BE1016547A3 - Riet voor een weefmachine en weefmachine. - Google Patents

Riet voor een weefmachine en weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1016547A3
BE1016547A3 BE2005/0135A BE200500135A BE1016547A3 BE 1016547 A3 BE1016547 A3 BE 1016547A3 BE 2005/0135 A BE2005/0135 A BE 2005/0135A BE 200500135 A BE200500135 A BE 200500135A BE 1016547 A3 BE1016547 A3 BE 1016547A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
slats
reed
slat
stop
profiled
Prior art date
Application number
BE2005/0135A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2005/0135A priority Critical patent/BE1016547A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1016547A3 publication Critical patent/BE1016547A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/60Construction or operation of slay
    • D03D49/62Reeds mounted on slay
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms
    • D03D47/278Guide mechanisms for pneumatic looms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Riet voor een weefmachine dat geprofileerde lamellen (4,5,35,36,37,38,39,40,45,46) bevat die volgens een patroon zijn opgesteld, waarbij een aantal geprofileerde lamellen (4,36,37,39) een geleidingskanaal (13) voor transportfluidum en inslagdraden (30) vormen en waarbij een aantal geprofileerde lamellen (5,35,40,45,46) een achter de aanslagkant (17) gelegen gedeelte (19) bevatten met een aanzienlijk grotere breedte (B1) dan de breedte (B2) van het naar achter verplaatst bovengedeelte (18) van die lamellen (5,35,40,45,46). Een lamel die aangewend kan worden in een dergelijk riet (2), een weefmachine voorzien van een dergelijk riet (2) en een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk riet (2).

Description


  Riet voor een weefmachine en weefmachine.

  
De uitvinding betreft een riet voor een weefmachine dat geprofileerde lamellen bevat die volgens een patroon zijn opgesteld, waarbij een aantal geprofileerde lamellen een geleidingskanaal voor transportfluidum en inslagdraden vormen. De uitvinding betreft tevens lamellen die aangewend kunnen worden in een riet volgens de uitvinding, een werkwijze om een dergelijk riet te vervaardigen en een weefmachine voorzien van een dergelijk riet.

  
Bij luchtweefmachines is het gekend gebruik te maken van een riet dat geprofileerde lamellen bevat die samen een geleidingskanaal vormen waarin een inslagdraad kan getransporteerd worden. Gewoonlijk bestaat een riet dat aangewend wordt bij een luchtweefmachine uit nagenoeg U-vormig geprofileerde lamellen. Volgens een andere mogelijkheid zoals onder meer gekend uit CH 637.709 en US 4.354.534, kan een geleidingskanaal eveneens gevormd worden door geprofileerde lamellen die volgens een patroon naast elkaar worden opgesteld. Een dergelijk riet wordt bevestigd op een ladebalk. Volgens de lengte van het riet worden nabij het geleidingskanaal een aantal bijblazers op een ladebalk voorzien die naar het geleidingskanaal blazen.

   Een inslagdraad wordt op gekende wijze door middel van een hoofdblazer in het geleidingskanaal geblazen en wordt door de luchtstroming in het geleidingskanaal verder doorheen het geleidingskanaal getransporteerd.

  
Om een inslagdraad doorheen het geleidingskanaal te blazen en in het geleidingskanaal te houden wordt toegelaten dat een gedeelte van de in het geleidingskanaal geblazen perslucht tussen de lamellen van het riet kan ontsnappen, meer in het bijzonder naar de achterzijde van het riet die tegenover de open voorzijde van het riet is gelegen. De bijblazers zijn opgesteld nabij de open voorzijde van het geleidingskanaal in het riet. Om het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet te beïnvloeden is het gekend uit BE 1.010.333 A3 een riet te vormen door verschillende types lamellen volgens een bepaald patroon naast elkaar op te stellen. Hierbij kan dit patroon bestaan uit een één-één patroon, een tweeéén patroon of een enig ander dergelijk patroon dat het ontsnappen van perslucht kan beïnvloeden.

   Hierbij kunnen ook voorzieningen getroffen worden om het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen hoofdzakelijk ter hoogte van de bovenhoek van het nagenoeg U-vormig profiel van de geprofileerde lamellen te bevorderen, meer in het bijzonder ter hoogte van het bovenste gedeelte van de aanslagkant en ter hoogte van het achterste gedeelte van de bovenkant van het voornoemde nagenoeg U-vormig geleidingskanaal. Door middel van een dergelijk riet is het mogelijk de luchtstroming in het geleidingskanaal te beïnvloeden. Bovendien kan een dergelijk riet nog voldoende stijf uitgevoerd worden, zodat het gevaar voor het vormen van kettingstrepen gering is. Door het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen wordt hoofdzakelijk vermeden dat een inslagdraad het open geleidingskanaal aan de voorzijde van het riet kan verlaten.

  
Het is ook gekend uit BE 1.010.333 A3 en US 4.354.534 ter hoogte van een positie waar een bijblazer wordt voorzien de lamellen van het riet zodanig aan te passen dat die toelaten een bijblazer op een aanzienlijk kleinere afstand van het door de lamellen gevormde geleidingskanaal op te stellen, zodat de uitstroomopening van een bijblazer aanzienlijk dichter bij het geleidingskanaal kan opgesteld worden. De lamellen die ter hoogte van een bijblazer zijn opgesteld hebben nagenoeg geen invloed op het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen naar de achterzijde van het riet.

  
Voor het weven van bepaalde weefsels waarbij een groot aantal kettingdraden worden aangewend, bijvoorbeeld in de orde van grootte van 4.000 kettingdraden per meter of meer, dienen meestal rieten aangewend te worden met een groot aantal lamellen per meter. Volgens een mogelijkheid worden tussen twee lamellen van het riet bijvoorbeeld twee of drie kettingdraden geleid. In dit geval zijn minder lamellen noodzakelijk en kunnen ook dikkere lamellen aangewend worden. Dit biedt echter als nadeel dat bij sommige weefsels die op die manier worden geweven men zogenaamde parigheid vaststelt, dit betekent dat de afstand tussen nabijgelegen kettingdraden die tussen dezelfde lamellen van het riet worden geleid kleiner is dan de afstand tussen de nabijgelegen kettingdraden die tussen andere lamellen worden geleid.

   Dit is onder meer voor filterweefsels, voor voile weefsels en dergelijke weefsels ongewenst.

  
Voor het weven van bepaalde weefsels is het gewenst een even groot aantal lamellen per meter te voorzien als het aantal kettingdraden per meter, zodat tussen twee lamellen van het riet slechts één kettingdraad aanwezig is. Om een dergelijk groot aantal lamellen te kunnen voorzien, dienen dergelijke lamellen uiteraard dun of fijn uitgevoerd te zijn. Daar een lamel om redenen van sterkte een minimale dikte dient te hebben, heeft dit voor gevolg dat dergelijke lamellen tevens relatief dicht bij elkaar dienen opgesteld te worden. Dit heeft als gevolg dat er relatief weinig plaats over blijft om de kettingdraden te geleiden of te bewegen tussen de lamellen. Om dit te verbeteren werden rieten voorgesteld waarbij de vorm van de lamellen het bewegen van kettingdraden tussen de lamellen beter mogelijk maakt.

   Een dergelij k riet om een weef sel met een groot aantal kettingdraden te vormen werd voorgesteld in US 1.070.206, waarbij lamellen met verschillende vormen samen een riet vormen. Dergelijke rieten werden tevens voorgesteld in JP 11-036.162 Al. Deze voorgestelde rieten zijn echter minder geschikt om toegepast te worden bij luchtweefmachines.

  
Een doel van de uitvinding is een riet dat toelaat de lamellen dicht bij elkaar te plaatsen zonder de luchtstroming in het geleidingskanaal nadelig te beïnvloeden.

  
Tot dit doel bevat het riet volgens de uitvinding een aantal lamellen met een aanslagkant voor het aanslaan van inslagdraden en met een geprofileerde voorkant die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte van die lamellen, waarbij een achter de aanslagkant gelegen gedeelte van die lamellen een aanzienlijk grotere breedte vertoont dan de breedte van het naar achter verplaatst bovengedeelte van die lamellen.

  
Het riet volgens de uitvinding biedt als voordeel dat zelfs bij lamellen met een relatief kleine dikte toch een voldoende stijfheid kan bekomen worden ter hoogte van de aanslagkant wegens de aanzienlijk grote breedte van het achter de aanslagkant gelegen gedeelte van de lamellen. Bovendien biedt het achter de aanslagkant gelegen gedeelte met een grote breedte samen met het naar achter verplaatst bovengedeelte het voordeel dat zelfs bij relatief dicht bij elkaar opgestelde lamellen transportfluidum niet alleen voldoende kan ontsnappen doorheen de lamellen, maar tevens dat transportfluidum minder langsheen het achter de aanslagkant gelegen gedeelte van de lamellen zal ontsnappen zodat het transportfluidum eerder op een voordelige wijze voor het inbrengen van een inslagdraad langs de bovenhoek van het geleidingskanaal zal ontsnappen.

   Hierdoor wordt bekomen dat een inslagdraad onder goede omstandigheden met behulp van een transportfluidum doorheen het geleidingskanaal kan getransporteerd worden. Bovendien is een riet volgens de uitvinding voordelig om toe te laten kettingdraden tussen de lamellen van het riet te geleiden. Bij een dergelijk riet kan tevens elke kettingdraad gescheiden blijven, hetgeen toelaat bij het aanslaan van een inslagdraad de afstand tussen de kettingdraden nagenoeg constant te houden en zogenaamde parigheid te vermijden. Een dergelijk riet volgens de uitvinding kan tevens in een gekend rietprofiel voorzien worden dat aan een ladebalk van een weefmachine kan gemonteerd worden. Een dergelijke lamel kan tevens van een relatief rechte achterkant voorzien worden.

  
Volgens een uitvoeringsvorm bevat het riet een aantal lamellen met een aanslagkant voor het aanslaan van inslagdraden, met een geprofileerde voorkant die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte van die lamellen en met een geprofileerde voorkant die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant naar achter toe tot een naar achter verplaatst ondergedeelte van die lamellen, waarbij een achter de aanslagkant gelegen gedeelte van die lamellen een aanzienlijk grotere breedte vertoont dan de breedte van het naar achter verplaatst bovengedeelte en dan de breedte van het naar achter verplaatst ondergedeelte van die lamellen.

   Dergelijke lamellen laten toe dat de aanslagkant tijdens het aanslaan van een inslagdraad door vervorming van de lamellen nagenoeg evenwijdig met zichzelf zal bewegen, zodat dergelijke lamellen voordelig kunnen aangewend worden om een inslagdraad aan te slaan. Dit is vooral voordelig indien de lamellen slechts een relatief kleine dikte vertonen.

  
Volgens een uitvoeringsvorm bevat het riet een aantal lamellen met een nagenoeg U-vormig geprofileerd gedeelte voor het vormen van een geleidingskanaal en een aantal lamellen met een aanslagkant, met een naar achter verplaatst bovengedeelte en met bij voorkeur tevens een naar achter verplaatst ondergedeelte. Een dergelijk riet kan hierbij vervaardigd worden met twee verschillende types lamellen. Hierbij zijn de aanslagkanten van de lamellen met het nagenoeg U-vormig geprofileerd gedeelte en de aanslagkanten van de lamellen met minstens het naar achter verplaatst bovengedeelte in eenzelfde oppervlak gelegen, meer in het bijzonder vormen die aanslagkanten samen het aanslagvlak van het riet.

  
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de verschillende lamellen van het riet zodanig uitgevoerd, dat die met hun uiteinden in een bijhorende langsgleuf van een rietprofiel kunnen aangebracht worden. Dit laat toe verder gebruik te maken van bestaande rietprofielen met een langsgleuf voor het vormen van riet met lamellen volgens de uitvinding en met klassieke lamellen die een geleidingskanaal voor transportfluidum en inslagdraden vormen.

  
De uitvinding betreft tevens een lamel die aangewend kan worden in een riet volgens de uitvinding en die een aanslagkant voor het aanslaan van inslagdraden en een geprofileerde voorkant die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte van de lamel bevat, waarbij een achter de aanslagkant gelegen gedeelte van de lamel een aanzienlijk grotere breedte vertoont dan de breedte van het naar achter verplaatst bovengedeelte van de lamel.

   Bij voorkeur bevat de lamel volgens de uitvinding een aanslagkant voor het aanslaan van inslagdraden, een geprofileerde voorkant die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte van de lamel en een geprofileerde voorkant die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant naar achter toe tot een naar achter verplaatst ondergedeelte van de lamel, waarbij een achter de aanslagkant gelegen gedeelte van de lamel een aanzienlijk grotere breedte vertoont dan de breedte van het naar achter verplaatst bovengedeelte en dan de breedte van het naar achter verplaatst ondergedeelte van de lamel.

  
De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het vervaardigen van een riet volgens de uitvinding, waarbij de werkwijze het volgens een patroon opstellen van verschillende types geprofileerde lamellen bevat. 

  
Dit laatste laat toe een riet te vervaardigen met behulp van een gekende aanbrengmachine die voorzien is van meerdere laders voor lamellen. Hierbij kan de aanbrengmachine zodanig geprogrammeerd worden dat gepast een lamel uit een betreffende lader naast een vorige reeds geplaatste lamel kan geplaatst worden, teneinde een riet volgens de uitvinding te vervaardigen.

  
De uitvinding betreft tevens een weefmachine voorzien van een riet volgens de uitvinding.

  
Teneinde de kenmerken en verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de uitvinding hiertoe nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin :

  
Figuur 1 een zijaanzicht van een gedeelte van een luchtweefmachine met een riet volgens de uitvinding weergeeft; Figuur 2 een vooraanzicht van een gedeelte van een riet volgens figuur 1 weergeeft; Figuur 3 een eerste type lamel zoals zichtbaar in <EMI ID=1.1>  Figuur 4 een tweede type lamel zoals zichtbaar in figuren 1, 5, 11 en 14 weergeeft; Figuur 5 een riet volgens figuur 1 weergeeft; Figuur 6 een doorsnede volgens lijn VI-VI in figuur 5 weergeeft; Figuur 7 een doorsnede volgens lijn VII-VII in figuur 5 weergeeft; Figuur 8 een variante van figuur 5 weergeeft; Figuur 9 een tweede type lamel zoals weergegeven in figuur 6 weergeeft; Figuur 10 een variante van figuur 9 weergeeft; Figuur 11 een variante van figuur 5 weergeeft; Figuren 12 en 13 eerste type lamellen zoals zichtbaar in figuur 11 weergeven; Figuur 14 een variante weergeeft van figuur 5;

   Figuur 15 een type lamel weergeeft zoals zichtbaar in figuur 14; Figuur 16 een variante weergeeft van figuur 5; Figuur 17 een eerste type lamel zoals zichtbaar in figuur 16 weergeeft; Figuur 18 een tweede type lamel zoals zichtbaar in figuur 16 weergeeft; Figuur 19 een variante weergeeft van figuur 4.

  
In figuren 1 tot 5 wordt een gedeelte van een ladebalk 1 van een luchtweefmachine weergegeven waarop een riet 2 volgens de uitvinding en een aantal bijblazers 3 zijn gemonteerd. Het riet 2 bevat gekende nagenoeg U-vormig geprofileerde lamellen 4 en geprofileerde lamellen 5 volgens de uitvinding. Het bovenste uiteinde van elke lamel 4 of 5 wordt door afstandselementen 6 en een rietprofiel 7 gehouden, terwijl het onderste uiteinde van elke lamel 4 of 5 door af standselementen 8 en een rietprofiel 9 wordt gehouden. Het rietprofiel 9 wordt met behulp van een spie 10 en bouten 11 op gekende wijze aan de ladebalk 1 bevestigd.

   In figuur 1 worden tevens schematisch een bovenvlak met kettingdraden 26, een ondervlak met kettingdraden 27, een weefsel 28, een aanslaglijn 29, een inslagdraad 30 tijdens het transporteren doorheen het geleidingskanaal 13 en een luchtstraal 31 uit een bijblazer 3 weergegeven. De lamellen 4 en 5 zijn hierbij zodanig uitgevoerd dat die met hun respectievelijke uiteinden in een eenzelfde langsgleuf 41 van het rietprofiel 7 en in eenzelfde langsgleuf 42 van het rietprofiel 9 kunnen aangebracht worden.

  
Zoals zichtbaar in figuur 2 wordt het riet 2 gevormd door verschillende types geprofileerde lamellen 4 en 5 die volgens een patroon naast elkaar zijn opgesteld. Hierbij zijn bijvoorbeeld volgens de lengterichting A van het riet 2 afwisselend een lamel 4 en een lamel 5 opgesteld. Hierbij zijn die lamellen 4 en 5 volgens een één-één patroon opgesteld. Een voornoemd riet 2 kan vervaardigd worden door de verschillende types geprofileerde lamellen 4 en 5 volgens een patroon naast elkaar op te stellen, bijvoorbeeld door die afwisselend naast elkaar op te stellen.

  
Zoals verduidelijkt in figuren 1 en 3 vertonen de lamellen 4 aan hun naar het weefsel 28 gerichte voorkant 25 een gekend nagenoeg U-vormig geprofileerd gedeelte 12 om een geleidingskanaal 13 te vormen voor het transporteren van een inslagdraad met behulp van een transportfluidum, bijvoorbeeld met behulp van een luchtstroming. De bijblazers 3 worden volgens de lengte van het riet 2 nabij het geleidingskanaal 13 opgesteld. Een nagenoeg U-vormig geprofileerd gedeelte 12 wordt op gekende wijze begrensd door een onderkant van een bovenlip 14 en een bovenkant van een onderlip 15 en door de aanslagkant 16 van een dergelijke lamel 4. Bij het weergegeven riet 2 zijn alle lamellen 4 nagenoeg gelijk geprofileerd, met andere woorden vertonen een nagenoeg gelijke geometrische vorm. De lamellen 4 zijn aan hun weg van het weefsel 28 gerichte achterkant 24 nagenoeg recht uitgevoerd. 

  
Zoals verduidelijkt in figuren 1 en 4 bevatten de lamellen 5 volgens de uitvinding die aangewend worden in een riet 2 volgens de uitvinding een aanslagkant 17 voor het aanslaan van inslagdraden en een naar achter verplaatst bovengedeelte 18. Zoals zichtbaar in figuur 4 vertoont het achter de aanslagkant 17 gelegen gedeelte 19 van de lamel 5 een aanzienlijk grotere

  
 <EMI ID=2.1> 

  
verplaatst bovengedeelte 18 van de lamel 5. De lamel 5 bevat tevens een geprofileerde voorkant 21 die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant 17 naar achter toe tot het naar achter verplaatst bovengedeelte 18. De vorm van de geprofileerde voorkant 21 is voordelig voor de doorlaatbaarheid van transportfluidum, zoals perslucht doorheen het riet 2. Hierbij betekent naar achter toe in een richting gericht naar de achterkant 22 van de lamel 5 toe of in een richting die weg van het weefsel
28 is gericht. De lamel 5 bevat tevens een naar achter

  
 <EMI ID=3.1> 

  
van het gedeelte 19 tevens aanzienlijk groter dan de breedte B3 van het naar achter verplaatst ondergedeelte
20 van die lamel 5. De lamel 5 bevat tevens een geprofileerde voorkant 23 die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant 17 naar achter toe tot het naar achter verplaatst ondergedeelte 20. Zoals zichtbaar in figuren 1 en 5 is gezien vanaf het weefsel 28, de achterkant 22 van de lamellen 5 duidelijk achter de achterkant 24 van de lamellen 4 gelegen.

  
Zoals zichtbaar in figuren 1 en 5 liggen de aanslagkanten 16 van de lamellen 4 en de aanslagkanten
17 van de lamellen 5 volgens de uitvinding in een oppervlak dat het aanslagvlak van het riet 2 vormt. Hierdoor kan een inslagdraad ter hoogte van elke lamel 4 of 5 aangeslagen worden, hetgeen voordelig is voor de weefselkwaliteit. Dit betekent eveneens dat onafhankelijk van het type lamel 4 of 5 een inslagdraad telkens nagenoeg identiek wordt aangeslagen.

  
Zoals onder meer zichtbaar in figuren 4 en 5 bevat de lamel 5 een nagenoeg rechte achterkant 22 die gevormd wordt door de achterkant van het naar achter verplaatst bovengedeelte 18, door de achterkant van het naar achter verplaatst ondergedeelte 20 en door de achterkant van het gedeelte 19. Hierbij vormt het gedeelte 19 die de aanslagkant 17 bevat een zich naar voor uitstrekkende uitstulping of een zich naar voor uitstrekkende kraag ten opzichte van voornoemde bovengedeelte 18 en ten opzichte van het voornoemde ondergedeelte 20 van de lamel 5. Het gedeelte 19 is centraal tussen het bovengedeelte 18 en het ondergedeelte 20 opgesteld. Het gedeelte 19 dat zich hierbij uitstrekt vanaf de achterkant 22 naar de

  
 <EMI ID=4.1> 

  
die relatief groot is en die niet alleen voordelig is wat betreft sterkte van de lamel 5 maar tevens voordelig is wat betreft het gepast ontsnappen van transportfluidum doorheen het riet 2. Het zich naar voor uitstrekkend deel van het gedeelte 19 strekt zich zoals weergeven in figuur 5 tevens uit vanaf de aanslagkant 17 tot voorbij de achterkant 24 van de lamel 4. Hierbij is de afstand tussen de aanslagkant 17 en de achterkant 22 van de lamel 5 aanzienlijk groter dan de afstand tussen de aanslagkant 16 en de achterkant 24 van de lamel 4. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm is de afstand tussen de achterkant 22 van de lamel 5 en de achterkant 24 van de lamel 4 tevens groter dan de voornoemde breedte B2, groter dan de voornoemde breedte B3 en groter dan de afstand tussen de aanslagkant 16 en de achterkant 24 van de lamel 4.

  
Door het opstellen van lamellen 5 tussen de lamellen 4 wordt het voordeel bekomen zelfs bij relatief dicht bij elkaar opgestelde lamellen 4 en 5 toch voldoende perslucht tussen de lamellen 4 en 5 kan ontsnappen. Dit wordt hoofdzakelijk bekomen door de vorm van de geprofileerde voorkant 21 van de lamellen 5 die de weerstand voor het tussen de lamellen 4, 5 te ontsnappen van perslucht vermindert. Tevens wordt door

  
 <EMI ID=5.1> 

  
lamellen 5 volgens de uitvinding de weerstand voor het ontsnappen van perslucht ter hoogte van die gedeelten
19 vergroot, zodat relatief weinig perslucht langs die gedeelten 19 zal ontsnappen, terwijl relatief meer perslucht langs het bovengedeelte 18 van de lamellen 5 zal ontsnappen.

  
Zoals verduidelijkt in figuur 6 vertonen de lamellen 4 en 5 ter hoogte van hun bijhorende aanslagkanten 16 en
17 een opstelling analoog als een gekend riet die onder meer toelaat ter hoogte van elke lamel tussen twee kettingdraden een inslagdraad aan te slaan en tevens zogenaamde parigheid te vermijden. Echter ter hoogte van de doorsnede volgens figuur 7 vertonen de lamellen 4 en 5 een opstelling die toelaat dat perslucht eenvoudig tussen de lamellen 4 en 5 kan ontsnappen.

  
Bij de uitvoeringsvorm van figuren 1 en 7 wordt tevens een geleidingskanaal 32 voor transportfluidum tussen de achterkant 24 van de lamellen 4 en de geprofileerde voorkant 21 van het bovengedeelte 18 van de lamellen 5 gevormd dat zich uitstrekt volgens de lengterichting van het riet 2. Dit laat toe een luchtstroming naar dit geleidingskanaal 32 te genereren, die bovendien voordelig blijkt om een inslagdraad 30 naar de bovenhoek 33 van het geleidingskanaal 13 te dwingen, hetgeen voordelig is om een inslagdraad 30 doorheen het geleidingskanaal 13 te transporteren. Daar de bijblazers 3 naar de bovenhoek 33 van het geleidingskanaal 13 blazen zal hoofdzakelijk perslucht naar het bovengedeelte 18 van de lamellen 5 toe ontsnappen.

   Naar het ondergedeelte 20 van de lamellen 5 toe zal normalerwijze weinig perslucht ontsnappen en zal er normaal weinig luchtstroming zijn in het tussen de lamellen 4 en 5 gevormd geleidingskanaal 47. Het is duidelijk dat de voorkant 23 van de lamellen 5 om die reden niet noodzakelijk hoeft geprofileerd te worden.

  
In figuren 8 en 9 is een variante volgens de uitvinding weergegeven waarbij de voorkant 34 van de lamel 35 ter hoogte van het ondergedeelte 20 in het verlengde van de aanslagkant 17 is opgesteld. De lamel 4 is hierbij uitgevoerd als weergegeven in figuur 3. De lamel 35 is relatief steviger en zwaarder dan een lamel 5 zoals weergegeven in figuur 4, zodat tijdens het aanslaan de aanslagkant 17 minder zal vervormen ten opzichte van het rietprofiel 9 dan de aanslagkant 17 van een voornoemde lamel 5 ten opzichte van zijn rietprofiel 9. Een voornoemde lamel 5 kan weliswaar meer vervormd worden tijdens het aanslaan, echter biedt wel het voordeel dat de aanslagkant 17 nagenoeg evenwijdig met zichzelf vervormd, hetgeen een goede aanslag van de

  
 <EMI ID=6.1> 

  
dergelijke lamel 5 relatief licht uitgevoerd worden, hetgeen hoge weefsnelheden toelaat. 

  
In figuur 10 i s een variante weergegeven van figuur 9 waarbij de vorm van het ondergedeelte 20 van de lamel
45 minder breed is uitgevoerd dan het ondergedeelte 20 van de lamel 35 van figuur 9. Dit maakt de lamel 45 volgens figuur 10 lichter dan de lamel 35 volgens figuur 9.

  
Om de doorlaatbaarheid van het riet 2 passend te kiezen of in te stellen kan in plaats van de lamellen 4 en 5 volgens een één-één patroon op te stellen, gekozen worden om de lamellen 4 en 5 volgens een ander x-y patroon in te stellen, waarbij x het aantal opeenvolgende lamellen 4 voorstelt en y het aantal opeenvolgende lamellen 5 voorstelt. Een dergelijk patroon kan bijvoorbeeld bestaan uit een twee-twee patroon, een twee-één patroon, een drie-één patroon, een één-twee patroon, een één-drie patroon of enig ander dergelijk patroon.

   Hierbij mag aangenomen worden dat in geval de lamellen 4 en 5 dichter bij elkaar opgesteld staan, er relatief meer lamellen 5 dienen voorzien te worden om toch nog een voldoende doorlaatbaarheid van het riet 2 te bekomen om inslagdraden doorheen het geleidingskanaal 13 te transporteren zonder gevaar dat inslagdraden het geleidingskanaal 13 langs de open voorzijde van het riet 2 verlaten.

  
Uiteraard is het ook mogelijk in plaats van slechts twee verschillende types lamellen 4 en 5 per riet 2 te voorzien, een groter aantal verschillende types lamellen per riet te voorzien. In figuur 11 tot 13 wordt een riet 2 gevormd door twee types lamellen 36 en
37 die samen een geleidingskanaal 13 voor inslagdraden vormen en een type lamellen 5 zoals weergegeven in figuur 4. De lamellen 36 bevatten alleen een bovenlip
14, terwijl de lamellen 37 alleen een onderlip 15 bevatten. De lamellen 36 en 37 bevatten elk een aanslagkant 16 die zoals weergegeven in figuur 11 samen met de aanslagkant 17 van de lamellen 5 het aanslagvlak van het riet 2 vormt. Dergelijke lamellen 36 en 37 zijn bijvoorbeeld analoog uitgevoerd als de lamellen gekend uit CH 637.709.

   Een dergelijk riet 2 wordt bijvoorbeeld gevormd door de lamellen 5, 36 en 37 achtereenvolgens na elkaar op de stellen of die volgens een ander patroon op te stellen. Ter hoogte van de bijblazers 3 kunnen bijvoorbeeld alleen lamellen 5 en 36 voorzien worden. Volgens een niet weergegeven variante kunnen ter hoogte van de bijblazers 3 bijvoorbeeld de lamellen
37 met een onderlip 15 vervangen worden door lamellen met een kleinere onderlip, om toe te laten de bijblazers 3 dichter nabij het geleidingskanaal 13 op te stellen.

  
In figuren 14 en 15 wordt nog een variante van een riet 2 weergegeven waarbij naast bijvoorbeeld voornoemde lamellen 4 en 5 zoals weergegeven in figuren 3 en 4, tevens lamellen 38 worden voorzien. De lamellen 38 bevatten zoals weergegeven nagenoeg geen profilering. Een dergelijk riet 2 kan opgebouwd worden door opeenvolgend lamellen 4, 5 en 38 naast elkaar op te stellen. Volgens een variante kunnen bijvoorbeeld ter hoogte van de bijblazers 3 alleen lamellen 38 en 5 volgens een patroon opgesteld worden, terwijl op andere plaatsen bijvoorbeeld volgens een patroon lamellen 4, 5 en 38 worden opgesteld. De lamellen 38 vertonen tevens een aanslagkant 43 die samen met de aanslagkant 16 van de lamellen 4 en de aanslagkant 17 van de lamellen 5 het aanslagvlak van het riet 2 vormen. 

  
In figuren 16 tot 18 is nog een variante weergegeven waarbij de aanslagkanten 16 en 17 van de lamellen 39 en
40 nagenoeg identiek en licht gekromd zijn uitgevoerd. Met licht gekromd wordt hierbij bedoeld dat de aanslagkant 16 en 17 een licht gebogen vorm vertoont. De lamel 40 bevat hierbij tevens een geprofileerde voorkant 21 die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant 17 naar achter toe tot het naar achter verplaatst bovengedeelte 18 van de lamel 40 en een geprofileerde voorkant 23 die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant 17 naar achter toe tot naar het naar achter verplaatst ondergedeelte 20 van de lamel 40. Bij deze uitvoeringsvorm strekken de aanslagkant 17 en de geprofileerde voorkant 21 van de lamellen 40 zich slechts uit tot op een afstand van de bovenhoek 33 van het geleidingskanaal 13 voorzien in de lamellen 39.

   Die opstelling is voordelig voor het ontsnappen van transportfluidum ter hoogte van de bovenhoek 33 van.het geleidingskanaal 13. Het door de geprofileerde lamellen
39 gevormd geleidingskanaal 13 voor het transporteren van inslagdraden vertoont zoals weergegeven een profiel dat verschilt van het profiel van het geleidingskanaal
13 in figuur 1. De bovenste top 44 van het gedeelte 19 van de lamel 40 is hierbij afgerond, teneinde te vermijden dat kettingdraden ter hoogte van deze top 44 aan het gedeelte 19 zouden blijven haken en zouden beschadigd kunnen worden.

  
In figuur 19 is nog een variante volgens de uitvinding weergegeven waarbij de lamel 46 voorzien is van een opening 47 ter hoogte van het gedeelte 19. Die opening
47 maakt het gedeelte 19 van de lamel 46 lichter zonder de breedte of de sterkte van het gedeelte 19 te beïnvloeden. De lamel 46 vertoont tevens een rechte achterkant 22. Door de opening 47 kunnen turbulente persluchtstromingen ter hoogte van die opening 47 ontstaan, die het ontsnappen van perslucht langsheen het gedeelte 19 gedeeltelijk verhinderen, zodat op voordelige wijze meer perslucht ter hoogte van de bovenhoek 33 van de lamellen 4 zal ontsnappen.

  
Het is duidelijk dat verdeeld over de lengte van het riet de verschillende types lamellen eveneens volgens een patroon kunnen opgesteld worden dat zich volgens de lengterichting A van het riet 2 kan wijzigen. Bijvoorbeeld kan volgens de lengterichting A van het riet 2 op het einde van het riet een patroon gekozen worden waarbij procentueel meer lamellen 5, 35, 40, 45 of 46 opgesteld worden, die de doorlaatbaarheid van het riet verhogen.

  
Het is duidelijk dat tevens bij een riet volgens de uitvinding ter hoogte van de ingang van het geleidingskanaal 13, het geleidingskanaal 13 een trechtervormig inloopdeel kan bevatten, meer in het bijzonder een inloopdeel waarbij de afstand tussen lippen 14 en 15 volgens de lengterichting A van het riet afneemt vanaf de ingang van het geleidingskanaal tot een lengteafstand vanaf de ingang en vervolgens de afstand tussen de lippen 14 en 15 nagenoeg gelijk blijft. Een dergelijk trechtervormig inloopdeel wordt voorzien om toe te laten inslagdraden vanaf meerdere hoofdblazers in het geleidingskanaal 13 te blazen en is onder meer beschreven in DE 4438280.

  
Het is duidelijk dat niettegenstaande in de verschillende figuren slechts een beperkt aantal lamellen naast elkaar worden voorgesteld, er in werkelijkheid een veel groter aantal lamellen worden voorzien, bijvoorbeeld minstens 4.000 lamellen per meter. Een riet volgens de uitvinding laat toe de inslagdraden goed aan te slaan en laat bovendien toe zelfs bij relatief hoge dichtheden van de lamellen, meer in het bijzonder bij dicht bij elkaar opgestelde lamellen, toch nog een voldoende doorlaatbaarheid voor perslucht doorheen de lamellen van het riet te bekomen om inslagdraden in het geleidingskanaal te houden.

  
Een riet volgens de uitvinding is niet alleen bijzonder geschikt voor het weven van weefsels met een groot aantal kettingdraden per meter, meer in het bijzonder een groot aantal fijne kettingdraden, maar kan tevens voordelig aangewend worden voor het weven van kettingdraden die plaatselijke verdikkingen vertonen, zoals kettingdraden met noppen of proppen.

  
In de weergegeven uitvoeringsvormen zijn het rietprofiel 9 en de bijhorende uiteinden van de lamellen 4, 5, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 45 en 46 geprofileerd uitgevoerd, bijvoorbeeld zoals gekend uit

  
 <EMI ID=7.1> 

  
lamellen in eenzelfde rietprofiel 9 aangebracht. Volgens een niet weergegeven variante kan het rietprofiel 7 een geprofileerde gleuf bevatten zoals die van het weergegeven rietprofiel 9, en kan het rietprofiel 9 een rechte gleuf bevatten zoals die van het weergegeven rietprofiel 7.

  
Een riet volgens de uitvinding biedt tevens als voordeel, dat dit op praktisch eender welke bestaande weefmachine eenvoudig kan aangebouwd worden. Tevens kan bij een riet volgens de uitvinding verder gebruik gemaakt worden van bestaande rietprofielen, die in een bestaande ladebalk kunnen gemonteerd worden. Het is duidelijk dat een riet volgens de uitvinding in de eerste plaats bedoeld is om aangewend te worden bij een luchtweefmachine, echter niets belet een dergelijk riet ook bij andere types weefmachines aan te wenden.

  
Het is duidelijk dat het geleidingskanaal voor transportfluidum en inslagdraden dat gevormd wordt door lamellen niet noodzakelijk een nagenoeg U-vormig geprofileerd gedeelte dient te bevatten, maar volgens een variante een nagenoeg C-vormig, een nagenoeg L-vormig, een nagenoeg V-vormig of eender welk dergelijk geprofileerd gedeelte kan bevatten. Het transportfluidum is uiteraard niet beperkt tot perslucht, maar kan eveneens bestaan uit een ander type fluidum.

  
De relatieve afmetingen en de vormen van de in de figuren weergegeven lamellen maken integraal deel uit van de beschrijving, dit betekent dat de relatieve afmetingen en de vormen van de lamellen die bekomen kunnen worden door meten in de figuren integraal deel uitmaken van de beschrijving.

  
Het riet, de lamel, de weefmachine en de werkwijze volgens de uitvinding beperken zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten en combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen uitgevoerd worden.

Claims (11)

Conclusies.
1. Riet voor een weefmachine dat geprofileerde lamellen (4,5,35,36,37,38,39,40,45,46) bevat die volgens een patroon zijn opgesteld, waarbij een aantal geprofileerde lamellen (4,36,37,39) een geleidingskanaal (13) voor transportfluidum en inslagdraden (30) vormen, daardoor gekenmerkt dat het <EMI ID=8.1>
een aanslagkant (17) voor het aanslaan van inslagdraden
(30) en met een geprof ileerde voorkant (21) die z ich uitstrekt vanaf de aanslagkant (17) naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte (18) van die lamellen (5,35,40,45,46), waarbij een achter de aanslagkant (17) gelegen gedeelte (19) van die lamellen (5,35,40,45,46) een aanzienlijk grotere breedte (B1) vertoont dan de breedte (B2) van het naar achter verplaatst bovengedeelte (18) van die lamellen (5,35,40,45,46).
2. Riet volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) een aantal lamellen (5,40,46) bevat met een aanslagkant (17) voor het aanslaan van inslagdraden
(30), met een geprofileerde voorkant (21) die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant (17) naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte (18) van die lamellen (5,40,46) en met een geprofileerde voorkant
(23) die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant (17) naar achter toe tot een naar achter verplaatst ondergedeelte
(20) van die lamellen (5,40,46), waarbij een achter de aanslagkant (17) gelegen gedeelte (19) van die lamellen (5,40,46) een aanzienlijk grotere breedte (B1) vertoont dan de breedte(B2) van het naar achter verplaatst bovengedeelte (18) en dan de breedte (B3) van het naar achter verplaatst ondergedeelte (20) van die lamellen (5,40,46).
3. Riet volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) een aantal lamellen (4,39) bevat met een nagenoeg U-vormig geprofileerd gedeelte (12) voor het vormen van een geleidingskanaal (13) en een aantal lamellen (5,35,40,46) bevat met een aanslagkant (17) en met een naar achter verplaatst bovengedeelte (18).
4. Riet volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) een aantal lamellen (5,40,46) bevat met een aanslagkant (17), met een naar achter verplaatst bovengedeelte (18) en met een naar achter verplaatst ondergedeelte (20).
5. Riet volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de aanslagkanten (16) van de lamellen (4,39) met een nagenoeg U-vormig geprofileerd gedeelte (12) en de aanslagkanten (17) van de lamellen (5,35,40,46) met minstens het naar achter verplaatst bovengedeelte (18) in eenzelfde oppervlak zijn gelegen, meer in het bijzonder vormen die aanslagkanten (16,17) samen het aanslagvlak van het riet (2).
6. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat een geleidingskanaal (32) voor transportfluidum gevormd wordt tussen de achterkant
(24) van de lamellen (4) die een geleidingskanaal (13) voor transportfluidum en inslagdraden (30) vormen en de geprofileerde voorkant (21) van het bovengedeelte (18) van de lamellen (5,35,40,45,46).
7. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de verschillende lamellen (4,5,35,36,37,38,39,40,45,46) van het riet (2) zodanig zijn uitgevoerd, dat die met hun respectievelijke uiteinden in een eenzelfde bijhorende langsgleuf (41,42) van een rietprofiel (7,9) kunnen aangebracht worden.
8. Lamel die aangewend kan worden in een riet (2) volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de lamel (5,35,40,45,46) een aanslagkant
(17) voor het aanslaan van inslagdraden (30) en een geprofileerde voorkant (21) die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant (17) naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte (18) van de lamel (5,35,40,45,46) bevat, waarbij een achter de aanslagkant (17) gelegen gedeelte (19) van de lamel (5,35,40,45,46) een aanzienlijk grotere breedte (B1) vertoont dan de breedte (B2) van het naar achter verplaatst bovengedeelte (18) van de lamel (5,35,40,45,46).
9. Lamel volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de lamel (5,40,46) een aanslagkant (17) voor het aanslaan van inslagdraden (30), een geprofileerde voorkant (21) die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant
(17) naar achter toe tot een naar achter verplaatst bovengedeelte (18) van de lamel (5,40,46) en een geprofileerde voorkant (23) die zich uitstrekt vanaf de aanslagkant (17) naar achter toe tot een naar achter verplaatst ondergedeelte (20) van de lamel (5,40,46), waarbij een achter de aanslagkant (17) gelegen gedeelte
(19) van de lamel (5,40,46) een aanzienlijk grotere breedte (B1) vertoont dan de breedte (B2) van het naar achter verplaatst bovengedeelte (18) en dan de breedte (B3) van het naar achter verplaatst ondergedeelte (20) van de lamel (5,40,46).
10. Werkwijze voor het vervaardigen van een riet (2) volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het volgens een patroon opstellen van verschillende types geprofileerde lamellen (4,5,35,36,37,38,39,40,45,46) volgens conclusies 8 of 9 bevat,
11. Weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine voorzien is van een riet (2) volgens één van de conclusies 1 tot 7.
BE2005/0135A 2005-03-15 2005-03-15 Riet voor een weefmachine en weefmachine. BE1016547A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0135A BE1016547A3 (nl) 2005-03-15 2005-03-15 Riet voor een weefmachine en weefmachine.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0135A BE1016547A3 (nl) 2005-03-15 2005-03-15 Riet voor een weefmachine en weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016547A3 true BE1016547A3 (nl) 2007-01-09

Family

ID=35355199

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2005/0135A BE1016547A3 (nl) 2005-03-15 2005-03-15 Riet voor een weefmachine en weefmachine.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1016547A3 (nl)

Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE293829C (nl) * 1900-01-01
DE126269C (nl) * 1900-01-01
US1070206A (en) * 1912-04-04 1913-08-12 Edward M Terryberry Reed.
DE472458C (de) * 1927-11-27 1929-02-28 Georg Koch Webblatt mit geraden und abgebogenen Blattstaeben
DE1219418B (de) * 1962-12-13 1966-06-16 Textiltech Forsch Webeblatt mit feststehenden Rietstaeben
GB2097025A (en) * 1981-04-22 1982-10-27 Rueti Ag Maschf Reeds
BE1010333A3 (nl) * 1996-06-07 1998-06-02 Picanol Nv Riet voor een luchtweefmachine.
JPH1136162A (ja) * 1997-07-15 1999-02-09 Takayama Read Kk 織機用オサ
EP1462553A2 (fr) * 2003-03-28 2004-09-29 Etablissements Burckle et CIE Dent de peigne et peigne pour machine à tisser à jet d'air incorporant une telle dent
EP1500732A2 (de) * 1998-06-10 2005-01-26 Picanol N.V. Webblatt und Lamelle

Patent Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE293829C (nl) * 1900-01-01
DE126269C (nl) * 1900-01-01
US1070206A (en) * 1912-04-04 1913-08-12 Edward M Terryberry Reed.
DE472458C (de) * 1927-11-27 1929-02-28 Georg Koch Webblatt mit geraden und abgebogenen Blattstaeben
DE1219418B (de) * 1962-12-13 1966-06-16 Textiltech Forsch Webeblatt mit feststehenden Rietstaeben
GB2097025A (en) * 1981-04-22 1982-10-27 Rueti Ag Maschf Reeds
BE1010333A3 (nl) * 1996-06-07 1998-06-02 Picanol Nv Riet voor een luchtweefmachine.
JPH1136162A (ja) * 1997-07-15 1999-02-09 Takayama Read Kk 織機用オサ
EP1500732A2 (de) * 1998-06-10 2005-01-26 Picanol N.V. Webblatt und Lamelle
EP1462553A2 (fr) * 2003-03-28 2004-09-29 Etablissements Burckle et CIE Dent de peigne et peigne pour machine à tisser à jet d'air incorporant une telle dent

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1999, no. 05 31 May 1999 (1999-05-31) *

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPH0247344A (ja) エアジェットルーム
BE1005230A3 (nl) Inrichting voor het strekken van een inslagdraad bij weefmachines.
BE1016547A3 (nl) Riet voor een weefmachine en weefmachine.
BE1018304A3 (nl) Hevel.
BE1021449B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het bewaken van een inslagdraad
US5518041A (en) Airguide channel geometry for air jet loom
BE1018732A3 (nl) Drie-dimensionaal heveloog.
BE1017893A5 (nl) Strekinrichting voor het strekken van een inslagdraad.
BE1003628A5 (nl) Lancettenhouder.
BE1010333A3 (nl) Riet voor een luchtweefmachine.
JP3405962B2 (ja) 分割筬
US6401762B1 (en) Reed and reed dent for weaving machines
US5570726A (en) Air weaving loom with weft hold-down members and enlarged inlet and outlet weft insertion channel
GB2097025A (en) Reeds
BE1015131A5 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van componenten bestaande uit een geheel.
JP6126767B2 (ja) たて糸に優しいアイを有するヘルド
BE1013010A6 (nl) Riet voor een luchtweefmachine.
JP4848354B2 (ja) エアジェットルームにおける筬
BE1015725A3 (nl) Riet voor een weefmachine.
BE896772A (nl) Geleidingskanaal voor luchtweefmachines.
BE1012031A3 (nl) Riet voor een luchtweefmachine.
BE1013883A5 (nl) Garenwachter lamel.
BE1008366A3 (nl) Weefriet met ingebouwde spathevelkam.
BE1001033A3 (nl) Inslagwachter voor de detektie van gebroken of te lange inslagdraden.
JP4909880B2 (ja) エアジェットルームにおける筬