NL2018414B1

NL2018414B1 - Ophanghulpmiddel voor het aan een buis ophangen van een voorwerp

Info

Publication number: NL2018414B1
Application number: NL2018414A
Authority: NL
Inventors: Van Lieshout Steven
Original assignee: Eureka P D & E; Iac B V
Priority date: 2017-02-23
Filing date: 2017-02-23
Publication date: 2018-09-17
Also published as: US20180235393A1; EP3366171B1; EP3366171A1; US10898022B2

Abstract

Een ophanghulpmiddel 1 heeft een frame 3a, 3b en twee draaibaar daarmee verbonden gebogen armen 5, 7. Het frame is voorzien van twee draaiassen 9 waarom de armen draaibaar zijn. Tussen de armen is een overbrengingselement 11 aanwezig dat verschuifbaar in het frame aanwezig is. Aan het overbrengingselement is een ophangelement 13 bevestigd waaraan een voorwerp opgehangen kan worden. De armen zijn nabij een eerste uiteinde Sa, 7a draaibaar met het frame verbonden en voorzien van een vertanding 17, 19. Het overbrengingselement is voorzien van twee tandheugels 21 , 23 die in ingrijping zijn met de vertandingen. Het overbrengingselement is voorzien van een contactvlak 29 dat bij het aanbrengen van het ophanghulpmiddel om de buis in contact komt met de buis en het overbrengingselement tegenhoudt waardoor het frame verplaatst ten opzichte van het overbrengingselement en daarbij de beide armen met de vrije uiteinden naar elkaar toe verdraait.

Description

BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een ophanghulpmiddel voor het aan een buis ophangen van een voorwerp, omvattende:

verbindingsmiddelen voor verbinding van het ophanghulpmiddel met de buis, welke verbindingsmiddelen twee gebogen armen omvatten die om de buis kunnen grijpen en die nabij een eerste uiteinde draaibaar met elkaar verbonden zijn en waarvan de andere, tweede uiteinden vrij zijn, alsmede een ophangelement waaraan het voorwerp opgehangen kan worden, welk ophangelement met de verbindingsmiddelen is verbonden.

Stand van de techniek

Een dergelijk ophanghulpmiddel is bekend uit US6484788A. Vooral bij podia en evenementhallen worden vaak gordijnen e.d. aan stangen opgehangen. Met dit bekende ophanghulpmiddel kunnen gordijnen eenvoudiger en sneller opgehangen worden dan met de tot dan bekende middelen. Bij het bekende ophanghulpmiddel zijn de verbindingsmiddelen gevormd door twee langwerpige elementen die om de buis aangebracht dienen worden en met de uiteinden in elkaar gehaakt dienen te worden. Het aanbrengen van het bekende ophanghulpmiddel om de buis en het verbinden van de langwerpige elementen met elkaar vergt enige bekwaamheid en neemt de nodige tijd in beslag. Voor het ophangen van het bekende ophangmiddel zijn twee handen nodig. Wenselijk is om dit met één hand te kunnen doen, mede voor de veiligheid, omdat in sommige gevallen het voorwerp op hoogte gehangen dient te worden. Dit zowel voor het ophangen als het afkoppelen van het voorwerp.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een ophanghulpmiddel van de in de aanhef omschreven soort dat eenvoudiger en sneller om een buis aangebracht kan worden dan het bekende ophanghulpmiddel. Hiertoe is het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat het ophangelement ter plaatse van of nabij het eerste uiteinde van ten minste één van de armen met deze ten minste ene arm is verbonden, zodanig dat het gewicht van het eraan op te hangen voorwerp de armen met de vrije uiteinden naar elkaar toe drukt. Het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding hoeft enkel met de beide armen op een buis gedrukt te worden en het is niet nodig om de vrije uiteinden met elkaar te verbinden. Hierdoor kan het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding eenvoudiger en sneller om een buis aangebracht worden dan het bekende ophanghulpmiddel. Het ophanghulpmiddel kan van onderen af om een buis gedrukt worden en hoeft niet van boven af op de buis aangebracht te worden. Dit maakt het ophangen nog gemakkelijker.

Bij voorkeur is het ophangelement ter plaatse van of nabij de eerste uiteinden van beide armen met de armen verbonden. Hierdoor is een compacte constructie verkregen.

Om het om een buis aanbrengen nog eenvoudiger te maken, is een uitvoeringsvorm van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de vrije uiteinden van de armen voorzien zijn van eindvlakken die in een V-vorm ten opzichte van elkaar aanwezig zijn zodat deze bij het tegen een buis drukken over de omtrek van de buis glijden en daarbij van elkaar af naar buiten bewogen worden. Hierdoor hoeven de uiteinden van de armen bij het om een buis aanbrengen van het ophanghulpmiddel niet handmatig uit elkaar getrokken te worden maar gaan deze vanzelf uit elkaar bij het op de buis drukken van het ophanghulpmiddel. Het ophangmiddel kan hierdoor met één hand met de buis gekoppeld worden.

De armen kunnen op afstand van de eerste uiteinden rechtstreeks draaibaar met elkaar verbonden zijn en het ophangelement kan met de eerste uiteinden verbonden zijn, zodanig dat het gewicht van het opgehangen voorwerp de eerste uiteinden naar beneden trekt waarbij de vrije tweede uiteinden naar elkaar toe bewogen worden. Bij voorkeur echter omvat het ophanghulpmiddel een verplaatsbaar overbrengelement waarmee het ophangelement is verbonden, waarbij de beide armen met het eerste uiteinde via het overbrengingselemement met elkaar verbonden zijn, zodanig dat door verplaatsing van het overbrengingselement de beide armen verdraaid worden. Hierdoor kan het ophanghulpmiddel compacter geconstrueerd worden.

De eerste uiteinden van de armen kunnen via scharnierbare armen met het overbrengingselement verbonden zijn. Bij voorkeur echter is het overbrengingselement voorzien van twee tandheugels en zijn de eerste uiteinden van de armen voorzien van een vertanding die zich langs een cirkelboog uitstrekt en die draaibaar is om het cirkelmiddelpunt van de cirkelboog, welke vertandingen in ingrijping zijn met de tandheugels. Een tandwieloverbrenging leidt minder snel tot schranken/blokkeren van de beweegbare onderdelen ten opzichte van elkaar dan scharnierend met elkaar verbonden onderdelen.

Een verdere uitvoeringsvorm van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het overbrengingselement nabij elke tandheugel is voorzien van een aanslag die het van elkaar af verdraaien van de armen begrenst. Hiermee wordt voorkomen dat de armen zo ver kunnen verdraaien dat het overbrengingselement uit de vertandingen zou geraken.

Bij voorkeur is het ophanghulpmiddel voorzien van een frame waaraan de beide armen nabij hun eerste uiteinden draaibaar zijn verbonden en waarin het overbrengingselement verplaatsbaar aanwezig is, waarbij het overbrengingselement tussen de eerste uiteinden van de beide armen aanwezig is. Het frame vergemakkelijkt het van de buis afnemen van het ophanghulpmiddel. Door aan het frame te trekken in een richting van de buis af worden de armen uit elkaar bewogen en kan het ophanghulpmiddel in een beweging eenvoudig en met één hand van de buis verwijderd worden.

De vrije uiteinde van de armen zijn bij voorkeur voorzien van vingergaten. Deze kunnen dienen voor het uiteentrekken van de beide armen bij het lossen van het ophanghulpmiddel. Bij zeer zware voorwerpen is het namelijk moeilijk het frame met één hand omhoog te duwen.

Het overbrengingselement is bij voorkeur voorzien van twee van elkaar af gerichte en parallel aan elkaar aanwezige hoofdvlakken waarbij tegen elk van de hoofdvlakken een van de tandheugels is bevestigd. Hierdoor kan de afstand van de vertanding tot zijn scharnierpunt groter worden uitgevoerd dan de helft van de afstand tussen de twee scharnierpunten waardoor de klemkracht van de vrije uiteinden van de armen onder invloed van het gewicht van het voorwerp zodanig wordt versterkt, dat het gewicht een moment uitoefent op de armen in sluitingsrichting welke groter is dan het moment in openingsrichting door de normaalkracht van de vrije uiteinden op de buis veroorzaakt door het gewicht. Hierdoor hoeven de armen zich niet geheel om de buis te slaan en kunnen er verschillende buisdiameters worden geklemd. Hoe groter het gewicht hoe groter de klemkracht rond de buis.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het overbrengingselement is voorzien van een uiteinde dat bij het aanbrengen van het ophanghulpmiddel om de buis zich tussen de beide armen bevindt en uit het frame steekt en is voorzien van een contactvlak dat, bij het verder op de buis duwen van het ophanghulpmiddel, in contact komt met de buis en het overbrengingselement tegenhoudt waardoor het frame verplaatst ten opzichte van het overbrengingselement en de beide armen met de vrije uiteinden naar elkaar toe draaien. Het contactvlak zorgt er voor dat tijdens het om een buis aanbrengen van het ophanghulpmiddel de vrije uiteinden van de armen naar elkaar toe bewogen worden en dat na het om een buis aanwezig zijn van het ophanghulpmiddel het van elkaar af bewegen van de vrije uiteinden wordt tegengehouden doordat het overbrengingselement door de buis wordt tegengehouden.

Bij voorkeur omvat het ophanghulpmiddel voorts ten minste één veer die aanwezig is tussen de beide armen of tussen het frame en de armen en die de beide armen naar elkaar toe drukt. Hierdoor blijft het ophanghulpmiddel indien deze niet om een buis aanwezig is in compacte toestand met de armen naar elkaar toe verplaatst en voorkomt men dat de vrije uiteinden van de armen van verschillende ophanghulpmiddelen aan een voorwerp bij opslag van het voorwerp in elkaar haken.

Voor kostenbesparing in de productie is de veer bij voorkeur integraal uitgevoerd met tenminste één van beide armen. Ook het ophangelement (bijvoorbeeld kleerhanger) kan integraal met het overbrengingselement worden gevormd ten behoeve van kostenbesparing.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding in exploded view;

Figuur 2 het ophanghulpmiddel tijdens het aanbrengen om een buis in vooraanzicht;

Figuur 3 het ophanghulpmiddel in de in figuur 2 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de voorste tandheugel;

Figuur 4 het ophanghulpmiddel in de in figuur 2 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de achterste tandheugel;

Figuur 5 het ophanghulpmiddel aanwezig om een buis in vooraanzicht;

Figuur 6 het ophanghulpmiddel in de in figuur 5 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de voorste tandheugel;

Figuur 7 het ophanghulpmiddel in de in figuur 5 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de achterste tandheugel;

Figuur 8 een andere wijze van gebruik van het ophanghulpmiddel met het ophangelement naar boven tegen een plafond bevestigd;

Figuur 9 een tweede uitvoeringsvorm van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding in exploded view;

Figuur 10 het in figuur 9 weergegeven ophanghulpmiddel in de in figuur 2 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de voorste tandheugel;

Figuur 11 het in figuur 9 weergegeven ophanghulpmiddel in de in figuur 2 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de achterste tandheugel;

Figuur 12 het in figuur 9 weergegeven ophanghulpmiddel in de in figuur 5 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de voorste tandheugel; en

Figuur 13 het in figuur 9 weergegeven ophanghulpmiddel in de in figuur 5 weergegeven stand in doorsnede ter plaatse van de achterste tandheugel.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding in exploded view weergegeven. Het ophanghulpmiddel 1 heeft een frame bestaande uit twee aan elkaar bevestigde helften 3a en 3b en twee draaibaar met het frame verbonden gebogen armen 5 en 7. Het frame is voorzien van twee draaiassen 9 waarom de armen draaibaar zijn. Tussen de armen is een overbrengingselement 11 aanwezig dat verschuifbaar in het frame aanwezig is. Aan het overbrengingselement is een ophangelement 13 bevestigd waaraan een voorwerp, bijvoorbeeld een gordijn, opgehangen kan worden. Aan het ophangelement kan een bevestigingsclip 15 aangebracht worden dat bevestigd kan worden aan een gordijn.

De armen 5 en 7 zijn nabij een eerste uiteinde 5a en 7a draaibaar met het frame verbonden en voorzien van een vertanding 17, 19 die zich langs een cirkelboog uitstrekt en die draaibaar is om het cirkelmiddelpunt van de cirkelboog dat samenvalt met de hartlijn van de draaiassen 9. Het overbrengingselement 11 is voorzien van twee van elkaar af gerichte en parallel aan elkaar aanwezige hoofdvlakken 11a en 11b. Op elk van deze hoofdvlakken is een tandheugel 21, 23 bevestigd die in ingrijping is met een van de vertandingen 17, 19 op de armen. Op elk hoofdvlak is voorts een aanslag 25 aanwezig die het verdraaien van de vertanding begrenst zodat het overbrengingselement niet uit het frame getrokken kan worden.

De ander, tweede uiteinden 5b en 7b van de armen zijn vrij en voorzien van eindvlakken 27 die in een V-vorm ten opzichte van elkaar aanwezig zijn. Hierdoor glijden de eindvlakken bij het tegen een buis drukken over de omtrek van de buis en worden daarbij van elkaar af naar buiten bewogen.

Een uiteinde van het overbrengingselement 11 is voorzien van een contactvlak 29 dat bij het aanbrengen van het ophanghulpmiddel om de buis in contact komt met de buis en het overbrengingselement tegenhoudt waardoor het frame verplaatst ten opzichte van het overbrengingselement en daarbij de beide armen met de vrije uiteinden naar elkaar toe verdraait. Voorts is elke arm 5, 7 voorzien van een veer 31 die afsteunt tegen een op het frame aanwezig uitsteeksel 33 en de arm in de richting naar de andere arm toe drukt.

In figuur 2 is het ophanghulpmiddel 1 weergegeven tijdens het aanbrengen om een buis. De figuren 3 en 4 tonen verschillende doorsneden van het ophanghulpmiddel ter plaatse van de tandheugels 21 en 23. De armen 5 en 7 worden uit elkaar geduwd tijdens het op de buis 35 drukken van het ophanghulpmiddel 1. Hierdoor wordt het overbrengingselement 11 uit het frame 3a, 3b naar de buis toe verplaatst. Bij het verder op de buis 35 drukken van het ophanghulpmiddel, waarbij het ophanghulpmiddel 1 aan het frame 3a, 3b wordt vastgehouden, komt het overbrengingselement 11 met het contactvlak 29 in contact met de buis 35 en verplaatst het frame 3a, 3b zich ten opzichte van het overbrengingselement waarbij de beide armen 5 en 7 naar elkaar toe bewogen worden. In de in de figuren 3-5 weergegeven stand zijn de armen 5 en 7 maximaal van elkaar af bewogen en zijn zij nabij het eerste uiteinde in contact met de aanslagen 25 zodat de armen niet verder van elkaar af gedraaid kunnen worden.

In figuur 5 is het ophanghulpmiddel 1 in om de buis 35 aangebrachte stand weergegeven waarbij de bevestigingsclip 15 is vastgezet op een gordijn 37. De figuren 6 en 7 tonen weer verschillende doorsneden van het ophanghulpmiddel ter plaatse van de tandheugels 21 en 23. De armen 5 en 7 zijn aan de naar elkaar toe gekeerde zijden cirkelboogvormig en sluiten nauw om de buis 35.

Het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding kan ook anders gebruikt worden dan hierboven beschreven. In figuur 8 is het ophanghulpmiddel 1 met het ophangelement 13 naar boven gericht en met een bevestigingslichaam 15b tegen een plafond 38 bevestigd. Een buis of ander voorwerp kan hierbij tussen de armen 5 en 7 bevestigd kunnen worden Het losmaken van de buis (of ander voorwerp) uit het ophanghulpmiddel 1 kan in dat geval het beste geschieden met behulp van de vingergaten 39.

In figuur 9 is een tweede uitvoeringsvorm van het ophanghulpmiddel volgens de uitvinding in exploded view weergegeven. Alle onderdelen die gelijk zijn aan die van de hiervoor beschreven eerste uitvoeringsvorm zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. In plaats van via vertandingen zijn bij dit ophanghulpmiddel 41 de beide armen 5 en 7 nabij de eerste uiteinden via koppelarmen 43 en 45 met het overbrengingselement 11 verbonden. De koppelarmen zijn met beide uiteinden scharnierbaar met de armen 5 en 7 en het overbrengingselement 11 verbonden. In om de buis aanwezige stand is de hoek van de koppelarmen met het horizontale vlak (ofwel het vlak door de beide draaiassen van de armen) dusdanig (klein) gekozen dat de drukkracht in de koppelarmen veroorzaakt door het gewicht van het voorwerp dusdanig wordt vergroot dat in combinatie met de gekozen afstand van de draaipunten van de koppelarmen op de armen tot de draaipunten van de armen een moment in sluitingsrichting op de armen veroorzaakt die groter of gelijk is aan het moment in openingsrichting veroorzaakt door de normaalkracht van de buis op de uiteinden van de armen.

Ter verduidelijking is in de figuren 10 en 11 het ophanghulpmiddel 41 in verschillende doorsneden weergegeven tijdens het aanbrengen om de buis 35 en is in de figuren 12 en 13 het ophanghulpmiddel 41 in verschillende doorsneden weergegeven in op de buis 35 aanwezige stand.

Zowel bij de eerste als bij de tweede uitvoeringsvorm zijn de armen van het ophanghulpmiddel identiek aan elkaar. Ook de beide helften van het frame zijn 5 identiek aan elkaar. Hierdoor bestaat het ophanghulpmiddel volgens de eerste uitvoeringsvorm uit slechts drie verschillende onderdelen (armen, overbrengingselement en framehelften) en het ophangmiddel volgens de tweede uitvoeringsvorm uit slechts vier verschillende onderdelen (naast de drie genoemde onderdelen ook nog de koppelarmen).

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims

CONCLUSIES:

1. Ophanghulpmiddel (1; 41) voor het aan een buis (35) ophangen van een voorwerp (37), omvattende:

verbindingsmiddelen voor verbinding van het ophanghulpmiddel met de buis, welke verbindingsmiddelen twee gebogen armen (5, 7) omvatten die om de buis (35) kunnen grijpen en die nabij een eerste uiteinde (5a, 7a) draaibaar met elkaar verbonden zijn en waarvan de andere, tweede uiteinden (5b, 7b) vrij zijn, alsmede een ophangelement (13) waaraan het voorwerp opgehangen kan worden, welk ophangelement met de verbindingsmiddelen is verbonden, met het kenmerk, dat het ophangelement (13) ter plaatse van of nabij het eerste uiteinde van ten minste één van de armen met deze ten minste ene arm met de armen is verbonden, zodanig dat het gewicht van het eraan op te hangen voorwerp (37) de armen met de vrije uiteinden naar elkaar toe drukt.
2. Ophanghulpmiddel (1; 41) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ophangelement (13) ter plaatse van of nabij de eerste uiteinden van beide armen met de armen is verbonden.
3. Ophanghulpmiddel (1; 41) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vrije uiteinden (5b, 7b) van de armen (5, 7) voorzien zijn van eindvlakken (27) die in een V-vorm ten opzichte van elkaar aanwezig zijn zodat deze bij het tegen een buis (35) drukken over de omtrek van de buis glijden en daarbij van elkaar af naar buiten bewogen worden.
4. Ophanghulpmiddel (1; 41) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het ophanghulpmiddel voorts een verplaatsbaar overbrengelement (11) omvat waarmee het ophangelement (13) is verbonden, waarbij de beide armen (5, 7) met het eerste uiteinde (5a, 7a) via het overbrengingselemement met elkaar verbonden zijn, zodanig dat door verplaatsing van het overbrengingselement de beide armen verdraaid worden.
5. Ophanghulpmiddel (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het overbrengingselement is voorzien van twee tandheugels (21, 23) en de eerste uiteinden (5a, 7a) van de armen (5, 7) zijn voorzien van een vertanding (17, 19) die zich langs een cirkelboog uitstrekt en die draaibaar is om het cirkelmiddelpunt van de cirkelboog, welke vertandingen in ingrijping zijn met de tandheugels.
6. Ophangmiddel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afstand van de vertanding (17, 19) tot zijn cirkelmiddelpunt groter is dan de helft van de afstand tussen de twee cirkelmiddelpunten.
7. Ophanghulpmiddel (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het overbrengingselement (11) nabij elke tandheugel (21, 23) is voorzien van een aanslag (25) die het verdraaien van de vertanding (17, 19) begrenst.
8. Ophanghulpmiddel (1; 41) volgens conclusie 3, 4, 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat het ophanghulpmiddel is voorzien van een frame (3a, 3b) waaraan de beide armen (5, 7) nabij hun eerste uiteinden (5a, 7a) draaibaar zijn verbonden en waarin het overbrengingselement (11) verplaatsbaar aanwezig is, waarbij het overbrengingselement tussen de eerste uiteinden van de beide armen aanwezig is.
9. Ophanghulpmiddel (1; 41) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het overbrengingselement (11) is voorzien van twee van elkaar af gerichte en parallel aan elkaar aanwezige hoofdvlakken (11a, 11b) waarbij tegen elk van de hoofdvlakken een van de tandheugels (21, 23) is bevestigd.
10. Ophanghulpmiddel (1; 41) volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat het overbrengingselement (11) is voorzien van een uiteinde dat bij het aanbrengen van het ophanghulpmiddel om de buis (35) zich tussen de beide armen (5, 7) bevindt en uit het frame (3a, 3b) steekt en is voorzien van een contactvlak (29) dat, bij het verder op de buis duwen van het ophanghulpmiddel, in contact komt met de buis en het overbrengingselement (11) tegenhoudt waardoor het frame (3a, 3b) verplaatst ten opzichte van het overbrengingselement en de beide armen (5, 7) met de vrije uiteinden (5b, 7b) naar elkaar toe draaien.
11. Ophanghulpmiddel (1; 41) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije uiteinden (5b, 7b) van de armen (5, 7) zijn voorzien van vingergaten.
12. Ophanghulpmiddel (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ophanghulpmiddel voorts ten minste één veer (31) omvat die aanwezig is tussen de beide armen of tussen het frame (3a, 3b) en de armen (5, 7) en de beide armen naar elkaar toe drukt.
13. Ophanghulpmiddel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de veer (31) integraal is uitgevoerd met tenminste één van beide armen (5, 7).

1/5