NL9402010A - Inrichting voor het melken van dieren. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET MELKEN VAN DIEREN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op eeninrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met eenmelkrobot voor het automatisch aan- en afkoppelen vanmelkbekers aan, respectievelijk van de spenen van een dier eneen melkmachine voor het automatisch melken van de dieren.

Een dergelijke inrichting is bekend. Wanneerdaarbij tijdens het melken één van de melkbekers van eenspeen valt, bijvoorbeeld omdat deze door * het dier wordtafgetrapt, kunnen verontreinigingen via de opening van demelkbekers in het melksysteem van de melkmachineterechtkomen. Het melksysteem omvat hier al die delen van demelkmachine die in contact komen met melk. Naast het melksys¬teem is in een melkmachine een vacuümsysteem aanwezig,alsmede reinigingsmiddelen voor het melksysteem, veelal in devorm van een spoelleidingsysteem, waarin althans een deel vanhet melksysteem kan worden opgenomen. Een andere vorm vanverontreiniging van het melksysteem doet zich voor, wanneerer geruime tijd ligt tussen het melken van opeenvolgendedieren. In deze tijd kunnen zich melkrestanten afzetten tegende wand van de melkleidingen of elders in het melksysteem.Weer een andere vorm van vervuiling van het melksysteem kanzich voordoen, wanneer de melkbekers worden aangesloten opspenen die onvoldoende zijn gereinigd. Alhoewel dezeproblemen zouden kunnen worden beperkt door een veelvuldigreinigen van het melksysteem, is deze oplossing zeker nietoptimaal, daar, wanneer veel dieren achtereen moeten wordengemolken, het roelkproces relatief vaak moet wordenonderbroken en relatief grote hoeveelheden reinigingsvloeis-tof worden verbruikt.

Een gunstige oplossing voor dit probleem wordtmogelijk gemaakt wanneer, overeenkomstig de uitvinding, deinrichting is voorzien van sensoren voor het vaststellen vanverontreinigingen in het melksysteem van de melkmachine. Dezedoor sensoren vastgestelde verontreinigingen kunnen wordengeregistreerd in een computer. In de computer kan dan opgrond van de door de sensoren geleverde informatie een graadvan vervuiling worden vastgesteld. Het reinigen van het melksysteem kan dan plaatsvinden op basis van de graad vanvervuiling. Met andere woorden, het melksysteem wordt alleendan gereinigd, wanneer door sensoren is vastgesteld dat eenbepaalde mate van vervuiling is opgetreden. De uitvindingheeft dan ook voorts betrekking op een inrichting voor hetmelken van dieren, zoals koeien, met een melkrobot voor hetautomatisch aan- en afkoppelen van melkbekers aan, respec¬tievelijk van de spenen van een dier, een melkmachine voorhet automatisch melken van de dieren en reinigingsmiddelenvoor het melksysteem van de melkmachine, welke inrichting danhet kenmerk heeft, dat het reinigen van het melksysteemplaatsvindt op basis van de graad van vervuiling.

Om een juist beeld te krijgen van de mate waarinhet systeem is vervuild en om na te gaan in hoeverre de ver¬vuiling kan worden toegeschreven aan de afzonderlijke dieren,heeft de inrichting overeenkomstig de uitvinding voorts hetkenmerk, dat het vaststellen van de graad van vervuiling vanhet melksysteem plaatsvindt na het melken van de afzonder¬lijke dieren.

Volgens een ander aspect van de uitvinding kan hetreinigen van het melksysteem plaatsvinden wanneer, na hetmelken van een dier, een bepaalde tijd is verstreken, zonderdat een volgend dier zich heeft gemeld om te worden gemolken,tenzij de graad van vervuiling zodanig is dat het melksysteemonmiddellijk na het melken van een dier dient te wordengereinigd. Met andere woorden, wanneer op grond van devastgestelde graad van vervuiling het wenselijk wordt geachthet melksysteem te reinigen, dan geschiedt dit bij voorkeurin tijdsperioden waarin de melkinrichting minder zwaar isbelast. Wanneer echter de graad van vervuiling zodanig is,dat het melksysteem direct moet worden gereinigd, dan zalniet op dergelijke tijdsperioden worden gewacht. De uitvin¬ding heeft dan ook verder betrekking op een inrichting voorhet melken van dieren, zoals koeien, met een melkrobot voorhet automatisch aan- en afkoppelen van melkbekers aan,respectievelijk van de spenen van een dier en een melkmachinevoor het automatisch melken van de dieren, welke inrichtingdan het kenmerk heeft, dat het reinigen van het melksysteem plaatsvindt wanneer, na het melken van een dier, een bepaaldetijd is verstreken, zonder dat een volgend dier zich heeftgemeld om te worden gemolken, tenzij de graad van vervuilingzodanig is, dat het melksysteem onmiddellijk na het melkenvan een dier dient te worden gereinigd. Ook al treedt ervrijwel geen vervuiling in het melksysteem op, dan nog kanhet wenselijk zijn om na zekere tijd het melksysteem tereinigen. Volgens een verder aspect van de uitvinding kan danook, na het verstrijken van een bepaalde tijd sinds de vorigereiniging van het melksysteem, het melksysteem opnieuw wordengereinigd ook al is de graad van vervuiling waarop andersgereinigd zou worden nog niet bereikt.

De sensor of de sensoren voor het vaststellen vanverontreinigingen in het melksysteem kunnen zijn aangebrachtin één of meer melkbekers en/of in een melkmeter, zoals eenverzamelglas en/of in één of meer delen van de leiding van demelkbekers naar een melktank, bijvoorbeeld nabij eenmelkpomp, opgenomen in de leiding tussen de melkmeter en demelktank. De sensoren met behulp waarvan verontreinigingen inhet melksysteem kunnen worden vastgesteld, kunnen zijnopgenomen in een radioscopisch of een ultrasonografischsensormeetsysteem. Anderzijds kunnen verontreinigingen in hetmelksysteem ook worden vastgesteld met behulp van een com¬binatie van een in een melkleiding opgenomen filter endrukmiddelen voor het bepalen van de drukverhouding over ditfilter. Door het opeenhopen van vuil in het filter, kan dedrukverhouding over het filter in de melkleiding zich wij¬zigen.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan dehand van de bijgaande figuur, waarin op schematische wijze deinrichting voor het melken van dieren overeenkomstig deuitvinding is weergegeven.

In deze figuur is een melkapparaat 1 af geheeld, datis aangesloten op een toevoerleiding 2 die naar een melktank3 leidt. Het melkapparaat 1 omvat een viertal op de spenenvan een te melken dier aan te sluiten melkbekers 4, van welkemelkbekers 4 de melkslangen 5 naar een door een verzamelglasgevormde melkmeter 6 zijn geleid. De melkslangen 5 zijn voorzien van afsluiters 7, die elk worden gebruikt om eenmelkslang dicht te knijpen of anderszins af te sluiten zodrahet vacuüm in een corresponderende melkbeker is weggevallen.De melkbekers 4 kunnen op de spenen van een te melken dierworden aangesloten, respectievelijk van deze spenen wordenaf gekoppeld met behulp van een robot 8, in welk geval dezerobot 8 een robotarm omvat, die als drager voor de melkbekers4 dient. De melkrobot 8 wordt daarbij bestuurd vanuit eencomputer 9. In het veramelglas 6 wordt de hoeveelheid melkdie bij elke melkbeurt wordt gewonnen, vastgesteld. Hierbijwordt gebruik gemaakt van een sensor 27 die het verschiltussen de onderdruk bovenin het verzamelglas 6 en de druk vande melkkolom in het verzamelglas 6 bepaalt en doorgeeft aande computer 9. Vanuit het verzamelglas 6 wordt de gewonnenmelk toegevoerd aan de toevoerleiding 2. Hiertoe is deuitstroomopening van het verzamelglas 6 via een kraan 10aangesloten op een pomp 11. Met behulp van de pomp 11 wordtde melk via de terugslagklep 12 in de toevoerleiding 2gepompt. Op de toevoerleiding 2 kunnen uiteraard meerderemelkapparaten zijn aangesloten; in de figuur zijn de pomp 11'en de terugslagklep 12' aangegeven, via welke eenheden melkuit het verzamelglas van een tweede melkapparaat in detoevoerleiding 12 kan worden gebracht. Afgezien van demelkrobot 8 in de afzonderlijke melkapparaten, vormen dezelaatste tezamen met de melktank 3 de melkmachine.

Aan het uiteinde van de toevoerleiding 2, nabij demelktank 3, is in deze leiding 2 een driewegkraan 13 aan¬gebracht, waarop een naar een spoelvloeistofreservoir 14teruggevoerde spoelvloeistofafvoerleiding 15 is aangesloten.Het spoelvloeistof reservoir 14 kan via een kraan 16 op hetriool worden aangesloten. Wanneer de kraan 13 in een eerstestand is gebracht, kan met behulp van het melkapparaat 1gewonnen melk in de melktank 3 worden gebracht, terwijl,wanneer de kraan 13 in een tweede stand is gebracht, eenspoelvloeistofringleidingsysteem tot stand wordt gebracht.Dit spoelvloeistofringleidingsysteem omvat dan hetspoelvloeistof reservoir 14, een van daaruit naar het ver¬zamelglas 6 lopende, van een kraan 17 voorziene leiding 18, het verzamelglas 6 zelf, de op de uitstroomopening van hetverzamelglas 6 aangesloten kraan 10, de pomp 11, deterugslagklep 12, de toevoer leiding 2, de driewegkraan 13 ende spoelvloeistofafvoerleiding 15. Met behulp van de pomp 11kan spoelvloeistof worden aangezogen vanuit het spoelvloei-stofreservoir 14 en door het genoemde ringleidingsysteemworden rondgepompt. Op deze wijze wordt een deel van hetmelkapparaat, te weten het verzamelglas 6 en de daaropaangesloten eenheden, alsmede de toevoerleiding 2 gereinigd.Om echter tevens de melkbekers 4 te kunnen reinigen, is eenomloopleiding aangebracht, die vanaf het spoelvloeistofreser¬voir 14 via een leiding 19, waarin een kraan 20 is opgenomen,naar een cassette 21 met spuitkoppen voor het reinigen van debinnenzijde van de melkbekers 4 loopt en van daar via de opdeze cassette 21 na het melken aangesloten melkbekers 4 en demelkslangen 5 naar het verzamelglas 6. De door de pomp 11aangezogen spoelvloeistof wordt niet alleen via de kraan 17rechtstreeks door het verzamelglas 6 geleid, doch tevens viade kraan 20, de cassette 21, de melkbekers 4 en de melkslan¬gen 5 naar het verzamelglas 6. Met behulp van de pomp 11 kanderhalve elk melkapparaat afzonderlijk, tezamen met deafvoerleiding 2, worden gereinigd. In de toevoerleiding 2,nabij het punt waar het het verst van de melktank 3 aanwezigemelkapparaat 1 op de toevoerleiding is aangesloten, is eenluchttoevoerventiel 22 aangebracht. Met behulp van ditventiel 22 kan lucht door vrijwel de gehele toevoerleiding 2worden geblazen, ten einde deze na het melken melkvrij en nahet reinigen van de toevoerleiding 2 spoelvloeistofvrij temaken. De melktank 3 kan voorts onafhankelijk van het melkap¬paraat 1 en de toevoerleiding 2 worden gereinigd. Hetreinigingssysteem voor de melktank 3 is in de figuur verderniet aangegeven.

De beslissing wanneer tot reinigen van het melksys-teem, dat wil zeggen die delen van het melkapparaat waarmeede melk in aanraking komt, dient te worden overgegaan, kanafhankelijk worden gesteld van de tijd; telkens na verloopvan een bepaald aantal uren kan door de computer wordenbepaald dat het melkproces dient te worden onderbroken en het melksysteem te worden gereinigd. Deze opdracht kan ook steedsworden gegeven wanneer de melktank is of wordt geleegd.Tijdens het leegmaken van de melktank is de melkmachineimmers veelal niet in gebruik. Het reinigen kan ookplaatsvinden telkens nadat een bepaald aantal dieren isgemolken. Een meer adequate wijze van handelen wordt echterverkregen als tot reinigen wordt overgegaan telkens wanneereen bepaalde mate van vervuiling is opgetreden. .Hiertoe zijnin het melksysteem sensoren opgenomen. In 'de in de figuurweergegeven uitvoeringsvorm zijn sensoren 23 aangebracht inde melkleidingen 5 tussen de afzonderlijke melkbekers 4 enhet verzamelglas 6, een sensor 24 in het verzamelglas 6 zelf,een sensor 25 in de leiding tussen het verzamelglas 6 en depomp 11 en een sensor 26 in de leiding 2 tussen de pomp 11 ende melktank 3 en wel nabij de kraan 13. Het zal echterduidelijk zijn dat dergelijke sensoren ook kunnen wordenopgenomen in de melkbekers 4 zelf of op andere plaatsen in demelkleidingen 5 en 2 dan is aangegeven in de tekening. Desensoren 23 - 26 staan in verbinding met de computer 9, zodatin deze computer kan worden geregistreerd wanneer een sensoreen verontreiniging in het melksysteem heeft vastgesteld. Inde computer 9 kan op grond van de door de sensoren 23 - 26geleverde informatie een graad van vervuiling worden vastge¬steld. Op grond van deze graad van vervuiling kan in decomputer de beslissing worden genomen om tot reinigen van hetmelksysteem over te gaan. Door toepassen van de genoemdesensoren wordt het tevens mogelijk om telkens na het melkenvan de afzonderlijke dieren de graad van vervuiling van hetmelksysteem vast te stellen. Wanneer de spenen van een dier,alvorens dit wordt gemolken, onvoldoende zijn gereinigd, kaneen duidelijke toename van de graad van vervuiling in decomputer 9 worden geregistreerd; het continu bijhouden van degraad van vervuiling van het melksysteem levert dan ooktevens informatie op over het al dan niet goed functionerenvan de reinigingsmiddelen voor de spenen van het dier of demate waarin de spenen van de dieren zelf zijn vervuild. Debeslissing om tot reinigen van het melksysteem over te gaanop basis van de graad van vervuiling kan worden gecombineerd met andere criteria, zoals het verlopen van een bepaaldehoeveelheid tijd. Zo kan naast het criterium van de graad vanvervuiling gelden dat, wanneer sinds de vorige reiniging vanhet melksysteem een bepaalde tijd is verstreken, het melksys-teem toch opnieuw kan worden gereinigd, ook al is de graadvan vervuiling waarop anders gereinigd zou dienen te worden,nog niet bereikt. De sensoren 23 - 26 die gebruikt kunnenworden voor het vaststellen van verontreinigingen in hetmelksysteem kunnen deel uitmaken van een radioscopisch ofultraeonografisch sensormeetsysteem. In het bijzonder metröntgen of ultrasone stralen kunnen deeltjes, zeker wanneerdeze een zekere grootte hebben, op efficiënte wijze wordengedetecteerd. Daarnaast kan een sensor worden gebruikt in devorm van een combinatie van een in een melkleiding opgenomenfilter en drukmeetmiddelen voor het bepalen van de drukver-houding over dit filter. Het zal echter duidelijk zijn dat deuitvinding niet is beperkt tot de hier genoemde sensoren;deze strekt zich uit tot alle mogelijke typen sensoren, metbehulp waarvan verontreinigingen in het melksysteem kunnenworden vastgesteld.

De hier beschreven inrichting kan deel uitmaken vaneen volledig geautomatiseerd melk- en reinigingssysteem,waarbij gebruik kan worden gemaakt van een automatischsysteem om de dieren, desgewenst selectief, tot de melkplaatstoe te laten, een dierherkenningssysteem, een spenen-reinigingssysteem, een robot (de robot 8) voor hetautomatisch aan- en afkoppelen van de melkbekers, eenautomatisch verlopend melkproces met ingebouwde controles opde kwaliteit van de melk en de loop van het proces, eenautomatisch voedersysteem, enz. Het gehele systeem staat danonder besturing van een computer (de computer 9).

De uitvinding is niet beperkt tot de hierbeschreven en weergegeven uitvoeringsvorm, doch omvat aller¬lei modificaties, uiteraard vallende binnen de omvang van debijgaande conclusies.

Claims (12)

1. Inrichting voor het melken van dieren, zoalskoeien, met een melkrobot voor het automatisch aan- enafkoppelen van melkbekers aan, respectievelijk van de spenenvan een dier en een melkmachine voor het automatisch melkenvan de dieren, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzienvan sensoren voor het vaststellen van verontreinigingen inhet melksysteem van de melkmachine.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat een computer aanwezig is, waarin een door een sensorvastgestelde verontreiniging in het melksysteem wordtgeregistreerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat in de computer op grond van de door de sensoren geleverdeinformatie een graad van vervuiling wordt vastgesteld.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk,dat reinigingsmiddelen voor het melksysteem aanwezig zijn enhet reinigen van het melksysteem plaatsvindt op basis van degraad van vervuiling.

5. Inrichting voor het melken van dieren, zoalskoeien, met een melkrobot voor het automatisch aan- enafkoppelen van melkbekers aan, respectievelijk van de spenenvan een dier, een melkmachine voor het automatisch melken vande dieren en reinigingsmiddelen voor het melksysteem van demelkmachine, met het kenmerk, dat het reinigen van hetmelksysteem plaatsvindt op basis van de graad van vervuiling.

6. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, methet kenmerk, dat het vaststellen van de graad van vervuilingvan het melksysteem plaatsvindt na het melken van de af¬zonderlijke dieren.

7. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met hetkenmerk, dat het reinigen van het melksysteem plaatsvindtwanneer, na het melken van een dier, een bepaalde tijd isverstreken zonder dat een volgend dier zich heeft gemeld omte worden gemolken, tenzij de graad van vervuiling zodanig isdat het melksysteem onmiddellijk na het melken van een dierdient te worden gereinigd.

8. Inrichting voor het melken van dieren, zoalskoeien, met een melkrobot voor het automatisch aan- enafkoppelen van melkbekers aan, respectievelijk van de spenenvan een dier en een melkmachine voor het automatisch melkenvan de dieren, met het kenmerk, dat het reinigen van hetmelksysteem plaatsvindt wanneer, na het melken van een dier,een bepaalde tijd is verstreken zonder dat een volgend dierzich heeft gemeld om te worden gemolken, tenzij de graad vanvervuiling zodanig is dat het melksysteem onmiddellijk na hetmelken van een dier dient te worden gereinigd.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met hetkenmerk, dat, na het verstrijken van een bepaalde tijd sindsde vorige reiniging van het melksysteem, het melksysteemopnieuw wordt gereinigd, ook al is de graad van vervuilingwaarop anders gereinigd zou dienen te worden nog nietbereikt.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een sensor voor het vaststellen vanverontreinigingen in het melksysteem kan zijn aangebracht inéén of meer melkbekers en/of in een melkmeter, zoals eenverzamelglas, en/of in één of meer delen van de leiding vande melkbekers naar een melktank, bijvoorbeeld nabij eenmelkpomp, opgenomen in de leiding tussen de melkmeter en demelktank.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat verontreinigingen in het melksysteemkunnen worden vastgesteld met behulp van een radioscopisch ofeen ultrasonografisch sensormeetsysteem.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat verontreinigingen in het melksysteemkunnen worden vastgesteld met behulp van een combinatie vaneen in een melkleiding opgenomen filter en drukmeetmiddelenvoor het bepalen van de drukverhouding over dit filter.