<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van
Akutagawa Confectionery Co., Ltd. voor : "Inrichting voor het continu en automatisch vormen van een chocoladeblok met een versierend reliëfpatroon" Met recht van voorrang op de octrooiaanvrage ingediend in Japan op 31 mei 1983, NO 58-94909 Uitvinder : Tokuji Akutagawa
<Desc/Clms Page number 2>
Inrichting voor het continu en automatisch vormen van een chocoladeblok met een versierend reliëfpatroon.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vormen van chocolade, in het bijzonder op een inrichting voor het vormen van chocoladeblokken die elk een versierend reliëfpatroon bezitten vervaardigd uit een eerste chocolademateriaal van één kleur en een lichaam dat het versierende reliëfpatroon draagt en is vervaardigd uit een tweede chocolademateriaal met andere kleur met behulp van een continu automatisch systeem.
Bij een bekende werkwijze voor het vormen van een chocoladeblok met een versierend reliëfpatroon wordt een eerste chocolademateriaal voor het vormen van het versierende reliëfpatroon verwarmd om vloeibaar te worden gemaakt en vervolgens gegoten in een eerste of onderste vorm met een glad bovenvlak en één of meer gegraveerde vormholten die het versierende reliëfpatroon vormen, zoals een gewenste voorstelling of letters. Na het schrapen van het bovenvlak van de eerste vorm wordt het chocolademateriaal in bepaalde mate gekoeld en een tweede of bovenste vorm met één of twee doorgaande openingen wordt geplaatst op de eerste vorm.
Voor het eerste chocolademateriaal aanwezig in de gegraveerde vormholten van de eerste vorm vast is geworden wordt een tweede chocolademateriaal met een kleur verschillend van die van het eerste chocolademateriaal verwarmd om vloeibaar te worden gemaakt en vervolgens ge-
<Desc/Clms Page number 3>
goten in de doorgaande openingen van de eerste vorm. Nadat de eerste en tweede chocoladematerialen zijn gekristalliseerd en vastgeworden, wordt de bovenste of tweede vorm verwijderd van de onderste of eerste vorm om het gevormde chocoladeblok te verwijderen van de gecombineerde vormen.
Bij de bekende werkwijze heeft het vloeibaar gemaakte tweede chocolademateriaal de neiging te dringen in de spleet die onvermijdelijk wordt gevormd op het tussenvlak tussen het bovenvlak van de ondervorm en het ondervlak van de bovenvorm. Het indringende tweede chocolademateriaal met de kleur en de kwaliteit die verschilt van die van het eerste chocolademateriaal hecht op het bovenvlak van de eerste vorm en het aldus hechtende tweede chocolademateriaal wordt vermengd met het eerste chocolademateriaal bij het afschrapen voor de volgende cyclus, waarbij de kwaliteit en het uiterlijk van het vervaardigde chocoladeblok nadelig wordt beïnvloed, wat resulteert in verlies aan commerciële waarde van het produkt.
Bij de gebruikelijke werkwijze wordt het achterblijvende tweede chocolademateriaal dat hecht op het bovenvlak van de ondervorm dat de gegraveerde holte voor het vormen van het versierende reliëfpatroon omgeeft met de hand verwijderd. Dergelijke handelingen met de hand vereisen echter veel tijd en zijn niet effectief.
Een eerste doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het continu en automatisch vormen van chocoladeblokken elk omvattende een versierend reliëfpatroon van één kleur dat het gewenste patroon vormt zoals letters of figuren, en gedragen door een lichaam chocolademateriaal van een verschillende kleur.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het continu en automatisch vormen van chocladeblokken elk omvattende een versierend reliëfpatroon, welke inrichting is voorzien van schoonmaakorganen voor het verwijderen van het chocolademateriaal dat hecht op de vormen.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het op zeer effectieve wijze continu en automatisch vormen van chocoladeblokken, waarbij elk blok een drie dimensioneel versierend patroon van één kleur omvat aanwezig op een lichaam chocolademateriaal met andere kleur.
Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een in-
<Desc/Clms Page number 4>
richting voor het continu en automatisch vormen van chocoladeblokken elk omvattende een versierend reliëfpatroon van één kleur aanwezig op een lichaam uit chocolademateriaal van een andere kleur, waarbij het chocolademateriaal dat het versierend reliëfpatroon vormt wordt verhinderd te mengen met het chocolademateriaal dat het lichaam vormt.
De bovengenoemde en andere doeleinden van de uitvinding zullen blijken uit de volgende gedetailleerde beschrijving van de uitvinding.
De uitvinding verschaft een inrichting voor het continu en automa-
EMI4.1
tisch vormen van een chocoladeblok omvattende een versierend reliëfpatroon vervaardigd uit een eerste chocolademateriaal van één kleur en een lichaam dat genoemd versierend reliëfpatroon draagt en is vervaardigd uit een tweede chocolademateriaal van een andere kleur, omvattende : (a) een transportorgaan voor het ondersteunen van een aantal eerste vormen die achtereenvolgens zijn geplaatst op onderlinge afstand waarbij elke eerste vorm een bovenvlak bezit dat is voorzien van ten minste één gegraveerde vormholte ; (b) middelen voor het gieten van een vloeibaar gemaakt eerste chocolademateriaal voor het één voor één vormen van genoemd versierend reliëfpatroon in elk van de gegraveerde vormholten van de eerste vormen ;
(c) een schraaporgaan voor het schrapen van het bovenoppervlak van elke eerste vorm om genoemd eerste chocolademateriaal te drukken in genoemde gegraveerde vormholte en om de overmaat eerste chocolademateriaal af te schrapen ; (d) een eerste koelorgaan voor het koelen van het eerste chocolademateriaal aanwezig in genoemde gegraveerde vormholte van de eerste vorm ; (e) middelen voor het plaatsen van een tweede vorm ter plaatse van de genoemde eerste vormen, welke tweede vorm ten minste een doorgaande opening bezit dat genoemd lichaam bepaalt ; (f) middelen voor het gieten van een vloeibaar gemaakt tweede chocolademateriaal in genoemde eerste vorm gecombineerd met genoemde eerste vorm door genoemde doorgaande opening ;
(g) een tweede koeler voor het achtereenvolgens koelen van de eerste en tweede chocoladematerialen aanwezig in de gecombineerde eerste
<Desc/Clms Page number 5>
en tweede vormen om dit vast te laten worden ; (h) middelen voor het verwijderen van het vastgeworden eerste en tweede chocolademateriaal uit de vormen voor het verkrijgen van een eendelig chocoladeblok ; en (i) schoonmaakorganen voor het schoonmaken van de eerste vormen door het verwijderen van het chocolademateriaal dat erop hecht, welke schoonmaakorganen zijn geplaatst tussen genoemde middelen (b) en genoemde middelen (h).
Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.
Fig. 1 toont schematisch de algemene constructie van de inrichting volgens de uitvinding ;
Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede waarin een deel van de eerste vorm is weergegeven waarin het eerste chocolademateriaal wordt gegoten en vervolgens wordt gedrukt in de gegraveerde vormholte door gieten en schrapen.
Fig. 3 toont een perspectief van de schraper.
Fig. 4 toont een perspectief een onderste of bodemdeel van de tweede vorm.
Fig. 5 toont een dwarsdoorsnede met een deel van de gecombineerde eerste en tweede vormen waarin het eerste en tweede chocolademateriaal wordt gegoten.
Fig. 6 toont schematisch een deel van de tweede vorm die de gevormde eerste en tweede chocoladematerialen draagt en een deel van de eerste vorm gescheiden van de tweede vorm.
Fig. 7 toont een perspectief een uitvoering van de schoonmaakorganen voor het verwijderen van het tweede chocolademateriaal vanaf de eerste vorm.
Fig. 8 toont een perspectief een andere uitvoering van een schoonmaakorganen.
Fig. 9 toont een perspectief een verdere uitvoering van de schoonmaakorganen.
Zoals blijkt uit fig. 1 draagt een transporteur 1 een aantal onderste of eerste vormen 4 die op tevoren op bepaalde onderlinge afstand zijn geplaatst. Hoewel een eindloze transportband wordt gebruikt bij
<Desc/Clms Page number 6>
het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld kan elk ander transportorgaan, zoals een kettingtransporteur worden gebruikt. De transporteur 1 wordt intermitterend verplaatst door een combinatie van een tijdregelinrichting en een aandrijver (niet weergegeven).
Elk van de eerste vormen 4 heeft een in het algemeen vlak en glad bovenoppervlak 3, als weergegeven in fig. 2, en het bovenvlak 3 is voorzien van ten minste ingegraveerde vormholten 2, die elk een minimum breedte bezitten van 200 microns en een diepte van 100 microns tot ongeveer 1 mm, voor het opnemen daarin van een eerste chocolademateriaal dat een versierend reliëfpatroon vormt omvattende letters of figuren. De dwarsdoorsnede van de eerste of onderste vorm 4 is weergegeven in fig. 2 op groter schaal waarbij de gegraveerde vormholten zijn aangegeven met 2. De eerste vorm 4 is in het algemeen vervaardigd uit een synthetisch hars, zoals polystyreen of polycarbonaat of een metaal.
Een houder 5 voor het opslaan van een vloeibaar gemaakt eerste chocolademateriaal 6 is geplaatst boven de transporteur 1, en het vloeibaar gemaakte eerste chocolademateriaal 6 wordt toegevoerd aan de eerste vorm 4, die naar een stand is bewogen direkt onder de houder 5, in een hoeveelheid in hoofdzaak gelijk aan het volume van de gegraveerde vormholte 2.
Hoewel een zogenaamd wit chocolademateriaal in het algemeen wordt gebruikt als eerste chocolademateriaal, is het eerste chocolademateriaal niet beperkt tot wit chocoladermateriaal maar kan worden gekozen uit een variëteit van chocoladematerialen met de gewenste kleuren door de toevoeging van eetbare pigmenten. Het eerste chocolademateriaal 6 aanwezig in de houder 5 is tevoren behandeld volgens de bekende concheer-en tempeerstappen en op een temperatuur gehouden van ongeveer 29 tot 310C in vloeibaar gemaakte toestand.
In de benedenstroomse voortbewegingsrichting van de transporteur 1 (de voortbewegingsrichting van de transporteur 1 is aangegeven door de pijl in fig. l), is een schraper geplaatst voor het afschrapen van het bovenvlak 3 van de eerste vorm 4 om het eerste chocolademateriaal 6 te drukken in de gegraveerde vormholte 2 en om de overmaat eerste chocolademateriaal 6 af te schrapen.
De details van de schraper 7 zijn weergegeven in fig. 3.
<Desc/Clms Page number 7>
De weergegeven uitvoering van de schraper 7 bezit drie bladen 71, 72 en 73 die bewegen over de eerste vorm 4 in de richting loodrecht op de voortbewegingsrichting van de transporteur 1 terwijl de transporteur 1 is gestopt. De bladen 71,72 en 73 worden gedragen door een roterende band 74, die met stippellijnen is aangegeven in fig. 3. De bladen 71 en 72 zijn gecombineerd met het blad 73 waarbij hun basis 71b en 72b rusten tegen het voorvlak van het blad 73, en de bladen 71 en 72 strekken zich onder hoeken uit vanaf het voorvlak van het blad 73, zodat de vooreinddelen 71a en 72a over een geschikte afstand zijn gescheiden om het bovenoppervlak van de eerste vorm, die moet worden geschraapt, te bedekken.
Bij beweging van de schraper 7 over de vorm 4 wordt het eerste chocolademateriaal gedrukt in de gegraveerde vormholten 2 en de overmaat chocolademateriaal wordt afgeschraapt en bewogen langs de bladen 71 en 72. Door een verdere beweging van de schraper 7, wordt het bovenvlak 3 van de vorm 4 geschraapt door het blad 73 zodat de overmaat chocolademateriaal daarvan wordt geschraapt en wordt verzameld in een verzamelorgaan (niet weergegeven) geplaatst aan de zijde van de transporteur 1. De bladen 71,72 en 73 raken het bladvormige schoonmaakorgaan 75 aan, dat een vorm heeft die is pen van het chocolademateriaal dat hecht op deze bladen.
De transporteur 74 wordt met een snelheid voortbewogen die wordt geregeld in tijdsrelatie met de intermitterende beweging van de transporteur 1 zodat de schraper 7 in aanraking is met het bovenvlak van de volgende eerste vorm 4, terwijl de transporteur 1 stationair wordt gehouden.
De eerste vorm 4 kan worden getrild door een trilinrichting 9 die onder de transporteur 1 is geplaatst om luchtbellen uit het eerste chocolademateriaal te verwijderen voor het schrapen.
De eerste vorm 4 die het eerste chocolademateriaal in zijn vormholte 2 draagt, als weergegeven in fig. 2, wordt dan geleid door een eerste koeler 8. De temperatuur in de eerste koeler 8 kan worden gevarieerd afhankelijk van de dikte van het eerste chocolademateriaal aan-
EMI7.1
wezig in de gegraveerde vormholte 2 van de vorm 4, en wordt in het algemeen gehouden op ongeveer 4 tot 70C. De koeler 8 heeft een zodanige lengte dat elke eerste vorm 4 daarin wordt vastgehouden gedurende een verblijftijd van in het algemeen 2 tot 3 minuten, gedurende welke tijd
<Desc/Clms Page number 8>
de oppervlaktemperatuur van het eerste chocolademateriaal snel wordt gekoeld tot 18 tot 220C en de basisoliën en vetten aanwezig in het eerste chocolademateriaal worden gekristalliseerd voor het vormen van fijne kristallieten.
Het eerste chocolademateriaal moet met deze koelstap niet vast worden, maar het koelen moet worden uitgevoerd om de oppervlaktemperatuur van het eerste chocolademateriaal snel te verlagen tot ongeveer 18 tot 22 C en om de basisoliën en vetten aanwezig in het eerste chocolademateriaal te kristalliseren. De lengte van de koeler 8 wordt ingesteld en de loopsnelheid van de transporteur 1 wordt geregeld zodanig dat de eerste vorm 4 door de koeler 8 beweegt terwijl de kristallisatie van de basisoliën en vetten in het eerste chocolademateriaal nog plaats heeft.
Nabij de eerste kolom 8 is een inrichting geplaatst om de bovenste of onderste vorm 10 successievelijk te plaatsen op de betreffende eerste vormen 4. Als weergegeven in fig. 4 bezit elke tweede vorm 10 ten minste één doorgaande opening 11, die een vormholte vormt die de uiteindelijke vorm van het gevormde chocoladeblok bepaalt. De diepte van de doorgaande opening 11 is niet kritisch en kan worden gevarieerd voor het vormen van een chocoladeblokprodukt met een gewenste dikte. De tweede vorm 10 heeft een bodemblak 13 dat nauw in aanraking is met het bovenvlak 3 van de eerste vorm 4.
Bij de inrichting weergegeven in fig. l is een aantal bovenste of tweede vormen gestapeld in de inrichting 14 en één tweede vorm 10 is geplaatst op elke eerste vorm 4 die is bewogen naar de stand direkt onder de inrichting. De tweede vorm 10 kan in het algemeen zijn vervaardigd uit synthetisch materiaal, zoals polystyreen of polycarbonat of een metaal.
Een tweede chocolademateriaal 15 is aanwezig in een tweede houder 16 geplaatst nabij de inrichting 14 en is opgeslagen in de houder 16 in de toestand overeenkomend met die die boven is beschreven wat betreft de toestand van het eerste chocolademateriaal. Het tweede chocolademateriaal 15 is gegoten in de doorgaande opening 11 van de tweede vorm 10 in een hoeveelheid in hoofdzaak gelijk aan het volume van de vormholte bepaald door de doorgaande opening 11, als één van de tweede vormen 10 is geplaatst direkt onder de tweede houder 16 terwijl hij het eerste
<Desc/Clms Page number 9>
chocolademateriaal bevat, dat niet hard is geworden en nog tijdens het kristalliseren van de basisolien en vetten, die daarin aanwezig zijn.
Hoewel niet weergegeven in de tekening, kunnen middelen zijn verschaft voor het schrapen van het bovenoppervlak van elke tweede vorm 10. Fig.
5 toont het tweede chocolademateriaal 15 gegoten in de tweede vorm 10 gecombinbeerd met de eerste vorm 4. Het tweede chocolademateriaal kan een gebruikelijk bruin chocolademateriaal zijn of kan bestaan uit een variëteit van chocolademateriaal met een kleur verschillend van die van het eerste chocolademateriaal. Een bruin chocolademateriaal kan worden gebruikt als eerste chocolademateriaal en zijn gecombineerd met een wit tweede chocolademateriaal.
Om echter een chocoladeblok te vervaardigen met een versierend reliëfpatroon gevormd uit een eerste chocoladeinate- riaal, dat integraal is verbonden met een tweede chocolademateriaal dat het lichaam vormt van het chocoladeblok, moeten de hoeveelheden en type basisoliën en vetten aanwezig in het eerste en het tweede chocolademateriaal worden bepaald wat betreft de smeltpunten en het percentage krimp daarvan. De hoeveelheden en typen van de basisoliën en vetten moeten worden geregeld voor het vervaardigen van een uiteindelijk chocoladeblok met een duidelijk versierend reliëfpatroon in een kleur die goed contrasteert met de kleur van het lichaam. In dit verband beschrijft US octrooischrift 4.382. 968 een uitvinding van dezelfde aanvraagster die als hier ingelast wordt beschouwd.
In overeenstemming met het eerste chocolademateriaal wordt het tweede chocolademateriaal opgeslagen in een tweede houder 16 die in het algemeen op een temperatuur wordt gehouden van 29 tot 31. De opslagtemperatuur is echter niet beperkt voorzover het chocolademateriaal is opgeslagen in een vloeibare toestand.
Dan lopen de gecombineerde eerste en tweede vormen 4 en 10 door een tweede koeler 17 als de transporteur 1 intermitterend beweegt, waarna de eerste en tweede chocoladematerialen worden gehard voor het vormen van een integraal chocoladeblok. De temperatuur en de tijd voor het koelen om het chocoladeblok in vaste toestand te brengen worden gevarieerd afhankelijk van de dikte van het lichaam van het blok, en het neemt in het algemeen ongeveer 15 tot 25 minuten om het chocolademateriaal vast te laten worden dat is gegoten bij een temperatuur van 29
<Desc/Clms Page number 10>
tot 310C in een koeler die wordt gehouden op 4 tot 70C. Een vibrator 18 kan worden verschaft om de gecombineerde eerste en tweede vormen 4 en 10 te trillen voor deze koelstap voor het verwijderen van luchtbelletjes in het tweede chocolademateriaal.
Dan wordt de tweede vorm 10 geheven met een vormscheider 19 terwijl de eerste vorm 4 op de transporteur 1 blijft, waardoor het vastgeworden eerste chocolademateriaal 6 dat hecht op het tweede vastgeworden chocolademateriaal 15 wordt genomen uit de vorm 4, als weergegeven in fig. 6. Omdat de zijwand van de doorgaande opening 11 van de tweeede vorm 10 enigszins taps toeloopt, zodat de doorgaande opening 11 zich naar boven uitstrekt, wordt het gevormde chocoladeblok ondersteund door de tweede vorm 10. Het gevormde chocoladeblok met een versierings- reliëfpatroon kan van de tweede vorm 10 worden verwijderd door de tweede vorm 10 om te keren.
Als hierboven beschreven stroomt, als het tweede chocolademateriaal 15, dat het lichaam van het chocoladeblok vormt wordt gegoten in de tweede vorm 10 tweede chocolademateriaal 15 uit de bodem van de tweede vorm en dringt in de tussenvlakruimte die onvermijdelijk wordt gevormd tussen het bovenvlak van de eerste vorm 4 en het bodemvlak van de tweede vorm 10, zodat het tweede chocolademateriaal hecht op het bodemvlak 13 van de tweede vorm 10 en ook op het bovenvlak van de eerste vorm 4.
Als de eerste vorm 4 herhaald wordt gebruikt in de volgende cyclus waarbij het bovenvlak 3, dat het aldus gehechte tweede chocolademateriaal draagt, is het eerste chocolademateriaal sterk verontreinigd met het tweede chocolademateriaal dat zonder schoonmaken achterblijft bij de stappen van het gieten van het eerste chocolademateriaal 6 in de gegraveerde vormholte 2 van de eerste vorm 4 en drukt het aldus gegoten eerste chocolademateriaal 6 in de gegraveerde vormholte 2 door schrapen, wat aanleiding geeft tot ongewenste verontreiniging wat betreft commerciële waarde. Soms wordt het eerste chocolademateriaal achtergelaten op de vormen zonder te worden geschraapt.
Volgens de uitvinding wordt een schoonmaakinrichting 20 aangebracht tussen de vormscheider 19 en de eerste houder 5 om de resterende chocoladematerialen te verwijderen, en in het bijzonder het tweede chocolademateriaal hecht op het bovenvlak 3 van de eerste vorm 4.
<Desc/Clms Page number 11>
In fig. 7 is een uitvoering van de schoonmaakinrichting 20 weergegeven, waarbij een rol 61 vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal, zoals synthetische hars of rubber, roterend wordt gedragen door een plaat 62 op afstand van de transporteur 1 zodat het omtreksvlak van de roterende rol 61 wordt gedrukt op het bovenvlak 3 van de eerste vorm 4.
De rol 61 kan vrij roteerbaar worden gedragen als de transporteur 1 in de richting beweegt aangegeven met de pijl A om het chocolademateriaal dat hecht op het bovenvlak 3 van de vorm 4 te verwijderen. Om echter het effectief verwijderen van het aanhangende chocolademateriaal te verzekeren heeft het de voorkeur dat de roterende as 64 van de rol 61 wordt geroteerd in de richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de transporteur 1, d. w. z. in de richting aangegeven met de pijl B, door de aandrijfband 63.
Het nuttig effect voor het verwijderen van het aanhechtende chocolademateriaal kan worden verhoogd door de rol 61 te roteren met een omtrekssnelheid hoger dan de voortbewegingssnelheid van de transporteur 1, meer bij voorkeur door het roteren van de rol 61 met een omtrekssnelheid meer dan tweemaal zo hoog als de voortbewegingssnelheid van de transporteur 1. Het chocolademateriaal overgebracht op de rol 61 wordt afgeschraapt door een schraapplaat 65. Een verwarmingsinrichting kan worden verschaft in de rol 61 om de chocoladematerialen zacht te maken om het gemakkelijk opnemen van het vastgeworden chocolademateriaal vanuit de vorm 4 te bevorderen. Anderzijds kan een verwarmingskamer (niet weergegeven) worden verschaft bovenstrooms van de schoonmaakinrichting 20 om de aanhechtende chocoladematerialen zacht te maken.
Een andere uitvoering van de schoonmaakinrichting 20 is weergegeven in fig. 8. Bij deze uitvoering wordt een schaperblad 82 gedragen door platen 81 verschaft ter plaatse van de rol 61 in het voorgaande voorbeeld. Het vlak 3 van de vorm 4 wordt geschraapt door het schraperblad 82 als het beweegt over het schraperblad 82 door de transporteur 1, waarna de chocoladematerialen die daarop hechten worden afgeschraapt. Het blad 82 staat scheef onder een hoek a, als weergegeven, om positief schrapen te verzekeren. De hoek a tussen het blad 82 en het vlak 3 van de vorm 4 ligt in het algemeen tussen 5 tot 45 . Door gebruik van het schraperblad 82 kunnen de aanhechtende chocolademate-
<Desc/Clms Page number 12>
rialen in de vaste toestand worden verwijderd zonder de noodzakelijkheid van weekmaken.
Een verdere uitvoering van de schoonmaakinrichting 20 is weergegeven in fig. 9 en omvat een sproeikamer 91 en een droogkamer 93. De spoelkamer kan een warmwaterreservoir zijn waardoor elke vorm 4 loopt.
Het heeft echter de voorkeur dat een aantal sproeimondstukken 92 is aangebracht in de sproeikamer 91 om warmwater daaruit te sproeien op het vlak 3 van de vorm 4, als weergegeven in fig. 9. De vorm 4 die is schoongespoeld met warm water wordt dan gedroogd in de droogkamer 92.
Een aantal schoonmaakinrichtingen 20, die elk van de uitvoeringen weergegeven in de fig. 7 tot 9 kunnen zijn, kan worden verschaft op één lijn met elkaar. Bijvoorbeeld kan de schoonmaakinrichting weergegeven in fig. 7 worden gecombineerd met de schoonmaakinrichting weergegeven in fig. 9.