BE1002532A4 - Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines. Download PDF

Info

Publication number
BE1002532A4
BE1002532A4 BE8801129A BE8801129A BE1002532A4 BE 1002532 A4 BE1002532 A4 BE 1002532A4 BE 8801129 A BE8801129 A BE 8801129A BE 8801129 A BE8801129 A BE 8801129A BE 1002532 A4 BE1002532 A4 BE 1002532A4
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
guide element
thread
weft thread
wire
main blower
Prior art date
Application number
BE8801129A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE8801129A priority Critical patent/BE1002532A4/nl
Priority to EP89202392A priority patent/EP0362925A1/en
Priority to US07/416,480 priority patent/US4993459A/en
Priority to JP1258626A priority patent/JPH02145832A/ja
Application granted granted Critical
Publication of BE1002532A4 publication Critical patent/BE1002532A4/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/3013Main nozzles
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/3086Weft removal
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D51/00Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions
    • D03D51/06Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions using particular methods of stopping
    • D03D51/08Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions using particular methods of stopping stopping at definite point in weaving cycle, or moving to such point after stopping
    • D03D51/085Extraction of defective weft

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Inrichting voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines, van het type dat toelaat automatisch een inslagdraad (1) aan te brengen vanaf de draadvoorbereidingsinrichting (3) tot nabij de plaats van waaraf de inslagdraad (1) in de gaap (7) wordt gebracht, daardoor gekenermerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een verplaatsbaar geleidingselement (4) dat de inslagdraad (1) tijdens het normale weefproces in zijn baan geleidt en dat, ten einde een inslagdraad (1) aan te brengen, verplaatsbaar is tussen minstens een eerste positie nabij de voornoemde draadvoorbereidingsinrichting (3) en een tweede positie nabij de plaats aan de ingang van de gaap (7), vanwaar de inslagdraden (1) in de gaap (7) worden gevoerd; aandrijfmiddelen (44) om het voornoemde geleidingselement (4) te verplaatsen; en een stuureenheid (16) om de verplaatsing te regelen.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines. 
 EMI1.1 
 ---------------------------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines, in het bijzonder bij luchtweefmachines. 



  In een bijzondere uitvoeringsvorm betreft de uitvinding een inrichting die toelaat automatisch een inslagdraad aan te brengen tussen, enerzijds, een draadvoorbereidingsinrichting, bijvoorbeeld een voorafwikkelinrichting, en, anderzijds, de insertiemiddelen waarmee de opeenvolgende inslagdraden in de gaap worden gebracht, zoals bijvoorbeeld een hoofdblazer. 



  Het automatisch aanbrengen van een inslagdraad tussen een voorafwikkelinrichting en een hoofdblazer is een techniek die reeds bekend is, waarmee ernaar gestreeft wordt in het 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 geval van een inslagdraadbreuk een herstelling uit te voeren zonder tussenkomst van een wever. De bekende inrichtingen en werkwijzen maken hierbij gebruik van verschillende supplementaire verplaatsbare draadklemmen en dergelijke die nadat de gebroken draadeinden verwijderd zijn een nieuwe inslagdraad nabij de voorafwikkelaar kunnen vastnemen en deze naar de hoofdblazer kunnen brengen, waarna de draad aan deze laatste wordt overgedragen. De hierbij gebruikte supplementaire draadklemmen of dergelijke vervullen tijdens het normale weefproces geen funktie en worden in een wachttoestand geplaatst in de nabijheid van de voorafwikkelinrichting. 



  Deze inrichtingen vertonen het nadeel dat zij weinig kompakt zijn gezien de noodzaak aan een groot aantal supplementaire elementen, waarbij deze elementen tijdens het normale weefproces uitsluitend een balast vormen en bijzonder veel plaats wegnemen op de weefmachine, waardoor de plaatsing van andere automaten bemoeilijkt wordt. 



  De huidige uitvinding heeft een inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraden bij 
 EMI2.1 
 .. M. -.. - -. -- .... -. - weefmachines tot doel, waarbij het voornoemde nadeel systematisch is uitgesloten. 



  De uitvinding heeft tevens een inrichting tot doel waarbij automatisch de bedrading van een op de lade gemonteerde 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 hoofdblazer kan uitgevoerd worden, ongeacht de ladepositie. 



  Een ander doel van de uitvinding bestaat erin dat bij het herbedraden van een hoofblazer automatisch in de juiste lengte-inslagdraad in de hoofdblazer wordt voorzien. 



  Nog een ander doel van de uitvinding bestaat erin een hulphoofdblazer zodanig te positioneren, in funktie van het soort inslagdraad, dat deze in meeste optimale positie staat gedurende het weven, waarbij eventueel een bijsturing gedurende het weefproces kan worden uitgevoerd. 



  De huidige uitvinding heeft hiertoe betrekking op een inrichting, van het type dat toelaat automatisch een inslagdraad aan te brengen vanaf de draadvoorbereidingsinrichting tot op de plaats van waaraf 
 EMI3.1 
 . -. - - -. -- de inslagdraad in de gaap wordt gebracht, met als kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een verplaatsbaar geleidingselement dat de inslagdraad tijdens het normale weefproces in zijn baan geleidt en dat, ten einde een 
 EMI3.2 
 . - --. - -. -.. -. inslagdraad aan te brengen, verplaatsbaar is tussen minstens een eerste positie nabij de voornoemde 
 EMI3.3 
 .) draadvoorbereidingsinrichting, en een tweede positie nabij de plaats, aan de ingang van de gaap, vanwaar de inslagdraden in de gaap worden gebracht ; aandrijfmiddelen 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 om het voornoemde geleidingselement te verplaatsen ; en stuurmiddelen om de verplaatsing te regelen.

   Bij voorkeur bestaat het voornoemde geleidingselement uit een verplaatsbare hulphoofdblazer, die eventueel is uitgerust 
 EMI4.1 
 .... met een klem om de inslagdraad op gepaste ogenblikken hierin vast te houden. 



  Doordat volgens de uitvinding gebruik gemaakt wordt van 
 EMI4.2 
 -. - - -. - -.. een draadgeleidingselement dat reeds tijdens het normale weefproces benut wordt, wordt het gebruik van 
 EMI4.3 
 . -. - - - - - - - - -- -'-.. - - - afzonderlijke supplementaire draadpresentatie-elementen en de hiertoe benodigde transportmechanismen vermeden en 
 EMI4.4 
 - -. -. kunnen ingewikkelde bewegingscyclussen worden uitgesloten, met als voordeel dat na een draadbreuk op een zeer snelle wijze een herstelling kan worden verwezenlijkt.

   Dit voordeel doet zieh bijzonder uitgesproken voor wanneer, zoals hierna in detail nog beschreven, het verplaatsbaar draadgeleidingselement gevormd wordt door de klassieke hulphoofdblazer, die dan verplaatsbaar is opgesteld, zodanig dat hij tussen de draadvoorbereidingsinrichting en 
 EMI4.5 
 d. - - - -.. - - - - hoofdblazer heen en weer kan worden verplaatst. 



  - -. - -- De werkwijze volgens de uitvinding bestaat er hoofdzakelijk in dat wanneer opnieuw een inslagdraad vanaf de draadvoorbereidingsinrichting tot aan de ingang van de gaap moet worden aangebracht, het verplaatsbaar 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 geleidingselement, vanuit de positie die dit inneemt tijdens het normale weefproces, aan de draadvoorbereidingsinrichting wordt gepresenteert, daar de aan te brengen draad bij zijn uiteinde vastneemt, deze meeneemt naar de insertie-inrichting waaraan de draad wordt toegevoerd en terug verplaatst wordt naar de positie die het inneemt gedurende het normale weefproces, waarbij de inslagdraad in dit geleidingselement aanwezig blijft.

   In het geval dat gebruik gemaakt wordt van een draadvoorbereidingsinrichting die gevormd wordt door een klassieke voorafwikkelaar, wordt de voornoemde inslagdraad bij voorkeur vastgenomen nabij het uiteinde van de wikkelarm, waarna hij toegevoerd wordt aan de ingang van de, doorgaans op de lade gemonteerde, hoofdblazer. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende 
 EMI5.1 
 - -. - - - - - uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; 
 EMI5.2 
 - - - - -.. figuren 2 tot 13 schematisch een werkwijze volgens de -. - - - - - uitvinding in opeenvolgende stappen weergeven, telkens voor een bovenaanzicht in figuur   1 ;   figuur 14 nog een bijzondere toepassing van de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 15 en 16 schematisch nog twee bijzondere 
 EMI6.1 
 Varianten uitvinding weergeven. 



  . ' ''" '1, een inrichting voor de toevoer, het . - ;.. 1" 1 ; -4 f J -"I T. .''''0''- ' . van een inslagdraad bij een r'f-... - van deweefmachine. weergegeven. De inslagdraad 1 wordt hierbij   '. op bekende wijze   af een draadvoorraad 2 getrokken en via 
 EMI6.2 
 I -- -........... 



  . 3, en insertiemiddelen 4, die .. I . - -... - "" -- -... - ; worden door een hulphoofdblazer 5 en ..... - --.. - "'".... - \een voorafwikkelinrichtingeen. hoofdblazer 6, in de gaap 7 gebracht. De voorafwikkelinrichting 3, die zoals bekend gemonteerd is 
 EMI6.3 
 . -.. - - op het freem 8 van de weefmachine, ofwel gemonteerd is op een verrijdbaar gestel dat naast de weefmachine kan worden geplaatst, bestaat zoals bekend uit een vaste 
 EMI6.4 
 - - - -.. - wikkeltrommel 9, een door middel van een elektrische motor 10 aangedreven wikkelarm 11 die de inslagdraad 1 in 
 EMI6.5 
 - -.... - .. wikkelingen 12 op de wikkeltrommel 9 aanbrengt en een door ""4".. 4.. - --. middel van een elektromagneet 13 gestuurde blokkeerpen 14 .. -. 4...... -. -... die, enerzijds,. in haar rusttoestand met het oppervlak van .... "'o. -. - -"'. -... - -- ". - - - - -" "..

   de wikkeltrommel 9 samenwerkt en belet dat de inslagdraad ""'"........ J'. " -... -... . -. - "... - 1 af de-wikkeltrommel 9 wordt getrokken en, anderzijds, ... o... ". -"""'''''''''... --'" - - -...... -.... - -... - - - -... -.. - o.'-.. wanneer de elektromagneet 13 bekrachtigd is, zich in een "--".,,..., -. -...,. -". -. - -. --. opgeheven positie bevindt, zodanig dat de inslagdraad 1 af de wikkeltrommel 9 kan worden getrokken door toedoen van de kracht uitgeoefend door de hulphoofblazer 5 en de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 hoofdblazer 6. Het aantal af de wikkeltrommel 9 getrokken wikkelingen 12 wordt gekontroleerd door middel van een afwikkeldetektor 13, die bij voorkeur van optische aard is, gevormd door een lichtbron en een ontvanger, waarbij telkens wanneer een wikkeling wordt afgetrokken een signaal aan de algemene stuureenheid 16 wordt afgeleverd. 



  Een eveneens met deze stuureenheid 16 gekoppelde wikkeldetektor 17, tevens van optische aard, laat toe de aanwezigheid van wikkelingen 12 op de wikkeltrommel 9 te kontroleren. In het geval de detektor 17 geen wikkelingen meer waarneemt, genereert deze een signaal zodanig dat de stuureenheid 16 de voornoemde motor 10 inschakelt, of aan een grotere snelheid laat draaien, waardoor terug een voorraad wikkelingen wordt aangebracht op de wikkeltrommel 9. Indien terug wikkelingen gedetekteert worden ter hoogte van de detektor 17 wordt de motor 10 gestopt tot terug nieuwe wikkelingen vereist zijn. 
 EMI7.1 
 



  -'. r Verder zijn nog een aantal bekende onderdelen aangeduid .. -. ". zoals de lade 18 met het riet 19 de kettingdraden 20 de . -"... - - -. kaders 21 de aandrijving 22 van de weefmachine, die onder w - - -. -... - -- -. -. andere voorziet in de aandrijving van de lade 18 via overbrengingsmiddelen 23, waaronder een nokaandrijving   24 ;   
 EMI7.2 
 - - -. - - een verplaatsbare bobijnstand 25 die toelaat dat in het geval van een storing in de inslagdraad 1, bijvoorbeeld een breuk tussen de voornoemde draadvoorrraad 2 en de 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 hoofdblazer 6, kan overgeschakeld worden naar een tweede draadvoorraad 2A op de wijze zoals hierna nog zal beschreven worden ;

   aandrijfmiddelen 26 om de bobijnstand 25 te verplaatsen, bijvoorbeeld bestaande uit een met de bobijnstand 25 verbonden tandlat 27 die via een tandwiel 28 door middel van een motor 29 kan worden verplaatst ; een persluchtbron of-aansluiting 30 voor de bediening van 
 EMI8.1 
 - -.... 4... -- verschillende hierna nog besproken onderdelen ; op de persluchtbron 30 aangesloten blaasmonden 31, 
 EMI8.2 
 .. -.. -. respektievelijk 31A, die kontinu blazen en die de inslagdraden 1-1A wanneer zij niet in gebruik zijn bij hun 
 EMI8.3 
 - - - - - -- uiteinden vasthouden ;

   eventueel een vast op het freem 8 van de weefmachine in het verlengde van ingang van de wikkelarm 11 geplaatste blaasmond 32, waarmee een inslagdraad 1 vanaf de voor de ingang van deze blaasmond 32 gepresenteerde blaasmond 31 aan de wikkelarm 11 kan worden toegevoerd, waarbij deze blaasmond 32 kan bekrachtigd worden door middel van een door de stuureenheid 16 bevolen elektromagnetisch ventiel   33 ;   een 
 EMI8.4 
 .. - - -., --.. -. -. -. -...... - - met de blaasmond 32 samenwerkende en aan de stuureenheid 16 gekoppelde draaddetektor 34, bijvoorbeeld van optische 
 EMI8.5 
 . - -- - - - - - -. - - -.... - - - - aard, om de aanwezigheid van inslagdraad in de blaasmond 32 waar te nemen ; de inslagschaar 35 met haar aandrijving 
 EMI8.6 
 - -.. . - 36, die op bekende wijze naast de weefselrand 37 staan opgesteld ;

   en een aan het uiteinde van de gaap 7 in het verlengde hiervan geplaatste zuigmond 38. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  De hoofdblazer 6 is bij voorkeur op de lade 18 bevestigd. De beide blaasmonden, respektievelijk de hulphoofdblazer 5 en de hoofdblazer 6 zijn met een eveneens met de stuureenheid 16 verbonden draaddetektor 39, respektievelijk 40, uitgerust. Beide blazers 5 en 6 worden op bekende wijze door middel van door de stuureenheid 16 gestuurde elektromagnetisch bedienbare persluchtventielen 41 en 42 bevolen. 



  Tijdens het normale weefproces wordt bij elke   weefcyclus   een inslagdraadlengte door middel van de voornoemde insertiemiddelen 4 in de gaap gebracht. Hierbij wordt de inslagdraad 1 ontnomen vanaf de draadvoorbereidingsinrichting, in dit geval dus de voorafwikkelinrichting 3 en meer speciaal nog vanaf de wikkeltrommel 9. Hiertoe wordt bij elke   weefcyclus   de blokkeerpen 14 door de bekrachtiging van de elektromagneet 13 verwijderd van de wikkeltrommel 9, tot dat een gewenst aantal wikkelingen 12, nodig voor het vormen van een lengte inslagdraad, af de wikkeltrommel is getrokken. 



  Wanneer     n   lengte-inslagdraad is vrijgegeven en in de gaap 7 is ingebracht, wordt de blokkeerpen 14 terug in een 
 EMI9.1 
 -. -. -. - -.. -. positie gebracht waarbij zij kontakt maakt met de wikkeltrommel 9 zodanig dat zij verhindert dat meer wikkelingen 12 worden ontnomen dan nodig is. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 Vervolgens wordt, zoals bekend, de lade 18 met het erop gemonteerde riet 19 door middel van de door de stuureenheid 16 gestuurde aandrijving 22 naar de   aanslaglijn   43 toe bewogen, zodanig dat de ingebrachte lengte inslagdraad 1 hiertegen wordt aangeslagen.

   Hierna wordt de inslagdraad door middel van de inslagschaar 35 losgeknipt, waarna de blazers 5 en 6 worden uitgeschakeld, ofwel met een kleiner luchtverbruik worden ingeschakeld 
 EMI10.1 
 -. - - -. louter met de bedoeling het in de blazers aanwezige inslagdraaduiteinde gestrekt te houden. De lade 18 wordt 
 EMI10.2 
 - - - - - - -. -.. -- ".. -. -. - -- - - -..... vervolgens van de aanslaglijn 43 wegbewogen, waarna een nieuwe   weefcyclus   kan beginnen. 



  Tijdens het normale weefproces wordt de inslagdraad op draadbreuken of dergelijke gekontroleerd. Om een kontrole uit te oefenen tussen de voorafwikkelinrichting 3 en de ingang van de gaap 7 wordt hiertoe bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de voornoemde draaddetektors 39 en 40. In het 
 EMI10.3 
 ..... - -".. - -...... -.. - geval     n   van deze draaddetektors geen inslagdraad 1 meer waarneemt, wijst dit op een   draadbreuk. -De huidige   
 EMI10.4 
 . -. -.... -- -..... - -. --.... -.... -.... uitvinding betreft een bijzondere inrichting die toelaat '.... -.. - -- -..... -,, """.. - - -- -. -.. dat in zulk geval automatisch een nieuwe inslagdraad 1 vanaf de voorafwikkelinrichting 3 tot aan de ingang van de 
 EMI10.5 
 ....... -" -.. -. gaap 7 wordt aangebracht. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 



  De inrichting van de huidige uitvinding maakt hiertoe gebruik van een geleidingselement dat tijdens het normale weefproces de inslagdraad 1 tussen de voorafwikkelinrichting 3 en de ingang van de gaap 7 in zijn goede baan geleidt, waarbij dit geleidingselement, ten einde in het geval van een draadbreuk een herbedrading de realizeren, verplaatsbaar is tussen een eerste positie nabij de draadvoorbereidingsinrichting-of dus in figuur 1 de voorafwikkelinrichting 3 - en een tweede positie nabij de ingang van de gaap 7, meer speciaal nabij de hoofdblazer 6. 



  In de voorkeurdragende uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in figuur 1, bestaat het voornoemde geleidingselement bij uit de hulphoofdblazer 5, die hiertoe verplaatsbaar is opgesteld. De beweging wordt verkregen door middel van 
 EMI11.1 
 - - - - -. -. aandrijfmiddelen 44 die bevolen worden door middel van de stuureenheid 16, die hiertoe uiteraard van de nodige elektronische schakelingen is voorzien, waarvan de opbouw eenvoudig uit de nog hierna volgende beschrijving van de 
 EMI11.2 
 ... - - - - -werkingscyclus die moet gerealiseerd worden in het geval -. -.'- -'.. - - - - -- van een breuk, kan worden afgeleid. 



  De aandrijfmiddelen 44 bestaan volgens figuur 1 uit twee translatiemechanismen 45 en 46 die respektievelijk een X en Y-verplaatsing van de hulphoofdblazer 5 kunnen 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 verwezenlijken. De hierbij gebruikte mechanismen kunnen van willekeurige aard zijn. In de uitvoeringsvorm volgens de figuur bestaat het translatiemechanisme 45 uit een gestel 47 dat een aantal zich in X-richting uitstrekkende geleidingen 48 bevat, waarlangs een door middel van een roteerbare schroefstang 49 aangedreven siede 50 kan worden 
 EMI12.1 
 - - . verplaatst, de verdraaiing van de schroefstang 49 . -. -. bekomen wordt door middel van een elektrische motor 51, -. - - --. - -. - waarbijbijvoorbeeld een stapmotor die gestuurd wordt door de algemene stuureenheid 16. 



  Het translatiemechanisme 46 wordt gevormd door een in de voornoemde siede 50 door middel van geleidingen 52 verschuifbaar gestel 53, waarvan de verplaatsing bekomen wordt door middel van een schroefstang 54 dewelke in de Y-richting kan verplaatst worden door middel van een eveneens door de stuureenheid 16 bevolen motor 55. 



  De hulphoofdblazer 5 is op het vrije uiteinde van het gestel 53 gemonteerd. 
 EMI12.2 
 



  -. -. - - De aandrijfmiddelen zijn, teneinde de verplaatsing van de - 0. - -. hulphoofdblazer 5 te kontroleren, met de nodige . --.'...,.. - detektiemiddelen hiertoe uitgerust. In de in figuur 1 ... - weergegeven uitvoeringsvorm zijn de motors 51 en 55 voorzien van met detektors 56, respektievelijk 57, 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 bijvoorbeeld in de vorm van pulsgenerator die de verdraaiing van de schroefstangen 49 en 54 kontroleren door bij elke omwenteling een puls toe te voeren aan de stuureenheid 16. Uit de draairichting van de motors 51 en 52 en het aantal door de detektors 56 en 57 afgeleverde pulsen kan op elk ogenblik   t. o. v.   een referentieplaats de positie van de hulphoofdblazer 5 bepaald worden.

   Als referentiepositie kan hierbij van een toestand worden uitgegaan waarbij de siede 50 en de hulphoofdblazer 5 zieh het dichtst bij respektievelijk de motor 51 en de motor 55 bevinden. 



  Volgens de huidige uitvinding worden aan de stuureenheid 16 bij voorkeur ook signalen toegevoerd die informatie 
 EMI13.1 
 . - --- -. -. --- verstrekken omtrent de precieze hoekpositie van de lade 18. Hiertoe is de aandrijving 22 van de weefmachine, meer speciaal de aandrijfas 58 uitgerust met een schijf 59 met 
 EMI13.2 
 - - -- markeringen 60 die waargenomen worden door een vast hiernaast opgestelde detektor 61, die aldus pulsen 
 EMI13.3 
 -. - - - -. - - - - - - - -- - --. genereert in funktie van de hoekverdraaiing van de as 58. 



  -. 0 - Het is duidelijk dat vertrekkende van een . -... -. - - - - referentiepositie, op elk ogenblik de positie van de lade . - - - -- - - - - - -. - - - - - - - - 18 kan worden bepaald. Uiteraard kan hiertoe ook gebruik - - - - - - - - - -. - - - - - -. - - gemaakt worden van detektiemiddelen die rechtstreeks met de lade 18 samenwerken. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 Tevens is volgens de uitvinding de voorafwikkelinrichting 3 uitgerust met draadverwijderingsmiddelen om de op de wikkeltrommel 9 aanwezige wikkelingen 12, wanneer gewenst, van de wikkeltrommel af te stoten.

   Deze 
 EMI14.1 
 draadverwijderingsmiddelen bestaan zoals weergegeven in ..... -.... -.... -.. - -..... figuur 1 hoofdzakelijk uit een aan het freem 8 bevestigde zuiger 62, die door middel van een pneumatisch ventiel 63, dat elektromagnetisch gestuurd wordt door de stuureenheid 16, kan bekrachtigd worden en een op de zuigerstang 64 
 EMI14.2 
 -.. - -...... -................ "" bevestigde vork 65 die alle op de wikkeltrommel 9 .... -........ -........ aanwezige wikkelingen 12 in     n   beweging kan verwijderen. 



  Volgens de huidige uitvinding wordt verder gebruik gemaakt van een-detektor 66 voor het waarnemen van de positie van de wikkelarm 11, die hiertoe bijvoorbeeld samenwerkt met een samen met de wikkelarm 11 roterende schijf 67 waarop een door de detektor 66 waargenomen markering 68 is 
 EMI14.3 
 .. -.. - -.. aangebracht. De hoekpositie van de wikkelarm 11 kan zodoende, uitgaande van een referentiepositie of een op de 
 EMI14.4 
 .. -........ - "".. -...... - - - schijf aangebracht referentiemerkteken, op elk ogenblik   eenduidig   uit het door de detektor 66 aan de stuureenheid 
 EMI14.5 
 -.. "" -........ -.... - -.... -. " 16 afgeleverd aantal pulsen   eenduidig   bepaald worden. 



  Om de inslagdraad 1 op de gepaste ogenblikken in de wikkelarm 11 te kunnen vasthouden wordt gebruik gemaakt van een draadklem 69 die bijvoorbeeld gemonteerd is op het 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 uiteinde van de wikkelarm 11 en die door middel van een door de stuureenheid 16 gestuuurde elektromagneet 70 wordt bevolen. 



  Een aan behuizing 71 van de voorafwikkelinrichting 3 gemonteerde schaar 72 laat toe dat de inslagdraad 1 nabij het uiteinde van de wikkelarm 11 kan worden afgesneden. De schaar wordt door middel van een stapmotor 73 bekrachtigd, die op zijn beurt. gestuurd wordt door de stuureenheid 16. 



  Draadverwijderingsmiddelen zoals een vast gemonteerde zuigmond 74 die naast, respektievelijk onder de wikkeltrommel 9 is opgesteld, laat toe dat af de wikkeltrommel 9 gestoten draadafval wordt opgevangen en wordt afgevoerd. De zuigende werking wordt verkregen door 
 EMI15.1 
 - - - -- - middel van een in de zuigmond 74 gemonteerde blaasmond 75 die een van de ingang 76 weggerichte luchtstroom 
 EMI15.2 
 -. - -.. teweegbrengt. De blaasmond 75 wordt door de stuureenheid 16 bevolen door middel van een elektromagnetisch gestuurd 
 EMI15.3 
 - -- -. -- - -.. -. pneumatisch ventiel 77. 



  - - - - -. - - - - - -. - Tenslotte wordt volgens de uitvinding nog gebruik gemaakt van een draadklem 78 die aan de ingang van de 
 EMI15.4 
 -. --. -. --. - -.... -.. hulphoofdblazer 5 is gemonteerd en door een door middel van een stuureenheid 16 bevolen elektromagneet 79 kan worden in- en uitgeschakeld. 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 



  Samengevat bestuurt de stuureenheid 16 alle in figuur 1 weergegeven bew egbare en bedienbare onderdelen, terwijl anderzijds de nodige informatie hiertoe geput wordt uit de gegevens van alle hiervoor besproken detektie-elementen. 



  Bovendien kan de stuureenheid 16 uitgerust zijn met een 
 EMI16.1 
 -p -". - ---. -. --¯. -.. ". --- < -¯. -. - ¯0¯-. p - - - invoereenheid 80 om gegevens nodig voor de besturing van alle onderdelen toe te voeren, in het bijzonder met 
 EMI16.2 
 - - - < . -. - -.'. - n - -- - " - - - - - -. -- - betrekking tot de posities die de hulphoofdblazer 5 zoals hierna nog beschreven moet innemen teneinde een 
 EMI16.3 
 - - -..... - - ".. - automatische herbedrading uit te voeren, waaronder de voornoemde eerste positie nabij de wikkelarm 11, de tweede positie nabij de hoofdblazer 6, en verder nog de positie die hij inneemt gedurende het normale weefgebeuren. 



  De inrichting voor het toevoeren, het aanbrengen en het 
 EMI16.4 
 -... - - - - -- --... geleiden van inslagdraden, meer speciaal waarbij gebruik gemaakt wordt van de voornoemde verplaatsbare 
 EMI16.5 
 - - - -. - - - -- - -. - hulphoofdblazer 5, biedt verschillende voordelige gebruiksmogelijkheden. Een eerste mogelijkheid bestaat in 
 EMI16.6 
 - - - - - -. -.. - - - - - een werkwijze voor het automatisch aanbrengen van een inslagdraad 1 tussen de voorafwikkelinrichting 3 en de 
 EMI16.7 
 - - - -... - hoofdblazer 6, die hierna aan de hand van figuren 2 tot 13 is beschreven, waarbij duidelijkheidshalve in deze figuren uitsluitend de meest   essenti le   onderdelen schematisch zijn weergegeven. 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 



  Volgens figuur 2 heeft zieh een draadbreuk tussen de voorafwikkelinrichting 3 en de hulphoofdblazer 5 voorgedaan. De inslagdraad 1 vertoont een vrij uiteinde 81 dat zieh buiten de hulphoofdblazer 5 bevindt. Het feit dat zieh tussen de voorafwikkelinrichting 3 en de hoofdblazer 6 een breuk heeft voorgedaan kan uit de signalen van de draaddetektors 34, 39 en 40 worden afgeleid. De detektors 39 en 40 nemen hierbij geen draad weer, terwijl de detektor 34 wel draad waarneemt. 



  Tengevolge van deze fout schakelt de stuureenheid 16 de 
 EMI17.1 
 - - - - motor 10 van de voorafwikkelinrichting 3 in, waardoor de wikkelarm 11 in een welbepaalde stand geplaatst wordt, met 
 EMI17.2 
 - -- -. - -- - -. - zijn uitgang 82 in de nabijheid van de voornoemde schaar 72. Hierbij wordt de motor 10 ingeschakeld tot de detektor 66 een signaal waarneemt dat overeenkomt met de gepaste 
 EMI17.3 
 - - - - - -. -. - markering 68 van de schijf 67. 



  - - - - -. - - - In een volgende stap, zoals weergegeven in figuur 3 wordt de draadklem 69 gesloten, mits bekrachtiging van de 
 EMI17.4 
 - -- - -.. -. -- - - - -. - -. -.. - - -- elektro-magneet 70 en wordt de nog op de wikkeltrommel 9 aanwezige hoeveelheid wikkelingen 12 afgestoten door de 
 EMI17.5 
 . - - -. -. - - - -. - -... - -. - -. - -. zuiger 62 in te schakelen, zodanig dat de voornoemde vork 65 in de richting van de zuigmond 74 verschuift, waarbij de wikkelingen af de wikkeltrommel worden geduwd en in deze zuigmond 74 worden opgezogen. Het inslagdraadgedeelte 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 dat gespannen wordt tussen de uitgang 82 van de wikkelarm 11 en de zuigmond 74 komt hierdoor in het snijbereik van de voornoemde schaar 72. 



  De afgestoten hoeveelheid inslagdraad 1 wordt vervolgens afgeknipt door de schaar 72 te bevelen,     n   en ander zoals 
 EMI18.1 
 - - 4. -.. M - - - - - -. weergegeven in figuur 4. Tengevolge hiervan ontstaat zoals -... ",........ -...... -... - -......... - - weergegeven in figuur 5 aan de uitgang van de ................... ", -............ -- voorafwikkelaar 3, of in dit geval dus van de wikkelarm - - -.......... -...... - - --...... -- - - - 11, een vrij draaduiteinde 83 met een welbepaalde lengte, meer speciaal gelijk aan de afstand tussen de draadklem 69 
 EMI18.2 
 -... --....... - en de schaar 72. De gesloten draadklem 69 belet dat het draaduiteinde 83 bij het afsnijden zou terugspringen in de wikkelarm 11. 



  In een volgende stap worden de aandrijfmiddelen zodanig door de stuureenheid 16 bevolen dat de verplaatsbare 
 EMI18.3 
 ... -... -.... -'"... -... hulphoofdblazer 5 met zijn ingang 84 aan de uitgang 82 van de wikkelarm 11 wordt gepresenteerd. De voornoemde 
 EMI18.4 
 ................. - -... --... draadklem 78 is hierbij in geopende toestand. De hulphoofdblazer 5 is ingeschakeld, door de bekrachtiging 
 EMI18.5 
 ......... -... 00 -.... -"'''''''..''' -..... ", -.... ¯0 - van het ventiel 41, en zuigt het draaduiteinde 83 op.

   Opgemerkt wordt dat het draaduiteinde 83 teneinde het 
 EMI18.6 
 -.......'" ¯..... -...... -... -.... opzuigen ervan te vergemakkelijken, relatief kort gehouden wordt, en zieh bijgevolg, zoals weergegeven in figuur 6, slechts gedeeltelijk in de hulphoofdblazer 5 zal bevinden. 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 Hierna wordt de draadklem 78 gesloten en de draadklem 69 geopend, waarna, zoals weergegeven in figuur 7 de hulphoofdblazer 5 over een kleine afstand D1 van de uitgang 82 van de wikkelarm 11 wordt verwijderd, met het gevolg dat de inslagdraad 1 meegetrokken wordt.

   De draadklem 69 wordt analoog wederom gesloten en de draadklem 78 geopend, waarna zoals weergegeven in figuur 8 de hulphoofdblazer 5 terug tot tegen de uitgang van de wikkelarm 11 wordt gebracht, zodat het draaduiteinde 83 verder opgezogen wordt, zodanig dat dit laatste zieh ongeveer over de volledig lengte van de hulphoofdblazer 5 uitstrekt. 
 EMI19.1 
 



  - .. De draadklem 78 wordt terug gesloten en de draadklem 69 - -.. -.. --.. geopend, waarna de hulphoofdblazer 5 door middel van de -. -.. -.... -" - ". - aandrijfmiddelen 44 verplaatst wordt tot in een positie P1 .. -... - --.... -.. -.. - -.. - op een welbepaalde afstand van de voorafwikkelinrichting 3, bijvoorbeeld centraal hiervoor, zoals weergegeven in 
 EMI19.2 
 - -" - -.... figuur 9. De positie P1 is zodanig gekozen dat het voorste uiteinde van de inslagdraad 1 zieh op een zodanige plaats 
 EMI19.3 
 -.. " -............ - --" -- -.. bevindt dat, de afstand D2 tussen het uiteinde van de inslagdraad 1 en de plaats waar dit uiteinde zieh na de 
 EMI19.4 
 -.. "'''. -''............ P-"".. -- -.............. -..... herbedrading moet bevinden, gelijk is aan een afstand die precies op de wikkeltrommel 9 kan afgemeten, respektievelijk vrij gelaten worden.

   De afstand D2 is bij 

 <Desc/Clms Page number 20> 

 
 EMI20.1 
 I voorkeur gelijk aan de lengte inslagdraad van een wikkeling 12. 



  In een volgende stap wordt de motor 10 van de wikkelarm 11 ingeschakeld en wordt een aantal wikkelingen 12 op de 
 EMI20.2 
 .. -.,, -.,, - wikkeltrommel 9 gelegd todat de detektor 17 wikkelingen waarneemt, zodanig dat een toestand ontstaat zoals in figuur 10. De hulphoofdblazer 5 blijft gedurende het 
 EMI20.3 
 wikkelen in de positie P1. r Hierna wordt, zoals weergegeven in figuur 11, een lengte .... -. - inslagdraad 1 overeenstemmend aan de afstand D2 vrijgegeven, door de blokkeerpen 14 te openen, de hulphoofdblazer 5 te verplaatsen en met behulp van de afwikkeldetektor 15 het afnemen van één wikkeling 12 te detekteren, waarna de blokkeerpen 14 terug wordt gesloten, 
 EMI20.4 
 - -.. " - -'.. -.. -... waardoor precies   één   wikkeling wordt vrijgegeven. 



  De hulphoofdblazer 5 wordt verplaatst tot in een positie P2 zoals weergegeven in figuur 12, waarbij de uitgang 85 van   e   hulphoofdblazer 5 aan de ingang 86 van de 
 EMI20.5 
 - - -. -.. ¯0... - - --- -.. - -- - - -- -- -........ -0.. -'.... hoofdblazer 6 wordt gepresenteerd gevolgd door het openen . -- ". 0 -.............. -.... -... van de draadklem 78. Opgemerkt wordt dat de hoofdblazer 6 . -'" --... " - - ".. - -""... "".... hierbij vooraf in een welbepaalde positie is geplaatst door met behulp van de voornoemde middelen, in het bijzonder de detektor 61 en de stuureenheid 16, de 

 <Desc/Clms Page number 21> 

 aandrijving 22 te bevelen tot de lade 18 een juiste stand inneemt.

   Tengevolge van de voornoemde juiste keuze van de positie P1 ontstaat een toestand waarbij de inslagdraad 1 zieh met zijn draaduiteinde 83 precies tot in de hoofdblazer 6 uitstrekt, m. a. w. waarbij de inslagdraad 1 van juiste lengte is. 



  Het voorste uiteinde 83 van de inslagdraad bevindt zieh in dat geval op de plaats waar gedurende het normale weefproces het uiteinde van de inslagdraad 1 zieh bevindt 
 EMI21.1 
 wanneer deze door de inslagschaar 35 is afgesneden. 



  - - - - - Teneinde het weefproces te herstarten, wordt tenslotte, zoals weergegeven in figuur 13, de hulphoofdblazer 5 in . - - - -. - -. - -. - zijn normale positie P3 op een welbepaalde afstand D3 van de hoofdblazer 6 teruggeplaatst. 



  Naast de hiervoor beschreven bijzondere werkwijze biedt 
 EMI21.2 
 . -. -- " -- - - - - - - -'-. -. - - een verplaatsbare hulphoofdblazer 5, eventueel voorzien van de voornoemde draadklem 78, nog verschillende andere 
 EMI21.3 
 . - - - - - - - -. - - -. toepassingsmogelijkheden. 



  -. -. - -. -. - - - - - --.'... 



  Volgens figuur 14 wordt de verplaatsbare hulphoofdblazer 5 gebruikt om een foutief inslagdraadgedeelte 87 uit de gaap 7 te halen. Zoals bekend, kan zulk foutief inslagdraadgedeelte 87 aan het uiteinde 88 van de gaap 7 

 <Desc/Clms Page number 22> 

 met een als trekdraad funktionerende inslagdraad 1 verbonden worden, bijvoorbeeld door middel van een knoop 89. Door het terugtrekken volgens pijl A van de inslagdraad 1 wordt het inslagdraadgedeelte 87 lusvormig 
 EMI22.1 
 . .,. - - .... vanaf de aanslaglijn 43 losgetrokken. Hiertoe kan de -., . - -.. N..,. - "" hulphoofdblazer 5 een tegenblazer funktie bezitten, -..,, ----- -.. --.. .. N ¯¯¯N -- ---. -"----"" waardoor op de inslagdraad 1 in tegengestelde richting een - "".. -.. ........ -.. """.. - --.... -.... -.. -. -.. "........ trekkracht wordt uitgeoefend.

   Het kan echter gebeuren dat .... - -.... -.. -.... - -.... """.......... -...... -............ -.......... de op pneumatische wijze verkregen trekkracht onvoldoende ............. -- -............. is voor het initieel losmaken van het inslagdraadgedeelte .......... - 87, daar hiertoe de grootste trekkracht vereist is. 



  Om dan toch initieel een grotere kracht te bekomen, kan volgens de huidige uitvinding de verplaatsbare hulphoofdblazer 5, met gesloten draadklem 78 uit zijn 
 EMI22.2 
 .............. -- normale positie P3 over een kleine afstand tot in een positie P4 geplaatst worden. Het inslagdraadgedeelte 87 wordt hierdoor initieel losgetrokken. Het verder uithalen van dit gedeelte 87 kan hierna op normale wijze geschieden door bijvoorbeeld de hulphoofdblazer 5 als tegenblazer in te schakelen. 
 EMI22.3 
 



  ................ 



  De inrichting volgens de uitvinding laat ook een werkwijze toe waarbij de positie van de hulphoofdblazer 5 voorafgaandelijk, door middel van de invoereenheid 80 en de stuureenheid 16, ingesteld wordt, zodanig dat de 

 <Desc/Clms Page number 23> 

 afstand D3 optimaal wordt ingesteld in funktie van bepaalde weefparameters of garenparameters, zoals het toerental van de weefmachine, het soort gebruikte draad, enz. 



  Opgemerkt wordt dat de werkwijze zoals beschreven aan de hand van figuren 3 tot 13 ook kan worden toegepast wanneer de draadbreuk zieh manifesteert voor de voorafwikkelinrichting 3. Zulke draadbreuk wordt bijvoorbeeld gedetekteerd door middel van de draaddetektor 34. In dit geval dient men eerst met zekerheid te weten of de wikkelarm 11 volledig vrij is. Hiertoe wordt de wikkelarm 11 nog voor enkele toeren ingeschakeld zodanig dat alle eventueel hierin aanwezige inslagdraad 1 op de wikkeltrommel 9 is gewikkeld. De op de wikkeltrommel 
 EMI23.1 
 - -. - -. - - - - aanwezige hoeveelheid inslagdraad wordt dan verwijderd ... - -... -.. -- - - zoals weergegeven en hiervoor beschreven aan de hand van figuren 2 en 3.

   Het zieh eventueel nog tot in de blazers 
 EMI23.2 
 .... -........ - - -- - - 5 en 6 uitstrekende draadgedeelte wordt mee via de - -.. -.. -- - -... " - -. zuigmond 74 afgevoerd. Wanneer de inrichting volledig - -.. - - - -... - - - -.. - - - -vrij is van draad wordt de motor 29 ingeschakeld en de - --.... ------. - ¯. --. - -- -- ---..,. - bobijnstand 25 verplaatst, zodanig dat een nieuwe inslagdraad 1A aan de blaasmond 32 wordt gepresenteerd en in de wikkelarm 11 wordt ingeblazen. Mits de juiste positie van de wikkelarm 11 wordt de ingeblazen inslagdraad 1A in de zuigmond 74 opgevangen, waarna de 

 <Desc/Clms Page number 24> 

 blaasmond 32 wordt uitgeschakeld. Vanaf dat moment is een toestand ontstaan zoals in figuur 4, waarna de werkwijze kan voortgezet worden zoals hiervoor beschreven. 



  Volgens een variante van de uitvinding kan de 
 EMI24.1 
 ......... .. ... - ....... p -... hulphoofdblazer 5 vanuit de positie volgens figuur 8 ook .. -..'- --......... - -... --.......... - ¯. "-... rechtstreeks in de positie P2 (figuur 12) worden gebracht, .. - -".. -- -............ --'.. -. - h'.. - -. -.. - - "" -... --.. zonder de tussenstop in de positie P1 en zonder de -. -. -- -...... - -.... --.... 0-...... p-.... - - - --.... tussentijdse vorming van-een aantal wikkelingen 12. In ... - --........ - -" -...... -................ -... -".. dit geval strekt de inslagdraad 1 zieh uit volgens de in .... ""........ -.. -.... - --...... " -....... -.... figuur 12 weergegeven streep-punt lijn 90.

   Vervolgens .......... -........... -........ wordt de draadklem 69 gesloten en de draadklem 78 geopend en de hulphoofdblazer 5 over een welbepaalde afstand 
 EMI24.2 
 ............ teruggeplaatst, bij voorkeur de reeds genoemde afstand D1, zodanig dat de inslagdraad 1 uit het voorste uiteinde 85 van de hulphoofdblazer 5 komt, zulks met een lengte die 
 EMI24.3 
 ........ geschikt is voor de bedrading van de hoofdblazer 6. Om dan tenslotte de hoofdblazer 6 te bedraden wordt de 
 EMI24.4 
 ........ 0...... - draadklem 78 gesloten, de draadklem 69 geopend en de hulphoofdblazer 5 naar de hoofdblazer 6 toebewogen, 
 EMI24.5 
 ........... - waarbij deze hoofdblazer 6 aan volle kracht wordt ingeschakeld. De hoofdblazer 6 zuigt hierbij het 
 EMI24.6 
 .. -.. -........ draaduiteinde van de inslagdraad op.

   Vervolgens wordt de draadklem 69 terug gesloten, de draadklem 78 geopend en de 
 EMI24.7 
 .......... hulphoofdblazer 5 in zijn normale positie P3 geplaatst. Door de draadklem 78 dan terug te sluiten en de draadklem 

 <Desc/Clms Page number 25> 

 69 te openen ontstaat een toestand waarbij door de inschakeling van de wikkelarm 11 wikkelingen 12 op de wikkeltrommel 9 kunnen worden aangebracht. Vervolgens kan het weefproces worden gestart. 



  Indien een te lang vrij inslagdraadgedeelte uit de hoofdblazer 6 hangt, kan dit op de bekende wijze met behulp van de inslagschaar 35 en de zuigmond 38 die aan 
 EMI25.1 
 . - - - - - het uiteinde van de gaap 7 is opgesteld worden verwijderd. 



  Alhoewel volgens de hiervoor beschreven werkwijze de verplaatsing van de hulphoofdblazer 5 gebeurt tot voor de 
 EMI25.2 
 - - - - -- - - - -.. -- uitgang 82 van de wikkelarm 11, is het duidelijk dat in het geval dat gebruik gemaakt wordt van een automatisch 
 EMI25.3 
 - - - - - - -.. - bedraadbare voorafwikkelinrichting 3, zoals schematisch voorgesteld in figuur 15 en zoals beschreven in het 
 EMI25.4 
 - - - - - - - - - gebruiksmodel DE 8712946. 9, de hulphoofdblazer 5 niet tot aan de uitgang van de wikkelarm 11 wordt gepresenteerd 
 EMI25.5 
 . - - - - - - -.. doch wel aan de uitgang 91 die zieh aan het uiteinde van .. - - - - - - - - - de wikkeltrommel bevindt. Hierbij hoeft eveneens de - - - - - - - - - - - -- - -. - - - - - -wikkelarm 11 niet meer op een bepaalde plaats - --. -.. ¯e... ¯. -- -. - - - -. - -0- ¯¯0-' gepositioneerd te worden.

   Uiteraard is de voornoemde .. - -.. - - - - - - - - - - --. draadklem 69 hierbij aan de uitgang 91 van de voorafwik- -... -. - -. -.. kelinrichting 3 opgesteld. 

 <Desc/Clms Page number 26> 

 



  Het is duidelijk dat ook gebruik kan gemaakt worden van aandrijfmiddelen 44 die een driedimentionele verplaatsing X-Y-Z toelaten, zoals schematisch is aangeduid in figuur 16. Hierdoor wordt het voordeel bekomen dat de 
 EMI26.1 
 &num;- -. - &num;... - - hulphoofdblazer 5, ongeacht de stand van de lade 18 steeds voor de hoofdblazer 6 kan geplaatst worden. Het is immers 
 EMI26.2 
 ... -- -.... - -.... - -- -. ".. -...... zo dat de hoogte Z van de hoofdblazer 6 vanwege zijn ...... -- - .... -- ¯0.... rotatiebeweging verschilt funktie van de ladepositie. 



  . - --.. -.. -...... Met de reeds hiervoor besproken detektor 61 kan de ladepositie worden opgemeten waaruit door middel van de 
 EMI26.3 
 '-0.. -¯- ---. 0¯"--. -- -. ¯. -. stuureenheid 16 de hoogte Z van de hoofdblazer 6 en de door de hulphoofdblazer 5 in te nemen positie kan berekend 
 EMI26.4 
 ..... -.... worden. Zoals weergegeven in figuur 16 kan dan op het gestel 53 een verplaatsingsinrichting 92 zijn gemonteerd, gelijkaardig als het translatiemekanisme 46, die de hulphoofdblazer 5 volgens de Z-richting kan laten bewegen. 



  Alhoewel in de in de tekeningen weergegeven 
 EMI26.5 
 - O'.. uitvoeringsvormen het verplaatsbare geleidingselement voor de inslagdraad steeds gevormd is door de hulphoofdblazer 
 EMI26.6 
 ... -.. --.. 5, sluit dit niet uit dat ook andere geleidingselementen worden aangewend. 



  Het geleidingselement dat de inslagdraad 1 gedurende het normale weefproces in zijn baan geleidt en dat bij het herbedraden de inslagdraad kan transporteren van de 

 <Desc/Clms Page number 27> 

 voorafwikkelinrichting 3 tot aan het begin van de gaap, kan bijvoorbeeld ook bestaat uit een draadoog hetwelke voorzien is van een draadklem. 



  In het geval dat uitsluitend met een hoofdblazer gewerkt wordt en niet met een hulphoofdblazer   4,   kan het verplaatsbaar geleidingslement ook bestaan uit de aldan verplaatsbaar uitgevoerde hoofdblazer. 
 EMI27.1 
 



  - - - -- - - De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven 
 EMI27.2 
 0- 0- 0- 0-.. - -- 0- - 0- - - ¯. 0- - - - - - - 0- 0- - 0- 0- - -- - uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en het geleiden van inslagdraden kan 
 EMI27.3 
 - - - 0-- in   verschillende. varianten   worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims (1)

  1. Conclusies. EMI28.1 ---------- 1. - Inrichting voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines, van het type dat toelaat automatisch een inslagdraad (1) aan te brengen vanaf de draadvoorbereidingsinrichting (3) tot nabij de plaats vanwaar de inslagdraad (1) in de gaap (7) wordt gebracht, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een verplaatsbaar geleidingselement (5) dat de inslagdraad (1) tijdens het normale weefproces in zijn baan geleidt en dat, ten einde een inslagdraad (1) aan te brengen, verplaatsbaar is tussen minstens een eerste positie nabij de voornoemde draadvoorbereidingsinrichting (3) en een tweede positie nabij de plaats, aan de ingang van de gaap (7), vanwaar de inslagdraden (1) in de gaap (7) worden gebracht ; aandrijfmiddelen (44) om het voornoemde geleidingselement (5) te verplaatsen ;
    en een stuureenheid (16) om de verplaatsing te regelen.
    2.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het geleidingselement gevormd wordt door minstens een verplaatsbare hulphoofdblazer (5). <Desc/Clms Page number 29>
    3.-Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 2, daardoor gekenmerkt dat het verplaatsbaar geleidingselement een hiermee samen verplaatsbare draadklem (78) bezit.
    Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, EMI29.1 ... - - -- daardoor gekenmerkt dat zij aandrijfmiddelen (44) bezit die minstens de verplaatsing van het verplaatsbare geleidingselement (5) volgens twee richtingen toelaat.
    5.-Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt EMI29.2 . - -.. -. - - - -. - - -. - - - -' dat de aandrijfmiddelen (44) hoofdzakelijk bestaan uit twee loodrecht t. o. v. elkaar werkende translatiemekanismen (45, 46).
    6.-Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt EMI29.3 ... -..'-... - - - - - -... dat de translatiemekanismen (45, 46) hoofdzakelijk bestaan uit door middel van elektrische motors (51,55) en schroefstangen (49,54) aangedreven sieden (50,53). EMI29.4
    . - -. - - -. - -.
    7.-Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 4, I... daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (44) van het . -..... -. -. -.,... -..'- -.. - --.. - -. -. -.. -. verplaatsbare geleidingselement (5) hoofdzakelijk bestaan . - -'--.. -... -. 0......, -.' uit een bewegingsmekanisme dat een drie-dimentionele verplaatsing van het geleidingselement (5) toelaat. <Desc/Clms Page number 30>
    8.-Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (44) voorzien zijn van met de stuureenheid (16) gekoppelde detektors (56, 57) om de respektievelijke verplaatsingen in de EMI30.1 - - * verschillende richtingen te kontroleren ten opzichte van . - -'" een referentiepositie.
    - - -- --. - - - - - - - - - - - - -- - -.
    9.-Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt -... - - - --.. - - - - - -. -- -. -- -- -.. -dat de detektors (56, bestaan uit pulsgenerators die .. "¯. - - -. - - - - - -met de motors (51, 55) van de aandrijfmiddelen samenwerken.
    . -..
    57)10.-Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de draadvoorbereidingsinrichting EMI30.2 . - - - - - - - (3) een gestuurde draadklem (69) bezit dat het verplaatsbaar geleidingselement (5) aan zijn ingang een . -. gestuurde draadklem (78) bezit en dat de inrichting middelen, waaronder een stuureenheid (16), bezit die - -.,. - - -. toelaten dat het geleidingselement (5) uit zijn gedurende . - -.. - - -.. -- - - -.. - -. het weefproces ingenomen positie verplaatst wordt tot in -. -. - - -.. - - -.. - -- een positie waarbij zijn ingang (84) zieh aan de uitgang (82, 91) van de draadvoorbereidingsinrichting (3) bevindt, dat hierna de inslagdraad (1) vanaf de voornoemde uitgang EMI30.3 . -. - - 0.. - - -. - - -. - - - - -.. -. - -.
    (82, overgedragen wordt aan het geleidingselement (5) "-. - - - en dat vervolgens het geleidingselement (5) met de bij zijn uiteinde erin opgenomen inslagdraad (1) in een positie nabij de gaap (7) wordt geplaatst ; waarbij de <Desc/Clms Page number 31> voornoemde middelen gedurende het overdragen van de inslagdraad (1) vanaf de uitgang (82, 91) van de draadvoorbereidingsinrichting (3) aan het verplaatsbaar geleidingselement (5) tevens opeenvolgend voorzien in :
    het vormen van een draaduiteinde (83) aan de voornoemde uitgang (82, 91) dat door het presenteren van het verplaatsbaar geleidingselement (5) in dit laatste opgenomen wordt, het sluiten van de zieh aan de ingang van EMI31.1 - - - . --. -- -- - -- - -- - - het geleidingselement (5) bevindende draadklem (78), het -. - - - 4- - - - " - openen van de draadklem (69) van de - - - - - --. --. - - -. -draadvoorbereidingsinrichting (3), het verplaatsen van het . - - - - -. - - - - - geleidingselement (5) tot op een kleine afstand (D1) van "0'. - - - --de voornoemde uitgang (82, zodanig dat de inslagdraad .. -. - -- (1) over deze afstand wordt meegetrokken, het terug sluiten van de draadklem (69) van de EMI31.2 -. -.. -.. - - - draavoorbereidingsinrichting (3), het terug openen van de zich aan de ingang van het geleidingselement (5) EMI31.3 -.. - - -.
    bevindende draadklem (78), het terugbewegen van het . - -" - - -. - - - -.. - geleidingselement (5) naar de uitgang (82) toe zodat het o. - -. - -.... - - -. - --'''' draaduiteinde (83) verder in het geleidingselement (5) wordt opgenomen, het wederom sluiten van de zieh aan de EMI31.4 .. - -. -. - - -- - - -. -.... -.. - -- - - -' ingang van het geleidingselement (5) bevindende draadklem (78) en het terug openen van de van de draadklem (69) van de draadvoorbereidingsinrichting (3). <Desc/Clms Page number 32> 11. - Inrichting volgens conclusie 10 waarbij de draadvoorbereidingsinrichting (3) van het type is dat bestaat uit een voorafwikkelinrichting met een vaste EMI32.1 .
    I" \ t !. f-l. j ..wikkeltrommel..' (9) en een roterende wikkelarm (11), araoor dat zij een stuureenheid (16) bezit . die < gekoppeld::, met minstens de motor (10) van de wikkelarm de aandrijfmiddelen (44) van het l"'1-''''''' :''I... \... - : ""1-""... I.. ", \" r- < o/.. =-....,............ --verplaatsbaarl (5) zodanig dat in geval herbedrading moet worden uitgevoerd de ........... -........ -""-...... - -......
    .. (11) wordt gestopt en het geleidingselement (5) ..,. aan (82) van de wikkelarm (11) wordt . -- -.. -... - -. --..... -gepresenteerd.
    - - --..'""" -......
    12.-Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt .... -- --"........ "...... dat de voorafwikkelinrichting (3) een schaar (72) bezit die met de. inslagdraad (1) kan samenwerken op de plaats EMI32.2 ..... -....... --........... waar deze de wikkelarm (12) verlaat, alsook ....... -0......... "........... draadverwijderingsmiddelen (62, 65, 74) om de op de wikkel trommel (9) aanwezige wikkelingen (12) te EMI32.3 .. -'.......'........ verwijderen.
    - " 13.- volgens conclusie 10, waarbij de .... "....,.... ". -''''''-...... "....... draadvoorbereidingsinrichting van het type is dat bestaat .............. -.. -. -.. -................ in een automatisch bedraadbare voorafwikkelinrichting (3) .... ".......... waarbij een ingebrachte inslagdraad automatisch doorheen ...... "".. de voorafwikkelinrichting (3) wordt gevoerd en aan de <Desc/Clms Page number 33> uitgang (91) van de voorarwikkelinrichting (3) wordt gepresenteerd, daardoor gekenmerkt dat zij een stuureenheid (16) bezit die gekoppeld is met minstens de aandrijfmiddelen (44) die in de verplaatsing van het geleidingselement (5) voorzien zodanig dat in het geval EMI33.1 . - -.. dat een herbedrading moet worden uigevoerd het . - --..... p . . - - -'. - - geleidingselement (5) aan de voornoemde uitgang (91) van - - -,., --. -- - -..
    0 -0 -de automatisch bedraadbare voorafwikkelinrichting (3) - -. 0. - ¯-'0- -. - --- - ---- wordt gepresenteerd.
    - -. - -. - - - -. -- - - - - - - 14. - Inrichting volgens één der conclusies 10 tot 13, waarbij de draadvoorbereidingsinrichting bestaat uit een EMI33.2 - - - -- - - -. -. -.. - - -.. - -- -. - - - - - -. voorafwikkelinrichting, daardoor gekenmerkt dat zij . - -... - -. - -- -. middelen, waaronder een stuureenheid (16), bezit die, ¯0 - -- -- -. -. - - gedurende de verplaatsing van het geleidingselement (5) - - - -- -'" - - - - - - - van zijn positie nabij de voorafwikkelinrichting (3) naar een positie in de nabijheid van de gaap (7), voorzien in EMI33.3 - - - - - - - - - - - - - - - -. - - - - - -. opeenvolgend het gedurende zijn verplaatsing onderbreken -. -- - - - -- - - - - - - - ¯. - - -- -. -van de beweging van het verplaatsbaar geleidingselement .
    - - - - - - - - - (5) in een positie (P1) waarbij de afstand (D2) tussen het voorste uiteinde van de meegevoerde inslagdraad (1) en de EMI33.4 - - - - -. - - - - - -. -'- -. plaats tot waar dit voorste uiteinde moet gebracht worden overeenstemt met een welbepaalde lengte die door middel EMI33.5 -. - ¯0 - - - -. - van de voorafwikkelinrichting (3) kan afgemeten, respektievelijk vrijgelaten, worden ; het inschakelen van de voorafwikkelinrichting (3) zodanig dat een aantal <Desc/Clms Page number 34> wikkelingen (12) worden gevormd ; en het verder plaatsen van het verplaatsbaar geleidingselement (5), waarbij gedurende deze verplaatsing een hoeveelheid inslagdraad (1) van de wikkeltrommel (9) wordt vrijgelaten die overeenstemt met de voornoemde afstand (D2). EMI34.1
    , 15. volgens één der conclusies 10 tot 14, .. -......'"''.. - "".......... " ........ --.. --.. """..... -.. daardoor gekenmerkt dat de inrichting middelen, waaronder .. --. -.. -- --........ een stuureenheid (16), bezit die toelaten dat bij het ....... -....... -........ -- -................... -- verplaatsen van het geleidingselement (5) tot in een positie nabij de gaap (7) de inslagdraad (1) aan de EMI34.2 ...... -- hoofdblazer (6) wordt overgedragen, opeenvolgend door het verplaatsen van het geleidingselement (5) tot tegen de hoofdblazer (6), het toelaten van de inslagdraad (1) in de hoofdblazer (6) en het terugplaatsen van het EMI34.3 ..... -.................. geleidingselement (5) tot in zijn normale positie (P3) die - -..., hij tijdens het weefproces inneemt.
    16.-Werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van een EMI34.4 ....................................... inslagdraad bij een weefmachine, meer speciaal tussen een -.,............. draadvoorbereidingsinrichting en de ingang van de gaap, ................ - -............... " daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in, enerzijds, het gedurende het normale weefproces geleiden EMI34.5 .............. van de inslagdraad door middel van een geleidingselement (5), en anderzijds, wanneer zieh een draadbreuk heeft voorgedaan tussen de draadvoorbereidingsinrichting (3) en <Desc/Clms Page number 35> de gaap (7), het verplaatsen van dit geleidingselement (5) zodanig dat dit aan de uitgang (82, 91) van de draadvoorbereidingsinrichting (3) wordt gepresenteerd, het in het geleidingselement (5) opnemen van het zieh aan de EMI35.1 .... - -- - - -. - - - - - .... -.. -¯.
    voornoemde uitgang (82, bevindende draaduiteinde (83) . 0-- ---------.... --- --- ---...,.. --'----'"''''''-... -. en vervolgens het verplaatsen van het geleidingselement - -.. --.... --.. - -0-".. -----. ---¯0- -.. - ¯.. -. -.. ¯¯-0- --- (5) zodanig dat de erin opgenomen inslagdraad mee tot aan de gaap (7) wordt gevoerd ; waarbij gedurende het verdere EMI35.2 .... " "'" -- ¯.. -........ p-'............'........ --.......... --.... --. weefproces de inslagdraad (1) in het geleidingselement (5) .... --.. --.... 0 -- -. " ¯0" aanwezig blijft.
    . 0...... ¯.. -....
    17.-Werkwijze volgens conclusie 16, in het bijzonder bij ....... --... -" een weefmachine waarbij de inslagdraad in de gaap wordt - -. --.. -.... -.... gebracht door middel van een hulphoofdblazer en een - -.......... -..'". hoofdblazer, daardoor gekenmerkt dat voor het voornoemde .... -0- Po.... -.... -............. verplaatsbaar geleidingselement minstens de hulphoofdblazer (5) wordt gebruikt.
    18.-Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat in het geval dat de EMI35.3 ..... - p-.. --...... -. 0.. """...... draadvoorbereidingsinrichting bestaat uit een voorafwikkelinrichting (3) die gevormd is door een EMI35.4 ... -"...... -. wikkeltrommel (9) en een wikkelarm (11), eerst de eventueel nog op de wikkeltrommel (9) aanwezige hoeveelheid draad wordt verwijderd en dat vervolgens het voornoemd geleidingselement (5) teneinde de inslagdraad <Desc/Clms Page number 36> (1) vast te nemen met zijn ingang aan de uitgang (82) van de wikkelarm (11) wordt gepresenteerd. EMI36.1
    -. - -.. 0.. -... --.. -.........
    19.-Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, daardoor .. -- -....... -- -t -'"'''" - -.... -.. -.... -- -......... 0-.. -........ gekenmerkt dat-in het geval dat een automatisch te "'-"""---- --.. --. - ------.. ---- -..... -----.. bedraden draadvoorbereidingsinrichting wordt gebruikt van ... - -.. - -...... -..............'"........ het type dat bestaat uit een voorafwikkelinrichting (3) ........ - -"....... "-. ---.... -.... " -. -..... ¯0............... waarbij een ingebrachte inslagdraad (1) automatisch aan de .. "'"''-.. --.. -- -" --".... ".. -- --...... -uitgang (91) van de voorafwikkelinrichting (3) wordt - -.. - ----. - -- ¯-0- -... ¯- -.. ¯-'--0. -. gepresenteerd-het voornoemd geleidingselement (5), ..
    M'"......... ".............. -....... " teneinde de inslagdraad (1) vast te nemen, met zijn ingang aan de voornoemde uitgang (91) van de EMI36.2 .... ".,...................... " voorafwikkelinrichting (3) wordt gepresenteerd.
    20.-Werkwijze volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat het in de hulphoofdblazer (5) opnemen van het EMI36.3 "".......... "".. voornoemde draaduiteinde (83) gebeurt door opeenvolgend het inschakelen en het presenteren van de hulphoofdblazer (5) met zijn ingang tot aan de uitgang (82, 91) van de EMI36.4 ""..,........ - --.. draadvoorbereidingsinrichting (3), waarbij het voornoemde draaduiteinde (83) door middel van een draadklem (69) aan deze uitgang (82, 91) wordt vastgehouden ; het vastnemen EMI36.5 .............. ".......... -...... van het draaduiteinde (83) door middel van een zieh aan de ingang van de verplaatsbare hulphoofdblazer (5) bevindende en hiermee verplaatsbare draadklem (78) ;
    het openen van de draadklem (69) die het voornoemde draaduiteinde (83) aan <Desc/Clms Page number 37> de voornoemde uitgang (82, 91) vasthoudt ; het over een kleine afstand (D1) verplaatsen van de hulphoofdblazer (5) ten opzichte van de voornoemde uitgang (82, 91) ; het terug sluiten van de voornoemde draadklem (69) ; het inschakelen of ingeschakeld houden van de hulphoofdblazer (5) en het openen van de draadklem (78) die zieh aan de ingang van de hulphoofdblazer (5) bevindt ; het terugplaatsen van de hulphoofdblazer (5) tot nabij de voornoemde uitgang EMI37.1 - -'0- - -- - '0- -. - -..
    (82, 91) ; het sluiten van de, draadklem (78) die zieh aan de ingang van de hulphoofdblazer (5) bevindt ; en het openen van de draadklem (69) die het voornoemde draaduiteinde (83) aan de uitgang (82, 91) van de EMI37.2 .... " --.. " -.. -.. "'0- --........ - -...... - draadvoorbereidingsinrichting (3) vasthoudt.
    21.-Werkwijze volgens één der conclusies 16 tot 20, in het bijzonder bij weefmachines die gebruik maken van een EMI37.3 .. -" -.. draadvoorbereidingsinrichting die bestaat in een .. -".. ".. ".. voorafwikkelinrichting, daardoor gekenmerkt dat het ...... -............ """.. """.. verplaatsbaar geleidingselement (5) gedurende het ............. -- --.. -.. -...... ".. --.. terugplaatsen in een tussenpositie gestopt wordt, zodanig ........ -.. dat het draaduiteinde (83) van de erin opgenomen inslagdraad (1) zieh op een plaats bevindt waar de afstand EMI37.4 ......... ". -.............. --. -....
    (D2) tot aan de plaats waar het draaduiteinde (83) zieh moet bevinden bij het begin van een insertie gelijk is aan een lengte die door middel van de wikkeltrommel (9) kan afgemeten worden ; dat wanneer het verplaatsbaar <Desc/Clms Page number 38> geleidingselement (5) zieh in deze tussenpositie (P1) bevindt een aantal wikkelingen (12) op de wikkeltrommel worden aangebracht door middel van de wikkelarm (11) ; dat vervolgens de voornoemde benodigde hoeveelheid draad wordt EMI38.1 - M. -. - -... -- -. -. vrijgegeven door de sturing van de blokkeerpen (14) en dat -. - - --.. - - - -.. - -.. -- - -'"''''--.. --. het verplaatsbaar geleidingselement (5) tot in zijn positie nabij de gaap (7) wordt gebracht.
    22. - Werkwijze volgens één der conclusies 12 tot 17, EMI38.2 -........ -.. " -.... -.. daardoor gekenmerkt dat de toevoer van de inslagdraad (1) - -.......................... gebeurt via twee blazers, respektievelijk een .. - - --........... -...... verplaatsbare hulphoofdblazer (5) en een hoofdblazer (6), en dat bij het verplaatsen van de hulphoofdblazer (5) deze eerst tot aan de hoofdblazer (6) gepresenteerd wordt, EMI38.3 waarbij de draad door de blaaswerking van de -.. ".......... hulphoofdblazer (5) en de zuigkracht van de hoofdblazer (6) tot in deze laatste wordt gebracht en dat vervolgens de hulphoofdblazer (5) terug tot op een bepaalde afstand (D3) voor de hoofdblazer (6) wordt geplaatst.
BE8801129A 1988-10-03 1988-10-03 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines. BE1002532A4 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8801129A BE1002532A4 (nl) 1988-10-03 1988-10-03 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines.
EP89202392A EP0362925A1 (en) 1988-10-03 1989-09-22 Device and method for supplying and guiding weft thread on weaving machines
US07/416,480 US4993459A (en) 1988-10-03 1989-10-03 Supplying and guiding weft thread on weaving machines
JP1258626A JPH02145832A (ja) 1988-10-03 1989-10-03 織機のよこ糸を供給および案内する方法ならびに装置

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8801129A BE1002532A4 (nl) 1988-10-03 1988-10-03 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1002532A4 true BE1002532A4 (nl) 1991-03-12

Family

ID=3883658

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE8801129A BE1002532A4 (nl) 1988-10-03 1988-10-03 Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US4993459A (nl)
EP (1) EP0362925A1 (nl)
JP (1) JPH02145832A (nl)
BE (1) BE1002532A4 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1236993B (it) * 1989-12-29 1993-05-12 Roy Electrotex Spa Alimentatore di trama per telai di tessitura a pinze e a proiettili
JP2513337B2 (ja) * 1990-02-26 1996-07-03 株式会社豊田自動織機製作所 流体噴射式織機の糸通し方法
WO1991016483A1 (en) * 1990-04-17 1991-10-31 Iro Ab Method and device for yarn threading-up system
JP2504950Y2 (ja) * 1990-07-19 1996-07-24 株式会社豊田自動織機製作所 ジェットル―ムにおける給糸処理装置
JPH05230740A (ja) * 1992-02-18 1993-09-07 Tsudakoma Corp 巻き付け糸排出方法
JPH05247791A (ja) * 1992-03-04 1993-09-24 Toyota Autom Loom Works Ltd ジェットルームにおける給糸処理方法および装置
US6014992A (en) * 1995-10-10 2000-01-18 Textilma Ag Mechanical loom with pneumatic weft thread insertion with synchronized clamp cutter and reed
JP2003342857A (ja) * 2002-05-28 2003-12-03 Tsudakoma Corp 織機における緯糸処理方法
CN105386217B (zh) * 2015-12-14 2016-08-17 江苏明源纺织有限公司 双喷嘴多纱织布装置
CN117107413B (zh) * 2023-10-25 2024-01-12 江苏维凯科技股份有限公司 一种ptfe遮阳帘用玻纤基布提花织造装置

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE8712946U1 (nl) * 1987-09-25 1987-12-10 Aktiebolaget Iro, Ulricehamn, Se
EP0269140A1 (en) * 1986-10-29 1988-06-01 Picanol N.V. Method and mechanism for repairing the weft supply on weaving machines in case of an interruption between the supply package and the weft accumulator

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4749006A (en) * 1984-07-26 1988-06-07 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Automatic method and apparatus for removing a faulty weft on a loom
DE3684846D1 (de) * 1985-09-04 1992-05-21 Tsudakoma Ind Co Ltd Verfahren und vorrichtung zur automatischen wiedereinstellung der schlussfadenspeicherrichtung.
JP2519915B2 (ja) * 1987-03-12 1996-07-31 津田駒工業株式会社 給糸体交換装置
BE1000598A4 (nl) * 1987-05-20 1989-02-14 Picanol Nv Werkwijze voor de herstelling van een inslagdraad in een weefmachine, en weefmachine die deze werkwijze toepast.
BE1000898A3 (nl) * 1987-09-02 1989-05-09 Picanol Nv Werkwijze voor het herstellen van een inslagdraad bij weefmachines.
JP2840846B2 (ja) * 1987-09-25 1998-12-24 アクティエボラゲ アイ・アール・オー 糸貯蔵及び繰り出し装置

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0269140A1 (en) * 1986-10-29 1988-06-01 Picanol N.V. Method and mechanism for repairing the weft supply on weaving machines in case of an interruption between the supply package and the weft accumulator
DE8712946U1 (nl) * 1987-09-25 1987-12-10 Aktiebolaget Iro, Ulricehamn, Se

Also Published As

Publication number Publication date
JPH02145832A (ja) 1990-06-05
US4993459A (en) 1991-02-19
EP0362925A1 (en) 1990-04-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1002532A4 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines.
BE1001819A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor de toevoer van inslagdraden bij weefmachines.
US4559976A (en) Method of preventing a defective weft yarn from being woven in a fabric in a shuttleless loom
BE1001508A3 (nl) Werkwijze voor het uit de gaap verwijderen van een foutief inslagdraadgedeelte bij weefmachines.
BE1001507A3 (nl) Werkwijze voor het uit de gaap verwijderen van een los foutief inslagdraadgedeelte bij weefmachines.
US4832091A (en) Method and mechanism for repairing the weft supply on weaving machines in case of an interruption between the supply package and the weft accumulator
BE1000599A4 (nl) Werkwijze om te weven en weefmachine die deze werkwijze toepast.
US5050647A (en) Damaged weft thread elimination in airjet weaving machines
JPS5921757A (ja) ジエツトル−ムの緯糸除去装置
BE1001718A3 (nl) Werkwijze voor het aanbrengen van een juiste lengte inslagdraad in straalmondstukken van weefmachines en weefmachine die deze werkwijze toepast.
JPS6269851A (ja) たて糸の切れ端分離方法およびその装置
JP2663269B2 (ja) 継ぎ糸処理装置
US4899788A (en) Apparatus for removing a faulty weft yarn from a weaving shed
BE1000598A4 (nl) Werkwijze voor de herstelling van een inslagdraad in een weefmachine, en weefmachine die deze werkwijze toepast.
BE1004738A6 (nl) Werkwijze voor het verwijderen van een foutief ingebrachte inslagdraad bij luchtweefmachines.
JPH08311745A (ja) ジェットルームの給糸装置
JP2796875B2 (ja) たて糸の筬通し方法
EP0488954B1 (en) Weft yarn handling apparatus in a jet loom
BE1000988A3 (nl) Werkwijze voor het afmeten van een draadlengte en inrichting die deze werkwijze toepast.
JPH0241501B2 (nl)
JP3417010B2 (ja) ジェットルームにおける緯入れミス糸の除去処理方法
EP0483068A1 (en) Apparatus for disposing of weft yarn piece in a jet loom
JP2530132B2 (ja) 無杼織機の不良糸除去装置
JPS5915541A (ja) ジエツトル−ムの緯入れ装置
JPS58220849A (ja) ジエツトル−ムの緯入れ阻止装置

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19921031