BE1022724B1

BE1022724B1 - Scherminrichting

Info

Publication number: BE1022724B1
Application number: BE2015/5090A
Authority: BE
Inventors: Jonas Willem Maertens; John Peter Meinster
Original assignee: Renson Sunprotection Screens Nv.
Priority date: 2015-02-18
Filing date: 2015-02-18
Publication date: 2016-08-23
Also published as: EP3140489A1; WO2016132276A1; EP3140489B1; BE1022724A1

Abstract

Deze uitvinding betreft een scherminrichting (1) omvattende twee schermrollen (2, 3), roteerbaar omheen schermrolassen (4, 5) die in gemonteerde toestand van de scherminrichting (1) onder een hoek (α) ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, met conische tandwielen (6, 7) aan hun uiteinde dichtst bij deze hoek (α), en omvattende een vast geleidingselement (8), waarin een schermrolas (4, 5) tussen de schermrol (2,3) en het tandwiel (6, 7) geleidend aanbrengbaar is, minstens gedeeltelijk omhoog en daarna minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas (4, 5) gezien, voor het koppelen van de conische tandwielen (6, 7).

Description

SCHERMTNRTCHTTNG

Deze uitvinding betreft een scherminrichting omvattende twee schermrollen, elk roteerbaar omheen een respectievelijke schermrolas, waarbij de schermrolassen in gemonteerde toestand van de scherminrichting onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn opgesteld.

Steeds vaker worden glaspartijen die onder een hoek ten opzichte van elkaar opgesteld staan, tot op deze hoek in glas uitgevoerd. Bij dergelijke glaspartijen wenst men ook scherminrichtingen op te stellen met op- en afrolbare schermen waarmee de glaspartij ook tot op deze hoek afgeschermd kan worden. Deze uitvinding heeft betrekking op dergelijke scherminrichtingen waarbij twee schermrollen onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn opgesteld.

Bij scherminrichtingen waarbij schermrollen in elkaars verlengde opgesteld worden, is het al gekend om deze schermrollen tegelijk aan te drijven. Dit kan omwille van het gewenste uitzicht zijn en/of wanneer de schermrollen gemotoriseerd aangedreven worden, om motoren uit te sparen.

De vraag stijgt om ook schermrollen die onder een hoek ten opzichte van elkaar opgesteld worden, omwille van deze zelfde redenen onderling te kunnen koppelen.

Er zijn heel wat koppelstukken beschreven waarmee twee in elkaars verlengde opgestelde schermrollen van een scherminrichting onderling gekoppeld kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld beschreven in WO 2005/040542 A2, DE 195 46 203 C1, DE 93 18 455 U1, DE 35 00 661 C2, NL 2 001 963 C, WO 2006/102894, US 2012/0132376 A1, US 2014/0190642 A1, BE 1 018 689 A5, US 2008/0153606 A1, NL 8 701 776 A en US 2007/0253768 A1.

Geen van deze systemen is echter geschikt voor het onder een bepaalde hoek koppelen van schermrollen.

Bij scherminrichtingen waarbij men schermrollen onder een hoek ten opzichte van elkaar wil laten aansluiten, zou men kunnen werken met een cardanoverbrenging, maar dit zorgt voor heel wat lawaaihinder. Naar geluid toe gaat de voorkeur dan eerder naar een overbrenging met behulp van conische tandwielen, waarbij aan de corresponderende uiteinden van elke schermrol een conisch tandwiel wordt bevestigd en waarbij men deze tandwielen in elkaar laat aangrijpen om de schermrollen onderling te koppelen. Bij montagesituaties waarin een schermrol omwille van randsituaties van onderuit in een schermkast gepositioneerd dient te worden, en waarbij eerst één van beide schermrollen in de schermkast wordt aangebracht, kan het tandwiel van de tweede schermrol dan echter niet gekoppeld worden met het tandwiel van de reeds geplaatste schermrol.

Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een oplossing voor het onderling koppelen van schermrollen die onder een hoek ten opzichte van elkaar opgesteld staan, die bij de meeste randvoorwaarden gebruikt kan worden.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een scherminrichting omvattende twee schermrollen, elk roteerbaar omheen een respectievelijke schermrolas, waarbij de schermrolassen in gemonteerde toestand van de scherminrichting onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, waarbij aan het uiteinde van elk van deze schermrolassen dat het dichtst bij deze hoek is opgesteld een conisch tandwiel is gemonteerd, waarbij deze conische tandwielen in gemonteerde toestand van de scherminrichting in elkaar aangrijpen, waarbij de scherminrichting een vast geleidingselement omvat, waaraan één genoemde schermrol roteerbaar bevestigbaar is en waarbij de corresponderende schermrolas tussen de laatstgenoemde schermrol en het corresponderende tandwiel geleidend in het vaste geleidingselement aanbrengbaar is, minstens gedeeltelijk omhoog en daarna minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas gezien, voor het koppelen van de conische tandwielen.

Minstens gedeeltelijk omhoog houdt in dat het eindpunt van deze beweging hoger ligt dan het beginpunt van deze beweging. Minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas gezien, houdt in dat het eindpunt van deze beweging in een richting dwars op de schermrolas gezien naast het beginpunt van deze beweging is gesitueerd.

Met een dergelijke bevestiging van minstens één schermrolas in een vast geleidingselement, kunnen de tandwielen tijdens de minstens gedeeltelijke zijdelingse beweging toch onderling koppelen wanneer de schermrolas van onderuit gemonteerd wordt. Deze manier van bevestigen, kan dan ook bij heel wat randvoorwaarden toegepast worden, waarbij de schermrolassen toch met zekerheid onderling gekoppeld kunnen worden.

Om de laatstgenoemde schermrolas minstens gedeeltelijk omhoog in het vaste geleidingselement aan te brengen, is het vaste geleidingselement bij voorkeur voorzien van een geleidingssleuf waarin een corresponderend verplaatsbaar geleidingselement, waardoorheen de schermrolas aangebracht is, minstens gedeeltelijk geleidend verplaatsbaar is tussen een onderste positie, om het verplaatsbare geleidingselement in het vaste geleidingselement aan te brengen of uit het vaste geleidingselement te halen en een bovenste positie om het verplaatsbare geleidingselement in de gemonteerde toestand van de scherminrichting op te nemen. Om de laatstgenoemde schermrolas minstens gedeeltelijk zijdelings te verplaatsen, is het verplaatsbare geleidingselement dan bij voorkeur voorzien van een geleidingssleuf waardoorheen de schermrolas tussen de schermrol en het tandwiel is aangebracht en waarin de schermrolas minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas gezien, verplaatsbaar is.

Corresponderend houdt in dat het verplaatsbare geleidingselement met de geleidingssleuf van het vaste geleidingselement overeenkomstige afmetingen omvat, zodanig dat dit verplaatsbare geleidingselement tijdens de verplaatsingsbeweging in de geleidingssleuf geleid wordt door deze geleidingssleuf.

Met behulp van een dergelijk verplaatsbaar geleidingselement kan de minstens gedeeltelijke zijdelingse beweging op een bijzonder compacte manier gerealiseerd worden.

Alternatief, maar minder voorkeurdragend, zou deze laatstgenoemde schermrolas ook zelf geleidend verplaatsbaar in een geleidingssleuf van het vaste geleidingselement voorzien kunnen worden. De minstens gedeeltelijk zijdelingse beweging kan dan echter niet zo compact uitgevoerd worden.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm met verplaatsbaar geleidingselement, omvat het vaste geleidingselement bij voorkeur grenzend aan zijn geleidingssleuf minstens één tand of groef en omvat het verplaatsbare geleidingselement minstens een corresponderende groef of tand, waarbij de tand in de groef aanbrengbaar is, voor het geleidend verplaatsen van het verplaatsbare geleidingselement in de geleidingssleuf van het vaste geleidingselement.

Met een dergelijke tand en groef is het verplaatsbare geleidingselement tijdens het geleidend aanbrengen ervan in de geleidingssleuf van het vaste geleidingselement, in een richting volgens de lengterichting van de schermrolas geborgd ten opzichte van het vaste geleidingselement. Dit verhindert dat het verplaatsbare geleidingselement volgens de lengterichting van de schermrolas los zou kunnen komen uit het vaste geleidingselement wanneer de schermrolas schuin zou komen te staan.

Om de laatstgenoemde schermrolas minstens gedeeltelijk zijdelings verplaatsbaar aan te brengen in de geleidingssleuf van het vaste geleidingsstuk, is deze schermrolas verder bij voorkeur tussen de schermrol en het tandwiel roteerbaar gevat in een geleidingsstuk, corresponderend met de geleidingssleuf van het verplaatsbare geleidingselement, dat geleidend verplaatsbaar in deze geleidingssleuf van het verplaatsbare geleidingselement is aangebracht, tussen een eerste positie, om de conische tandwielen te ontkoppelen en een tweede positie, om de conische tandwielen te koppelen.

Corresponderend houdt in dat het geleidingsstuk met de geleidingssleuf van het verplaatsbare geleidingselement overeenkomstige afmetingen omvat, zodanig dat dit geleidingsstuk tijdens de verplaatsingsbeweging in de geleidingssleuf geleid wordt door deze geleidingssleuf.

Alternatief, maar minder voorkeurdragend kan de schermrolas ook zelf geleidend verplaatsbaar in de geleidingssleuf van het verplaatsbare geleidingselement voorzien worden.

Bij dergelijke uitvoeringsvormen met geleidingsstuk omvat het verplaatsbare geleidingselement bij voorkeur grenzend aan zijn geleidingssleuf minstens één tand of groef en omvat het geleidingsstuk minstens één corresponderende groef of tand, waarbij de tand in de groef aanbrengbaar is, voor het geleidend verplaatsen van het geleidingsstuk in de geleidingssleuf van het verplaatsbare geleidingselement.

Met een dergelijke tand en groef is het geleidingsstuk tijdens het geleidend verplaatsen ervan in de geleidingssleuf van het verplaatsbare geleidingselement, in een richting volgens de lengterichting van de schermrolas geborgd ten opzichte van het verplaatsbare geleidingselement. Dit verhindert dat het geleidingsstuk volgens de lengterichting van de schermrolas los zou kunnen komen uit het verplaatsbare geleidingselement wanneer de schermrolas schuin zou komen te staan.

In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm met geleidingsstuk, is dit geleidingsstuk voorzien van een haakelement en is het vaste geleidingselement voorzien van een borgelement, waarbij, wanneer het verplaatsbare geleidingselement in zijn bovenste positie is en het geleidingsstuk in zijn tweede positie is, het haakelement van het geleidingsstuk achter het borgelement van het vaste geleidingselement haakt, zodanig dat het verplaatsbare geleidingselement in zijn bovenste positie geborgd wordt.

Op deze manier kan er eenvoudig voor gezorgd worden dat in gemonteerde toestand het verplaatsbare geleidingselement niet terug naar beneden kan geschoven worden in het vaste geleidingselement, vooraleer het geleidingsstuk teruggebracht is in zijn eerste positie. Zo kan men bij bevestigen van de schermrolas, deze na schuiven van het verplaatsbare geleidingselement tot boven in de geleidingssleuf van het vaste geleidingselement en na schuiven van het geleidingsstuk in zijn tweede positie, de schermrolas tijdelijk loslaten, zonder gevaar dat de schermrolas naar beneden zou komen. Men heeft dan de handen vrij om de verschillende elementen verder vast te zetten.

Bij voorkeur omvat de scherminrichting hiertoe dan een vastzetelement, voor het vastzetten van het geleidingsstuk in zijn tweede positie.

Dit vastzetelement kan bijvoorbeeld een schroef zijn.

In een specifieke uitvoeringsvorm is het vastzetelement voorzien om het geleidingsstuk vast te zetten ten opzichte van het vaste geleidingselement.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding met verplaatsbaar geleidingselement, is de geleidingssleuf van het verplaatsbare geleidingselement gebogen uitgevoerd en maakt het geleidingsstuk deel uit van een kantelelement dat kantelbaar is opgesteld ten opzichte van het verplaatsbare geleidingselement.

Bij voorkeur omvat dit kantelelement dan een hendel, om volgens het hefboomprincipe met behulp van deze hendel het geleidingsstuk te verplaatsen tussen zijn eerste positie en zijn tweede positie.

Het kantelelement is bij voorkeur kantelbaar voorzien omheen een kantelas, die onder de laatstgenoemde schermrolas is opgesteld.

Een voorkeurdragende scherminrichting volgens deze uitvinding omvat instelmiddelen, waarmee een genoemd conisch tandwiel traploos instelbaar gemonteerd is aan de respectievelijke schermrolas.

Zo kan men, door instellen van dit conische tandwiel met behulp van deze instelmiddelen, er steeds voor zorgen dat de schermen, die op de schermrollen op- en afrolbaar worden voorzien, bij synchroon aandrijven ervan, steeds op gelijke hoogte blijven. Wanneer na verloop van tijd de positie van de schermen zou gaan afwijken, dan kan men deze met behulp van de instelmiddelen terug bijstellen.

Een scherminrichting volgens deze uitvinding omvat uiterst voorkeurdragend per schermrol een genoemd vast geleidingselement. Elke corresponderende schermrolas is dan bij voorkeur tussen de corresponderende schermrol en het corresponderende tandwiel geleidend in het vaste geleidingselement aanbrengbaar, minstens gedeeltelijk omhoog en daarna minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas gezien.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm speelt de volgorde van bevestigen van de schermrollen in de scherminrichting geen rol. Men kan naar keuze de eerste of de tweede schermrol eerst bevestigen en vastzetten en daarna de andere van beide schermrollen monteren.

De vaste geleidingselementen kunnen hierbij ook deel uitmaken van éénzelfde element.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende scherminrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - Figuur 1 een scherminrichting volgens deze uitvinding in perspectief is afgebeeld; - Figuur 2 een deel van een scherminrichting volgens deze uitvinding in perspectief is afgebeeld, ter hoogte van de aansluiting van beide schermkasten, waarbij de voorprofielen van de schermkasten zijn weggelaten; - Figuur 3 een uitvoeringsvorm van een vast geleidingselement van een scherminrichting volgens deze uitvinding afzonderlijk in perspectief is weergegeven; - Figuur 4 een eerste uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een kantelelement van een scherminrichting volgens deze uitvinding in aanzicht is weergegeven, met slechts het achterste deel van het verplaatsbare geleidingselement en met het geleidingsstuk in zijn eerste positie; - Figuur 5 de uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een kantelelement uit figuur 4 in aanzicht is weergegeven, met slechts het achterste deel van het verplaatsbare geleidingselement en met het geleidingsstuk in zijn tweede positie; - Figuur 6 de uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een kantelement uit figuur 4 in aanzicht is weergegeven, met het geleidingsstuk in zijn tweede positie; - Figuur 7 de uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een kantelelement uit figuur 4 in aanzicht is weergegeven, met slechts het achterste deel van het verplaatsbare geleidingselement en met het geleidingsstuk in zijn tweede positie, waarbij dit verplaatsbare geleidingselement gemonteerd is in het vaste geleidingselement uit figuur 3; - Figuur 8 een tweede uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een geleidingsstuk van een scherminrichting volgens deze uitvinding in perspectief en in opengewerkte toestand is weergegeven; - Figuur 9 de uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een geleidingsstuk uit figuur 8 in aanzicht is weergegeven, met slechts het achterste deel van het verplaatsbare geleidingselement en met het geleidingsstuk in zijn eerste positie; - Figuur 10 de uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een geleidingsstuk uit figuur 8 in aanzicht is weergegeven, met het geleidingsstuk in zijn eerste positie; - Figuur 11 de uitvoeringsvorm van een verplaatsbaar geleidingselement en een geleidingsstuk uit figuur 8 in aanzicht is weergegeven, met het geleidingsstuk vastgezet in zijn tweede positie.

De in figuren 1 en 2 afgebeelde scherminrichting (1) omvat twee schermrollen (2, 3), die elk in een respectievelijke schermkast (27, 28) zijn opgenomen.

De schermkasten (27, 28) zijn onder een hoek (α) ten opzichte van elkaar opgesteld. De schermrollen (2, 3) zijn elk roteerbaar omheen een respectievelijke schermrolas (4, 5). Gezien deze schermrolassen (4, 5) zich volgens de lengterichting van de schermkasten (27, 28) uitstrekken, zijn deze schermrolassen (4, 5) hierdoor ook onder de genoemde hoek (α) ten opzichte van elkaar opgesteld.

Aan elk van de schermrollen (2, 3) is een scherm (29) aan één van zijn uiteinden bevestigd. Gezien de schermrollen (2, 3) roteerbaar zijn opgesteld rond hun schermrolas (4, 5), zijn de hieraan bevestigde schermen (29) op de respectievelijke schermrol (2, 3) op- en afrolbaar.

Aan het uiteinde van de schermen (29) tegenovergesteld aan het uiteinde waarmee ze aan de respectievelijke schermrol (2, 3) zijn bevestigd, is telkens een onderlat (30) bevestigd, zodat de schermen (29) onder het gewicht van deze onderlat (30) kunnen doorhangen. In de hoek (α) zijn de onderlatten (30) onderling verbonden.

Aan de laterale zijde van de schermen (29), weg van de hoek (α), zijn scherm- en latgeleiders (31) opgesteld, voor het geleiden van de corresponderende laterale zijden van de schermen (29) en de hieraan bevestigde onderlatten (30) tijdens op- en afrollen van de schermen (29).

De afgebeelde scherminrichting (1) is verder voorzien van aandrijfmiddelen voor het synchroon aandrijven van beide schermrollen (2, 3). Met onderling verbonden onderlatten (30), dienen de schermen (29) namelijk steeds tegelijk op en af de schermrollen (2, 3) gerold te kunnen worden. Specifiek omvatten de aandrijfmiddelen van de afgebeelde scherminrichting (1) een tandwieloverbrenging (6, 7) met conische tandwielen (6, 7), voor overbrengen van de aandrijving van één van beide schermrollen (2, 3) ter aandrijving van de andere van beide schermrollen (3, 2). Aan het uiteinde van elk van de schermrolassen (4, 5) dat het dichtst bij de hoek (α) is opgesteld, is telkens een genoemd conisch tandwiel (6, 7) bevestigd. In gemonteerde toestand van de scherminrichting (1) grijpen deze tandwielen (6, 7) in elkaar aan, zoals te zien is in figuur 2.

Om de schermen (29) nauwkeurig op een zelfde hoogte op te kunnen hangen, omvat de scherminrichting (1) instelmiddelen (26) voor het traploos instellen van een tandwiel (7) ten opzichte van de corresponderende schermrolas (5).

Om de schermrollen (2, 3) roteerbaar in de schermkasten (27, 28) op te stellen, zijn de schermrollen (2, 3) in de verschillende afgebeelde uitvoeringsvormen roteerbaar opgehangen in een vast geleidingselement (8), elk met behulp van een verplaatsbaar geleidingselement (11, 12), dat verticaal aanbrengbaar is in een geleidingssleuf (9) van het vaste geleidingselement (8) en met behulp van geleidingsstuk (17) dat zijdelings verplaatsbaar is in een geleidingssleuf (13, 14) in het verplaatsbare geleidingselement (11, 12), in een richting dwars op hun schermrolas (4, 5) gezien. Hiertoe is de schermrolas (4, 5) telkens tussen de schermrol (2, 3) en het corresponderende tandwiel (6, 7) roteerbaar gevat in het geleidingsstuk (17).

Het in figuur 3 afgebeelde vaste geleidingselement (8) is geschikt om hierin twee in de figuren 4-7 afgebeelde verplaatsbare geleidingselementen (11) aan te brengen, zoals te zien is in figuur 2. Hiertoe omvat dit vaste geleidingselement (8) twee geleidingssleuven (9) voor het hierin aanbrengen van de verplaatsbare geleidingselementen (11) van de twee schermrollen (2, 3). In elke geleidingssleuf (9) is een dergelijk verplaatsbaar geleidingselement (11) van onderuit in de geleidingssleuf (9) aanbrengbaar tussen de tanden (15) en omhoog verplaatsbaar. In omgekeerde richting kan het verplaatsbare geleidingselement (11) terug uit de geleidingssleuf (9) verwijderd worden. De verplaatsbare geleidingselementen (11) omvatten zijdelings corresponderende groeven (16) waarin de tanden (15) aangrijpen voor het geleiden van de verplaatsingsbeweging. Deze tanden (15) en groeven (16) verhinderen ook loskomen van de verplaatsbare geleidingselementen (11) in een richting volgens de respectievelijke schermrolas (2, 3).

De in de figuren 8-11 afgebeelde geleidingselementen (12) omvatten geen dergelijke groeven (16). De zijdelingse randen hiervan kunnen bijvoorbeeld analoog wel dienst doen als tanden, die kunnen ingrijpen in groeven van een corresponderend vast geleidingselement.

Het geleidingsstuk (17) is bij de verschillende afgebeelde uitvoeringsvormen telkens geleidend verplaatsbaar in een geleidingssleuf (13, 14) van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12), dit tussen een eerste positie (figuren 4, 9 en 10) en een tweede positie (figuren 5-7, 11). Aan het geleidingsstuk (17) is telkens centraal een rand voorzien, die een tand (21) vormt, die telkens tussen twee platen (10, 36, 37) van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) gevat is, om loskomen van het geleidingsstuk (17) uit het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) te verhinderen. De ruimte tussen de genoemde platen (10, 36, 37) vormt hierbij een groef (22) waarin de genoemde tand (21) aangrijpt. De platen (10, 36, 37) zijn telkens met behulp van schroeven (35) doorheen boringen (38) onderling verbonden.

In een eerste uitvoeringsvorm, zoals afgebeeld in de figuren 4-7, maakt het geleidingsstuk (17) deel uit van een kantelelement (18) dat kantelbaar omheen een kantelas (20) ten opzichte van het verplaatsbare geleidingselement (11) is opgehangen. Deze kantelas (20) is onder het geleidingsstuk (17) opgesteld. Aan de andere zijde van de kantelas (20) dan de zijde van het geleidingsstuk (17), omvat het kantelelement (18) een hendel (19). De geleidingssleuf (13) in het verplaatsbare geleidingselement (11) is gebogen uitgevoerd. Met behulp van de hendel (19) kan men het kantelement (18) omheen de kantelas (20) kantelen, waarbij het geleidingsstuk (17) in de gebogen geleidingssleuf (13) verplaatst tussen zijn eerste positie (figuur 4) en zijn tweede positie (figuren 5-7). Dankzij de hefboomwerking is het met behulp van de hendel (19) eenvoudiger om een zware schermrolas (2, 3) zijdelings te verplaatsen.

In het verplaatsbare geleidingselement (11) zijn meerdere begrenzingselementen (34) opgenomen, die mee de kantelbeweging van het kantelelement (18) ten opzichte van het verplaatsbare geleidingselement (11) begrenzen.

Het kantelelement (18) is verder voorzien van twee haakelementen (23, 32). Het vaste geleidingselement (8) is voorzien van twee corresponderende borgelementen (24, 33), zodat, wanneer het verplaatsbare geleidingselement (11) in zijn bovenste positie is en het geleidingsstuk (17) in zijn tweede positie is, deze haakelementen (23, 33) haken achter de corresponderende borgelementen (24, 33), zodanig dat het verplaatsbare geleidingselement (11) geborgd wordt in zijn bovenste positie, zoals te zien is in de figuren 2 en 7.

Daarna kan het verplaatsbare geleidingselement (11) met behulp van een schroef (25) vastgemaakt worden aan het vaste geleidingselement (8), waarbij ook het geleidingsstuk (17) in zijn tweede positie vastgezet wordt.

In de tweede uitvoeringsvorm, zoals afgebeeld in de figuren 8-11, is het geleidingsstuk (17) verplaatsbaar in een horizontale geleidingssleuf (14) tussen zijn eerste positie (figuren 9-10) en zijn tweede positie (figuur 11).

Het geleidingsstuk (17) is voorzien van een aangrijpvlak (40). Het verplaatsbare geleidingselement (12) is voorzien van een boring (39) (zie figuur 8) waarin een vastzetschroef (25) kan aangrijpen om het geleidingsstuk (17) in zijn tweede positie vast te zetten (figuur 11). De vastzetschroef (25) grijpt in deze positie dan aan achter het aangrijpvlak (40) van het geleidingsstuk (17).

Analoog als bij de afgebeelde eerste uitvoeringsvorm, zou het geleidingsstuk (17) volgens de tweede uitvoeringsvorm verder ook voorzien kunnen worden van een haakelement om het verplaatsbare geleidingselement (12) in zijn bovenste positie te borgen ten opzichte van het vaste geleidingselement.

Om de schermrollen (2, 3) te kunnen monteren, zal men eerst één van beide schermrollen (2) monteren door het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) naar boven te schuiven in de geleidingssleuf (9) van het vaste geleidingselement (8), daarna het geleidingsstuk (17) naar zijn tweede positie te verschuiven in de geleidingssleuf (13, 14) van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) en daarna het geleidingsstuk (17) in zijn tweede positie vast te zetten met behulp van de schroef (25). Daarna zal men dezelfde handelingen uitvoeren met de tweede schermrol (3), waarbij tijdens de verplaatsingsbeweging van het geleidingsstuk (17) in de geleidingssleuf (13, 14) van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) de tandwielen (6, 7) onderling gekoppeld worden.

Claims

CONCLUSIES

1. Scherminrichting (1) omvattende twee schermrollen (2, 3), elk roteerbaar omheen een respectievelijke schermrolas (4, 5), waarbij de schermrolassen (4, 5) in gemonteerde toestand van de scherminrichting (1) onder een hoek (α) ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, met het kenmerk dat aan het uiteinde van elk van deze schermrolassen (4, 5) dat het dichtst bij deze hoek (α) is opgesteld een conisch tandwiel (6, 7) is gemonteerd, waarbij deze conische tandwielen (6, 7) in gemonteerde toestand van de scherminrichting (1) in elkaar aangrijpen, dat de scherminrichting (1) een vast geleidingselement (8) omvat, waaraan een genoemde schermrol (2, 3) roteerbaar bevestigbaar is en dat de corresponderende schermrolas (4, 5) tussen de laatstgenoemde schermrol (2, 3) en het corresponderende tandwiel (6, 7) geleidend in het vaste geleidingselement (8) aanbrengbaar is, minstens gedeeltelijk omhoog en daarna minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas (4, 5) gezien, voor het koppelen van de conische tandwielen (6, 7).
2. Scherminrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat om de laatstgenoemde schermrolas (4, 5) minstens gedeeltelijk omhoog in het vaste geleidingselement (8) aan te brengen, het vaste geleidingselement (8) voorzien is van een geleidingssleuf (9) waarin een corresponderend verplaatsbaar geleidingselement (11, 12), waardoorheen de schermrolas (4, 5) aangebracht is, minstens gedeeltelijk geleidend verplaatsbaar is tussen een onderste positie, om het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) in het vaste geleidingselement (8) aan te brengen of uit het vaste geleidingselement (8) te halen en een bovenste positie om het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) in de gemonteerde toestand van de scherminrichting (1) op te nemen en dat om de laatstgenoemde schermrolas (4, 5) minstens gedeeltelijk zijdelings te verplaatsen, het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) voorzien is van een geleidingssleuf (13, 14) waardoorheen de schermrolas (4, 5) tussen de schermrol (2, 3) en het tandwiel (6, 7) is aangebracht en waarin de schermrolas (4, 5) minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas (4, 5) gezien, verplaatsbaar is.
3. Scherminrichting (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het vaste geleidingselement (8) grenzend aan zijn geleidingssleuf (9) minstens één tand (15) of groef omvat en dat het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) minstens een corresponderende groef (16) of tand omvat, waarbij de tand (15) in de groef (16) aanbrengbaar is, voor het geleidend verplaatsen van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) in de geleidingssleuf (9) van het vaste geleidingselement (8).
4. Scherminrichting (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat om de laatstgenoemde schermrolas (4, 5) minstens gedeeltelijk zijdelings verplaatsbaar aan te brengen in de geleidingssleuf (9) van het vaste geleidingsstuk (8), deze schermrolas (4, 5) tussen de schermrol (2, 3) en het tandwiel (6, 7) roteerbaar gevat is in een geleidingsstuk (17) dat geleidend verplaatsbaar in de geleidingssleuf (13, 14) van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) is aangebracht, tussen een eerste positie, om de conische tandwielen (6, 7) te ontkoppelen en een tweede positie, om de conische tandwielen (6, 7) te koppelen.
5. Scherminrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) grenzend aan zijn geleidingssleuf (13, 14) minstens één tand of groef (22) omvat en dat het geleidingsstuk (17) minstens één corresponderende groef of tand (21) omvat, waarbij de tand (21) in de groef (22) aanbrengbaar is, voor het geleidend verplaatsen van het geleidingsstuk (17) in de geleidingssleuf (13, 14) van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12).
6. Scherminrichting (1) volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat het geleidingsstuk (17) voorzien is van een haakelement (23, 32) en dat het vaste geleidingselement (8) voorzien is van een borgelement (24, 33), waarbij, wanneer het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) in zijn bovenste positie is en het geleidingsstuk (17) in zijn tweede positie is, het haakelement (23, 32) van het geleidingsstuk (17) achter het borgelement (24, 33) van het vaste geleidingselement (8) haakt, zodanig dat het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) in zijn bovenste positie geborgd wordt.
7. Scherminrichting (1) volgens één van de conclusies 4 tot 6, met het kenmerk dat de scherminrichting (1) een vastzetelement (25) omvat, voor het vastzetten van het geleidingsstuk (17) in zijn tweede positie.
8. Scherminrichting (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat het vastzetelement (25) een schroef (25) is.
9. Scherminrichting (1) volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat het vastzetelement (25) het geleidingsstuk (17) vastzet ten opzichte van het vaste geleidingselement (8).
10. Scherminrichting (1) volgens één van de conclusies 4 tot 9, met het kenmerk dat de geleidingssleuf (13, 14) van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12) gebogen is uitgevoerd en dat het geleidingsstuk (17) deel uitmaakt van een kantelelement (18) dat kantelbaar is opgesteld ten opzichte van het verplaatsbare geleidingselement (11, 12).
11. Scherminrichting (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het kantelelement (18) een hendel (19) omvat.
12. Scherminrichting (1) volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat het kantelelement (18) kantelbaar is omheen een kantelas (20), die onder de laatstgenoemde schermrolas (4, 5) is opgesteld.
13. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de scherminrichting (1) instelmiddelen (26) omvat, waarmee een genoemd conisch tandwiel (6, 7) traploos instelbaar gemonteerd is aan de respectievelijke schermrolas (4, 5).
14. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze scherminrichting (1) per schermrol (2, 3) een genoemd vast geleidingselement (8) omvat en elke corresponderende schermrolas (4, 5) tussen de corresponderende schermrol (2, 3) en het corresponderende tandwiel (6, 7) geleidend in het vaste geleidingselement (8) aanbrengbaar is, minstens gedeeltelijk omhoog en daarna minstens gedeeltelijk zijdelings, in een richting dwars op de schermrolas (4, 5) gezien.