BE1015725A3 - Riet voor een weefmachine. - Google Patents

Riet voor een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1015725A3
BE1015725A3 BE2003/0550A BE200300550A BE1015725A3 BE 1015725 A3 BE1015725 A3 BE 1015725A3 BE 2003/0550 A BE2003/0550 A BE 2003/0550A BE 200300550 A BE200300550 A BE 200300550A BE 1015725 A3 BE1015725 A3 BE 1015725A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
reed
slats
different
zones
blowers
Prior art date
Application number
BE2003/0550A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2003/0550A priority Critical patent/BE1015725A3/nl
Priority to PCT/EP2004/011588 priority patent/WO2005042817A2/de
Priority to EP04765965A priority patent/EP1682706A2/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1015725A3 publication Critical patent/BE1015725A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/302Auxiliary nozzles
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms
    • D03D47/278Guide mechanisms for pneumatic looms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/60Construction or operation of slay
    • D03D49/62Reeds mounted on slay

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)

Abstract

Riet voor een weefmachine dat volgens de lengterichting van het riet (2) naast elkaar opgestelde geprofileerde lamellen (3, 4; 24; 25, 26A) bevat die een profiel (12) vertonen om een geleidingskanaal (13) met een nagenoeg constante doorstroomsectie te vormen, waarbij het riet lamellen bevat die over het grootste deel van het riet volgens de lengterichting van het riet in opeenvolgende zones (17) volgens een patroon naast elkaar opgesteld worden.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Riet voor een weefmachine. 



  De uitvinding betreft een riet voor een weefmachine dat volgens de lengterichting van het riet naast elkaar opgestelde geprofileerde lamellen bevat die een profiel vertonen om een geleidingskanaal met een nagenoeg constante doorstroomsectie te vormen. 



  Bij luchtweefmachines is het gekend gebruik te maken van een riet met U-vormig geprofileerde lamellen die samen een geleidingskanaal vormen waarin een inslagdraad kan getransporteerd worden. Dit riet wordt bevestigd op een ladebalk. Volgens de lengterichting van het riet worden nabij het gevormde geleidingskanaal een aantal   bi.jblazers   op de ladebalk voorzien die via minstens één uitstroomopening een luchtstraal in het geleidingskanaal blazen, teneinde een via een hoofdblazer in het geleidingskanaal gebrachte inslagdraad verder doorheen het geleidingskanaal te transporteren.

   Om een inslagdraad stabiel doorheen het geleidingskanaal te blazen en stabiel in het geleidingskanaal te houden, is het gekend een gedeelte van de in het geleidingskanaal geblazen perslucht te laten ontsnappen tussen de lamellen van het riet, meer in het bijzonder langs de achterzijde van het riet die tegenover de open voorzijde van het riet is gelegen waar de bijblazers zijn opgesteld. Om het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet te bevorderen of te beïnvloeden is het gekend uit BE 1010333 A3 het riet te vormen door verschillende types lamellen die volgens een bepaald patroon naast elkaar worden opgesteld. Hierbij kan dit patroon bestaan uit een één-één patroon, een twee-één patroon of een ander dergelijk patroon dat het ontsnappen van 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 perslucht beïnvloedt.

   Hierbij kunnen ook voorzieningen getroffen worden om het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen hoofdzakelijk ter hoogte van de bovenhoek van het U-vormig profiel van de geprofileerde lamellen te bevorderen-, meer in het bijzonder ter hoogte van het bovenste gedeelte van het grondvlak en ter hoogte van het achterste gedeelte van het bovenvlak van het voornoemde U-vormig profiel. Dergelijk riet kan de luchtstroming in het geleidingskanaal beïnvloeden, kan voldoende stijf uitgevoerd.worden en geeft weinig aanleiding tot het vormen van kettingstrepen. 



  Het is ook gekend uit BE 1010333 A3 en CH 637 707 ter hoogte van de positie waar een bijblazer wordt voorzien de geprofileerde lamellen van het riet zodanig aan te passen dat die toelaten een bijblazer op een aanzienlijk kleinere afstand van het door de lamellen gevormde geleidingskanaal op te stellen, meer in het bijzonder de. uitstroomopening van de bijblazers aanzienlijk dichter bij het geleidingskanaal op te stellen. Dergelijke lamellen hebben nagenoeg geen invloed op het ontsnappen van in het geleidingskanaal geblazen perslucht tussen de lamellen en langs de achterzijde van het riet. 



  Om de luchtstroming in het luchtgeleidingskanaal te bevorderen, meer in het bijzonder om de luchtweerstand van het geleidingskanaal te beperken, is het gekend uit US 4606152 ter hoogte van het grondvlak, het bovenvlak en het ondervlak van het voornoemde U-vormig profiel een afschuining te voorzien die de luchtstroming in mindere of meerdere mate in het geleidingskanaal houdt. 



  Hierbij maakt de afschuining een hoek met de transportrichting van een inslagdraad zodanig dat de 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 luchtstroming bijvoorbeeld meer naar het midden van het geleidingskanaal gedwongen wordt. Door de afschuining kan minder van de langsheen het geleidingskanaal getransporteerde perslucht tussen de lamellen en langs de achterzijde van het riet ontsnappen, met andere woorden vertoont het riet een lagere doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet naar de achterzijde van het riet toe. 



  Dergelijk riet wordt een riet met hoge luchtstroming genoemd. Bij te hoge luchtstromingen in een geleidingskanaal van een dergelijk riet is vastgesteld dat een inslagdraad het geleidingskanaal langs de open voorzijde van het riet verlaat, waardoor er meestal een weeffout ontstaat. 



  Het doel van de uitvinding is een riet dat toelaat de luchtstroming in het geleidingskanaal te kunnen beïnvloeden en daarbij te voorkomen dat een inslagdraad het geleidingskanaal langs de voorzijde verlaat. 



  Tot dit doel bevat het riet volgens de uitvinding lamellen die over het grootste deel van het riet volgens de lengterichting van het riet in opeenvolgende zones volgens een patroon naast elkaar opgesteld worden, waarbij over een gedeelte van elke zone het riet hoofdzakelijk lamellen bevat die een relatief hoge doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet vertonen en waarbij over een ander gedeelte van elke zone het riet hoofdzakelijk lamellen bevat die een relatief lage doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet vertonen.

   

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Het riet volgens de uitvinding laat toe de afstand tussen de bijblazers of groepen bijblazers en de relatieve positie van de bijblazers of groepen bijblazers die samenwerken met het riet, zodanig te kiezen dat de afstand tussen de bijblazers of groepen bijblazers nagenoeg gelijk is aan de lengte van een zone van het riet. Hierdoor kan de luchtstraal uit de bijblazers in functie van de voornoemde gedeeltes van de voornoemde zones gepast ontsnappen tussen de lamellen van het riet door, waardoor een hoge luchtstroming in het geleidingskanaal toegelaten wordt zonder gevaar dat een inslagdraad het geleidingskanaal langs de open voorzijde het riet verlaat.

   Hierdoor kan bekomen worden dat binnen de zones van het riet de opeenvolgende lamellen waarop een luchtstraal uit de bijblazers gericht is een andere doorlaatbaarheid vertonen dan de opeenvolgende lamellen waarop geen luchtstraal uit de bijblazers gericht is en die eerder dienen om de   luchtstroming   in het geleidingskanaal verder te geleiden naar volgende lamellen waarop een   luhtstraal   uit een volgende bijblazer is gericht. 



  Met het riet volgens de uitvinding kan ook bekomen worden dat de hoeveelheid perslucht die tussen de lamellen ontsnapt volgens de lengterichting van het riet relatief weinig varieert, hetgeen resulteert in een eerder gelijkmatige luchtstroming in het   geleidingskanaál.   Hierdoor wordt bekomen dat een inslagdraad onder goede omstandigheden doorheen het geleidingskanaal kan getransporteerd worden. Dit laatste kan door de uitvinding bekomen worden niettegenstaande de bijblazers slechts op bepaalde plaatsen een luchtstraal aan de luchtstroming in het geleidingskanaal toevoegen en de lamellen van het riet 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 nagenoeg eenzelfde profiel of nagenoeg een constante doorstroomsectie vertonen.

   Door de eigenschappen van de lamellen, meer in het bijzonder de doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen naar de achterzijde van het riet gepast te kiezen en op die manier de luchtstroming in het geleidingskanaal te beïnvloeden, meer in het bijzonder het gewenst laten ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet naar de achterzijde van het riet is het mogelijk een inslagdraad in hoofdzaak op een bepaalde afstand van het grondvlak van het geleidingskanaal te transporteren zonder dat de inslagdraad het grondvlak wezenlijk raakt en zonder dat de inslagdraad het geleidingskanaal langs de open voorzijde van het riet verlaat.

   Dit laat toe bij een luchtstroming met een bepaalde luchtsnelheid een inslagdraad relatief snel te transporteren daar in dit geval de inslagdraad niet of minder wrijft tegen het grondvlak van het geleidingskanaal en op die manier minder afgeremd wordt door het grondvlak van het geleidingskanaal. Bovendien kan de luchtstroming in het geleidingskanaal van een riet volgens de uitvinding relatief hoog worden gekozen om een inslagdraad via het luchtgeleidingskanaal naar de overzijde van het weefvak te transporteren, terwijl een gecontroleerde hoeveelheid perslucht tussen de lamellen door kan ontsnappen om de inslagdraad in het geleidingskanaal te houden. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat het riet over een gedeelte van elke zone hoofdzakelijk lamellen die een relatief hoge doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht langs de achterzijde van het riet vertonen en over een ander gedeelte van elke zone hoofdzakelijk lamellen die een relatief lage 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht langs de achterzijde van het riet vertonen. De lengte van een dergelijke zone bedraagt bijvoorbeeld tussen twintig en honderdtwintig millimeter. Bij voorkeur is de lengte van de voornoemde gedeelten nagenoeg gelijk. 



  Volgens een uitvoeringsvorm worden verschillende types lamellen vanaf een afstand van een zijkant van het riet tot een afstand van de tegenoverliggende zijkant van het riet volgens periodiek herhalende zones met bijhorende voornoemde gedeelten naast elkaar volgens de lengterichting van het riet opgesteld. Hierbij hoeven de lamellen die nabij een zijkant van het riet zijn opgesteld niet noodzakelijk volgens een patroon opgesteld te worden. 



  Volgens een uitvoeringsvorm is de lengte van elke zone gelijk. Dit kan aangewend worden indien de bijblazers of groepen bijblazers op gelijke afstand van elkaar worden opgesteld, hetgeen bij de meeste luchtweefmachines het geval is. Volgens een variante uitvoeringsvorm is de lengte van de verschillende zones verschillend. Dit kan aangewend worden indien de bijblazers of de groepen bijblazers niet op gelijke afstand van elkaar worden opgesteld. 



  Volgens een uitvoeringsvorm. wordt de overgang in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet tussen verschillende gedeelten van de zones bruusk gekozen. Hierbij bevat elk gedeelte van een zone bijvoorbeeld alleen lamellen die een hoge doorlaatbaarheid of alleen lamellen die een lage doorlaatbaarheid veroorzaken. Volgens een variante wordt de overgang in doorlaatbaarheid voor het 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet tussen verschillende gedeelten van de zones geleidelijk gekozen.

   Hierbij bevat bijvoorbeeld elk gedeelte van een zone hoofdzakelijk lamellen die een hoge doorlaatbaarheid of alleen lamellen die een lage doorlaatbaarheid veroorzaken en worden nabij de overgang tussen de gedeelten van de zones zowel lamellen die een hoge doorlaatbaarheid als lamellen die een lage doorlaatbaarheid veroorzaken afwisselend volgens een patroon opgesteld. 



  Volgens een 'uitvoeringsvorm zijn de geprofileerde lamellen gevormd door lamellen met een U-vormig profiel om een geleidingskanaal te vormen, waarbij de geometrische vorm van het U-vormig profiel van alle lamellen van het riet volgens de uitvinding nagenoeg gelijk is. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat het riet minstens twee verschillende types lamellen, waarbij minstens het grondvlak van het U-vormig profiel van de verschillende types lamellen een verschillende hoek met de dwarsrichting van de respectievelijke lamel vertoont. Dit laat toe door een gepaste keuze van de verschillende hoeken een aanzienlijk verschil in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen te bekomen bij een riet met lamellen met een U-vormig profiel die een geleidingskanaal met een nagenoeg constante doorstroomsectie vormen. 



  Dergelijk riet met lamellen waarbij het grondvlak, of ook het aanslagvlak genoemd, een iets verschillende hoek met de inslagrichting vertoont, heeft tijdens het aanslaan van een inslagdraad geen noemenswaardige invloed op het aanslaan van een inslagdraad. Hierbij 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 kunnen de voornoemde hoeken zowel positief als negatief gekozen worden, evenals een waarde gelijk aan nul vertonen. Dergelijke lamellen kunnen vooraf aan het vervaardigen van het riet van een gepaste voornoemde hoek voorzien worden. 



  Volgens een uitvoeringsvorm kan het bovenvlak en/of het ondervlak van het U-vormig profiel van de verschillende types lamellen een verschillende hoek met de dwarsrichting van de respectievelijke lamel vertonen. Bij voorkeur vertonen hierbij alleen het bovenvlak van het U-vormig profiel van de verschillende types lamellen een verschillende hoek met de dwarsrichting van de respectievelijke lamel, daar dit bovenvlak net als het grondvlak het meeste invloed heeft op het ontsnappen van perslucht uit het geleidingskanaal tussen de lamellen van het riet door. Volgens een uitvoeringsvorm wordt hierbij voor elke lamel de hoek van het bovenvlak en de hoek van het ondervlak nagenoeg tegengesteld gekozen.

   Hierdoor wordt de inslagdraad niet naar boven of niet naar onder in het geleidingskanaal gedwongen, waardoor de inslagdraad niet afgeremd wordt door het bovenvlak of door het ondervlak van het geleidingskanaal. Uiteraard is het ook mogelijk zowel het grondvlak als het bovenvlak en/of het ondervlak van een gepaste voornoemde hoek te voorzien. Dergelijke lamellen kunnen tevens vooraf aan het vervaardigen van het riet met gepaste voornoemde hoeken vervaardigd worden. 



  Volgens een variante uitvoeringsvorm bevat het riet minstens twee verschillende types lamellen, waarbij minstens de achterzijde van de lamellen nabij het Uvormig profiel van de verschillende types lamellen een 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 verschillende vorm vertoont. Volgens een uitvoeringsvorm kan één bepaald type lamellen nabij de achterzijde een uitholling bevatten en kan het andere type lamellen nabij de achterzijde geen uitholling bevatten of nabij de achterzijde een uitholling met een andere vorm bevatten. Dit laat toe lamellen met een Uvormig profiel aan te wenden met een nagenoeg constante doorstroomsectie en door de gepaste keuze van de voornoemde vorm ter hoogte van de achterzijde van de lamellen toch een aanzienlijk verschil in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen door naar de achterzijde toe te bekomen.

   Dergelijke lamellen kunnen tevens vooraf aan het vervaardigen van het riet met gepaste uithollingen vervaardigd worden. 



  Volgens nog een variante uitvoeringsvorm bevat het riet minstens twee verschillende types lamellen, waarbij de verschillende types lamellen een verschillende dikte volgens de dwarsrichting vertonen. Dit laat toe lamellen met een U-vormig profiel aan te wenden met een nagenoeg constante doorstroomsectie en door de gepaste keuze van de verschillende dikten toch een aanzienlijk verschil in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen door te bekomen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat het riet merktekens die op een afstand van elkaar zijn opgesteld, die bepaald wordt volgens de zones van de naast elkaar volgens de lengterichting van het riet opgestelde lamellen. Hierbij kan bekomen worden dat de afstand tussen twee merktekens nagenoeg gelijk is aan de lengte van de bijhorende zones. Dit kan toelaten de bijblazers van een weefmachine op een correcte manier op de 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 ladebalk van de weefmachine. aan te brengen door die tegenover of nabij een merkteken op het riet aan te brengen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat elk type lamel van het riet een merkteken dat representatief is voor het type lamel. Dit maakt het mogelijk eenvoudig visueel vast te stellen dat een riet volgens de uitvinding voorhanden is. Dit is vooral voordelig wanneer een riet volgens de uitvinding voorhanden is, waarbij de hoek van het grondvlak, het bovenvlak en/of het ondervlak het U-vormig profiel met de dwarsrichting van de respectievelijke lamellen iets verschillend is. In dit laatste geval is een dergelijk verschil moeilijk visueel vast te stellen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het riet aangewend in een weefmachine waarbij de afstand tussen de opeenvolgende bijblazers die samenwerken met het riet nagenoeg gelijk is aan de lengte van de bijhorende zones van lamellen van het riet. 



  De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het vervaardigen van een riet volgens de uitvinding waarbij de werkwijze het in opeenvolgende zones volgens een patroon naast elkaar opstellen van geprofileerde lamellen bevat, waarbij de verschillende geprofileerde lamellen een verschillende doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet door veroorzaken. Bij voorkeur bevat de werkwijze het in opeenvolgende zones volgens een patroon naast elkaar opstellen van twee types verschillende lamellen. 



  Dit laatste laat toe een riet te vervaardigen met behulp van een gekende aanbrengmachine die voorzien is 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 van twee laders voor lamellen. Hierbij kan de aanbrengmachine zodanig geprogrammeerd worden dat gepast een lamel uit een betreffende lader naast een vorige reeds geplaatste lamel kan geplaatst worden, teneinde een riet volgens de uitvinding te bekomen. 



  De uitvinding betreft tevens een weefmachine voorzien van een riet volgens de uitvinding, waarbij het riet en een aantal bijblazers die samenwerken met het riet zodanig op de weefmachine zijn aangebracht, meer in het bijzonder zodanig op de ladebalk van de weefmachine zijn aangebracht, dat de afstand tussen de opeenvolgende bijblazers die samenwerken met het riet nagenoeg gelijk is aan de lengte van de bijhorende zones van lamellen van het riet. Bij voorkeur is er een fazeverschuiving volgens de lengterichting van het riet aanwezig tussen de bijblazers en de bijhorende zones van lamellen van het riet. Dit laat toe het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen door of langs de achterzijde van het riet zodanig te controleren dat nabij en tussen twee bijblazers een gepaste hoeveelheid perslucht tussen de lamellen door of langs de achterzijde van het riet kan ontsnappen. 



  De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het aanbrengen van een riet volgens de uitvinding en een aantal bijblazers op een weefmachine, meer in het bijzonder op een ladebalk van een weefmachine, waarbij de werkwijze het onderling positioneren van het riet en het aantal bijblazers in functie van zones van lamellen van het riet bevat. 



  Teneinde de kenmerken en verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 uitvinding hiertoe nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : 
Figuur 1 -in perspectief een riet volgens de uitvinding gemonteerd op een weeflade weergeeft ;
Figuur 2 een zijzicht van een ladebalk met een riet voor een variante van figuur 1 weergeeft ;
Figuur 3 een vooraanzicht van een ladebalk met een riet volgens figuur 2 weergeeft;
Figuur 4 een doorsnede volgens lijn IV-IV in figuur 2 weergeeft ;
Figuur 5 een variante van figuur 4 weergeeft;
Figuur 6 nog een variante van figuur 4 weergeeft;
Figuur 7 een variante van figuur 2 weergeeft;
Figuur 8 een doorsnede volgens lijn VIII-VIII in figuur 7 weergeeft;
Figuren 9 tot 12 varianten van figuur 2 weergeven;
Figuur 13 een variante van figuur 1 weergeeft ;

  
Figuur 14 een variante van figuur 8 weergeeft;
Figuur 15 schematisch rietlamellen voor een riet weergeeft. 



  In figuren 1 tot 3 wordt een gedeelte van een ladebalk 1 van een luchtweefmachine weergegeven waarop een riet 2 volgens de uitvinding is gemonteerd. Het riet 2 bevat twee verschillende types lamellen 3 en 4. Het bovenste uiteinde van elke lamel wordt door afstandselementen 5 en een rietprofiel 6 gehouden, terwijl het onderste uiteinde van elke lamel door afstandselementen 7 en een rietprofiel 8 wordt gehouden. Het rietprofiel 8 wordt met behulp van een spie 9 op gekende wijze in de ladebalk 1 geklemd. Op de ladebalk worden tevens op een gekende wijze meerdere bijblazers 10 bevestigd, door bijvoorbeeld de behuizing 11 van de bijblazers op een 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 gekende wijze op de ladebalk te bevestigen, bijvoorbeeld zoals beschreven in EP 395 132 B1. 



  Dit riet 2 bevat volgens de lengterichting A naast elkaar opgestelde geprofileerde lamellen 3,4 die een nagenoeg U-vormig profiel 12 vertonen om een geleidingskanaal 13 met een nagenoeg constante doorstroomsectie te vormen. Hierbij wordt een inslagdraad 14 via een hoofdblazer 15 doorheen dit geleidingskanaal 13 getransporteerd. Dit U-vormig profiel 12 is gevormd door twee uitsteeksels 16 en 16A die aangebracht zijn aan de voorzijde van het riet 2 of aan de zijde van het riet 2 waar de bijblazers 10 zijn opgesteld. 



  Zoals aangeduid in figuur 3 bevat het riet 2 over het grootste deel van het riet 2, meer in het bijzonder vanaf een afstand van een zijkant 2A van het riet 2 tot een afstand van de tegenoverliggende zijkant 2B van het riet 2, volgens de lengterichting van het riet 2 opeenvolgende zones 17 waarbij de lamellen per zone 17 volgens een bepaald patroon naast elkaar worden opgesteld. Hierbij herhalen de voornoemde zones zich periodiek. De lengte van een voornoemde zone bedraagt bijvoorbeeld tussen twintig en honderdtwintig millimeter. De lengte van elke zone is bij de uitvoeringsvorm van figuur 3 ook gelijk. Zoals zichtbaar is, is de geometrisch vorm van het U-vormig profiel 12 van alle lamellen 3,4 van het riet 2 nagenoeg gelijk. 



  Zoals verduidelijkt in figuren 1 tot 4 bevat het riet 2 volgens de lengterichting A opeenvolgende zones 17 waarbij de verschillende types lamellen 3 en 4 volgens 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 een bepaald patroon naast elkaar opgesteld worden. Hierbij verschillen de lamellen 3 van de lamellen 4 in het feit dat minstens het grondvlak 18, of ook genoemd het aanslagvlak, van het U-vormig profiel 12 van de verschillende types lamellen 3 en 4 een verschillende hoek vertoont met de dwarsrichting van de respectievelijke lamel 3 of 4 of ook met de lengterichting A van het riet 2 die gericht is volgens de voornoemde dwarsrichting.

   Over een eerste gedeelte 19 van elke zone 17 bevat het riet 2 een type lamellen 3 die een relatief lage doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de voornoemde lamellen 3 van het riet 2 vertonen en over een tweede gedeelte 20 van elke zone 17 bevat het riet 2 een type lamellen 4 die een relatief hoge doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de voornoemde lamellen 4 van het riet 2 vertonen. De relatief lage doorlaatbaarheid van de lamellen 3 wordt bekomen door de hoek van die lamellen 3 die de luchtstroming weg van de lamellen 3 dwingt en de relatief hoge doorlaatbaarheid van de lamellen 4 wordt bekomen door de hoek van die lamellen 4 die de luchtstroming eerder dwingt om tussen de lamellen 4 te ontsnappen naar de achterzijde van het riet 2 toe. In dit weergegeven voorbeeld is de lengte van de voornoemde gedeelten 19 en 20 nagenoeg gelijk.

   Hierbij is tevens de overgang in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet 2 tussen verschillende gedeelten 19 en 20 van de zones bruusk gekozen, dit betekent dat in een eerste zone 19 alleen lamellen 3 worden voorzien terwijl in de tweede zone 20 alleen lamellen 4 worden voorzien. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



  Een voornoemd riet 2 kan vervaardigd worden door de lamellen 3 en 4 in opeenvolgende zones volgens een patroon naast elkaar op te stellen. Op die manier kunnen zones 17 met een verschillende doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen 3, 4 van het riet 2 bekomen worden door twee types verschillende lamellen 3,4 zoals voornoemd op te stellen. 



  Zoals verduidelijkt in figuur 3 worden het riet 2 en de bijblazers 10 die samenwerken met het riet 2 zodanig op de ladebalk 1 van de weefmachine aangebracht, dat de afstand tussen de opeenvolgende bijblazers 10 nagenoeg gelijk is aan de lengte van de bijhorende zones 17 van lamellen van het riet 2. Dit betekent dat het onderling positioneren van het riet 2 en het aantal bijblazers 10 gebeurt in functie van de bijhorende zones van lamellen van het riet 2. Opgemerkt wordt hierbij dat er een fazeverschuiving P volgens de lengterichting van het riet 2 aanwezig is tussen de positie van de bijblazers 10 en de positie van de bijhorende zones 17 van lamellen van het riet 2. Die fazeverschuiving P is aangewezen daar de positie van de bijblazers 10 zelf niet belangrijk is voor de doorlaatbaarheid van het riet 2, maar wel de positie waar de luchtstraal uit de bijblazers 10 het riet 2 bereikt.

   Hierbij wordt bijvoorbeeld de onderlinge positie of de fazeverschuiving P zodanig gekozen dat op de plaatsen waar de luchtstraal het riet 2 bereikt het riet 2 een relatief lage doorlaatbaarheid vertoont, terwijl ter hoogte van de'andere plaatsen het riet 2 een relatief hoge doorlaatbaarheid vertoont. Hierdoor kan een inslagdraad door de naar het riet 2 gerichte luchtstralen uit de bijblazers 10 in het 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 geleidingskanaal 13 gehouden worden, terwijl daartussen een inslagdraad in het geleidingskanaal 13 kan gehouden worden daar perslucht tussen de lamellen van het riet 2 doorheen de lamellen langs de achterzijde van het riet 2 kan ontsnappen.

   Daar de luchtstraal uit de bijblazers 10 volgens de lengterichting A een zekere breedte vertoont, daar de druk van de perslucht voor de luchtstraal instelbaar is en zodoende kan vari ren, daar een inslagdraad verschillend kan reageren op een luchtstraal uit de bijblazers 10 en op de luchtstroming in het geleidingskanaal 13 en daar nog andere parameters een invloed kunnen hebben op het ontsnappen van perslucht, wordt de fazeverschuiving P bijvoorbeeld experimenteel bepaald. Hierbij wordt bijvoorbeeld de fazeverschuiving P zodanig gekozen of ingesteld dat de snelheid van de inslagdraad die onder meer bepaald wordt door de luchtstroming in het geleidingskanaal 13 zo groot mogelijk is en dat de inslagdraad hierbij het geleidingskanaal 13 niet langs de voorzijde van het riet 2 verlaat.

   Om de positie van de bijblazers 10 relatief ten opzichte van de zones 17 van het riet 2 op te stellen kan bijvoorbeeld ook gebruik worden gemaakt van een luchtstromingsmeter waarmee de luchtstroming doorheen het geleidingskanaal van het riet 2 wordt gemeten. Hierbij kunnen het riet 2 en de bijblazers 10 zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld worden dat de luchtstroming relatief gelijkmatig verloopt over de lengterichting van het riet 2. 



  Zoals aangeduid in figuur 1 bevat het riet 2 merktekens 21 die op een afstand van elkaar zijn opgesteld die bepaald wordt volgens de zones 17 van de naast elkaar volgens de lengterichting A van het riet 2 opgestelde lamellen 3,4. Elk type lamel 3 of 4 van het riet 2 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 bevat respectievelijk ook een merkteken 22 of 23 dat representatief is voor het type lamel 3 of 4. 



  In figuur 5 wordt een variante weergegeven waarbij het patroon van de verschillende lamellen 3 en 4 iets anders werd gekozen dan dit van figuur 4. Hierbij wordt bekomen dat de overgang in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet 3 tussen verschillende gedeelten 19 en 20 van de zones 17 meer geleidelijk is. Hierbij bevat elk gedeelte 19 of 20 nabij de overgang zowel lamellen 3 als lamellen 4 die afwisselend worden opgesteld. 



  In figuur 6 wordt een variante weergegeven waarbij de lengte van de verschillende zones 17 verschillend is. 



  Hierbij is eveneens de afstand tussen de opeenvolgende bijblazers 10 verschillend. 



  Volgens een variante mogelijkheid wordt zoals weergegeven in figuren 7 en 8 het riet gevormd door lamellen 24 die een relatief lage doorlaatbaarheid vertonen en lamellen 25 die een relatief hoge doorlaatbaarheid vertonen. Zoals weergegeven in figuur 8 bevatten de lamellen 25 minstens een uitholling 27 nabij de achterzijde nabij het U-vormig profiel. 



  Dergelijke lamellen kunnen opgesteld worden zoals de lamellen 3 en 4 van figuren 1 tot 6 . Volgens een niet weergegeven variante kan de uitholling 27 eveneens vervangen worden door een uitholling, een verdunning of een vormgeving zoals gekend bij lamellen die bijvoorbeeld beschreven zijn in de uitvoeringsvormen van BE 1010333 A3 van de aanvraagster. 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 



  In figuur 9 wordt een variante weergegeven voor de lamellen 3 waarbij tevens het bovenvlak van het U-vormig profiel een hoek met de dwarsrichting van de lamel 3 vertoont. Analoog wordt in figuur 10 een variante weergegeven voor de lamellen 4 waarbij tevens het bovenvlak van het U-vormig profiel een hoek met de dwarsrichting van de lamel 4 vertoont. Dergelijke lamellen kunnen ook opgesteld worden als de lamellen weergegeven in figuren 1 tot 5. 



  In figuur 11 wordt een variante weergegeven voor de lamellen 3 waarbij tevens het bovenvlak en het ondervlak van het U-vormig profiel een hoek met de dwarsrichting van de lamel 3 vertoont. Analoog wordt in figuur 12 een variante weergegeven voor de lamellen 4 waarbij tevens het bovenvlak en het ondervlak van het U-vormig profiel een hoek met de dwarsrichting van de lamel 4 vertoont. Dergelijke lamellen kunnen ook opgesteld worden als de lamellen weergegeven in figuren 1 tot 5. Daar de luchtstraal uit de bijblazers 10 naar boven gericht is, is het duidelijk dat weinig perslucht ter hoogte van het ondervlak van het U-vormig profiel zal ontsnappen.

   Het ontsnappen van perslucht langsheen dit ondervlak draagt ook nagenoeg niet bij tot de doorlaatbaarheid van perslucht tussen de lamellen van het riet 2, met andere woorden tot het doorlaten van perslucht tussen de lamellen van het riet 2 doorheen het riet 2 naar de achterzijde van het riet 2. 



  In figuur 13 wordt nog een variante weergegeven waarbij ter hoogte van de positie van de bijblazers 10 het onderste gedeelte van het U-vormig profiel korter is uitgevoerd om toe te laten de bijblazers 10 dichter nabij het geleidingskanaal .op te stellen. Het is 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 duidelijk dat het korter onderste gedeelte van het U-vormig profiel nagenoeg geen invloed heeft op de doorlaatbaarheid van het riet 2. Dergelijke lamellen zijn uiteraard eveneens volgens één van de uitvoeringsvormen van figuren 1 tot 12 uitgevoerd om een passende relatieve doorlaatbaarheid te veroorzaken. 



  In figuur 14 wordt een voorbeeld weergegeven waarbij de bijblazers 10 in groepen opgesteld worden. Hierbij wordt de lengte van de zones 17 in functie van de groepen bijblazers 10 gekozen en niet in functie van elke bijblazer apart. Het is duidelijk dat varianten mogelijk zijn voor het aantal bijblazers en de onderlinge positie van dergelijke bijblazers van de groepen bijblazers. 



  In figuur 15 worden lamellen 26 en 26A van een riet 2 weergegeven die toelaten een riet te vervaardigen dat bestaat uit een enkele soort of identieke lamellen die bijvoorbeeld voorzien zijn van een grondvlak dat een hoek met de dwarsrichting van de lamellen vormt. Hierbij worden dergelijke lamellen 26 en 26A bijvoorbeeld analoog als de lamellen 3 en 4 weergegeven in figuur 1, in zones en per. zone volgens een patroon opgesteld, zodat in een gedeelte van elke zone het grondvlak van de meeste lamellen een scherpe hoek met de langsrichting vormen en in een ander gedeelte van elke zone het grondvlak van de meeste lamellen een stompe hoek met de langsrichting vormen.

   Hiertoe worden de lamellen die nagenoeg identiek worden uitgevoerd passend georiënteerd, meer in het bijzonder passend relatief verdraaid ten opzichte van een as 28 die volgens de dwarsrichting van de lamellen en loodrecht op de lengterichting van het riet gericht is. De 

 <Desc/Clms Page number 20> 

 lamellen 26 en 26A hebben een identieke vorm en verschillen hierbij alleen in opstelling, meer in het bijzonder hun grondvlak 18 is respectievelijk georiënteerd als het grondvlak van de lamellen 4 of als het grondvlak van de lamellen 3. 



  Volgens een variante uitvoeringsvorm vertonen de lamellen 3 en 4 van figuur 1 een dwarsvorm als die van figuur 4, maar vertonen de lamellen 3 en 4 een verschillende dikte volgens de dwarsrichting, meer in het bijzonder vertonen de lamellen 3 bijvoorbeeld een grotere dikte dan de lamellen 4. 



  Het is duidelijk dat niettegenstaande in de verschillende figuren slechts een beperkt aantal lamellen naast elkaar worden voorgesteld, er in werkelijkheid een veel groter aantal lamellen worden voorzien. Dit betekent ook dat over een afstand tussen twee bijblazers er een veel groter aantal lamellen worden voorzien. Uiteraard is het ook mogelijk in plaats van slechts twee verschillende types lamellen per riet te voorzien, een groter aantal verschillende types lamellen per riet te voorzien die per zone worden opgesteld en die per zone volgens een patroon zijn opgesteld dat een gewenste doorlaatbaarheid volgens de uitvinding veroorzaakt. 



  Volgens nog een uitvoeringsvorm bevat het riet 2 verschillende types lamellen die een verschillende dikte volgens de dwarsrichting vertonen en die opgesteld zijn om zones met gedeelten met lage doorlaatbaarheid en gedeelten met hoge doorlaatbaarheid te vormen. 

 <Desc/Clms Page number 21> 

 



  Het is duidelijk dat het riet 2 niet beperkt is tot een riet met lamellen met een U-vormig profiel dat een geleidingskanaal vormt, maar eveneens lamellen met een ander profiel kan bevatten om een geleidingskanaal te vormen, zoals bijvoorbeeld lamellen met een L-vormig profiel, een V-vormig profiel of eender welk ander dergelijk profiel dat een geleidingskanaal kan vormen. 



  Een riet volgens de uitvinding biedt eveneens als voordeel dat een dergelijk riet de kettingdraden nagenoeg niet kan beschadigen. 



  Het riet volgens de uitvinding biedt tevens als voordeel,   dat.dit   op praktisch eender welke bestaande weefmachine eenvoudig kan aangebouwd worden. Dit riet kan eveneens eenvoudig elk bestaand riet dat gemonteerd werd op een dergelijke weefmachine vervangen. Het is duidelijk dat een riet volgens de uitvinding in de eerste plaats bedoeld is om aangewend te worden bij een luchtweefmachine, echter niets belet een dergelijk riet ook bij andere types weefmachines aan te wenden. 



  Het riet volgens de uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (23)

Conclusies.
1. Riet voor een weefmachine dat volgens de lengterichting van het riet (2) naast elkaar opgestelde geprofileerde lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) bevat die een profiel (12) vertonen om een geleidingskanaal (13) met een nagenoeg constante doorstroomsectie te vormen, daardoor gekenmerkt dat het riet lamellen bevat die over het grootste deel van het riet volgens de lengterichting van het riet in opeenvolgende zones (17) volgens een patroon naast elkaar opgesteld worden, waarbij over een gedeelte (20) van elke zone (17) het riet (2) hoofdzakelijk lamellen (4,25, 26) bevat die een relatief hoge doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet (2) vertonen en waarbij over een ander gedeelte (19) van elke zone (17) het riet (2) hoofdzakelij k lamellen (3,24, 26A)
bevat die een relatief lage doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen van het riet (2) vertonen.
2. Riet volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) over een gedeelte (20) van elke zone (17) hoofdzakelijk lamellen (4,25, 26) bevat die een relatief hoge doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht langs de achterzijde van het riet (2) vertonen en over een ander gedeelte (19) van elke zone (17) hoofdzakelijk lamellen (3,24, 26A) bevat die een relatief lage doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht langs de achterzijde van het riet (2) vertonen. <Desc/Clms Page number 23>
3. Riet volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de lengte van een voornoemde zone (17) tussen twintig en honderdtwintig millimeter bedraagt.
4. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de lengte van de voornoemde gedeelten (19,20) nagenoeg gelijk is.
5. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat verschillende types lamellen (3,4; 24, 25 ; 26, 26A) vanaf een afstand van een zijkant (2A) van het riet (2) tot een afstand van de tegenoverliggende zijkant (2B) van het riet (2) volgens periodiek herhalende zones (17) met bijhorende voornoemde gedeelten (19,20) naast elkaar volgens de lengterichting (A) van het riet (2) worden opgesteld.
6. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de lengte van elke zone (17) gelijk is.
7. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de lengte van de verschillende zones (17) verschillend is.
8. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de overgang in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) van het riet (2) tussen verschillende gedeelten (19,20) van de zones (17) bruusk gekozen wordt.
9. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de overgang in doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen (3,4; 24, <Desc/Clms Page number 24> 25 ; 26, 26A) van het riet (2) tussen verschillende gedeelten (19,20) van de zones (17) geleidelijk gekozen wordt.
10. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de geprofileerde lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) gevormd worden door lamellen met een U-vormig profiel (12) om een geleidingskanaal (13) te vormen, waarbij de geometrische vorm van het U-vormig profiel (12) van alle lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) van het riet (2) nagenoeg gelijk is.
11. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) minstens twee verschillende types lamellen (3,4) bevat, waarbij minstens het grondvlak (18) van het U-vormig profiel (12) van de verschillende types lamellen (3,4) een verschillende hoek met de dwarsrichting van de respectievelijke lamel (3,4) vertoont.
12. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat het bovenvlak en/of het ondervlak van het U-vormig profiel (12) van de verschillende types lamellen (3,4) een verschillende hoek met de dwarsrichting van de respectievelijke lamel (3,4) vertonen.
13. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) minstens twee verschillende types lamellen (24,25) bevat, waarbij minstens de achterzijde nabij.het U-vormig profiel (12) van de verschillende types lamellen (24,25) een verschillende vorm vertoont. <Desc/Clms Page number 25>
14. Riet volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat minstens één 'van de voornoemde types lamellen (25) nabij de achterzijde een uitholling (27) bevat.
15. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) minstens twee verschillende types lamellen (3, 4) bevat, waarbij de verschillende types lamellen (3,4) een verschillende dikte volgens de dwarsrichting vertonen.
16. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 15, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) merktekens (21) bevat die op een afstand van elkaar zijn opgesteld die bepaald wordt volgens de zones (17) van de naast elkaar volgens de lengterichting (A) van het riet opgestelde lamellen (3,4-; 24,25; 26, 26A).
17. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 16, daardoor gekenmerkt dat elke lamel (3,4; 24,25; 26, 26A) van het riet (2) een merkteken (22,23) bevat dat representatief is voor het type lamel (3,4; 24, 25 ; 26, 26A).
18. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) aangewend wordt in een weefmachine waarbij de afstand tussen de opeenvolgende bijblazers (10) die samenwerken met het riet (2) nagenoeg gelijk is aan de lengte van de bijhorende zones (17) van lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) van het riet (2) .
19. Werkwijze voor het vervaardigen van een riet volgens één van de conclusies 1 tot 18, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het in opeenvolgende zones <Desc/Clms Page number 26> (17) volgens een patroon naast elkaar opstellen van geprofileerde lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) bevat, waarbij de verschillende geprofileerde lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) een verschillende doorlaatbaarheid voor het ontsnappen van perslucht tussen de lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) van het riet (2) veroorzaken.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het in opeenvolgende zones (17) volgens een patroon naast elkaar opstellen van minstens twee types verschillende lamellen (3,4; 24,25) bevat.
21. Weefmachine voorzien van een riet volgens één van de conclusies 1 tot 18, daardoor gekenmerkt dat het riet (2) en een aantal bijblazers (10) die samenwerken met het riet (2) zodanig op de weefmachine zijn aangebracht, dat de afstand tussen de opeenvolgende bijblazers (10) die samenwerken met het riet (2) nagenoeg gelijk is aan de lengte van de bijhorende zones (17) van lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) van het riet (2) .
22. Weefmachine volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat er een fazeverschuiving (P) volgens de lengterichting (A) van het riet (2) aanwezig is tussen de bijblazers (10) en de bijhorende zones (17) van lamellen (3,4; 24,25; 26, 26A) van het riet (2).
23. Werkwijze voor het aanbrengen van een riet volgens één van de conclusies 1 tot 18 en een aantal bijblazers (10) op een weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het onderling positioneren van het riet (2) en het aantal bijblazers (10) in functie van zones (17) van lamellen (3,4;24,25;26,26A) van het riet (2) bevat.
BE2003/0550A 2003-10-20 2003-10-20 Riet voor een weefmachine. BE1015725A3 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2003/0550A BE1015725A3 (nl) 2003-10-20 2003-10-20 Riet voor een weefmachine.
PCT/EP2004/011588 WO2005042817A2 (de) 2003-10-20 2004-10-15 Webblatt für eine webmaschine und webmaschine mit einem webblatt
EP04765965A EP1682706A2 (de) 2003-10-20 2004-10-15 Webblatt f r eine webmaschine und webmaschine mit einem webb latt

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2003/0550A BE1015725A3 (nl) 2003-10-20 2003-10-20 Riet voor een weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1015725A3 true BE1015725A3 (nl) 2005-07-05

Family

ID=34528692

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2003/0550A BE1015725A3 (nl) 2003-10-20 2003-10-20 Riet voor een weefmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP1682706A2 (nl)
BE (1) BE1015725A3 (nl)
WO (1) WO2005042817A2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP5603592B2 (ja) * 2009-12-03 2014-10-08 株式会社豊田自動織機 エアジェット織機の緯入れ装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4452283A (en) * 1982-03-31 1984-06-05 Grob & Co. Aktiengesellschaft Weaving reed having a plurality of reed dents
JPS61289151A (ja) * 1985-06-11 1986-12-19 日産テクシス株式会社 空気噴射式織機の空気案内装置
EP0533948A1 (en) * 1991-04-01 1993-03-31 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Weft inserting device in jet loom
JPH06264334A (ja) * 1993-03-08 1994-09-20 Asahi Chem Ind Co Ltd 緯入れ方法及びそれに用いる変形筬
BE1010333A3 (nl) * 1996-06-07 1998-06-02 Picanol Nv Riet voor een luchtweefmachine.

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5926688B2 (ja) * 1978-09-15 1984-06-29 株式会社豊田自動織機製作所 ジエツトル−ムにおける緯入れ装置
IT1127038B (it) * 1979-05-18 1986-05-21 Nissan Motor Dispositivo di inserzione di trama per telai di tessitura a getto d'aria
DE19545840C1 (de) * 1995-12-08 1997-01-23 Dornier Gmbh Lindauer Webblatt (Riet)

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4452283A (en) * 1982-03-31 1984-06-05 Grob & Co. Aktiengesellschaft Weaving reed having a plurality of reed dents
JPS61289151A (ja) * 1985-06-11 1986-12-19 日産テクシス株式会社 空気噴射式織機の空気案内装置
EP0533948A1 (en) * 1991-04-01 1993-03-31 Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho Weft inserting device in jet loom
JPH06264334A (ja) * 1993-03-08 1994-09-20 Asahi Chem Ind Co Ltd 緯入れ方法及びそれに用いる変形筬
BE1010333A3 (nl) * 1996-06-07 1998-06-02 Picanol Nv Riet voor een luchtweefmachine.

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 018, no. 678 (C - 1290) 20 December 1994 (1994-12-20) *

Also Published As

Publication number Publication date
WO2005042817A2 (de) 2005-05-12
EP1682706A2 (de) 2006-07-26
WO2005042817A3 (de) 2009-04-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7438115B2 (en) Attachment of an architectural covering
CA2072771C (en) Screen element
KR20060128687A (ko) 좁은 회전 부에 적합한 모듈형 플라스틱 콘베이어 벨트
BE1015725A3 (nl) Riet voor een weefmachine.
US6536481B2 (en) Weaving reed dent spacing arrangements
EP0196349B1 (de) Webrotor für Reihenfachwebmaschinen
DE3444973C1 (de) Weblade mit Webblatt fuer Duesenwebmaschinen
BE1019517A3 (nl) Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
BE1018304A3 (nl) Hevel.
IT9003500A1 (it) Unita&#39; di alimentazione di prodotti ad una macchina operatrice
US5687853A (en) Screen construction
JPS6047373B2 (ja) ヘルド
EP0093078B1 (de) Reihenfachwebmaschine mit einem Webrotor
BE1018732A3 (nl) Drie-dimensionaal heveloog.
NL7908601A (nl) Draadweefselband.
BE1010333A3 (nl) Riet voor een luchtweefmachine.
NL8200106A (nl) Riet voor een handwerk-weefgetouw en samenstellend deel ervan.
BE1015155A3 (nl) Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad in een weefmachine.
EP1318220A1 (de) Webblatt und Lamelle
DE3733292C1 (de) Webverfahren und Webmaschine zum Herstellen von Frottiergewebe
DE2344717C3 (de) Vorrichtung an Wellenfach-Webmaschinen mit auf einer Welle angeordneten Scheiben, in deren Zwischenräumen die Kettfäden verlaufen
US11517939B1 (en) Woven wire screening and methods of forming the same
US366837A (en) howson
BE1013883A5 (nl) Garenwachter lamel.
US6106672A (en) Adjustable height forming blade apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20131031