevindende gebied van de extremiteit en tenminste in bepaalde gebieden van de bottenstructuur wordt losgemaakt en door een nagenoeg in een loodrecht ten opzichte van het gewrichtsvlak en langs de zich aan de rugzijde bevindende 15 bottenstructuur verlopende snede wordt opengesneden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat vóór het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, de pezen en huiddelen nabij het distale einde van de extremiteit worden doorgesneden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het gebiedsgewijze van de bottenstructuur losnemen van de vleeslaag (26) vanaf het proximale en distale einde van de extremiteit plaatsvindt.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 het gebiedsgewijze van de bottenstructuur losnemen van de vleeslaag (26) vanaf het proximale einde van de extremiteit tot nabij het distale einde plaatsvindt.

5. Werkwijze volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de snede voor het opensnijden van de vleeslaag 30 (26) vanaf het van de bottenstructuur losgenomen gebied naar buiten toe wordt geleid.

6. Werkwijze volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de snede voor het opensnijden van de vleeslaag 1 00 03 4 5 ' (26) van buitenaf in het van de bottenstructuur losgenomen gebied wordt geleid.

7. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door 5. een ophanginrichting voor het fixeren van de te bewerken extremiteit nabij tenminste één van de einden van de beenbotten, - tenminste één vanaf het einde respectievelijk de einden van de beenbotten in de grenslaag tussen spiervlees en botten 10 inbrengbaar en langs de rugzijde van de bottenstructuur geleidbaar, spiesvormige element (4, 4.1, 4.2), en - een snij-inrichting (6) voor het opensnijden van de de bottenstructuur omgevende vleeslaag (26) met tenminste één in een nagenoeg loodrecht op het gewrichtsvlak van de 15 extremiteit en langs de bottenstructuur daarvan geleid mes.

8. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door de aanwezigheid van een snij-inrichting (11) voor de pezen en de huid-nabij het distale einde van de extremiteit.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de 20 bevestigingsinrichting voor het fixeren van de te bewerken extremiteit zowel een nabij het proximale alsook nabij het distale einde van de beenbotten aangrijpend bevestigings-element (2.1, 2.2) bevat, gekenmerkt door zowel een naast het proximale alsook naast distale einden van de beenbotten in de 25 vleeslaag (26) insteekbaar en in het gewrichtsvlak naar het kniegewricht (25) geleidbaar spiesvormig element (4.1, 4.2).

10. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door een ophangelement (2) voor het vastgrijpen van de te bewerken extremiteit nabij het proximale einde van het bovenbeenbot 30 (22) alsmede door een naast dat einde in de vleeslaag (26) steekbaar en in het gewrichtsvlak naar het distale einde van het bovenbeenbot (22) geleidbaar spiesvormig element (4).

11. Inrichting volgens conclusie 7 of 10, met het kenmerk, dat het spiesvormige element (4) boogvormig is 35 uitgevoerd en geleidbaar is langs een cirkelbaan, welke 1 00 034 5 nagenoeg concentrisch is met het bij de boog behorende middelpunt.

12. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de beide spiesvormige elementen (4.1, 4.2) ten opzichte van 5 elkaar een hoek insluiten, welke nagenoeg overeenkomt met de natuurlijke buighoek tussen het bovenbeen (21) en het onderbeen (23).

13. Inrichting volgens één der conclusies 7-12, met het kenmerk, dat het naar voren gekeerde, puntige einde (9) van 10 elk spiesvormig element (4.1, 4.2) afgerond is.

14. Inrichting volgens één der conclusies 7-12, met het kenmerk, dat elk spiesvormig element (4.1, 4.2) een cirkelvormige of nagenoeg elliptische dwarsdoorsnede heeft.

15. Inrichting volgens één der conclusies 7-12, met het 15 kenmerk, dat elk spiesvormig element (4.1, 4.2) een nagenoeg rechthoekige dwarsdoorsnede heeft.

16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat elk spiesvormig element (4.1, 4.2) is voorzien van een zijdelingse snijrand (10).

17. Inrichting volgens één der conclusies 7 of 10, met het kenmerk, dat opnemers aanwezig zijn ter controle van het zwenkmoment en van de zwenkweg van het spiesvormige element (4) .

18. Inrichting volgens één der conclusies 7-17, met het 25 kenmerk, dat de snij - inrichting (6) een aangedreven cirkelmes (7) omvat, dat onder schaarwerking langs het buitenvlak van elk spiesvormig element (4.1, 4.2) geleidbaar is.

19. Inrichting volgens conclusie 16 of 18, met het kenmerk, dat de snij-inrichting (6) een over de buitenflank 30 van de extremiteit geleidbaar en het spiervlees tegen de zijdelingse snijrand (10) van elk spiesvormig element (4) drukkende aandrukrol (13) omvat.

20. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de snij-inrichting (6) door een zijdelings mes (6.1) wordt 35 gevormd, dat nabij het voorwaarts gerichte einde (9) van elk spiesvormig element (4, 4.1, 4.2) is aangebracht. 1 000345 Liist van verwiizingsciifers 1 transporteur 2 ophangelement (2.1 en 2.2) 3 spiesgereedschap 4 spiesvormig element (4.1 en 4.2) 5 as 6 snij - inrichting 6.1 mes 7 cirkelmes 6.2 snij rand 8 aandrijving 9 puntig einde 10 snij rand 11 peessnij-inrichting 12 mes 13 aandrukrol 20 vogelpoot 21 bovenbeen 22 bovenbeenbot 23 onderbeen 24 onderbeenbot 25 kniegewricht 26 vleeslaag 27 voetbot 28 distale gewrichtskop (van 23) 29 proximale gewrichtskop (van 22) 1 00 034 5 ·