BE1007895A3

BE1007895A3 - Inrichting voor het verplaatsen van bedden.

Info

Publication number: BE1007895A3
Application number: BE9301429A
Authority: BE
Original assignee: Elaut N V
Priority date: 1993-12-21
Filing date: 1993-12-21
Publication date: 1995-11-14
Also published as: FR2714008B3; FR2714008A3; NL194323B; GB2285393A; US5580207A; GB2285393B; NL9402165A; DE9420429U1; GB9425732D0; NL194323C

Abstract

Inrichting voor het verplaatsen van bedden, daardoor gekenmerkt dat zij in hoofdzaak bestaat uit een verrijdbaar geraamte (2); een hefmechanisme (4) dat kan samenwerken met het onderstel van een bed (40), en een stuurinrichting (5).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het verplaatsen van bedden. De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van bedden, meer speciaal bedden op wielen, zoals bijvoorbeeld gebruikt in ziekenhuizen, bejaardentehuizen en dergelijke. 



  Men kent de problemen die zich voordoen bij het verplaatsen van een bed waarbij het geraamte steunt op vier wielen die elk op zich over 360 graden kunnen draaien rond een vertikale   as.   Zulke bedden zijn inderdaad moeilijk te besturen met als gevolg dat regelmatig van de geplande koers wordt afgeweken waardoor muren, deuren en dergelijke worden geraakt en beschadigd. Meestal zijn er twee personen nodig voor het verplaatsen van een bed, gezien de fysische kracht die hiervoor nodig is. 



  Deze uitvinding heeft dan ook een inrichting voor het verplaatsen van bedden, meer speciaal de voornoemde bedden, tot doel die de voornoemde en andere nadelen totaal uitsluit. Mer andere woorden het verplaatsen van een voornoemd bed kan zodanig geschieden dat het zuiver de gewenste route volgt zodat beschadigingen aan muren, deuren en dergelijke totaal vermeden worden. Daarenboven vergt de besturing praktisch geen fysische inspanning. 



  Hiertoe bestaat de uitvinding uit een inrichting voor het verplaatsen van bedden die in hoofdzaak gevormd wordt door een verrijdbaar geraamte ; een hefmechanisme dat koppelbaar is met het onderstel van een bed ; en een stuurinrichting. 



  Deze inrichting is inderdaad perfekt bestuurbaar wanneer het bed manueel wordt voortgeduwd of voortgetrokken. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 De inrichting kan eventueel ook langs een vast   trajekt   geleid worden, waarvan zij niet kan afwijken tenzij de bestuurder dit wenst, hetzij doordat de wielen geleid worden in op de grond aangebrachte groeven of dergelijke, hetzij doordat middelen zijn voorzien in of op de vloer die bijvoorbeeld magnetisch, infra-rood, laser, ccd en dergelijke worden afgetast. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een inrichting voor het verplaatsen van bedden met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 op grotere schaal een langse doorsnede van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 3 een bovenaanzicht met gedeeltelijke wegsnijding weergeeft van de inrichting volgens figuur
2 ; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur   2 ;   figuren 5 en 6 het gebruik van een inrichting volgens de uitvinding weergeven. 



  Zoals weergegeven in de figuren bestaat een inrichting 1 voor het verplaatsen van bedden of dergelijke volgens de uitvinding in hoofdzaak uit een verrijdbaar geraamte   2 ;   op het geraamte 2 een bij voorkeur door een motor 3 aangedreven hefmechanisme 4 dat kan samenwerken met een op te heffen voorwerp, meer speciaal het onderstel van een bed ; en een stuurinrichting 5 waarmee de inrichting 1 verplaatst en in de gewenste richting gestuurd kan worden. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Het geraamte 2 bestaat uit een eerste deel 6 dat de stuurinrichting 5 bevat welke bestaat uit een stuureenheid 7 en een aandrijving 8 en uit een tweede deel 9 dat lager en smaller is uitgevoerd dan het eerste deel 6 en dat het hefmechanisme 4 bevat. 



  Het hefmechanisme 4, dat in het voorste gedeelte van het geraamte 2 is gemonteerd, bestaat in hoofdzaak uit minstens een, in een vertikaal vlak verplaatsbaar drukelement dat gevormd wordt door rollen 10-11 en dat bevolen wordt door aandrijfmiddelen 12. 



  Deze aandrijfmiddelen 12 bestaan in hoofdzaak uit, twee paar scharnierende armen 13-14 die vrijdraaibaar op een gemeenschappelijke as 15 zijn bevestigd waarop eveneens de rollen 10-11 vrijdraaibaar zijn aangebracht, waarbij een tussenbus 16 is voorzien om de paren armen 13-14 op afstand te houden en waarbij de rollen 10-11 ter plaatse worden gehouden door moeren 17, en een motor 3 die de voornoemde armen aandrijft via een overbrenging 18. 



  Bij voorkeur vertoont elk paar armen 13-14 een geknikt profiel een en ander zodanig dat de twee uiteinden van elke arm evenwijdig aan elkaar lopen, maar ten opzichte van elkaar zijdelings zijn verschoven. 



  In een andere uitvoeringsvorm, die niet in de tekeningen is weergegeven, kan het hefmechanisme 4 voorzien zijn van een eventueel breder uitgevoerd drukelement. 



  De voornoemde overbrenging 18 bestaat uit een aantal met elkaar ingrijpende tandwielen 19-20-21 en/of tandriemen die het draai-koppel van de motor 3 overbrengen op een horizontale stang 22 die bestaat uit twee gedeelten, 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 respektievelijk 23 en 24, die ieder gevormd worden door uitwendige schroefdraad. 



    Een   deel, bijvoorbeeld 23 van de stang 22 bezit hierbij rechtse schroefdraad terwijl, in dat geval het tweede deel 24 linkse schroefdraad vertoont, bijvoorkeur met dezelfde spoed. 



  Op elk deel 23-24 van de stang 22 is een moer, respektievelijk 25 en 26 voorzien, in dit geval in de vorm van een dwarsbalk waarmede, via spillen 27-28 en 29-30 vrijdraaibaar de uiteinden van de paren armen 13,14 verbonden zijn. 



  Doorheen de moeren 25-26 zijn verder nog boringen voorzien waarmede geleiders 31-32 samenwerken die vast bevestigd zijn met eindstukken 33-34 die op hun beurt geschikt bevestigd zijn op het geraamte 2. 



  Het is duidelijk dat het hefmechanisme 4 niet beperkt is tot de hiervoor uiteengezette en in de figuren weergegeven uitvoering met elektrische aandrijving, maar dat ook andere aandrijvingen mogelijk zijn, zoals een manuele aandrijving, die bijvoorbeeld gebruik maakt van een kruk waarmee de horizontale stang 22 rechtstreeks of via een overbrenging kan aangedreven worden. 



  De stuureenheid 7, gelegen ter plaatse van het eerste deel 6 van het geraamte 2, bestaat in hoofdzaak uit een stang 35 die als handgreep kan fungeren en een praktisch vertikaal gerichte, vaste stuurstang 36 die de stang 35 verbindt met het geraamte 2 van de inrichting 1. 



  Op de stang 35 is een al dan niet verplaatsbaar bedieningspaneel 37 met stuurhendel 38 aangebracht. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 De aandrijving 8 van de inrichting   1,   zoals weergegeven in de figuren 2,3 en 4, bestaat in hoofdzaak uit een elektrische aandrijfmotor 39 die een looprol 40 kan aandrijven. 



  Deze looprol 40 is bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal met een grote   wrijvingscoëfficient   en is gelagerd in een stoel 41 die op zijn beurt verbonden is met een stuurtandwiel 42 dat op een vertikale as 43 is bevestigd die zelf vrijdraaibaar gelagerd is in het geraamte 2. 



  Het huis van de aandrijfmotor 39 is bijvoorbeeld via een koppelstuk 44 op het stuurtandwiel 42 bevestigd. 



  De verdraaiing van het stuurtandwiel 42 gebeurt zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 onder invloed van een stuurmotor 45 waarvan de uitttredende as voorzien is van een tandwiel dat ingrijpt met het stuurtandwiel 42 en die een signaal kan krijgen van de stuureenheid 7 ten einde afhankelijk van de positie van de stuurhendel 38 op het bedieningspaneel 37, te bekomen dat het stuurtandwiel 42 in de ene of de andere draaizin wordt aangedreven. 



  De stroom die nodig is voor de aandrijving van de voornoemde motoren wordt geleverd door bij voorkeur twee oplaadbare batterijen 46-47 die zich in het voornoemde eerste deel bevinden. 



  Het is duidelijk dat de uitvinding zowel elektrisch als manueel kan aangedreven worden, bijvoorbeeld door de stuurstang 36 met bijhorende stang 35 roteerbaar op te stellen, waarbij rechtstreeks of via een overbrenging de stand van de looprol 40 wordt beïnvloed. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 In een andere uitvoeringsvorm die niet is weergegeven in de tekeningen, kan ook de aandrijfmotor 39 vervangen zijn door menselijke duwkracht, waarbij de gebruiker de inrichting volgens de uitvinding door middel van de stuurstang 36 voor zich zal uitduwen of voorttrekken. 



  Verder is het geraamte 2 nog voorzien van vier steunwielen 48. 



  Zoals weergegeven in de figuren 5 en 6 zal een bed 49, dat bedoeld is om te kunnen samenwerken met een inrichting volgens de uitvinding, aan de onderzijde bij voorkeur voorzien zijn van een dwars aangebracht, omgekeerd U-vormig element 50 waarmede de inrichting volgens de uitvinding kan samenwerken. 



  Het is duidelijk dat ook andere koppelingen tussen de inrichting volgens de uitvinding en een bed mogelijk zijn en dat de inrichting dus niet beperkt is tot de in de figuren weergegeven drukrollen die kunnen samenwerken met een omgekeerd   U-vormig   profiel, maar dat om het even welke samenwerking tussen het hefmechanisme 4 en een bedonderstel mogelijk is. 



  Ook is het vanzelfsprekend dat de inrichting volgens de uitvinding in plaats van afzonderlijk uitgevoerd te zijn, ook volledig geïntegreerd kan zijn met een bed. 



  In dat geval zal ieder bed aan de onderzijde voorzien van een eigen inrichting volgens de uitvinding zodanig dat zulk bed op elk willekeurig tijdstip onmiddelijk kan verplaatst worden, waarbij men ook in dit laatste geval het bed manueel, half-automatisch of volledig automatisch kan besturen. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 Het gebruik en de werking van de inrichting volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt. 



  Zoals weergegeven in de figuur 5 kan een inrichting 1 voor het verplaatsen van een bed met het hefmechanisme 4 in neergelaten stand tussen de twee voorste steunwielen 51 van een bed 49 gebracht worden wat mogelijk is doordat het tweede deel 9 van het geraamte 2 lager en smaller is uitgevoerd dan het eerste deel 6. 



  Hierbij wordt de inrichting volgens de uitvinding met de voornoemde rollen 10-11 tot juist onder het voornoemde, omgekeerd U-vormig element 50 gebracht. 



  Vervolgens zal men door het bekrachtigen van de motor 3, via de tandwielen 19-20-21 en/of tandriemen de stang 22 verdraaien waardoor de moeren 25-26 verschuiven over de horizontale geleiders 31-32 en naar elkaar toe bewegen. 



  Als gevolg hiervan zullen de twee rollen 10-11, door de armen 13-14, naar boven in het omgekeerd U-vormig element 50 worden geduwd waardoor het bed 49, zoals weergegeven in figuur 6, met de twee voorste steunwielen 51 van de vloer 53 wordt getild. 



  Het element 50 zorgt er hierbij voor dat een verdere relatieve verplaatsing tussen het hefmechanisme 4 en het bed 49 verhinderd wordt. 



  Doordat het bed 49 enkel nog met de niet opgetilde achterste steunwielen 52 op de vloer steunt kan, door het verplaatsen van de inrichting 1 volgens de uitvinding, het gehele bed 49 worden verplaatst waarbij de steunwielen 52 volgwielen worden, een en ander zodanig dat het bed perfekt de baan volgt welke genomen wordt door de inrichting 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 volgens de uitvinding. De sturing van het geheel van inrichting en bed gebeurt hierbij door het verplaatsen van de stuurhendel 38 op het bedieningspaneel 37. 



  Doordat de begeleidende persoon gemakkelijker achter de inrichting volgens de uitvinding met bed aanloopt, is het bedieningspaneel 37 bij voorkeur afneembaar op de stang 35 aangebracht waarbij wel een verbinding blijft tussen de inrichting en het bedieningspaneel 37 door middel van een kabel of in een andere uitvoeringsvariante door middel van radiogolven, infra-rood of dergelijke. 



  Het is duidelijk dat de begeleidende persoon hierdoor achter de inrichting met bed kan lopen en toch door middel van het bedieningspaneel 37 het geheel in de goede baan kan leiden. 



  In een uitvoeringsvariante kan op of in de vloer, meer speciaal in de bochten van gangen en dergelijke, groeven en/of markeringen die magnetisch, infra-rood, laser, ccd en dergelijke herkenbaar zijn, aangebracht worden waardoor de wielen bij het ingaan van de bocht in zulke groeven en/of markeringen worden geleid. 



  In een andere uitvoeringsvariante zou de inrichting volgens de uitvinding zodanig kunnen uitgerust worden dat zij volledig autonoom bestuurd wordt via markeringen of geleidingssystemen, welke aangebracht zijn op of in de vloer, teneinde een bed op te tillen en te verplaatsen of te vervoeren. De besturing van de inrichting kan hierbij bijvoorbeeld van uit een centrale besturingseenheid gebeuren. 



  In voornoemde uitvoeringsvariante is het voldoende dat een begeleider de inrichting met bed volgt en dus niet meer 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 hoeft te sturen noch te duwen, waarbij de begeleider enkel hoeft in te grijpen bij eventuele problemen. 



  Uiteindelijk, bij een nog meer geperfektioneerde sturing zou zelfs de aanwezigheid van een begeleider kunnen vervangen worden door de inrichting met bed en patiënt eventueel te volgen op monitors of schermen. 



  Het is duidelijk dat met een inrichting volgens de uitvinding bekomen wordt dat een bed zodanig kan verplaatst worden doorheen nauwe doorgangen zoals deuren, gangen en dergelijke zonder de muur of andere zaken te beschadigen. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een inrichting voor het verplaatsen van bedden volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Konklusies. 1.- Inrichting voor het verplaatsen van bedden, daardoor gekenmerkt dat zij in hoofdzaak bestaat uit een verrijdbaar geraamte (2) ; een hefmechanisme (4) dat kan samenwerken met het onderstel van een bed (40) ; en een stuurinrichting (5).

2.-Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de inrichting met meerdere bedden kan samenwerken.

3.-Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de inrichting geïntegreerd is in een bed.

4.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het geraamte (2) bestaat uit een eerste deel (6) dat de stuurinrichting (5) bevat welke bestaat uit een stuureenheid (7) en een aandrijving (8) en uit een tweede deel (9) dat lager en smaller is uitgevoerd dan het eerste deel (6) en dat het hefmechanisme (4) bevat.

5.-Inrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat onder het geraamte (2) wielen zijn voorzien.

6.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het hefmechanisme (4) in hoofdzaak bestaat uit minstens een in een vertikaal vlak verplaatsbaar drukelement (10-11) dat bewogen wordt door aandrijfmiddelen (12).

7.-Inrichting volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat het drukelement bestaat in de vorm van twee rollen (10-11).

8.-Inrichting volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (12) in hoofdzaak bestaan uit, <Desc/Clms Page number 11> enerzijds, twee paar scharnierende armen (13-14) die op een gemeenschappelijke as (15) zijn bevestigd waarop eveneens het voornoemd drukelement (10-11) is aangebracht, waarbij een tussenbus (16) is voorzien om de paren armen (13-14) op afstand te houden en waarbij het drukelement (10-11) ter plaatse wordt gehouden door moeren (17) en een motor (3) die de voornoemde armen beveelt via een overbrenging (18).

9.-Inrichting volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat de overbrenging (18) bestaat uit een aantal met elkaar ingrijpende tandwielen (19-20-21) die het koppel van de motor (3) overbrengen op een horizontale stang (22) die twee gedeelten (23-24) vertoont die ieder voorzien zijn van schroefdraad en die axiaal in elkaars verlengde liggen, waarbij een gedeelte (23 of 24) van de stang (22) gevormd wordt door rechtse schroefdraad, terwijl het andere gedeelte (24 of 23) gevormd wordt door linkse schroefdraad.

10.-Inrichting volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat de overbrenging (18) bestaat uit tandriemen die het koppel van de motor (3) overbrengen op een horizontale stang (22) die twee gedeelten (23-24) vertoont die ieder voorzien zijn van schroefdraad en die axiaal in elkaars verlengde liggen, waarbij een gedeelte (23 of 24) van de stang (22) gevormd wordt door rechtse schroefdraad, terwijl het andere gedeelte (24 of 23) gevormd wordt door linkse schroefdraad.

11.-Inrichting volgens konklusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat op elk deel van de stang (22) een moer (25-26) is voorzien waarmede, via spillen (27-28-29-30), vrijdraaiend de uiteinden zijn verbonden van de paren armen (13-14). <Desc/Clms Page number 12> 12.-Inrichting volgens konklusie 11, daardoor gekenmerkt dat de moeren (25-26) voorzien zijn van boringen waarmee zij verschuifbaar zijn aangebracht op geleiders (31-32) die vast bevestigd zijn met eindstukken (33-34) die op hun beurt bevestigd zijn op het geraamte (2).

13.-Inrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de stuureenheid (7) in hoofdzaak bestaat uit een stang (35) en een stuurstang (36) die de stang (35) verbindt met het geraamte (2) van de inrichting.

14.-Inrichting volgens konklusie 13, daardoor gekenmerkt dat op de stang (35) een bedieningspaneel (37) met stuurhendel (38) is aangebracht.

15.-Inrichting volgens konklusie 14, daardoor gekenmerkt dat het bedieningspaneel (37) afneembaar op de stang (35) is aangebracht.

16.-Inrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de aandrijving (8) bestaat uit een elektrische motor (39) die een looprol (40) aandrijft.

17.-Inrichting volgens konklusie 16, daardoor gekenmerkt dat de looprol (40) gelagerd is in een stoel (41) waarbij deze stoel verbonden is met een rond een vertikale as (44) draaibaar stuurtandwiel (42) waarbij de voornoemde looprol (40) zich op de vertikale as (44) bevindt en waarbij voornoemde aandrijfmotor (39) via een koppelstuk (43) op het stuurtandwiel (42) is gemonteerd.

18.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het hefmechanisme (4) kan samenwerken met een op het onderstel van een bed (49) voorzien omgekeerd U-vormig element (50). <Desc/Clms Page number 13>

19.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de stroom die nodig is voor de aandrijving van de voornoemde motoren (3-39-45) geleverd wordt door twee oplaadbare batterijen (46-47) die zieh in het voornoemde eerste deel (6) van het geraamte (2) bevinden.