NL9300513A - Inrichting voor een vloerbekisting. - Google Patents

Inrichting voor een vloerbekisting. Download PDF

Info

Publication number
NL9300513A
NL9300513A NL9300513A NL9300513A NL9300513A NL 9300513 A NL9300513 A NL 9300513A NL 9300513 A NL9300513 A NL 9300513A NL 9300513 A NL9300513 A NL 9300513A NL 9300513 A NL9300513 A NL 9300513A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
locking part
groove
neck
locking
hook strip
Prior art date
Application number
NL9300513A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Dingler Gerhard
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dingler Gerhard filed Critical Dingler Gerhard
Publication of NL9300513A publication Critical patent/NL9300513A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G11/00Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs
    • E04G11/36Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs for floors, ceilings, or roofs of plane or curved surfaces end formpanels for floor shutterings
    • E04G11/48Supporting structures for shutterings or frames for floors or roofs
    • E04G11/483Supporting heads
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G11/00Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs
    • E04G11/36Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs for floors, ceilings, or roofs of plane or curved surfaces end formpanels for floor shutterings
    • E04G11/48Supporting structures for shutterings or frames for floors or roofs
    • E04G11/486Dropheads supporting the concrete after removal of the shuttering; Connecting means on beams specially adapted for dropheads

Description

Inrichting voor een vloerbekisting.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1.
In het bijzonder voor het vervaardigen van een beton-vloer zijn ondersteuningen nodig, waarop bekistingsdelen op een vereiste vloerhoogte worden vastgehouden. Voor houten balk-dragers van een vloerbekisting heeft de steunkop een ongeveer U-vormig profiel, dat een houten balk aan drie zijden omvat. Deze eenvoudige gedaante van de steunkop is ontworpen voor in doorsnede rechthoekige ingrijpprofielen, kan echter de voordelen van moderne ingrijpprofielen van L-vormige haakkant niet benutten.
Het is het doel van de uitvinding, een inrichting van het type volgens de soort te verschaffen, die het mogelijk maakt, om ook het gebruiksvoordeel van moderne ingri jpprofielen in te zetten.
Dit doel wordt bereikt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 1.
Ten gevolge van de ondersneden groef kan een modern ingrijpprofiel met zijn L-vormige haakkant zodanig op de steunkop gezet worden, dat de haakkant is beveiligd tegen een ongewenste uitlichting.
Volgens de verdere ontwikkeling volgens conclusie 2 kunnen vier bekistingsplaatelementen, die door ingrijpprofielen zijn ingeraamd, in het gemeenschappelijk hoekgebied door een steunkop worden vastgehouden, waarbij de randuit-sparingen een kantelbeweging van elk van de bekistingsplaatelementen voor het inhangen resp. uitnemen mogelijk maakt. In ingezette positie, wanneer dus alle bekistingsplaatelementen horizontaal opliggen, zijn deze elk vergrendeld met de gemeenschappelijke steunkop, zodat zonder nagels of dergelijke een zeer stabiel platform kan worden opgericht.
De uitvoering volgens conclusie 3 is voordelig, wanneer bij alle plaatranden een eenheid vormende ingrijpprofielen moeten worden gebruikt.
De maatregel volgens conclusie 4 maakt een toereikende inzwenking van de binnenliggende ingrijpprofielen voor het inhangen respectievelijk uitnemen van bekistingsplaatelemen- ten mogelijk.
De geprefereerde verdere ontwikkeling volgens conclusie 5 garandeert een betrouwbare vergrendeling 2elfs van één enkel bekistingsplaatelement, aangezien de lijst het in-grijpprofiel ervan belet om in ingehaakté en omhoog gezwenkte stand uit de vergrendelingsstand weg te glijden. Deze standbeveiliging tussen ingrijpprofiel en steunkop is bij het opbouwen van een vloerbekisting voordelig, omdat de steunkop niet pas dan gefixeerd is, wanneer alle vier de bekistingsplaatelementen daarop rusten. Ook is het voordelig, wanneer in randgebieden van een vloerbekisting slechts twee bekistingsplaatelementen toch betrouwbaar vastgehaakt kunnen worden.
De uitvoering volgens conclusie 6 maakt de steunkop universeel toepasbaar, omdat namelijk tussen de deellijsten een ü-vormig opneemdeel voor conventionele houten balken wordt gecreëerd. Het opneemgebied is volgens conclusie 7 optimaal benut.
De steunkop heeft een enigszins ingewikkelde vorm, zodat het produktietechnisch gezien gunstiger is, om deze steunkop van de een meter lange ondersteuning afzonderlijk te vervaardigen, bijvoorbeeld als gietdeel. Het is dan praktisch, om de verbinding met de ondersteuning naderhand volgens de verdere ontwikkeling volgens conclusie 8 te kunnen maken. De flensplaat maakt bovendien ook een aanbrenging aan het kopvlak van een houten balk, dus een op zich willekeurige soort ondersteuning, mogelijk.
De uitvoering volgens conclusie 9 heeft produktietech-nische voordelen, maar ook de toepassing is door de symmetrie vereenvoudigd, aangezien men niet zo zeer op de stand van de steunkop hoeft te letten.
Het ingrijpprofiel kan op doelmatige wijze volgens conclusie 10 worden gewijzigd. Daarmee wordt gewaarborgd, dat de twee aan beide zijden van de lijst in te zetten ingrijpprofielen boven de lijst direkt tegen elkaar stoten en een quasi voegvrije vloerbekisting opleveren.
Verdere voordelen en uitvoeringen van de uitvinding blijken uit de nu volgende beschrijving van een uitvoerings-voorbeeld aan de hand van de tekening.
Hierin toont: fig. 1 een bovenaanzicht van de steunkop volgens de uitvinding, fig. 2 een doorsnedeafbeelding volgens het vlak 2-2 van fig. 1, fig. 3 een hoeksegment van een bekistingsplaatelement, fig. 4 een aanzicht dat lijkt op fig. 2 voor een tweede uitvoeringsvoorbeeld in perspectiefaanzicht, fig. 5 het aanzicht van rechts in fig. 4 in perspectief, fig. 6 het bovenaanzicht op fig. 5 in perspectief, fig. 7 een deelaanzicht uit het rechterbovengebied van fig. 4, schematisch en afgebroken weergegeven.
De steunkop 10 heeft volgens fig. l een vierkante omtrek met afgeschuinde hoeken. Hij bezit een in de doorsnede volgens fig. 2 ongeveer C-vorraige ondersneden groef 11, waarvan de groeibodem een plat en vertikaal ten opzichte van een steunlangsvlak 12 uitgericht standvlak 13 vormt. De groefranden verschaffen twee parallel tegenover elkaar liggende aanslagvlakken 14, 15, van welke op afstand boven het standvlak 13 uitstekende haaklijsten 16, 17 uitgaan. De aanslagvlakken 14, 15 kunnen boogvormig afgerond uit het standvlak 13 omhoog gaan en net zo afgerond in de afgeronde haaklijst 16, 17 overgaan. Het oppervlak 18 van de steunkop, waarin de groef 11 is ingelaten, verloopt doorgaans in een plat vlak op afstand evenwijdig boven het standvlak 13.
Vanaf tegenover elkaar liggende zijden reiken twee randuitsparingen 19, 20 in de groef 11, waardoor op één zijde van de groef 11 twee in lijn liggende haaksegmenten 21 en 21 ontstaan, en op de andere zijde eveneens twee in lijn liggende haaksegmenten 23, 24 ontstaan,
De randuitsparing 19 vormt twee parallel tegenover elkaar liggende en loodrecht ten opzichte van het aanslag-vlak 14 uitgerichte platte zijden 25, 26, waarvan de afstand tot elkaar gelijk is aan de binnenwerkse middellijn tussen de aanslagvlakken 14, 15. De binnenste begrenzingswand 27 loopt tussen de steunlangsas 12 en het aanslagvlak 14 parallel daaraan uitgericht. In het voorbeeld begrenst de begrenzingswand 27 een centrale sokkel 28, die vanaf de steunkop 10 naar een op afstand evenwijdig daaraan uitgerichte flensplaat 29.
De er tegenover liggende randuitsparing 20 is in spiegelbeeld uitgevoerd en vormt twee parallel tegenover elkaar liggende platte zijden 31, 32 en een binnenste begrenzings-wand 33 naar de sokkel 28 toe.
Aan beide zijden van de randuitsparingen 19, 20 zijn stutten gevormd, waarvan de naar elkaar toe wijzende binnenvlakken plat overgaan in de vlakke zijden 25, 26 en 31, 32. Vanwege de stand van het snijvlak is in fig. 2 slechts één van de in totaal vier stutten zichtbaar, die is gemerkt met het verwijzingsgetal 34. Deze strekt zich uit vanaf de steunkop 10 tot aan de flensplaat 29.
In de axiale hoogte van het aanslagvlak 15 strekt de platte zijde 31 zich ongeveer even ver in horizontale richting uit als het aanslagvlak 15, maar over een hoek van 90° ten opzichte daarvan. Een overeenkomstige stand van zaken bestaat bij de hoeken tussen de platte zijde 32 met aanslagvlak 15, evenals aanslagvlak 14 met platte zijde 25 resp. 26.
Om redenen van gewichtsbesparing is de materiaaldikte in de hoekgebieden van de steunkop 10 gereduceerd, zodat vier L-vormige ribben vanaf het vlak van het standvlak omhoogsteken, waarbij de steunkop 10 in bovenaanzicht een ongeveer H-vormige gedaante vertoont.
In het midden van de groef 11 is een lijst aangebracht, die in het middengebied bij voorkeur onderbroken is, zodat twee in lijn liggende deellijsten 36, 37 aanwezig zijn. Deze hebben twee ten opzichte van de ondersteuningslangsas 12 en ten opzichte van het aanslagvlak 14 evenwijdig uitgerich-platte geleidingsvlakken 38, 39 respectievelijk 41, 42 en naar elkaar wijzende binnenvlakken 43, 44, die tussen zich dezelfde afstand hebben als de platte zijden 25, 26, of iets meer. De deellijsten 36, 37 steken axiaal met ongeveer de 2-tot 3-voudige diepte van de groef 11 boven het het standvlak 13 omhoog.
De flensplaat 29 bezit een reeks voorgefabriceerde, niet speciaal weergegeven gaten, opdat deze probleemloos op balken en buisaansluitstukken kan worden aangebracht.
Om Het gebruik van de steunkop 10 te illustreren, moet eerst de situatie in het hoekgebied van een bekistingsplaat-element worden toegelicht aan de hand van fig. 3. Een bekistingsplaatelement 45 omvat eerst een meestal rechthoekige bekistingsplaat (die hier niet zichtbaar is), die aan zijn vier zijranden door middel van een ingrijpprofiel 46 is ingeraamd. Bij voorkeur wordt rondom hetzelfde ingrijpprofiel gebruikt. Het ingrijpprofiel 46 is bijvoorbeeld uitgevoerd als strenggeperst hol profiel van aluminium, waarbij de binnenstructuur ervan hier niet van belang is. Het is doorslaggevend, dat aan de onderrand ervan een L-vormige haakkant gevormd is.
Zo loopt langs de plaatkant een haakkant 47 met een evenwijdig aan het plaatvlak verlopend ondervlak 48, een van de rand af naar binnen gericht aanslag-tegenvlak 49 en een naar buiten gericht buitenvlak 50, dat haaks op het plaatvlak uitgericht is. Het buitenvlak 50 zet zich via een trap 51 voort in een naar buiten uitstekend randvlak 52.
Langs de ten opzichte daarvan onder een rechte hoek verlopende andere plaatkant is een gelijk uitgevoerde haakkant 53 met ondervlak 54, aanslag-tegenvlak 55, buitenvlak 56, trap 57 en randvlak 58 aanwezig.
De situatie is aan de overige plaatkanten gelijksoortig, maar vanwege de gelijksoortigheid is het bekijken van één plaathoek voldoende.
Het inhangen van het bekistingsplaatelement 45 is in figu. 2 veraanschouwelijkt, waarbij met onderbroken lijnen de aanvangstoestand en met getrokken lijnen de bedrijfstoe-stand is aangegeven. Het spreekt vanzelf, dat de afbeelding schematisch vereenvoudigd is en de in het tekeningsvlak voorgeplaatste haak 53 alleen is aangegeven met een dubbel-puntstreepli jn.
In de aanvangstoestand bevindt de haakkant 47 zich onder de haaklijst 16, terwijl de haakkant 53 in de randuit-sparing 19 (fig. l) valt. Deze is dus noodzakelijk, om het in schuine stand inhangen mogelijk te maken. Wanneer dan het bekistingsplaatelement 45 naar de bekistingsstand omhooggezwenkt is, steunt het ondervlak 48 met een groot oppervlak op het standvlak 13, het aanslag-tegenvlak 49 op het aan- slagvlak 14 en het buitenvlak 50 op het geleidingsvlak 39. Tussen laatstgenoemde bestaat natuurlijk een geringe speling om een klempassing te voorkomen. Het aanslag-tegenvlak 55 van de andere haakkant 53 ligt dan tegen de platte zijde 25 aan (fig. 1). Daarmee is voor het eerste bekistingsplaatele-ment 45 de relatieve stand ten opzichte van de steunkop 10 reeds zo ver beveiligd, dat de haakkant 47 betrouwbaar onder de haaklijst 16 blijft, waarmee het gevaar van een onbedoelde uitneming en dus gevaar voor ongelukken uitgesloten is.
Overeenkomstig daarmee kunnen drie verdere bekistings-plaatelementen worden ingehangen, die dan met hun randvlak-ken 52, 58 in een vlak tegen elkaar liggen, waarbij de scheidingsvoeg daartussen in bovenaanzicht kruisvormig loopt. Daarbij is de breedte van de trap 51, 57 zo af gestemd, dat de scheidingsvoeg zo nauw is, dat daartussen vrijwel geen beton naar binnen dringt.
Bij de vorige toepassing bevindt de ondersteuning zich in het gemeenschappelijk hoekgebied van vier bekistings-plaatelementen. De ondersteuning kan natuurlijk ook tussen de hoeken van een bekistingsplaatelement worden aangebracht. In dat geval rust bijvoorbeeld de haakkant 47 achter de beide in lijn liggende haaksegmenten 21, 22 (fig. 1), waarbij de andere haakkant 53 ergens zijdelings naast de steunkop 10 verloopt en derhalve voor het inhangen niet in het gebied van de randuitsparing 19 ligt. Mochten daarom ondersteuningen alleen voor dergelijke toepassingen ontworpen worden, dan kan men de randuitsparingen 19, 20 achterwege laten. Het spreekt echter vanzelf, dat deze randuitsparingen de universeelheid van de ondersteuningen verhogen.
Bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 4-7 zijn 4 grendeldelen 59, 61, 62, 63 verschaft. Deze dienen ertoe, om over de haakkanten 47 heen te grijpen, wanneer het bekistingsplaatelement 45 de in fig. 2 met gestreept aangegeven stand heeft ingenomen. Ten opzichte van het eerste uitvoeringsvoorbeeld werd de haaklijst 16, 17 iets verkort, zodat deze niet meer zo ver in de bijbehorende groef 11 reikt en alleen een binnenwaarts gerichte, kortere kraag 64, 66 verschaft is. De aanslagvlakken 14, 15 zijn dezelfde, net als de standvlakken 13. De grendeldelen 59, 61, 62, 63 kunnen zich naar het symmetrievlak 67 toe en er vanaf bewegen. Daarin ligt ook de ondersteuningslangsas 12.
Opdat de grendeldelen 59, 61, 62, 63 zich zo kunnen bewegen, zijn aan beide zijden daarvan ongeveer in het middengebied de haaksegmenten 21, 22, 23, 24 voorzien van uitsparingen. Aangezien bij de inrichting de vlakkensymme-trie een grote rol speelt, wordt in het navolgende alleen de configuratie in het gebied van de grendeldelen 59, 61 nader toegelicht, waaruit de configuratie in het gebied van de grendeldelen 62, 63 vanzelf ontstaat. Volgens fig.· 5 en 6 is elk van de grendelwanden 22, 24 ongeveer in het middengebied ervan voorzien van een uitsparing 68, 69, die loodrecht op het middenvlak 67 staat. Deze is twee tot drie maal breder dan de grendeldelen 59, 61, die uit ketelplaat bestaan en bij het uitvoeringsvoorbeeld 5 mm dik zijn. Natuurlijk worden daar ook de kragen 64, 66 opgesplitst in' een verder buiten- en verder binnenliggend gebied.
Deze uitsparing 68, 69 strekt zich naar beneden toe voort in een aan de rand open, horizontale dwarse uitsparing 71, 72, die vanaf de schuine kanten 73, 74 (daar is hij aan de rand open) over de haaksegmenten 22, 23 heen tot in de bodem 76, 77 van de groeven 11 reikt. De binnenkant 78, 79 dient daarbij voor de binnenkant van de hals 80, 82 van het grendeldelen 59, 61 als aanslag, zodat tussen de geleidings-vlakken 41, 42 en de naar binnen toe gerichte neus 83, 84 een afstand aanwezig blijft, die mogelijk maakt, dat de haakkant 47, daar kan binnendringen wanneer het bekistings-plaatelement 45 iets horizontaler ligt dan in fig. 2 getekend is. Naar buiten en boven de neuzen 83, 84 hebben de grendeldelen 59, 61 een afglijdflank 86, 87, zodat de haakkant 47 makkelijker in de betreffende groef 11 terechtkomt.
Volgens fig. 7 naar buiten toe zet de neus 84 zich voort in een flank 89, die zich bevindt in een 2elfremmings-gebied ten opzichte van de bovenzijde 91 van de haakkant 47. Bij het uitvoeringsvoorbeeld is de bovenzijde 91 in dwarsdoorsnede licht bolvormig. De flank 89 kan ook vallend aangebracht zijn, want de zelfremmingshoek bedraagt immers enkele graden, in vergrendelingstoestand licht de halskant 88 ongeveer in lijn met het aanslagvlak 14, bevindt zich dus buiten de groef 11, en het grendeldeel 81 kijkt slechts gedeeltelijk in de groef ll. Het grendeldeel 61 zet zich naar beneden toe voort als hals 92, die door de bodem 77 heen gaat en naar links beneden toe een sectorvormige verbreding 93 vormt. Deze heeft in het middenvlak 87 een doorgaande boring, die wordt doordrongen door een cilinderstift 94, die op zijn beurt in het middenvlak 67 en horizontaal ligt.
Alle massa die rechts van het middenvlak 67 ligt is wezenlijk kleiner dan die van de links daarvan liggende gewichtsvleugel 96, die zich vlindervleugelvormig verbreedt en een zwenkbeweging van deze inrichting van 20 tot 30 graden mogelijk maakt, waarbij het andere einde van de zwenkbeweging is bereikt, wanneer een kant 97 van de ge-wichtsvleugel 96 tegen de onderzijde 99 van de driehoeksver-stijving 98 aanslaat.
Volgens fig, 4 en 5 zijn de gewichtsvleugels 101, 102 van de grendeldelen 59, 62 door een dwarss tang (103) in het onderste hoekgebied met elkaar verbonden door lassing 104. Elke dwarsstang 103 versterkt het tegengewicht in de zin van een overgewicht en bovendien kan men de grendeldelen 59, 62 uit de groef 11 zwenken, wanneer men de dwarsstang 103 optilt. Vanzelfsprekend zou een dergelijke dwarsstang ook voor de grendeldelen 61, 63 verschaft kunnen zijn.
De gewichtsvleugel 101 kan om dezelfde cilinderstift 94 worden verzwenkt. Het beste kan men de grendeldelen met hals, verbreding en gewichtsvleugel als één stuk en congruent uit ketelstaal vervaardigen.
Nadat deze delen zeer gedetailleerd zijn beschreven, wordt de aanbrenging en vorm van de andere delen vanzelf duidelijk.
Bij bedrijf van het tweede uitvoeringvoorbeeld houdt men het bekistingsplaatelement 45 platter dan in fig. 2 is getekend, laat de haakkant 47 neer en duwt daarmee het grendeldeel 61 naar buiten,' waarbij de gewichtsvleugel 96 wordt opgetild. Dan brengt men het bekistingsplaatelement 45 naar de in fig. 2 gestreept getekende stand, daalt de gewichtsvleugel 96 en wordt het grendeldeel 61 verzwenkt naar de in fig. 7 getekende stand.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld zijn derhalve vier gren-deldelen 59, 61, 62, 63 verschaft, en wel telkens op de getekende plaatsen, omdat de steunkop 10 vier tegen elkaar stotende bekistingsplaatelementen 45 moet kunnen dragen, waarvan de in fig. 32 naar voren gerichte kant zich telkens boven het punt 106 uit fig. 6 bevindt.
Bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld zouden de kragen 64, 66 ook geheel kunnen ontbreken. Met de grendeldelen 59, 61, 62, 63 heeft men zogezegd de passieve haaklijsten 16, 17 vervangen door actieve haaklijsten, waarvan de flanken 89 in bedrijfstoestand net zo werken als de haaklijsten van het eerste uitvoeringsvoorbeeld.
Het voordeel bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld bestaat daaruit, dat men in de horizontale toestand van het bekistingsplaatelement 45 in de groef 11 kan bewegen, de zwenkbeweging volgens fig. 2 dus niet nodig is. Vooral kan men bij het ontkisten op elke willekeurige plaats beginnen, doordat men de grendeldelen 59, 61, 62, 63 ontgrendelt. Bij andere systemen zijn er slechts enkele plaatsen, waar men met het ontkisten kan beginnen. Kantelt men het bekistingsplaatelement 45 bij het ontkisten naar beneden, dan hangt het desondanks op de steunkop 10.
- conclusies -

Claims (37)

1. Inrichting voor een vloerbekisting, omvattend een steunkop met een in een rechte hoek ten op2ichte van de ondersteuningslangsas uitgericht plat standvlak voor een ingrijpprofiel, met het kenmerk, dat de steunkop (10) een in doorsnede ongeveer C-vormige ondersneden groef (11) bezit, waarbij de groeibodem het standvlak (13) vormt en de groef-randen twee evenwijdig tegen over elkaar liggend verlopende aanslagvlakken (14, 15) vormen, waar vanaf op afstand boven het standvlak (13) naar elkaar wijzende haaklijsten (16, 17) uitsteken.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunkop (10) twee randuitsparingen (19, 20) bezit, die vanaf tegenover elkaar liggende zijden in de ondersneden groef (11) reiken, waarbij elke randuitsparing twee evenwijdig tegen over elkaar liggende en loodrecht op het door de randuitsparing onderbroken aanslagvlak (14, 15) uitgerichte platte zijden (25, 26; 31, 32) vormt.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de binnenwerkse middellijn tussen de tegenover elkaar liggende platte zijden (25, 26? 31, 32) gelijk is aan de binnenwerkse middellijn tussen de tegenover elkaar liggende aanslagvlakken (14, 15).
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de randuitsparingen (19, 20) zich in de richting van de ondersteuningslangsas (12) gezien, met tenminste het 1-voudige van de diepte van de ondersneden groef (11) onder het niveau van het standvlak (13) uitstrekken.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het midden van de groef (11) een van het standvlak (13) loodrecht omhoogstaande lijst (36, 37) is aangebracht, die twee evenwijdig aan de ondersteuningslangsas (12) verlopende platte geleidingsvlakken (38, 39; 41, 42) bezit.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de lijst in het middengebied onderbroken is, zodat twee deellijsten (36, 37) worden gevormd.
7. Inrichting volgens conclusie 3 en 6, met het ken- merk, dat de afstand tussen de deellijsten (36, 37) minstens overeenkomt met de binnenwerkse middellijn tussen de tegenover elkaar liggende platte zijden (25, 26; 31, 32).
8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op een axiale afstand onder de steunkop (10) een daarmee vast verbonden flensplaat (29) is aangebracht, die loodrecht ten opzichte van de ondersteuningslangsas (12) uitgericht is.
9. Inrichting volgens één der bovenstaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitvoering spiegelsymmetrisch is met betrekking tot een evenwijdig aan het midden van de groef (11) en in richting van de ondersteuningslangsas (12) verlopend eerste symmetrievlak, evenals een ten opzichte daarvan vertikaal en in de richting van de ondersteuningslangs.as (12) verlopend tweede symmetrievlak.
10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de haaklijst (16, 17) tenminste gedeeltelijk in de zin van een vergrendelingsfunctie actief bewogen kan worden.
11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een grendeldeel (59, 61, 62, 63) van de haaklijst (16, 17) uit de groef (11) gedrongen kan worden tegengesteld aan een kracht, en met deze kracht weer in de groef (11) gebracht kan worden.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat dit grendeldeel van de haaklijst bij de steunkop door een geleidingsinrichting gevoerd is en wel zowel in de buitenwaarste als in de binnenwaartse beweging.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat dit grendeldeel van de haaklijst korter is dan de haaklijst zelf.
14. inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat dit grendeldeel wezenlijk smaller is dan de haaklijst lang is.
15. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat dit grendeldeel tenminste in hoofdzaak, en bij voorkeur geheel uit de groef gedrongen kan worden.
16. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat dit grendeldeel een plaatdikte van bij voorkeur ketel-plaat bezit.
17. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat dit grendeldeel het stijve gebied van de haaklijst onderbreekt.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat dit grendeldeel de haaklijst ongeveer in het middengebied onderbreekt.
19. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat in de haaklijst een uitsparing voor dit grendeldeel is aangebracht.
20. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het grendeldeel via een hals is verbonden met een de kracht uitoefenend krachtreservoir, waarbij de hals eveneens een met de aanslagvlakken overeenkomend aanslagvlak bezit.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het aanslagvlak van de hals zonder ingezet ingrijppro-fiel verder in de groef steekt dan bij een ingezet ingrijp-profiel,
22. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat ook voor de hals in de groef een uitsparing voor zijn bewegingsvrijheid is aangebracht.
23. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het krachtreservoir een zwaartekrachtreservoir is.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het zwaartekrachtreservoir een tegengewicht omvat, dat om een gemeenschappelijke draaias wordt opgetild, wanneer het grendeldeel naar buiten gedrongen wordt, en dat de hals via een halsvoortzetting is verbonden met het tegengewicht.
25. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het zwaartekrachtreservoir tussen een voet van de inrichting in de ruimte onder de groef is aangebracht.
26. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de draaias in langsrichting van de groef loopt, bij voorkeur daaronder.
27. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de hals, halsvoortzetting en het grendeldeel uit een enkele plaat tenminste in hoofdzaak plat uitgesneden zijn.
28. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het grendeldeel op zijn bovenzijde een afglijdflank bezit.
29. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het grendeldeel op zijn onderzijde een flank bezit, die in zijn vergrendelingsstand een zelfremmingsstand bezit.
30. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het grendeldeel buigingsstijf is.
31. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat per groef tenminste één grendeldeel is verschaft.
32. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij vier deelgroeven voor elke deelgroef een grendeldeel verschaft is.
33. Inrichting volgens conclusie 12 en 32, met het kenmerk, dat een gemeenschappelijke geleidingsinrichting voor elk deelgroevenpaar verschaft is.
34. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat het tegengewicht van het ene grendeldeel onder de deelgroef van het er tegenover liggende grendeldeel ligt.
35. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de tegengewichten in langsrichting van de draaias gezien de gedaante van vlindervleugels hebben.
36. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat het grendeldeel, de hals en het tegengewicht tenminste in hoofdzaak dezelfde omtrek hebben, bij voorkeur een identieke omtrek hebben.
37. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat twee op dezelfde zijde liggende grendeldelen door een gemeenschappelijke, overlangs lopende bedieningsstang met elkaar zijn verbonden.
NL9300513A 1992-04-03 1993-03-23 Inrichting voor een vloerbekisting. NL9300513A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE4211200 1992-04-03
DE4211200A DE4211200C2 (de) 1992-04-03 1992-04-03 Vorrichtung für eine Deckenschalung

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9300513A true NL9300513A (nl) 1993-11-01

Family

ID=6455983

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9300513A NL9300513A (nl) 1992-04-03 1993-03-23 Inrichting voor een vloerbekisting.

Country Status (8)

Country Link
AT (1) AT409877B (nl)
CZ (1) CZ56793A3 (nl)
DE (1) DE4211200C2 (nl)
FR (1) FR2689549B1 (nl)
GB (1) GB2266114B (nl)
IT (1) IT1262100B (nl)
NL (1) NL9300513A (nl)
SE (1) SE9301067L (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4305302A1 (de) * 1993-02-20 1994-08-25 Peri Gmbh Deckenschalung
DE19813789A1 (de) * 1998-03-27 1999-09-30 Peri Gmbh Deckenschaltisch-Anordnung
EP1375781B1 (en) * 2001-04-03 2009-04-01 ULMA C y E, S. COOP. Slab formwork system
DE102005031152A1 (de) 2005-07-04 2007-01-18 Peri Gmbh Deckenschalungssystem
DE102006015348A1 (de) * 2006-04-03 2007-10-04 Peri Gmbh Deckenschalungssystem
DE102007036368A1 (de) 2007-07-31 2009-02-05 Paschal-Werk G. Maier Gmbh Deckenschalung mit Unterstützungsmitteln für Schaltafeln
CA2668598C (en) * 2009-06-11 2012-05-15 Aluma Systems Inc. Concrete forming panel
DE102010001042B4 (de) * 2010-01-20 2012-03-01 Doka Industrie Gmbh Fallkopf für ein Deckenschalungssystem und Deckenschalungssystem
DE102012217827A1 (de) * 2012-09-28 2014-04-03 Harsco Infrastructure Services Gmbh Schaltafel mit Eckausnehmung nebst Bauteil
DE102015223773A1 (de) * 2015-11-30 2017-06-01 Peri Gmbh Stützenkopf, Deckenstütze und Deckenschalung mit einer solchen Deckenstütze
DE102021213606A1 (de) 2021-12-01 2023-06-01 Doka Gmbh Deckenschalungselement

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE805313C (de) * 1948-10-21 1951-05-15 Paul Rodenkirchen Stahlgeruest zum Einschalen von Betondecken
GB905408A (en) * 1958-03-20 1962-09-05 Scaffolding Great Britain Ltd Improvements relating to shuttering for casting concrete and supports therefor
GB905410A (en) * 1959-06-24 1962-09-05 Scaffolding Great Britain Ltd Improvements relating to shuttering for casting concrete and supports therefor
GB1007133A (en) * 1963-07-10 1965-10-13 Scaffolding Great Britain Ltd Tableform for use in building construction
US3771756A (en) * 1970-01-15 1973-11-13 Symons Corp Dome-supporting shore assembly for a concrete ceiling slab form
GB1386966A (en) * 1971-04-28 1975-03-12 Kwikform Ltd Supporting structure for shuttering
GB1481503A (en) * 1974-12-16 1977-08-03 Guest Keen & Nettlefolds Ltd Drop-head extension for formwork prop
DE3004245A1 (de) * 1980-02-06 1981-08-13 Peri-Werk Artur Schwörer KG, 7912 Weißenhorn System-deckenschalung mit fallkopf
DE3323921A1 (de) * 1983-07-02 1985-01-03 Hünnebeck GmbH, 4030 Ratingen Deckenschalung

Also Published As

Publication number Publication date
GB2266114A (en) 1993-10-20
SE9301067D0 (sv) 1993-03-31
AT409877B (de) 2002-12-27
ITUD930057A0 (it) 1993-04-02
CZ56793A3 (en) 1993-10-13
FR2689549B1 (fr) 1996-09-20
DE4211200A1 (de) 1993-10-07
ATA61793A (de) 2002-04-15
DE4211200C2 (de) 2000-01-13
FR2689549A1 (fr) 1993-10-08
ITUD930057A1 (it) 1994-10-02
GB9307019D0 (en) 1993-05-26
GB2266114B (en) 1995-08-16
IT1262100B (it) 1996-06-19
SE9301067L (sv) 1993-10-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9300513A (nl) Inrichting voor een vloerbekisting.
RU2453668C2 (ru) Опора для пространственной несущей конструкции, а также соединительная система для перильного приспособления и способ крепления перильного приспособления на опоре
US4825976A (en) Scaffolding platform
US9371666B2 (en) Fall protection guardrail
KR200490153Y1 (ko) 교량용 거치식 점검설비
KR100779059B1 (ko) 거치식 교량점검 시설물 및 그 시공방법
US20210108426A1 (en) Void Platforms
CN111719846B (zh) 用于将物体保持在模板面板上的保持器
US3984952A (en) Gauge panel structure for elevator shaft rough entrance opening
ES2321132T3 (es) Mensula de soporte de escalera.
BE1014221A3 (nl) Veiligheidsinrichting.
NL8600407A (nl) Systeemsteiger.
JPH01163361A (ja) 足場板部分
CN1151778A (zh) 铺板平台
NL9300044A (nl) Universele afsteunconstructie.
WO2020120939A1 (en) A hatch
RU163539U1 (ru) Стеллаж
BE1010503A3 (nl) Ligger en werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een ligger.
US10988953B2 (en) Building perimeter system
FI128834B (fi) Seinäteline ja työtaso
NL8902924A (nl) Draagconstructie-elementen voor een vloerbekisting in de bouw.
KR102146245B1 (ko) 건축공사용 낙하방지수단 고정구조
ITUB20151788A1 (it) Dispositivo di supporto, del tipo a testa cadente, per travi di sostegno di casseforme per solai
KR102620090B1 (ko) 엘리베이터 승강로용 비계 지지 구조
BE1029589B1 (nl) Samenstel van een scherminrichting en bevestigingsmiddelen ter bevestiging van een schermkast van deze scherminrichting

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed