NL8600407A

NL8600407A - Systeemsteiger.

Info

Publication number: NL8600407A
Application number: NL8600407A
Authority: NL
Original assignee: Petrus Johannes Lambertus De L
Priority date: 1986-02-18
Filing date: 1986-02-18
Publication date: 1987-09-16
Also published as: EP0234657A3; EP0234657A2

Description

SYSTEEMSTEIGER.

De uitvinding heeft betrekking op een systeemsteiger, bestaande uit verti-kale stelramen, horizontale vlonders, diagonalen en horizontalen, waarbij 5 elk uiteinde van zowel vlonders, diagonalen als horizontalen voorzien is van tenminste een op zich zelf bekende pasopening, waarvan de doorlaat*· doorsnede in hoofdzaak overeenkomt met een overeenkomstige dwarsdoorsnede van een uitsteeksel waarvan er zich een aantal op de stelramen bevindt ter vergrendeling van genoemde steigeronderdelen en voorts vergrendelorganen 10 van verschillende soort in of nabij de desbetreffende uiteinden van deze vlonders, diagonalen of horizontalen voorzien zijn teneinde de uiteinden van deze steigeronderdelen in hun werkstand ten opzichte van genoemde uitsteeksels te vergrendelen vanuit.een inbrengstand waarin het steigeronder-deel met zijn eerste pasopening aan zijn ene uiteinde eerst onder een hoek 15 ten opzichte van zijn werkstand over een eerste uitsteeksel wordt ingehaakt om vervolgens, na over een zelfde hoek te zijn teruggedraaid,in zijn definitieve werkmontagestand eveneens op een tweede uitsteeksel ingehaakt wordt met zijn tegenoverliggende uiteinde,en middelen aanwezig zijn om ter plaatse genoemde pasopeningen aan deze steigeronderdelen ten opzichte van 20 de uitsteeksels te vergrendelen.

Enige op de markt zijnde systemen van dit steigertype hebben aan de bovenkant van hetvertLkale stelraam, ronde uitsteeksels die passen in pasopeningen welke zijn voorzien in vlonders. Tegen opwaaien worden de einden van de vlonders afgedekt door een profiel dat tevens dienst doet als onder-25 ste dwarsverbinding in het vertikale stelraam. Het nadeel van dit principe is, dat een steiger van dit type slechts kan worden gemonteerd en gedemonteerd in volledige lagen. Men kan een steiger van dit type dus niet aan een einde geheel of gedeeltelijk demonteren of verlengen.

Voor het bevestigen van leuningen of diagonalen aan de vertikale stelramen 30. wordt vaak gebruik gemaakt van zogenaamde kipsluitingen, welke op bepaalde plaatsen tegen een of beide staanders van de vertikale stelramen zijn vastgelast. Een kipsluitng bestaat doorgaans uit een massief stalen pen met een vertikale sleuf, waarin een scharnierend plaatje is bevestigd.Deze konstruktie is kwetsbaar en gevoelig voor vuil en roest, waardoor de wer-35 king van een kipsluiting vaak niet optimaal is. Veelal worden steigeronderdelen thermisch verzinkt. De plaatjes van de kipsluitingen kunnen dan pas naderhand worden gemonteerd, wat veel extra handling en vaak extra transportkosten veroorzaakt.

Met de uitvinding wordt beoogt de genoemde nadelen op te heffen. Hiertoe 40 kunnen de vertikale uitsteeksels op de vertikale stelramen, zodanig van iT* * *> »ι Λ •J , -i >J j J , 7 Λ 2 vorm zijn dat de vlonders door verdraaiing kunnen worden gemonteerd en gedemonteerd, terwijl het bovenop staande stelraam op zijn plaats blijft* Door verder een of beide staanders van het vertikale stelraam van uit-5 steeksels te voorzien van een dusdanige vorm, dat de diagonalen en liggers na het opstaken en verdraaien automatisch worden vergrendeld, kan de voornoemde kipsluiting vervangen worden door een goedkoper en minder kwetsbaar onderdeel.

E.e.a. zal aan de hand van tekeningen nader worden toegelicht.

10 Fig. 1 Toont een perspektivische weergave van een steiger met vertikale stelramen 1, vlonders 2, diagonalen 3 en horizontalen 4»

Fig. 2 Geeft een uitvoeringsvorm in perspektief weer van de verbinding tussen vertikale stelramen en vlonders.

Fig. 3 Toont een doorsnede over de verbinding van de vertikale stelramen 15 met de vlonders volgens de uitvoeringsvorm van fig. 2

Fig. 4 Toont een tweede uitvoeringssvorm in perspektief, van de verbinding tussen de vertikale stelramen en vlonders.

Fig. 5 Stelt een doorsnede voor van de verbinding tussen de vertikale stelramen en vlonders volgens de uitvoeringsvorm van fig. 4 20 Fig. 6 Toont een perspektivische weergave van een verbinding tussen het vertikale stelraam 1 en een diagonaal 3 alsmede een horizontaal 4 Fig, 7 Geeft een vooraanzicht van een verbinding weer tussen een vertikaal stelraam 1 en een horizontaal 4 met een doorlaatopening van de eerste soort.

- 25 Fig. 8 Geeft een perspektivische weergave van een verbinding tussen een vertikaal stelraam en een diagonaal respektievelijk horizontaal met een tweede doorlaatopening en grendel.

Fig. 9 Toont een vooraanzicht van de verbinding volgens fig. 8 met een separate weergave van de grendel.

30 Volgens de uitvoeringsvorm van fig. 2 en fig. 3 bestaat de bovenste dwarsverbinding 6 van het vertikale stelraam 1 uit een kokervormig profiel met aangelaste en zijdelings en naar boven wijzende uitsteeksels 5. De horizontale vlonders 2, welke worden gebruikt als werkvloeren, passen met hun pasopeningen 8 over deze uitsteeksels. Na het plaatsen van de vlonders 35 worden deze tegen opwaaien gezekerd door de onderste dwarsverbinding 7 van het vertikale stelraam dat er boven geplaatst is. Doordat de uitsteek-dels aan de boverkant, aan de zijde welke afgekeerd is van de vlonder, zijn afgeschuind, kan de vlonder door het tegenoverliggende uiteinde Λ *\ A A - -Λ —~ OA -! i ,λ 0 / 3 naar beneden te draaien, worden weggenomen. Dit betekent dat zulk een steiger langs een vertikale lijn kan worden gemonteerd en gedemonteerd.

Doordat de naar de vlonder toegekeerde zijde van de uitsteeksels 3 in de 3 montagetoestand in kontakt is met de bovenrand van de uitsparing in de vlonder, wordt naar een richting een stijve hoek verkregen, hetgeen enige stabiliteit tijdens de montage verzekert.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 4 wordt de bovenste dwarsverbinding gevormd door een omega-profiel 9, terwijl de uitsteeksels 10 voor de opname 10 van de vlonders bestaan uit -U-vormige beugels, welke zijdelings van de bovenste dwarsverbinding omhoog steken. De nodige stabiliteit tijdens'de montage wordt hierbij verkregen doordat de buitenkant van de vlonder gaat aanliggen tegen.de bovenkant van het omega-profiël.In de plaats van een omega-profiel kan hierbij ook gebruik gemaakt worden van een omgekeerd T-15 profiel. De uitvoering kan kompakter en goedkoper worden uitgevoerd dan die volgens fig. 2 en 3. Tegen opwaaien worden de vlonders gezekerd door de onderste dwarsverbinding 11 welke in een T-vorm is gevormd uit een ronde buis .

Zoals blijkt uit de figuren 6 en 7 kunnen een of beide staanders van het 20 vertikale stelraam worden voorzien van U-vormige beugels 12,welke met beide benen zijn vastgelast aan de staander, waardoor een rechthoekig uitsteeksel ontstaat met een opening 13. Een afgeplat einde 14 van de horizontaal 4 en de diagonaal 3 is voorzien van een pasopening 15, van een zodanige vorm dat dit in een bepaalde stand, over een uitsteeksel 12 geschoven 25 kan worden. Door nu het tegenoverliggend uiteinde van de diagonaal of horizontaal over een kleine hoek te verdraaien beweegt zich de neus 16 in de uitsparing: 13 van het uitsteeksel 12, waardoor het afschuiven van de diagonaal of horizontaal tijdens de werkstand wordt verhinderd. Vanzelfsprekend zijn er vele vormen te bedenken van uitsteeksels met samenwerken-30 de uitsparingen, waarbij na verdraaiing van een van de onderdelen een zekering tot stand komt.

Elke diagonaal 3 en horizontaal 4 is aan het tegenoverliggende uiteinde eveneens afgeplat, echter is voorzien van een rechthoekige pasopening welke past over het uitsteeksel 12. (Zie fig. δ en 9) Na het inhaken wordt 35 de verbinding vergrendeld door het naar beneden schuiven van de grendel 17 waardoor deze met de neus 19 valt in de opening 13 van het uitsteeksel 12.

De grendel 17 is t.o.v. de horizontale as symetrisch uitgevoerd, waardoor een ligger of diagonaal ook ondersteboven kan worden gemonteerd.In het uit-voeringsvoorbeeld is de grendel centraal en evenwijdig aan de afplatting, 40 door de buiswand gevoerd. Het spreekt vanzelf dat de grendel ook tegen de buitenkant van de afplatting kan worden bevestigd.

c: 0 0 Λ D 7

Claims

2. Systeemsteiger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een eerste pasopening in een uiteinde van diagonaal en horizontaal niet congruent is aan de dwarsdoorsnede van een uitsteeksel aan de omtrek van een stelraam, bij voorkeur de binnenomtrek ervan, een en ander zodanig dat genoemd uiteinde slechts na het ondergaan van een hoekverdraaiing t.o.v. dit uitsteek- 20 sel en in zijn definitieve montagepositie in de steiger over genoemd uitsteeksel kan worden aangebracht en vervolgens teruggedraaid kan worden, in welke laatste stand een vergrendelorgaan dat een integraal deel uitmaakt van de pasopening automatisch een vergrendeling van dit uiteinde t.o.v. het uitsteeksel veroorzaakt.
3. Systeemsteiger volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede aan de van de staander afgelegen zijde van het uitsteeksel in hoofdzaak rechthoekig is en een nabij de staander gelegen dwarsdoorsnede geringer van grootte is, een en ander zodanig dat een nok aan het vergrendelorgaan zich dan ter plaatse van de geringere dwarsdoorsnede automatisch 30 vasthaakt.
4. Systeemsteiger volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van de pasopening veelhoekig is en rondom gesloten.
5. Systeemsteiger volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat in het ander uiteinde van de diagonaal of horizontaal de dwarsdoorsnede van 35 de pasopening nagenoeg congruent is aan de dwarsdoorsnede van het uitsteeksel en eenzelfde stand in de gemonteerde stand inneemt en een afzonderlijk a - ;7 ί vergrendelorgaan, bij voorkeur een grendelschuif met een nok, in een stand waarin'montage plaatsvindt, genoemde pasopening geheel vrijlaat en ter vergrendeling fc.o.v. het uitsteeksel de doorlaatopening van de pasopening ver-5 kleint doordat genoemde nok dan de pasopening ten dele inneemt.
6. Systeemsteiger volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de grendelschuif voorzien is van twee tegengesteld gerichte nokorganen 19 welke·., er toe dienen om een diagonaal of horizontaal, in diverse in te nemen standen 10 t.o.v. de staander te vergrendelen
7. Systeemsteiger volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitsteeksel 12 bestaat uit een IJ-vormig omgebogen metaalstrip die op de staander is gelast. 15
8. Systeemsteiger volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat op de bovenste dwarsverbinding van het stelraam minstens één zadelvormig dubbelzijdig uitsteeksel 5,10 is aangebracht dat bestemd is voor het opnemen van de pasopeningen aan twee in eikaars verlengde gelegen vlonderuiteinden. 20
9. Systeemsteiger volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van het uisteeksel 5 ter plaatse van het onderste van de pasopening nagenoeg congruent is met de dwarsdoorsnede van de pasopening en de dwarsdoorsnede van dit uitsteeksel in opwaartse richting kleiner wordt, zodanig 25 dat beide binnenwaarts gerichte vlakken aan het dubbelzijdige uitsteeksel in. benedenwaartse richting convergeren en beide buitenwaarts gerichte vlakken evenwijdig aan elkaar zijn.
10. Systeemsteiger volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bovenste 30 dwarsverbinding bestaat uit een omgekeerd T-profiel of omega-profiel 9 waarbij de flenzen dienen als draagvlak voor beide vlonderuiteinden terwijl het opstaande lijf zich bevindt tussen de vlonderuiteinden.
11. Systeemsteiger volgens conclusie 9 en 11, met het kenmerk, dat zich aan 35 de onderkant van een stelraam een horizontale balk bevindt voor het vergrendelen van beide vlonderuiteinden welke over de uitsteeksels zijn ingehaakt.
12. Systeemsteiger volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de horizontale balk bestaat uit een T-profiel waarvan het vertikale been zich in de 40 gemonteerde stand van het bovenste stelraam bevindt tussen de vlonderuiteinden. 8390407