NL9300044A - Universele afsteunconstructie. - Google Patents
Universele afsteunconstructie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9300044A NL9300044A NL9300044A NL9300044A NL9300044A NL 9300044 A NL9300044 A NL 9300044A NL 9300044 A NL9300044 A NL 9300044A NL 9300044 A NL9300044 A NL 9300044A NL 9300044 A NL9300044 A NL 9300044A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- support
- construction
- wall
- building
- tubular
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G1/00—Scaffolds primarily resting on the ground
- E04G1/18—Scaffolds primarily resting on the ground adjustable in height
- E04G1/20—Scaffolds comprising upright members and provision for supporting cross-members or platforms at different positions therealong
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3204—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
- E04G21/3214—Means for working on roofs
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3204—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
- E04G21/3219—Means supported by the building wall, e.g. security consoles
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3204—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
- E04G21/3223—Means supported by building floors or flat roofs, e.g. safety railings
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3261—Safety-nets; Safety mattresses; Arrangements on buildings for connecting safety-lines
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3261—Safety-nets; Safety mattresses; Arrangements on buildings for connecting safety-lines
- E04G21/3266—Safety nets
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3261—Safety-nets; Safety mattresses; Arrangements on buildings for connecting safety-lines
- E04G21/3276—Arrangements on buildings for connecting safety-lines
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G5/00—Component parts or accessories for scaffolds
- E04G5/04—Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G5/00—Component parts or accessories for scaffolds
- E04G5/04—Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions
- E04G5/041—Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions for fastening scaffolds on roof frameworks or on roofs
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G5/00—Component parts or accessories for scaffolds
- E04G5/04—Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions
- E04G5/046—Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions for fastening scaffoldings on walls
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06C—LADDERS
- E06C7/00—Component parts, supporting parts, or accessories
- E06C7/16—Platforms on, or for use on, ladders, e.g. liftable or lowerable platforms
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04G—SCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
- E04G21/00—Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
- E04G21/32—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
- E04G21/3204—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
- E04G2021/3257—Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down specific for floors made of prefabricated hollow plates
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Forms Removed On Construction Sites Or Auxiliary Members Thereof (AREA)
- Movable Scaffolding (AREA)
Description
Universele afsteunconstructie
De uitvinding heeft betrekking op een afsteunconstructie.
Afsteunconstructies worden in de huizen- en utiliteitsbouw veelvuldig toegepast om de aldaar te gebruiken bouwconstructiee1ementen en bouwstellagesystemen zoals bouw— • en werksteigers, hef inrichtingen, hangbruggen en -ladders en andere laddervormige types zo goed moge lijk te kunnen afsteunen.
Daarbij is het gebruikelijk, dat voor ieder type bouwconstructieelement een specifiek voor dat element • ontwikkeld afsteunconstructie wordt ontwikkeld, dat dan weer niet gemakkelijk toepasbaar is bij andere bouwconstructieelementen. Het gevolg hiervan is dat een bouwonderneming vaak genoodzaakt is de diverse types afsteunconstructies aan te schaffen, alsmede een redelijke voorraad bijpassende reserveonderdelen aan te schaffen, hetgeen een grote investering vergt. Dit leidt er echter toe, dat zo'n bouwonderneming - en niet op de laatste plaats uit financiële overwegingen - slechts de hoogst noodzakelijke afsteunconstructieelementen voor slechts enkele types . bouwconstructieelementen in haar bezit heeft, en dat de overige bouwconstructieelementen op de bouwplaats onvoldoende en op provisorische wijze of zelfs in het geheel niet worden ondersteund, waardoor de veiligheid op de bouwplaats sterk in gevaar komt.
Ten aanzien van de wel toegepaste afsteunconstructies kan nog worden opgemerkt, dat aan de deugdelijkheid en de betrouwbaarheid van deze afsteunconstructies, vooral na intensief of ondoelmatig gebruik dan wel als gevolg van slechte reparatiefaciliteiten, gerede twijfel bestaat.
De uitvinding beoogt voor genoemde problemen een oplossing aan te geven.
Overeenkomstig de uitvinding is een dergelijke afsteunconstructie van het universele type dat bij een groot aantal bouwconstructieelementen probleemloos toepasbaar is, en omvat daartoe een muursteun en een daarmee samenwerkend bouwafsteunelement, - waarbij de muursteun tenminste aan één uiteinde kokervormig is uitgevoerd en van een penvormig opsluitorgaan is voorzien, dat op afstand van het kokervormig uiteinde onder tussenkomst van een brugdeel op de muursteun is aangebracht, en — waarbij het bouwafsteunelement is voorzien van een haaksteun waarvan het omgezette uiteinde geschikt is voor een vormsluitend inhaken in genoemd kokervormig uiteinde van de muursteun en tevens is voorzien van een kokerbusdeel, hetwelke op afstand van de haaksteun op de buitenwand van het bouwafsteunelement is aangebracht ter verkrijging van een vormsluitende opname van het kokerbusdeel op het penvormig opsluitorgaan.
Een dergelijke universele afsteunconstructie kan in meerdere bouwconstructieelementen geïncorporeerd worden, danwel met meerdere bouwconstructieelementen samenwerken, teneinde complete bouwste1lagesystemen te kunnen creëren, en kan tevens in combinatie met een afschoorconstructie bij een opgetrokken muur toegepast worden.
De uitvinding zal nu aan de hand van de bijgaande figuren nader worden toegelicht, waarvan , fig.lA-B de elementaire opbouw van de universele afsteunconstructie en tevens de eerste toepassingsvorm van een dergelijke afsteunconstructie in combinatie met een afschoorconstructie weergeven; fig.2 een eerste alternatieve uitvoeringsvorm van de in fig.lA weergegeven uitvoeringsvorm toont; fig.3 een tweede alternatieve uitvoeringsvorm van de in fig.lA weergegeven uitvoeringsvorm toont; figuren 4A-B een eerste toepassingsvorm van een universele afsteunconstructie bij een bouwconstructieelement weergeven; . fig.5 een hulpstuk ten behoeve van een bouwconstructieelement toont; fig.6 een hulpconstructie voor de combinatie van het in figuren 4A-B weergegeven bouwconstructieelement en het in fig.5 weergegeven hulpstuk toont; figuren 7 tot en met 11 en figuren 15 en 16 andere toepassingsvormen van een universele afsteunconstructie bij bouwconstructieelementen weergeven; figuren 13, 14 en 17A-B bijzondere types afsteunelementen weergeven; fig.13 een afsteunconstructieelement weergeeft; en fig.18 een afdekconstructieelement weergeeft.
In figuur IA is met verwijzingscijfer 1 een universele afsteunconstructie weergegeven. Deze afsteunconstructie 1 omvat twee met elkaar samenwerkende en losmakelijk met elkaar verbonden constructiedelen, te weten een muursteun 2 en een bouwconstructieelement 3.
De muursteun 2 omvat in deze uitvoeringsvorm een kokervormig element 4, dat ingericht is om aan een muur 5 of aan een, tegen een muur of een tussen de vloer en het plafond opgesteld en aan de binnenzijde van de muur 5 opgesteld afschoorprofie 1 6 of steunelement bevestigd te worden.
Hiertoe kan het kokervormig element 4 bijvoorbeeld doorvoeropenmgen omvatten voor de opname van boutverbindingsmiddelen, waarmede de muursteun 4 aan de muur 5 dan wel aan het afschoorprofie 1 of steunelement 6 bevestigd wordt.
De muursteun 4 is voorts voorzien van een penvormig opsluitorgaan 7, dat aan de benedenzijde ervan onder tussenkomst van een brugdeel 8 en op zekere afstand van het bovenuiteinde 9 met de muursteun 2 in verbinding is gebracht. Het bouwconstructieelement 3 kan, zoals hierna zal worden uiteengezet, op vele manieren ten behoeve van vele toepassingen zijn uitgevoerd, maar moet in ieder geval als essentieel onderdeel een verticaal gericht afsteunelement 10 omvatten, dat met genoemde muursteun 2 in verbinding moet worden gebracht. Hiertoe is genoemd afsteunelement 10 aan het bovendeel voorzien van een haaksteun 11, waarvan het omgezette uiteinde 12 in deze uitvoeringsvorm kokervormig is , ingericht, en bij voorkeur zodanig is gedimensioneerd, dat het omgezette uiteinde 12 vormsluitend tot inhaking kan worden gebracht in genoemd kokervormig uiteinde 9 van de muursteun 2. De haaksteun 11 kan vast dan wel losmakelijk aan het afsteunelement 10 verbonden zijn.
Voorts is het afsteunelement 10 nog voorzien van een kokerbusdeel 14, dat op zekere afstand van de haaksteun 11 en in lijn daarmee op de buitenzijde van het afsteunelement 10 is aangebracht.
Het kokerbusdeel 14 is van een zodanige vormgeving en zodanig . gedimensioneerd, dat een vormsluitende opname van het kokerbusdeel 14 op het penvormig opsluitorgaan 7 gerealiseerd kan worden. De positionering van de haaksteun 11 en het kokerbusdeel 14 op het afsteunelement 10 enerzijds, en van het penvormig opsluitorgaan 7 ten opzichte van het . bovenuiteinde 9 van de muursteun 2 anderzijds dient zodanig op elkaar te zijn afgestemd, dat de betreffende delen van het afsteunelement 10, te weten de haaksteun 11 en het kokerbusdeel 14, bij inhaking in het kokervormig uiteinde 9, respectievelijk op het penvormig opsluitorgaan 7, op deze • delen een zo groot moge lijk steunvlak bezitten.
Het is evenwel niet noodzakelijk om het element 4 kokervormig uit te voeren; slechts het bovenuiteinde 9 van element 4 dient een geschikte binnenvormgeving te bezitten voor een vormsluitende samenwerking met het omgezette uiteinde 12 van . de haaksteun 11. Het is hierbij zelfs moge lijk van een cylindervorm uit te gaan. Bij een dergelijke vormgeving dienen om rotatie van het bouwconstructieelement 3 ten opzichte van de muursteun 2 te voorkomen, in het omgezette uiteinde 12 en in het kokervormige uiteinde 9 op • overeenkomstige plaatsen doorboringen te worden aangebracht.
waarin dan penvormige elementen ter vergrendeling van de beide delen kunnen worden opgenomen. Ook het penvormig opsluitorgaan 7 en het kokerbusdeel 14 kunnen, wat de samenwerkende oppervlakken betreft, van andere vormgeving zijn.
Ten aanzien van de vormgeving van afsteunelement 10 kan worden gezegd, dat deze doorgaans wordt bepaald door de materiaalkeuze met bijbehorende vormgeving van het bouwconstructieelement 3.
In fig.lB is een uitvoeringsvorm van een afschoorprofie 1 6 weergegeven, hetwelke wordt gebruikt voor het ondersteunen en afschoren van nieuw opgetrokken muurdelen, in het bijzonder wanneer daarbij kalkzandsteenblokken of gasbetonblokken 85 worden toegepast.
Een dergelijk bouwste1lagesysteem omvat een stelprofiel 86 hetwelke onder gebruikmaking van schoorlatten 87 loodrecht op de betonvloer 77 moet worden opgesteld.
Het stelprofiel 86 kan onder gebruikmaking van een aan het benedenuiteinde gesitueerde houten klos, hetwelke voor een deel in het stelprofiel 86 is opgenomen, op de betonvloer 77 worden vastgespijkerd. Met voordeel kan evenwel gebruik worden gemaakt van een steivoet of grondplaat 88, welke spijkerbaar of schroefbaar op de betonvloer 77 kan worden bevestigd. Ook de schoorlatten 87 kunnen met behulp van een grondplaat 89 op de betonvloer 77 worden bevestigd. Het stelprofiel 86 is voorts voorzien van aangelaste montagepiaatjes 90, waaraan de schoorlatten 87 scharnierend zijn gekoppeld.
Wanneer een muur 5 van kalkzandsteenblokken of gasbetonblokken 85 is opgetrokken, dient ter voorkoming van het omwaaien van de muur 5, de muur te worden gestut met het bouwste1lagesysteem als hiervoor is omschreven. Hiertoe wordt de omschreven stelprofiel 86 tegen de muur 5 aan met behulp van genoemde schoorlatten 87 te lood gesteld, en dient de stelprofiel 86 op een bepaalde hoogte te zijn voorzien van * een dwars op de muur gerichte doorboring 91. Hoewel de doorboring 91 als een rond gat kan worden uitgevoerd, zal toch in de praktijk de voorkeur worden gegeven aan een sleufvormige doorboring 91. In het verlengde van de doorboring 91 moet dan nog in de muur 5 een doorvoeropening 92 worden aangebracht.
Met behulp van een verbindingsconstructie 93, welke een draadstangorgaan (diwidagstang) 94 met balkconstructiedee1 95 omvat, waarbij het draadstangorgaan 94 door de doorboring 91 en doorvoeropening 92 wordt heengestoken, kan een klemmende samenwerking tussen de stelprofiel 86 en de muur 5 worden verkregen. De stelprofiel 86 met schoorlatten 87, balkconstructiedee1 95 en verbindingsconstructie 93 fungeert hier dus als afschoorprofielconstructie bij nieuw op te trekken muren.
Een uitermate geschikte vervolgfunctie verkrijgt deze afschoorprofielconstructie indien het balkconstructiedeel 95 als een muursteun 2 wordt uitgevoerd, en de afschoorprofielconstructie (86, 87) tevens de functie van afsteunprofielconstructie kan uitvoeren ten behoeve van een op de buitenzijde van de muur 5 aan te brengen bouwconstructieelement of bouwste1lagesysteem zoals een baluster, bouwsteigerelement etc., hetgeen nader zal worden uiteengezet.
Het verkrijgen van een breder bevestigingsoppervlak en steunvlak voor de muursteun 2 op de muur 5 is ook moge lijk door gebruik te maken van een alternatieve uitvoeringsvorm van deze muursteun 2, waarbij de tegen de muur 5 te plaatsen achterwand van de muursteun 2 zijdelings wordt verbreed met zijvleugels 15, waarin dan doorvoeropeningen zijn aangebracht voor het bevestigen van de muurplaat 2 tegen de muur met bout- of schroefvormige verbindingsmiddelen.
Daar afsteunelementen 10 deel kunnen uitmaken van bouwconstructieelementen, welke voor diverse toepassingen bestemd zijn, en waarbij ook een grote verscheidenheid aan gewichtsbelasting kan voorkomen, kan de onderlinge afstand tussen de haaksteun 11 en het kokerbusdeel 14 een grote variatie vertonen.
Om ervoor te zorgen dat de muursteun 2 bij een dergelijke verscheidenheid in onderlinge afstanden tussen de haaksteun 11 en het kokerbusdeel 14 steeds kan worden aangepast, wordt een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van een muursteun 2 verkregen door het penvormig opsluitorgaan 7 verplaatsbaar over de voorwand van de muursteun 2 aan te brengen. Een alleszins practische en bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van een muursteun 2 vormt de in figuur 2 weergegeven constructie. In deze figuur is de muursteun 2 kokervormig (16) uitgevoerd, waarbij de beide zijvlakken 17 en het voorvlak 18 in de langsrichting van een tweetal achter elkaar gelegen sleufvormige profilaties 96 zijn voorzien, welke trapvormig zijn aangebracht. Bij de overgang tussen elk tweetal samenwerkende sleufvormige profilaties 96 is de kokervorm nog voorzien van een flensrand 19, zodat de dieper gelegen sleufvormige profilatie 97 fungeert als een geleiderail, met kenmerken als van een gordijnrail. In deze geleiderail kan dan de kop van een bout 20 worden aangebracht, welke dan achter de twee flensranden 19 ligt opgesloten, en waarmee een schuifboutverbinding kan worden gerealiseerd.
Voorts is in deze uitvoeringsvorm de muursteun 2 aan de voorzijde nog voorzien van een kokervormige afstandhouder 21, waarvan de achterzijde 98 een zodanige breedte bezit, dat deze vormsluitend aanligt in de brede sleufopening in het voorvlak 18. In het bovendeel van de afstandhouder 21 zijn in . het voor- en achtervlak twee doorboringen aangebracht voor het doorvoeren van het draadpengedeelte van een bout 20 ter verkrijging van een schuifboutverbinding. Op het benedengedeelte van de afstandhouder 21 is aan de voorzijde ervan het penvormig opsluitorgaan 7 bevestigd, bijvoorbeeld . met een lasverbinding. Na de afstandhouder 21 met penvormig opsluitorgaan 7 en de moerbout 20 in hoogte langs het voorvlak 18 te hebben ingesteld, wordt de moer 99 op de bout 20 aangedraaid, waardoor de in hoogte verstelbare muursteun 2 op de gewenste hoogte is gefixeerd.
In de in deze figuur weergegeven uitvoeringsvorm wordt de sleufvormig geprofileerde koker 16 niet rechtstreeks aan de achterliggende muur bevestigd, maar onder tussenkomst van een tweetal hoekprofieldelen 22. De beide hoekprofieldelen 22 zijn in de opstaande vlak- of vleugeldelen 13 voorzien van een doorboring, zodat een boutverbinding tussen elk der zijvlakken van koker 16 en een aanliggend hoekprofieIdee 1 22 mogelijk wordt.
De tegen de muur 5 te positioneren vleugeldelen 23 van de hoekprofieldelen 22 zijn daaraan met schroefverbindingconstructies te bevestigen.
Indien het afsteunelement 10 in kokerprofielvorm met een tweetal opeenvolgende sleufvormige profilaties 96 met flensrand 19 wordt uitgevoerd, zoals dat bij het kokerprofiel 16 van de muursteun 2 aan de hand van figuur 2 is uiteengezet, dan kan het kokerbusdeel 14 met behulp van een schuifboutverbinding eveneens in hoogte verstelbaar op het afsteuneiement 10 worden bevestigd.
Ook de haaksteun 11 kan met behulp van een schuifboutverbinding in hoogte verstelbaar op het in ,kokervorm geprofileerd afsteuneIement 10 worden bevestigd.
Het is niet noodzakelijk het kokerbusdeel 14 in zijwaartse richting op het afsteunelement 10 aan te brengen. Het is ook moge lijk dit kokerbusdeel 14 in het verlengde van het afsteuneIement 10 aan de onderzijde ervan op te nemen, zoals . in figuur 3 is weergegeven. Wel zal veelal daarbij het brugdeel 8 langer gemaakt moeten worden.
Het is voorts mogelijk delen van deze afsteunconstructie, bijvoorbeeld het kokerbusdeel 14 en het penvormig opvangorgaan 7 los te fabriceren en ze daarna op de .desbetreffende bouwconstructieelementen te bevestigen.
De aldus aan de hand van de figuren 1A-B, 2 en 3 toegelichte afsteunconstructies zijn bij meerdere bouwconstructieelementen 3 toepasbaar.
Zo vormt in figuur 4A het afsteunelement 10 het benedendeel van een baluster 24. Het direct daarboven gelegen gedeelte van baluster 24 kan dan voorzien zijn van bijvoorbeeld een klemelement of beugelelement 25 ten behoeve van de opname van een kantplank 26 om zoveel moge lijk te voorkomen dat voorwerpen op de betreffende werkvloer of verdiepingsvloer 77 over de rand rollen en omlaag vallen. Voorts kan de baluster 24 op een hoger deel ervan nog zijn voorzien van klemelementen of beugelelementen 27 ten behoeve van de opname van stijgerplanken om werkpersonee1 voor een onverhoedse val van de verdiepingsvloer 77 te behoeden. De baluster 24 kan ook zijn voorzien van haakdelen 28, 29, 30 en 31 met versprongen stripvormige uiteinden als weergegeven in figuur 4B. De haakdelen 28 en 29 zijn geschikt voor de opname van een kantplank 26. Bij de haakdelen 30 en 31 zijn de opvangopeningen 32, respectievelijk 33 van elkaar afgekeerd, zodat een voor valbeveiliging bestemde ladderachtige eenheid 34 aan deze haakdelen kan worden opgehangen. Het vrije stripdeel 35 van het onderste haakdeel 30 is langer dan dat van het bovenste haakdeel 31. Het ophangen van de ladderachtige eenheid geschiedt door eerst een zijstijl 36 van ladderachtige eenheid 34 in de opvangopening 32 van het onderste haakdeel 30 in te haken en daarna de andere zijstijl van de ladderachtige eenheid 34 over het bovenste haakdeel 31. In plaats van haakdelen 30 en 31 kunnen op de baluster 24 ook klembeugels worden aangebracht, waarin dan steigerbuizen etc. kunnen worden opgenomen.
Het spreekt voor zich, dat elk type afsteunconstructie 1 als hiervoor is uiteengezet, voor de plaatsing van de baluster 24 kan worden toegepast. Ter verkrijging van een sterkere bevestiging van haaksteun 11 aan afsteunelement 10 is het raadzzam ie haaksteun 11 mede onder gebruikmaking van -ΐ een brugstuk 45 op twee plaatsen op het afsteunelement 10 vast te zetten.
Ten behoeve van werkzaamheden op een schuin verlopend dak 37 kan zoals in figuur 5 is weergegeven, op de baluster 24 een daksteigersteun 38 worden geplaatst. Deze daksteigersteun 38 is opgebouwd uit een steunbalk 39, een daarop haaks aangezette draagbalk 40, een aan het uiteinde van de draagbalk 40 bevestigde daksteunbalk 41, welke evenwijdig langs het dak 37 loopt, en een draagsteunbalk 42, welke een tussenverbinding vormt tussen de daksteunbalk 41 en de draagbalk 40. Daar dakhellingen onder diverse hoeken mogelijk zijn, is het voordelig de balkdelen 40, 41 en 42 instelbaar en zonodig scharnierbaar aan elkaar te bevestigen. Het bevestigen van de steunbalk 39 aan de baluster 24 kan op meerdere manieren geschieden. Zo kan gebruik gemaakt worden van een inschuifconstruct ie van een der delen in de andere, waarna bij een juiste instelling deze delen met een boutverbinding aan elkaar worden bevestigd. Ook kan als in figuur 6 is weergegeven, de binnenkoker 43 van een der delen een (tweevoudige) sleufprofilering 44 vertonen. Een dergelijke sleufprofilering is reeds uiteengezet aan de hand van figuur 2. In de sleufprofilering 44 met de flensranden 19 zit de kop van een bout 20 opgesloten. In het uiteinde van de buitenkoker 47 is een sleuf 46 aangebracht. Wanneer de binnenkoker 43 zo ver als gewenst is, in de buitenkoker 47 is geschoven, en de bout 20 op de bodemrand van de sleuf 46 rust, kan door het vastdraaien van een moer op de bout 20 een stevige verbinding tussen de beide kokerdelen 43 en 47 worden verkregen.
Het is voorts mogelijk bij de bevestiging van de daksteigersteun 38 (fig.5) gebruik te maken van de universele afsteunconstructie. Daartoe kan de baluster 24 zijn voorzien van een kokervormig uiteinde en een lager geplaatst penvormig opsluitorgaan 7. De steunbalk 39 is daarbij voorzien van een haaksteun 11 en een kokerbusdeel 14, welke beide delen (11, 14) verstelbaar (onder gebruikmaking van een schuifboutverbinding) op de steunbalk 39 zijn aangebracht. Aldus is hiermee een universele afsteunconstructie onderdeel van de bevestiging van de daksteigersteun 38 op de baluster 24 en het dak 37.
Het afsteunelement 10 van de universele afsteunconstructie 1 kan eveneens onderdeel vormen van een zogenaamde netbevei1igingsconstructie als in figuur 7 is weergegeven.
Van deze afsteunconstructie wordt de muurplaat 2 aan de muur bevestigd. Het afsteunelement 10 (met haaksteun 11 en kokerbusdeel 14) is bij voorkeur aan de onderzijde verlengd uitgevoerd, waarbij haaks op het benedenuiteinde een muurstempel 48 is aangebracht. Deze muurstempel 48 rust aan het ene uiteinde tegen de muur en vertoont aan het andere uiteinde een scharnierpunt 106, waarmee de muurstempel 48 in draaibare koppeling is gebracht met een armdeel 49, dat met behulp van een, tussen het vrije uiteinde van armdeel 49 en het bovenuiteinde van afsteunelement 10 gespannen staalkabel 140 in positie wordt gehouden. Indien op afstand van elkaar twee aldus uitgevoerde netbeveiligingsconstructies tegen de muur 5 worden aangebracht, kan tussen de beide constructies een net 141 worden gespannen en per constructie bijvoorbeeld worden bevestigd aan het vrije uiteinde van armdeel 49 en het bovenuiteinde van afsteunelement 10. Aldus wordt het bouwpersonee1 een grotere veiligheid geboden ten aanzien van het vallen van een plat of hellend dak.
Het afsteunelement 10 van de universele afsteunconstructie 1 kan eveneens onderdeel vormen van een loop- of werksteiger 50 als in figuur 8A is weergegeven.
Ook hier wordt de muursteun 2 weer bevestigd op de muur 5, en is het afsteunelement 10 onderdeel van de dragende constructie voor een werksteiger 50. De werksteiger 50 omvat hiertoe genoemd afsteunelement 10, een daarop haaks aangebrachte draagbalk 51, en een van het benedenuiteinde van het afsteunelement 10 schuin omhoog naar de draagbalk 51 verlopende draagsteunarm 52. Een of meerdere dwarsverbindingen 53 tussen de draagsteunarm 52 en de draagbalk 51 zijn ter versteviging van de constructie. Waar het benedenuiteinde van het afsteunelement 10 en dat van de draagsteunarm 52 samenkomen, is het raadzaam de constructie nog te voorzien van een muurstempel 48, dat als steun dient voor de draagsteunarm 52 tegen de muur 5. Deze muurstempel 48 kan niet alleen zwenkbaar maar ook in een vaste positie gefixeerd aan de draagsteunarm 52 zijn verbonden. Wanneer deze muurstempel 48 voorzien is van doorboringen, kan de muurstempel met behulp van draadstangen (diwidagstaven) en bijpassende vleugelmoeren aan de muur 5 worden bevestigd. De haaksteun 11 kan zowel vast als losmakelijk met de draagbalk 51 zijn verbonden. Het door de draagbalk 51 en de draagsteunarm 52 gevormde hoekdeel 54 kan bij voorkeur op een samengestelde wijze ten behoeve van het vervullen van nog andere functies worden uitgevoerd, zoals weergegeven is in figuur 8B. Deze figuur laat zien, dat aan de delen 51 en 52 in het punt van samenkomst voorts nog zijn aangebracht een eerste kokervormig buselement 55, dat haaks op de draagbalk 51 in opwaartse richting is aangebracht, een tweede kokervormig buselement 56, dat langs draagsteunarm 52 is aangebracht, en een derde kokervormig buselement 57, dat in lijn met buselement 55 maar dan in neerwaartse richting aan buselement 56 is bevestigd. In het kokervormig buselement 55 kan een baluster 24 geplaatst worden, welke mogelijkheden biedt als uiteengezet is aan de hand van figuren 4A-B en 5.
In het kokervormig buselement 56 kan een smaller kokerdeel 58 (flg.8A) worden aangebracht, hetgeen de mogelijkheid biedt om tesamen met een ander bouwconstructieelement met een dergelijk kokerdeel 58 (of gelijksoortig element zoals armdeel 49) een vainetbeveiligingsconstructie (141) aan te brengen.
Het kokervormig buselement 57 is bestemd om samen te werken .met een afstempeleenheid 59 teneinde de draagbalk 51 meer draagvermogen te kunnen verschaffen. Deze afstempeleenheid 59 kan op diverse manieren met buselement 57 in verbinding worden gebracht. Een gunstige uitvoeringsvorm van een dergelijke verbinding wordt verkregen, wanneer deze afstempeleenheid 59 aan de bovenzijde is voorzien van een "verjongd" element 60, dat wil zeggen, dat dit element nauwsluitend en tendele naar buiten uitstekend in de afstempeleenheid 59 is opgenomen en met het buitenuiteinde in het buselement 57 kan worden aangebracht. Een schuifklemverbinding als uiteengezet is aan de hand van figuur 6 kan hier tussen de afstempeleenheid 59 en het verjongde element 60 worden toegepast. Ook kan het buselement 57 en de afstempeleenheid 59 met een zogenaamde stropverbinding aan elkaar worden bevestigd. Het is ook moge lijk de afstempeleenheid 59 welke aan het bovenuiteinde een "verjongd" element 60 bezit voor opname in het buselement 57, op lagere hoogte voort te zetten met een "verjongd" kokerdeel 61 dat dan met een grondplaat 62 op de bodem rust. Ook hier kan de afstempeleenheid 59 en het "verjongde" element 60 met behulp van een schuifklemverbinding als hiervoor is uiteengezet aan de hand van figuur 6, aan elkaar worden bevestigd.
De draagbalk 51 kan voorts nog worden voorzien van een met de bovenzijde van deze draagbalk samenwerkende en in horizontale richting verplaatsbare schuifslede 63, waarop in opwaartse richting een kokerbusdeel 64 is bevestigd voor opname van een baluster 24. Om deze schuifslede 63 op de juiste plaats op de draagbalk 51 te bevestigen, kan bij voorkeur gebruik worden gemaakt van een kokerbalk met een sleufprof iel erin, waarmee een schuifboutverbinding met de schuifslede 63 kan worden gerealiseerd.
De werksteiger 50 kan als een inklapbare constructieeenheid worden uitgevoerd door de elementen 51, 10, 52 en 53 ten dele scharnierbaar en voor het overige gedeelte losmakelijk aan elkaar te verbinden.
Wanneer twee werksteigerconstructles van een dergelijk type op afstand van elkaar tegen de muur 5 zijn geplaatst, kunnen deze constructies met een of twee loop- of steigerplanken overbrugd worden.
Indien de draagbalk 51 een hoog draagvermogen dient te bezitten, of wanneer de muur 5 recentelijk opgemetseld is, is het raadzaam om tegen de binnenzijde van de muur ter hoogte van de muursteun 2 en muurstempel 48 een stelprof iel 86 te plaatsen, welke met behulp van een schroefspindeleenheid klemmend tussen de vloer en het plafond kan worden opgesteld. De muursteun 2 kan dan met het stelprofiel onder gebruikmaking van draadstangen (diwidagstaven) en bijpassende vleugelmoeren in verbinding worden gebracht, zodat het stelprofiel 86 de gewichtsbelasting op de werksteiger 50 mede kan opvangen.
Zoals in figuur 9Ά is weergegeven behoeft de muursteun 2 niet noodzakelijkerwijze aan een muur 5 bevestigd te worden, maar kan de muursteun 2 ook op een steunplaat 65 bevestigd te worden. Het bovenuiteinde van de steunplaat 65 is als weergegeven is in figuur 9Ά tweevoudig omgezet, waardoor een u-vormige aanhaakmogelijkheid (142) van de steunplaat 65 over een sport (67) van een ladder 68 wordt verkregen. Ook kunnen twee haakorganen 66 aan de steunplaat 65 nabij de bovenrand zijn bevestigd, welke haakorganen dan als weergegeven is in > fig.9B over een sport 67 van een verticaal opgestelde ladder 68 kunnen worden aangehaakt, waardoor de steunplaat 65 tegen een aantal sporten 67 van de ladder 68 komt te rusten. Veiligheidshalve kunnen op de achterzijde van de steunplaat 65 nog enkele klemmiddelen worden aangebracht die met een . lager gelegen sport 67 samenwerken en aldus voor een betere bevestiging van de steunplaat 65 aan de ladder 68 zorgen. Aan de muursteun 2 van deze steunplaat 65 kan vervolgens een bouwconstructieeiement (bijvoorbeeld een werksteigerconstructie 50) met een daarin geïntegreerd of . daarmee samenwerkend afsteuneIement 10 volgens het principe van een universele afsteunconstructie worden bevestigd.
De ladder 68 is aan de bovenzijde nog voorzien van een gootkop 69. Een gootkop 69 omvat een tweetal parallel opgestelde, U-vormige prof ie 1delen 70, welke op afstand worden gehouden door middel van stang— of staafvormige, dan wel buisvormige elementen (sporten) en welke ieder aan één uiteinde aan de bovenzijde van de ladder 68 zijn bevestigd. Aan het andere uiteinde worden de U-vormige profieldelen 70 overbrugd door middel van een houten of kunststof balkdeel, waardoor bij plaatsing van dit balkdeel in de dakgoot, de gootkop zo weinig moge lijk beschadiging aan de dakgoot 72 kan aanrichten.
Een andere toepassingsmogelijkheid voor een universele afsteunconstructie is gelegen in het gebruik van een zogenaamde gevelridder 73 als in figuur 10 is weergegeven.
Een gevelridder omvat een kokervormige staander of profielbalk 74, welke in verticale positie is opgesteld en aan de onderzijde op de bodem is afgesteund door middel van een hoeksteunconstructie 75. De profielbalk 74 is met het bovendeel met behulp van een klembeugeIverbinding 76 aan een verdiepingsvloer 77 bevestigd. Ook is het goed de gevelridder 73 nog halverwege de muur 5 of verdiepingsvloer te ondersteunen. De gevelridder 73 omvat voorts een kokervormig profieldeel 78, dat nauwsluitend een gedeelte van de balk 74 .omsluit. Voorts is op het benedendeel van de gevelridder 73 nog een handlier 79 geplaatst, waarvan de hijskabel 80 binnen de staander 74 omhoog gaat, en via een aan het bovenuiteinde van de staander 74 geplaatst geleidewiel 81 buiten de staander 74 en langs de voorzijde ervan naar het kokervormig .profieldeel 78 loopt en daarop is vastgehaakt. Aldus is een hoogteverste11ing van het profieldeel 78 verkregen.
Op het profieldeel 78 is aan de voorzijde de muursteun 2 gemonteerd, op welke muursteun een bouwconstructieelement middels het daarin geïncorporeerde afsteunelement 10 kan .worden bevestigd. Wanneer twee gevelridders 73 op afstand van .-*. /** /*·· S / £ elkaar tegen de muur 5 zijn aangebracht, en op elk der gevelridders een werksteigerconstructle als weergegeven Is in figuur 8Ά, is aangehaakt, dan kan door de werksteigerconstructies met behulp van steigerplanken te overbruggen, met behulp van de lierwerking (79) een in hoogte instelbare werksteiger 50 worden verkregen.
Om bij kabelbreuk te voorkomen, dat een werksteiger over een zekere hoogte omlaag valt, dient op iedere gevelridder 73 met werksteigerconstructie een valbeveiliging aanwezig te zijn. Door in het kokerprofie Idee 1 78 een doorboring te maken, en in de profielbalk 74 op met die doorboring correspondere plaatsen op meerdere hoogtes eveneens doorboringen te maken, kan wanneer de werksteiger 50 zover omhoog getakeld is, dat de doorboringen in het kokerprofie Idee 1 78 en de profielbalk 74 op gelijke hoogte zich bevinden, een penvormig vergrendelingselement door deze doorboringen worden gestoken. Aldus is deze in hoogte verstelbare werksteiger tegen ongelukken bij kabelbreuk beveiligd.
Een alternatieve uitvoeringsvorm van deze gevelridder 73 wordt zoals in figuur 11 is weergegeven, verkregen door de gevelridder zover van de muur 5 verwijderd op te stellen, dat tussen deze muur en de gevelridder voldoende ruimte is om. onder gebruikmaking van de universele afsteunconstructie 1 een bouwconstructieelement zoals een werksteiger 50 op het kokerprofie Idee 1 78 te bevestigen.
De gevelridder 73 is aan de onderzijde en zo moge lijk ook op hogere gedeeltes met behulp van een afstandhouder aan de muur 5 of vloer 77 bevestigd waarmede een afschoorbeveiliging is gecreëerd.
Aan de bovenzijde is de gevelridder 73 met behulp van een afstandhouder 82 gekoppeld aan het dak 37 ter plaatse van een dakbalk of -spant 83.
Het is uit veiligheidsoverwegingen bij de bouw gewenst om bij een verdiepingsvloer rondom deze vloer een effectief werkende valbeveiligingsconstructie aan te brengen. Hiertoe worden rondom deze verdiepingsvloer 77 eerst muursteunen 2 op de buitenzijde van de bij deze verdiepingsvloer behorende buitenmuren aangebracht. Vervolgens kunnen bouwconstructieelementen, welke tenminste een afsteunelement 10 (en eventueel een balusterdeel 24) bevatten, met de muursteunen 2 in verbinding worden gebracht, waardoor universele afsteunconstructies worden verkregen. Wanneer een bouwconstructieelement slechts als afsteunelement 10 is uitgevoerd, moet het bouwconstructieelement wel een kokerprofiel bezitten, zodat een baluster 24 met een iets smallere kokerprofielvorm in het kokervormige prof ie Idee 1 van het afsteunelement 10 kan worden opgenomen. Bezitten het afsteunelement 10 en het bouwconstructieelement dezelfde gedimensioneerde prof ielvorm, dan kan onder gebruikmaking van een verjongd tussenstuk de baluster 24 op het afsteunelement 10 worden aangebracht.
Aan een baluster 24 kan nog een kokerprofie Idee 1 84 bevestigd worden, welke naar buiten schuin omhoog loopt, en welke deel gaat uitmaken van een valnetbeveiliging (141). Tussen de balusters 24 zijn zo laag moge lijk de kantplanken 26 aangebracht en op grotere hoogtes de steigerp1anken of valbeveiligingsladders met mogelijkheid van plaatsing van reclameteksten.
Het afsteunelement 10 kan ook in het bouwconstructieelement geïntegreerd zijn. Zo'n bouwconstructieelement kan dan uitgevoerd zijn als een baluster 24, een gecombineerde constructie van een baluster 24 met valnetbeveiliging (141) of een steigerconstructieelement 50 of een gevelridder 73 als weergegeven in de voorafgaande figuren.
Het kan voorkomen dat op een of meerdere plaatsen rondom de verdiepingsvloer 77 de buitenmuur ontbreekt als gevolg van een aldaar geprojecteerde kozijnopening of iets dergelijks.
Op een dergelijke plaats is het niet mogelijk een universele afsteunconstructie 1 aan te brengen, daar een dergelijke afsteunconstructie voor de muursteun 2 een bevestigingsvlak vereist, dat groter is dan de dikte van de verdiepingsvloer 77.
Een oplossing om toch een baluster 24 op zo’n plaats te kunnen aanbrengen, wordt verkregen door gebruik te maken van een met een lijmplaat 100 samenwerkende balusterafsteunelement 101. Een lijmplaat 100 is een in de bouw reeds bekend zijnde langwerpig plaatvormig element, welke in het ene halfdeel een bij voorkeur ronde opening 102 met een doorsnede van enige centimeters bezit, en welke in het andere deel enige spijkergaten 103 bezit. Een dergelijke lijmplaat 100 is in fig.12 weergegeven.
Het balusterafsteunelement 101 is een kokervormig profieldeel 104 dat aan het benedenuiteinde een zijwaarts uitstekende afstandhouder 105 met muurstempel 48 bezit. Voorts bezit het balusterafsteunelement 101 een haakvormig orgaan 107, dat even boven de afstandhouder 105 aan hetzelfde zijvlak met het kokervormig profieldeel 104 een vaste verbinding of een met behulp van een geleiderail in het kokerprofiel uitgevoerde schuifboutverbinding bezit.
Het haakvormige orgaan 107 is zodanig gedimensioneerd, dat het nauwsluitend kan worden ingehaakt in de opening 102.
Om het balusterafsteunelement 101 te kunnen aanbrengen wordt het haakvormig orgaan 107 in de opening 102 ingehaakt, waarna het balusterafsteunelement 101 tegen de zijkant van de verdiepingsvloer 77 in verticale positie wordt gehouden en de lijmplaat 100 op de verdiepingsvloer neergelegd. In deze positie wordt de lijmplaat 100 vast aan de verdiepingsvloer 77 bevestigd, hetzij direct met betonspijkers door de spijkergaten van de lijmplaat hetzij door eerst ter plaatse van de spijkergaten in de verdiepingsvloer boorgaten aan te brengen, deze op te vullen met spijker- of schroefbaar materiaal, waarna de lijmplaat 100 met spijkers c.q. schroeven op de verdiepingsvloer 77 wordt bevestigd. Het balusterafsteunelement 101 is daarmee op de juiste wijze gepositioneerd.
Is een dergelijk balusterafsteunelement 101 kort van lengte, dan kan het met een baluster 24 of een combinatie van baluster 24 met draagarm 56 voor een valnetconstructie (141) worden verlengd. De draagarm 56 wordt dan als een kort kokerdeel schuin opwaarts aan de baluster 24 of aan het voor de baluster 24 bestemd balusterafsteunelement 101 gelast. Aldus kunnen rondom de verdiepingsvloer 77 balusters 24 al dan niet in combinatie met draagarmen 56 voor een valnetconstructie worden aangebracht. De muursteun 2 kan voorts nog worden gebruikt voor het aanbrengen van een bouwconstructieelement dat dient als eindbevelliging bij loopbruggen. Zoals in fig.13 is weergegeven omvat het als eindbevei1iging 143 bestemde bouwconstructieelement een horizontale draagarm 144 in de vorm van een profielkoker, welke aan het uiteinde is voorzien van een daarop haaks aangezette haaksteun 11, welke zodanig gedimensioneerd is, dat het nauwsluitend in het bovenuiteinde 9 van een muursteun 2 past.
De draagarm 144 is aan de onderzijde nog voorzien van een beugelelement 145 waardoor de eindbevei1iging ook voor lagere hoogtes op een loopsteiger 50 een doelmatige werking heeft. Het is ook moge lijk dat een baluster 24 op de buitenrand van een verdiepingsvloer 77 moet worden geplaatst, waar welliswaar de buitenmuur ontbreekt, maar waar in de als kanaalplaten uitgevoerde verdiepingsvloer de ovale kanaalopeningen 146 te zien zijn. In een dergelijke situatie kan een alternatieve uitvoeringsvorm van een balusterafsteunelement 101 worden toegepast als weergegeven is in fig.14. Een dergelijk afsteunelement 101 omvat een plaatvormig element 147, waarop haaks op dit element aan één zijde een buisdeel 148 is gelast. In de bovenzijde van dit buisdeel is een sleufgat 149 aanwezig. Op de andere zijde van het plaatvormig element 147 is tegen het plaatvormig element 147 recht omhoog een kokerbusdee1 150 voor een baluster 124 en eventueel een schuin opwaarts verlopend kokerdeel 151 ten behoeve van een armdeel voor een valnetbeveiliging (141). Het buisdeel 148 wordt nu ter plaatse van de gewenste afsteuning het kanaalgat 146 ingestoken, waarna een gat in de verdiepingsvloer naar het sleufgat 149 wordt geboord. Met een borgpen 152 door het gat in de vloer tot in het sleufgat 149 van het buisdeel 148 wordt het kokerbusdee1 150 voor het daarop te plaatsen balusterafsteunelement 101 aan de vloer gefixeerd.
Het plaatvormig element 147 is tevens nog voorzien van schroefgaten 153 waardoor het element 147 tegen de verdiepingsvloer 77 kan worden vastgeschroefd.
Om een universele afsteunconstructie waarop een groot draagvermogen komt te staan, goed te kunnen afsteunen kan ook gebruik worden gemaakt van de bouwconstructie welke in fig.15 is weergegeven. Deze figuur laat zien, dat het afsteunelement 10 voor balusterafsteunelement 101 een kokerdeel 154 bezit, dat tenminste ten dele in het benedendeel is aangebracht, en dat een doorvoeropening 155 bezit voor het doorvoeren en opnemen van een op de grond afgesteunde steigerbuis 59. Het afsteunelement 10 kan met een borgpen met de steigerbuis 59 worden verbonden, dan wel steunen op een om de steigerbuis aanwezige en op hoogte aan de steigerbuis gefixeerde flensring of plaat. Eenzelfde binnenkoker 154 met doorvoeropening 155 is ook op te nemen in het afsteunelement 10 van een bouwconstructiedeel, zoals een werksteiger 50. Het afsteunelement 10 wordt dan met een steigerbuis op de grond afgesteund.
. Een werksteiger 50 waarop een uitzonderlijk groot draagvermogen komt te staan, kan veiligheidshalve beter met een wat langere afsteunelement 10 en een eveneens wat langere draagsteunarm 52 worden uitgevoerd. Ter verkrijging van het daarbij benodigde constructiegedeelte op de muur 5 is het .voordelig een tweetal muursteunen 10 onder elkaar te plaatsen en deze met elkaar te verbinden, zodat een muursteun van dubbele lengte wordt verkregen. Het aan elkaar koppelen van beide muursteunen kan op diverse manieren geschieden. Men kan bijvoorbeeld een buitenkokerdee1 gebruiken, en deze ten dele over het benedendeel van de bovenste muursteun en ten dele over het bovendeel van de onderste muursteun schuiven, en daarna deze elementen met elkaar verbinden. Op soortgelijke wijze is het moge lijk hierbij gebruik te maken van een binnenkoker. Ook is het bij gebruik van afsteunelementen 10 van het type als weergegeven is in fig.15 moge lijk het beneden het bovenste afsteunelement 10 uitstekende deel van het binnenkokerdee1 154 te laten zakken in het bovenuiteinde van het onderste afsteunelement 10, en de beide elementen met behulp van borgpennen aan elkaar te bevestigen, of met behulp van een op de grond afgesteunde steigerbuis 59, welke via het onderste afsteunelement 10 doorloopt tot in het bovenste afsteunelement 10. Het als bouwsteiger uitgevoerde bouwconstructieelement bezit dan bij voorkeur een haaksteun 11 en twee op zekere afstand van elkaar geplaatste kokerbusdelen. De haaksteun 11 werkt samen met het bovenuiteinde van de bovenste muursteun 2A, terwijl de beide kokerbusdelen samenwerken met de penvormige opsluitorganen 7A-B van de twee muursteunen 2A respectievelijk 2B. Ook is het moge lijk om zoals in fig.16 is weergegeven, tussen de twee boven elkaar te plaatsen muursteunen 2A en 2B een tussensteun of afstandskoker 155 op te nemen, waarbij de afstandskoker 155 ten dele over de muursteunen 2 ofwel binnen in de muursteunen kan worden aangebracht, danwel evenals de muursteunen 2A en 2B zelf, aan de onderzijde zijn voorzien van een ten dele binnen het benedengedeelte van de koker 155 opgenomen, en voor het overige gedeelte naar beneden uitstekende binnenkokerdee1 154. Aldus kunnen de drie steunen 2A, 155 en 2B op elkaar worden aangebracht.
Wanneer een muursteun 2 aan de rand van een werkvloer 77, .
maar juist voor een steunkolom 156 moet worden aangebracht.
ontstaan er problemen ten aanzien van de bevestiging van de muursteun 2 aan de steunkolom, welke opgelost kunnen worden als weergegeven is in fig.l7A-B.
Hierbij is op de voorzijde van de muursteun 2 even onder bet bovenuiteinde ervan een buisje 157 in horizontale richting aangelast, waardoor bijvoorbeeld een diwidagstang 94 kan worden gestoken. Voorts zijn voor deze bevestiging nog een tweetal verbindingsorganen 158 nodig, welke als een kort pijpvormig deel 159 met een dwars daarop aangezet haakvormig orgaan 160 zijn uitgevoerd als weergegeyen is in fig.l7B.
Over de beide uiteinden van de diwidagstang 94 worden de pijpvormige delen 159 van de verbindingsorganen 158 geschoven, waarna over de uiteinden van de diwidagstang 94 met daarbij behorende vleugelmoeren worden aangebracht. De haakvormige organen 160 van de beide verbindingsorganen 158 worden elk in een ronde opening (102) van een lijmplaat 100 ingehaakt, waarna de lijmplaat op de bovenzijde van de werkvloer 77 wordt bevestigd.
Indien het pijpvormig deel 159 een op de diwidagstang 94 afgestemde binnenschroefdraad bezit, kunnen de pijpvormige delen 159 van de verbindingsorganen 158 over de diwidagstaven worden gedraaid, waarna de haakvormige organen 160 van zo'n verbindingsorgaan 158 onder gebruikmaking van de lijmplaten 100 aan de bovenzijde van de werkvloer 77 kunnen worden , bevestigd.
In plaats van verbindingsorganen 158 , die met lijmplaten 100 in verbinding is gebracht, is het ook moge lijk een koppelorgaan 137 van twee gekruiste en op elkaar gelaste buisjes 138 en 139 te gebruiken. Buisje 138 wordt over de diwidagstang 94A aangebracht, die door het buisje 157 aan de voorzijde van de muursteun 2 loopt. Een tweede diwidagstang 94B wordt door het tweede buisje 139 geleid en met een vleugelmoer aan één zijde afgesloten. Het andere uiteinde van de diwidagstang 94B wordt in een buisje, dat op een, op , de vloer aangebrachte grondplaat is gelast, gestoken en daarna in die positie gefixeerd.
Met de hiervoor aangegeven middelen is het moge lijk rond de gehele werkvloer en tevens om diverse bouwconstructieeenheden zoals werksteigers doelmatige valbeveiligingsmiddelen aan te brengen.
Wanneer steigerplanken op een werksteiger 50 in eikaars verlengde dienen te worden geplaatst, is het raadzaam ze aan de uiteinden te voorzien van inhaakconstructïedelen. Zo'n inhaakconstructiedeel kan bijvoorbeeld een zich over de breedte van de steigerplank uitstrekkend stripvormig uiteinde omvatten, dat in het verlengde van de plank is aangebracht en aan het uiteinde haaks naar binnen, dat wil zeggen, u-vormig is omgezet.
Wanneer het ene inhaakconstructiedeel zich aan de bovenzijde van de steigerplank bevindt en naar beneden is omgezet, en het andere inhaakconstructiedeel zich aan de onderzijde van de steigerplank bevindt en naar boven is omgezet, kunnen deze steigerplanken in elkaar worden gehaakt. In plaats van een omgezet stripvormig uiteinde kan één der beide steigerplanken aan een uiteinde ook een stang- of staafvormig element omvatten, waarover het inhaakconstructiedeel van de andere steigerplank inhaakt.
Bij het leggen van dakgoten en monteren van lichtkappen in bijvoorbeeld montagehallen, zijn valnetbevei1igingsconstructies eveneens aan te raden. Een moge lijke realisatie hiervan wordt verkregen door een viertal staanders bijvoorbeeld vier steunpalen in de montagehal aan de bovenzijde te voorzien van een katrol. Aan een rechthoekig net wordt aan elk der vier hoekpunten een kabel bevestigd, welke dan over het bijbehorende katrol wordt geleid, en waaraan een (contra-)gewicht wordt bevestigd. Valt iemand in het net, dan zakt het net met de persoon met matige snelheid omlaag, waarbij de gewichten omhoog worden getrokken. Aldus wordt de val van de persoon op voldoende wijze afgeremd.
Het komt geregeld voor, dat mensen in een trapgat van een in aanbouw zijnd huis naar beneden vallen.
Hiertegen dient een beveiligingsconstructie bij zo’n trapgat 120 te worden aangebracht zoals in fig.18 is weergegeven. Een mogelijke bevei1igingsconstructie kan bijvoorbeeld bestaan uit een tweetal op afstand van elkaar evenwijdig opgestelde kokerdelen 121, welke door middel van tussendelen 122 op afstand van elkaar worden gehouden, en waarbij op de kokerdelen 121, doch slechts op een gedeelte van het door de kokerdelen begrensd vlak een vaste beplating 123 wordt aangebracht, terwijl over het resterende gedeelte van dit vlak wordt bedekt door een als kantelluik uitgevoerd plaatdeel 124 dat bijvoorbeeld scharnierbaar aan genoemde vaste beplating 123 is bevestigd. Om te voorkomen, dat de trapgatbeveiligingsconstructie tijdens de bouwwerkzaamheden van zijn plaats kan geraken dienen aan de onderzijde van de kokerdelen 121 per kokerdeel twee hoeksteunelementen 125 te worden bevestigd, welke in het trapgat 120 uitsteken. Bij voorkeur kunnen de twee hoeksteunelementen die zich onder het vaste plaatgedeelte 123 bevinden, verstelbaar op het desbetreffende kokerdeel 121 te zijn aangebracht. Dit is moge lijk bij gebruikmaking van kokerdelen met een geleiderail profilering, zodat een hoeksteunelement 125 door middel van een schuifboutverbinding op de juiste plaats kan worden vastgezet.
Claims (12)
1. Universele afsteunconstructie, welke een muursteun en een daarmee samenwerkend afbouwsteunelement omvat, - waarbij de muursteun tenminste aan één uiteinde kokervormig is uitgevoerd en van een penvormig opsluitorgaan is voorzien, dat op afstand van het kokervormig uiteinde onder tussenkomst van een brugdeel op de muursteun is aangebracht, en - waarbij het bouwafsteunelement is voorzien van een haaksteun warvan het omgezette uiteinde geschikt is voor een vormsluitend inhaken in genoemd kokervormig uiteinde van de muursteun en tevens is voorzien van een kokerbusdee1, hetwelke op afstand van de haaksteun op de buitenwand van het bouwafsteunelement is aangebracht ter verkrijging van een vormsluitende opname van het kokerbusdee1 op het penvormig opsluitorgaan.
2. Universele afsteunconstructie volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het kokerbusdee1 in lijn met de haaksteun op de buitenwand is aangebracht.
3. Bouwconstructieelement met het kenmerk, dat in genoemd bouuwconstructieelement een universele afsteunconstructie is geïntegreerd, welke een muursteun en een daarmee samenwerkend afbouwsteunelement omvat, - waarbij de muursteun tenminste aan één uiteinde kokervormig is uitgevoerd en van een penvormig opsluitorgaan is voorzien, dat op afstand van het kokervormig uiteinde onder tussenkomst van een brugdeel op de muursteun is aangebracht, en - waarbij het bouwafsteunelement deel uitmaakt van het bouwconstructieelement en is voorzien van een haaksteun waarvan het omgezette uiteinde geschikt is voor een vormsluitend inhaken in genoemd kokervormig uiteinde van de muursteun en tevens is voorzien van een kokerhusdeel, hetwelke op afstand van de haaksteun op de buitenwand van het bouwafsteunelement is aangebracht.ter verkrijging van een vormsluitende opname van het kokerhusdeel op het penvormig opsluitorgaan.
4. Bouwconstructieelement volgens conclusie 3 met het kenemerk dat het bouwconstructieelement als een baluster is uitgevoerd.
5. Bouwconstructieelement volgens conclusie 3 met het kenemerk, dat het bouwconstructieelement als een loopsteiger constructieelement is uitgevoerd.
6. Steunplaat voorzien van aanhaakorganen voor het bevestigen van de steunplaat ope een sport van een ladder, welke steunplaat is voorzien van een universele afsteunconstructie volgens conclusie 1.
7. Gevelridder, waarbij een staander over een bepaalde lengte is omgeven door een takelbaar uitgevoerd kokervormig prof ie Idee 1, met het kenmerk dat genoemd prof ie Idee 1 is voorzien van een universele afsteunconstructie volgens conclusie 1.
8. Universele afsteunconstructie volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het penvormig elemnt onder gebruikmaking van een schuifhoutconstructie is verbonden met het afsteunelement.
9. Universele afsteunconstructie volgens conclusie 8 met het kenmerk dat het penvormig element onder tussenkomst van een afstandhouder is verbonden met het afsteunelement.
10. Universele afsteunconstructie volgens conclusie 3 met het kenmerk dat het bouwconstructieelement als een valbeveiligingsconstructie is uitgevoerd, waartoe het bouwconstructieelement een aan het afsteunelement scharnierbaar opgehangen draaiarm omvat en waarbij het valnet aan het afsteunelement en de draaiarm is opgehangen.
11 Universele afsteunconstructie volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de muursteun is voorzien van een kokerdeel voor doorvoer van een draadstangorgaan, welk orgaan aan de twee uiteinden onder tussenkomst van een koppe1ingsorgaan aan twee lijmplaten is verbonden, welke aan de werkvloer gekoppeld kunnen worden.
12 Afsteunconstructie voor een bouwconstructieelement met het kenmerk, dat genoemde afsteunconstructie is voorzien van een plaatvormig element, dat voor schroefbeves-tiging is ingericht en dat is voorzien van een loodrecht op het plaatvormig element aangebracht kokervormig element met sleufgat.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9300044A NL9300044A (nl) | 1993-01-11 | 1993-01-11 | Universele afsteunconstructie. |
EP94200038A EP0606948B1 (en) | 1993-01-11 | 1994-01-10 | Universal supporting construction |
DE69401131T DE69401131D1 (de) | 1993-01-11 | 1994-01-10 | Universale Stützkonstruktion |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9300044 | 1993-01-11 | ||
NL9300044A NL9300044A (nl) | 1993-01-11 | 1993-01-11 | Universele afsteunconstructie. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9300044A true NL9300044A (nl) | 1994-08-01 |
Family
ID=19861896
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9300044A NL9300044A (nl) | 1993-01-11 | 1993-01-11 | Universele afsteunconstructie. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0606948B1 (nl) |
DE (1) | DE69401131D1 (nl) |
NL (1) | NL9300044A (nl) |
Families Citing this family (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2761096B1 (fr) * | 1997-03-24 | 2000-10-13 | Francis Lille | Organes de maintien d'une grille de securite pour chantier, principalement pour charpentiers ou couvreurs |
DE19802340B4 (de) * | 1998-01-22 | 2005-01-20 | Siemens Ag | Medizinisches Gerätesystem |
FR2775712B1 (fr) * | 1998-03-03 | 2001-01-05 | Dimos | Dispositif pour la fixation d'une structure d'echafaudage a un element de construction |
NL1012218C2 (nl) * | 1999-02-01 | 2000-08-08 | Bodegraven Bv | Steunbeugel voor steigerpijpen. |
NL1015679C2 (nl) * | 2000-07-11 | 2002-01-14 | Wilhelmus Maria Antonius Klerx | Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw. |
ES2196976B1 (es) * | 2001-10-22 | 2004-10-16 | Ingenieria De Encofrados Y Servicios, S.L. | Suplemento de altura para porticos y marcos de andamiajes de fachada. |
CN103938890B (zh) * | 2014-05-04 | 2015-12-09 | 金陵科技学院 | 龙骨施工支撑装置 |
US10883282B2 (en) * | 2014-11-17 | 2021-01-05 | Platformer Solutions Ltd. | Anchoring device and method for installation |
CN111441600B (zh) * | 2020-05-19 | 2024-05-31 | 山西省安装集团股份有限公司 | 工地通道走廊平台模板加固结构 |
CN112431441A (zh) * | 2020-11-25 | 2021-03-02 | 浙江中辰建筑科技有限公司 | 一种建筑支撑板连接组件及支撑装置 |
CN112814471A (zh) * | 2020-12-31 | 2021-05-18 | 上海建工五建集团有限公司 | 可调式防护围挡及其使用方法 |
CN114790818B (zh) * | 2022-06-07 | 2024-04-23 | 中冶建工集团有限公司 | 加快悬挑脚手架搭设的斜撑过渡法 |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1287186A (en) * | 1970-03-11 | 1972-08-31 | E St John Holt And Associates | Guard rail support |
CH654871A5 (en) * | 1985-03-13 | 1986-03-14 | Charles Schutz | Device for fixing a protective barrier for a roof |
NL8702969A (nl) * | 1987-12-09 | 1989-07-03 | Hein Douwinus Voskamp | Bouwstellage systeem. |
NL8803114A (nl) * | 1988-12-19 | 1990-07-16 | Hein Douwinus Voskamp | Op een mast of staander te bevestigen draaggestel. |
-
1993
- 1993-01-11 NL NL9300044A patent/NL9300044A/nl unknown
-
1994
- 1994-01-10 EP EP94200038A patent/EP0606948B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1994-01-10 DE DE69401131T patent/DE69401131D1/de not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0606948B1 (en) | 1996-12-18 |
EP0606948A1 (en) | 1994-07-20 |
DE69401131D1 (de) | 1997-01-30 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US20240060320A1 (en) | Safety rail system | |
US6003630A (en) | Unilateral scaffold system | |
US6840350B2 (en) | Adjustable scaffold and walkboard ladder holder | |
EP2029835A1 (en) | Stairway for use on building sites | |
ES2145630T3 (es) | Andamio despiezable para fachadas. | |
NL9300044A (nl) | Universele afsteunconstructie. | |
US20040041141A1 (en) | Temporary safety guard rail system | |
AU2006200200A1 (en) | Hook-On Scaffold | |
US20040129847A1 (en) | Roof scaffold bracket | |
DK2698486T3 (en) | Vertical support structure for roof security fencing system | |
EP0117643B1 (en) | Dismountable framework | |
AU2017268495A1 (en) | Scaffolding System | |
NL8702969A (nl) | Bouwstellage systeem. | |
AU2017101328A4 (en) | Rooftop access and safety system | |
CA2531713A1 (en) | Ladder bracket | |
NL8803114A (nl) | Op een mast of staander te bevestigen draaggestel. | |
EP0497861B1 (en) | Hanging scaffold | |
GB2432623A (en) | A scaffold stair unit which uses scaffolding tubes as stringers | |
EP3957807B1 (en) | A scaffolding support structure and a method for assembling scaffolding | |
WO1999009275A1 (en) | Scaffolding and apparatus for use with scaffolding | |
RU2022117C1 (ru) | Лестница-стремянка для строительно-монтажных работ | |
CA2980829A1 (en) | Roof scaffolding system | |
WO1999040274A1 (en) | Suspended scaffolding | |
NL1010624C1 (nl) | Steigerconstructie voor schuine daken. | |
CA2295679C (en) | Unilateral scaffold system |