NL1040807B1

NL1040807B1 - Inrichting voor het draaien van de as van een rolgordijn of een dergelijk object.

Info

Publication number: NL1040807B1
Application number: NL1040807A
Authority: NL
Inventors: Wilhelmus Frederikus Bosgoed Henricus
Original assignee: Forest Group Nederland Bv
Priority date: 2014-05-16
Filing date: 2014-05-16
Publication date: 2016-03-02
Also published as: PL3143232T3; EP3143232A1; CN106255796A; WO2015174827A1; TW201607478A; EP3143232B1; HK1231535A1; TWI657778B; CN106255796B

Abstract

Inrichting voor het draaien van de as (12) van een rolgordijn of dergelijke, omvattende een rol (5) voor koppeling met de as. Over de rol loopt een ketting (7) of koord. De rol wordt ondersteund in een behuizing (1, 21) zodanig dat bij het uitoefenen van een belasting hoger dan een bepaalde waarde, de rol uit de behuizing wordt getrokken. De zijwanden (8) van de rol (5) zijn voorzien van conische uitsparingen waarin steunorganen (3, 10, 11) steken, die in de behuizing zijn opgenomen en waarvan er tenminste één veerkrachtig tegen de rol wordt aangedrukt. De behuizing kan vast zijn verbonden met een gebouw of een onderdeel (21) dat via een secundaire rol (24) is verbonden met een ketting (25) die de as (12) van het rolgordijn aandrijft.

Description

Inrichting voor het draaien van de as van een rolgordijn of een dergelijk object

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het draaien van de as van een rolgordijn of een dergelijk object welke inrichting tenminste een rol omvat die direct of indirect met de as kan worden gekoppeld en over welke rol een bedieningsketting of koord wordt geleid waarmee de rol kan worden verdraaid.

Bij de bekende rolgordijnen en dergelijke objecten heeft de bedieningsketting of het koord de vorm van een lus, die vanaf de, met het rolgordijn of dergelijke verbonden, rol naar beneden toe hangt. In het nu volgende zal kortweg gesproken worden over een ketting, zonder dat de uitvinding daartoe beperkt is.

Gebleken is nu dat een dergelijk naar beneden toe hangende lus een gevaar kan opleveren voor kinderen die spelenderwijs hun hoofd door de lus steken dan wel toevallig de lus over zich heen krijgen. In de praktijk hebben zich daardoor ongevallen voorgedaan.

De uitvinding beoogt nu dit bezwaar op te heffen en voorziet er daartoe in dat de rol, waarover de bedieningsketting wordt geleid, draaibaar wordt ondersteund in een behuizing op zodanige wijze dat, bij het op de ketting uitoefenen van een belasting hoger dan een bepaalde waarde, de rol uit de behuizing wordt getrokken.

Zolang dus de op de ketting uitgeoefende belasting niet groter is dan de bepaalde waarde kan de inrichting op de normale wijze worden gebruikt voor het, door middel van de ketting, draaien van de rol en daarmee voor de bediening van het rolgordijn.

Zodra nu door een kind, dan wel op een andere wijze, een grotere belasting dan bijvoorbeeld van 6 kg op de ketting wordt uitgeoefend, komt de rol vrij uit de behuizing en staat er geen trekbelasting meer op de ketting.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de zijwanden van de rol zijn voorzien van in hoofdzaak conische uitsparingen waarin vanaf beide zijden passend gevormde steunorganen steken, die in de behuizing zijn opgenomen en waarvan er tenminste één veerkrachtig tegen de rol wordt aangedrukt.

In het bijzonder kunnen de zijwanden van de rol zijn voorzien van een in hoofdzaak conische uitsparing waarbij in de ene zijwand een complementair deel van een schuiforgaan kan worden opgenomen dat beperkt verschuifbaar is in de behuizing en veerkrachtig naar de rol toe wordt gedrukt, terwijl in de andere zijwand van de rol een complementair deel van een koppelorgaan kan worden opgenomen, welk koppelorgaan draaibaar wordt ondersteund in de behuizing en de samenwerkende vlakken van de rol en het koppelorgaan zijn voorzien van middelen waardoor het koppelorgaan met de rol mee zal draaien, terwijl het koppelorgaan direct of indirect met de as van het rolgordijn is gekoppeld.

Bij voorkeur zullen de beide zijwanden van de rol zijn voorzien van overeenkomstige uitsparingen, zodat de rol in elk van beide standen in de behuizing kan worden aangebracht. Het complementaire deel van het schuiforgaan zal uiteraard zodanig zijn uitgevoerd dat de rol daarop vrij kan draaien.

Voor het koppelen van de rol met het koppelorgaan kunnen de oppervlakken van de conische uitsparingen in de zijwanden van de rol en die van het conische vlak van het koppelorgaan zijn voorzien van ribben die zich uitstrekken volgens beschrijvende lijnen van de conische vlakken.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de behuizing zodanig zijn uitgevoerd, dat deze op een wand, muur, kozijn of dergelijke kan worden bevestigd en geschikt is voor het ondersteunen van de as van een rolgordijn of een dergelijk object.

Voor nieuw aan te brengen rolgordijnen of dergelijke levert dit geen bezwaren op. Bij een reeds aanwezig rolgordijn brengt het aanbrengen van een hiervoor beschreven inrichting de nodige werkzaamheden met zich mee, zodat hiertoe minder snel zal worden overgegaan.

In verband daarmee wordt er volgens de uitvinding in voorzien, dat de behuizing als een langgerekt los onderdeel wordt uitgevoerd, waarin de rol op de boven beschreven wijze draaibaar wordt ondersteund en uit de behuizing weg kan worden getrokken, terwijl de rol, zoals door middel van tenminste één tandwiel, een secundaire rol kan aandrijven, die draaibaar in de behuizing wordt ondersteund een over welke secundaire rol een ketting kan worden geleid, die anderzijds loopt over een rol die dient voor het draaien van de as van een rolgordijn of een dergelijk object.

Bij een reeds aanwezig rolgordijn kan de primaire bedieningsketting worden ingekort en over de secundaire rol in de behuizing worden geleid. De behuizing hangt dan op relatief korte afstand onder het rolgordijn en de uit de behuizing hangende bedieningsketting is op de boven beschreven wijze beveiligd doordat de rol uit de behuizing kan worden getrokken wanneer een te grote trekkracht op de ketting wordt uitgeoefend.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden, getoond in de tekening, waarin:

Fig. 1 een zijaanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in de werkzame stand daarvan;

Fig. 2 een doorsnede toont over de inrichting volgens de lijn II-II van fig. 1;

Fig. 3 een zijaanzicht toont van de inrichting van fig. 1 maar nadat de rol uit de inrichting is getrokken;

Fig. 4 een doorsnede toont over de inrichting volgens de lijn IV-IV van fig. 3;

Fig. 5 een zijaanzicht toont van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding waarbij deze is uitgevoerd als een los onderdeel en zich in de werkzame stand bevindt;

Fig. 6 een doorsnede toont over de inrichting volgens de lijn VI-VI van fig. 5;

Fig. 7 een zijaanzicht toont van de inrichting van fig. 5 maar nadat de rol uit de inrichting is getrokken; en

Fig. 8 een doorsnede toont over de inrichting volgens de lijn VIII-VIII van fig. 7.

De fig. 1-4 tonen een inrichting omvattende een behuizing 1, die is voorzien van middelen, zoals schroefgaten, voor het bevestigen van een deel 2 van een niet nader getoonde tandwieloverbrenging.

In de behuizing 1 bevindt zich het schuiforgaan 3, dat door een veer 4 wordt belast, zodat het wordt aangedrukt tegen de rol 5, met het omtreksvlak 6 waarover een ketting 7 kan lopen die op bekende wijze de rol kan doen draaien. De beide zijvlakken 8 van de rol 5 zijn voorzien van een in hoofdzaak conische uitsparing 9. In de ene uitsparing kan ene passend deel van het schuiforgaan 3 vrijdraaiend worden opgenomen, terwijl in de andere uitsparing een bijpassend deel 10 van een koppelorgaan 11 passend kan worden opgenomen. Het deel 10 en het ermee samenwerkende deel van de conische uitsparing 9 in de rol 5 zijn zodanig uitgevoerd, dat de rol 5 het koppelorgaan 11 meeneemt bij het draaien van de rol. Met het koppelorgaan 11 is de as 12 van een verder niet getoond rolgordijn of een dergelijk object vast verbonden.

Bij het normaal trekken aan de ketting 7 zal de rol 5 draaien en daarmee de as 12, voor de bediening van het rolgordijn. Wanneer echter een te grote kracht op de ketting 7 wordt uitgeoefend zal de rol, tegen de kracht van de veer 4 in, het schuiforgaan 3 wegdrukken en ook over het deel 10 van het koppelorgaan 11 heen snappen en naar beneden toe vallen, zoals dit in de figuren 3 en 4 is getoond.

De figuren 5-8 tonen een inrichting waarbij onderdelen, die overeenkomen met onderdelen, toegepast bij de hiervoor beschreven inrichting, met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid.

Bij deze uitvoeringsvorm van de inrichting wordt gebruik gemaakt van een behuizing 21, die uit twee delen kan bestaan, zoals aangegeven in figuur 5, dan wel uit meer delen, zoals aangegeven in figuur 7. De delen worden door schroeven 22 met elkaar verbonden.

De rol 5 wordt hierbij aan beide zijden ondersteund door een schuiforgaan 3, waarop een veer 4 inwerkt. Over de omtrek 6 van de rol 5 loopt weer de ketting 7. Wanneer op de ketting 7 een te grote trekkracht wordt uitgeoefend wordt de rol 5 op overeenkomstige wijze als bij de eerder beschreven uitvoeringsvorm, uit de behuizing 21 getrokken, zoals getoond in de figuren 7 en 8.

De rol 5 is nu in de werkzame stand, via één of meer tandwielen, 23, gekoppeld met een secundaire rol 24, die draaibaar is opgenomen in de behuizing 21. Over de secundaire rol 24 loopt de primaire bedieningsketting 25 die dient voor de directe verdraaiing van de as van een rolgordijn of een dergelijk object.

Ten opzichte van de normaal uitgevoerde bediening van het rolgordijn met een primaire bedieningsketting die zich over een aanmerkelijke hoogte uitstrekt, is nu de primaire ketting 25 ingekort, zodat de behuizing 21 zich dicht onder de as van het rolgordijn zal bevinden.

Het zal duidelijk zijn, dat slechts twee mogelijke uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding in de tekening zijn getoond en hierboven beschreven en dat vele modificaties kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen zoals deze in de bijgaande conclusies is aangegeven.

Claims

1. Inrichting voor het draaien van de as (12) van een rolgordijn of een dergelijk object welke inrichting tenminste een rol (5) omvat die direct of indirect met de as (12) kan worden gekoppeld en over welke rol een bedieningsketting (7) of koord wordt geleid waarmee de rol (5) kan worden gedraaid, met het kenmerk, dat de rol (5) , waarover de bedieningsketting (7) wordt geleid, draaibaar wordt ondersteund in een behuizing (1, 21) op zodanige wijze dat, bij het op de ketting (7) uitoefenen van een belasting hoger dan een bepaalde waarde, de rol (5) uit de behuizing (1, 21) wordt getrokken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijwanden (8) van de rol (5) zijn voorzien van in hoofdzaak conische uitsparingen (9) waarin vanaf beide zijden passend gevormde steunorganen (3, 10, 11) steken, die in de behuizing (1, 21) zijn opgenomen en waarvan er tenminste één (3) veerkrachtig tegen de rol (5) wordt aangedrukt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zijwanden (9) van de rol (5) zijn voorzien van een in hoofdzaak conische uitsparing (9) waarbij in de ene zijwand (9) een complementair deel van een schuiforgaan (3) kan worden opgenomen dat beperkt verschuifbaar is in de behuizing (1, 21) en veerkrachtig naar de rol (5) toe wordt gedrukt, terwijl in de andere zijwand (9) van de rol (5) een complementair deel (10) van een koppelorgaan (11) kan worden opgenomen, welk koppelorgaan (11) draaibaar is ondersteund in de behuizing (1) en de samenwerkende vlakken (9) van de rol (5) en het koppelorgaan (11) zijn voorzien van middelen waardoor het koppelorgaan met de rol mee zal draaien, terwijl het koppelorgaan (11) direct of indirect met de as (12) van het rolgordijn is verbonden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de beide zijwanden (9) van de rol (5) zijn voorzien van overeenkomstige uitsparingen (9), zodat de rol in elk van beide standen in de behuizing (1, 21) kan worden aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de behuizing (21) als een langgerekt los onderdeel wordt uitgevoerd, waarin de rol (5) draaibaar wordt ondersteund en uit de behuizing weg kan worden getrokken, terwijl de rol (5), zoals door middel van tenminste één tandwiel (23), een secundaire rol (24) kan aandrijven, die draaibaar in de behuizing (21) wordt ondersteund en over welke secundaire rol (24) een primaire ketting (25) kan worden geleid, die anderzijds loopt over een rol die dient voor het draaien van de as (12) van een rolgordijn of een dergelijk object.