NL1015679C2 - Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw. - Google Patents

Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw. Download PDF

Info

Publication number
NL1015679C2
NL1015679C2 NL1015679A NL1015679A NL1015679C2 NL 1015679 C2 NL1015679 C2 NL 1015679C2 NL 1015679 A NL1015679 A NL 1015679A NL 1015679 A NL1015679 A NL 1015679A NL 1015679 C2 NL1015679 C2 NL 1015679C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
pole
anchor member
anchor
coupling
Prior art date
Application number
NL1015679A
Other languages
English (en)
Inventor
Wilhelmus Maria Antonius Klerx
Original Assignee
Wilhelmus Maria Antonius Klerx
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wilhelmus Maria Antonius Klerx filed Critical Wilhelmus Maria Antonius Klerx
Priority to NL1015679A priority Critical patent/NL1015679C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1015679C2 publication Critical patent/NL1015679C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/32Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
    • E04G21/3204Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
    • E04G21/3219Means supported by the building wall, e.g. security consoles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Fencing (AREA)

Description

Titel: Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.
Wanneer gebouwen met meerdere verdiepingen worden gebouwd, 5 waarbij de gevelmuren worden uitgevoerd als spouwmuur met een binnenmuur en een buitenmuur, is het gebruikelijk dat eerst de binnenmuur van de begane grond wordt opgebouwd, en dat dan de vloer van de eerste verdieping daarop wordt aangebracht. Dit proces van het opbouwen van een binnenmuur en het vervolgens 10 aanbrengen van een vloerplaat herhaalt zich ook voor de eventuele volgende verdiepingen. Pas in een later stadium zal de buitenmuur worden vervaardigd, bijvoorbeeld door metselen.
Veiligheidsvoorschriften schrijven voor, dat langs de omtreksrand van een verdiepingsvloer een veiligheidshekwerk 15 moet worden aangebracht om te voorkomen dat werklui die nabij de rand van de vloer werkzaamheden moeten verrichten, over de rand vallen. Een dergelijk veiligheidshekwerk omvat staanders en door die staanders gedragen liggers.
Het is bekend om een dergelijk veiligheidshekwerk te 20 construeren door genoemde staanders neer te zetten op de verdiepingsvloer, nabij de rand daarvan. Dit heeft echter onder meer als nadeel, dat het veiligheidshekwerk in de weg staat in verband met bijvoorbeeld werkzaamheden die aan de vloer zelf moeten worden uitgevoerd.
25 Als alternatief wordt ook voor de gevel een steiger geplaatst, welke steiger rust op de bodem. Door de steiger hoger op te bouwen dan de verdiepingsvloer kan die steiger ook fungeren als veiligheidshekwerk. Een voordeel daarbij is dan, dat dat veiligheidshekwerk zich buiten het vloeroppervlak 30 bevindt, maar toch nog dicht genoeg bij de rand van die vloer kan worden geplaatst om als veiligheidshekwerk effectief te kunnen functioneren. Een nadeel is echter, dat de steiger in de weg staat voor bijvoorbeeld werkzaamheden die aan de buiten- f o 1 ς β 7 ft 2 gevel moeten worden verricht. Een verder nadeel is, dat het opbouwen en afbreken van een steiger vrij arbeidsintensief is, hetgeen voornamelijk een nadeel is wanneer de steiger wordt gebouwd met het uitsluitende doel om te fungeren als 5 veiligheidshekwerk. Daarenboven is het een nadeel dat het veiligheidshekwerk aanwezig moet zijn gedurende de volledige tijd dat de verdiepingsvloer moet worden afgeschermd, zodat de steiger al die tijd niet inzetbaar is voor andere werkzaamheden, hetgeen correspondeert met een aanzienlijke kostenpost. 10 Het is een algemeen doel van de onderhavige uitvinding de bovengenoemde problemen op te lossen.
Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een veiligheidshekwerksysteem te verschaffen dat slechts een geringe investering vergt, en dat relatief snel en eenvoudig, 15 met relatief weinig additionele handelingen, kan worden aangebracht op de locaties waar het nodig is en daarbij zo min mogelijk hinder veroorzaakt voor aan het gebouw uit te voeren werkzaamheden.
Daartoe wordt volgens de onderhavige uitvinding een anker-20 orgaan bevestigd bovenop de binnenmuur, voordat de verdiepingsvloer wordt aangebracht. Het ankerorgaan bevindt zich dan dus tussen het bovenuiteinde van de binnenmuur en het onderopper-vlak van de verdiepingsvloer, en is aldus stevig en met zekerheid bevestigd aan het gebouw. Het ankerorgaan heeft dan 25 een buiten de binnenmuur uitstekend gedeelte, waarin zich minstens één koppelgat bevindt. Het door de onderhavige uitvinding voorgestelde systeem omvat voorts een staander, die is voorzien van een koppelpen die past in het genoemde koppelgat. Met behulp van die koppelpen wordt de staander 30 simpelweg aan het uitstekende deel van het ankerorgaan bevestigd. Voor elke te bevestigen staander is een dergelijk ankerorgaan voorzien. De staanders zijn voorts voorzien van beugels voor het vasthouden van liggers, waarvoor gemakshalve gebruik gemaakt kan worden van planken, zoals de veelal toch al 35 in de bouw gebruikte steigerplanken.
De aldus bevestigde staanders bevinden zich op korte afstand (in de orde van enkele centimeters) buiten de omtreksrand van de verdiepingsvloer en bieden aldus een effectief veiligheidshekwerk dat het bovenoppervlak van de ' Λ 4 »“ - 3 verdiepingsvloer vrijlaat. Voorts zijn de staanders slechts gekoppeld met het bovenste gedeelte van de binnenmuur, en hinderen dus niet bij het verrichten van werkzaamheden aan de buitengevel.
5
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van een randbeveiligingssysteem volgens de uitvinding onder 10 verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: de figuren 1A-C schematisch een dwarsdoorsnede tonen van een gedeelte van een gebouw; figuur 2 op grotere schaal schematisch een dwarsdoorsnede toont 15 van een gedeelte van een gebouw, met daaraan bevestigd een ankerorgaan en een paal van een randbeveiligingssysteem volgens de onderhavige uitvinding; figuur 3 schematisch een perspectiefaanzicht toont van een gedeelte van een paal van een randbeveiligingssysteem volgens 20 de onderhavige uitvinding; de figuren 4A en 4B schematisch respectievelijk een perspectiefaanzicht en een langsdoorsnede tonen van een uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; figuur 4C een met figuur 4B vergelijkbare langsdoorsnede toont 25 van een variant van het ankerorgaan; de figuren 5A-B schematisch respectievelijk een bovenaanzicht en een doorsnede tonen van een andere uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; figuur 6 schematisch een perspectiefaanzicht toont van een 30 andere uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; figuur 7 schematisch een perspectiefaanzicht toont van weer een andere uitvoeringsvorm van een ankerorgaan; en figuur 8 schematisch een perspectiefaanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een paal.
35
Figuur IA toont schematisch een dwarsdoorsnede van een gedeelte van een gebouw 1, waarvan een gevelmuur 2 is uitgevoerd als spouwmuur, met een buitenblad of buitenmuur 3 en een binnenblad of binnenmuur 4. De ruimte tussen de buitenmuur 0 1 3 6 / & 4 3 en de binnenmuur 4 wordt aangeduid als spouw 5. Op de binnenmuur 4 rust een verdiepingsvloer 6. De binnenmuur 4' van de volgende verdieping rust op die verdiepingsvloer 6.
Bij het opbouwen van een dergelijk gebouw wordt eerst de 5 binnenmuur 4 neergezet, en dan wordt daarop de verdiepingsvloer 6 neergelegd. In dit stadium van de bouw, dat schematisch is geïllustreerd in de figuren 1B en 1C, ontbreken dus de buitenmuur 3 en de binnenmuur 4' van de verdieping. Voor het beschermen van werklui die op de verdiepingsvloer 6 werkzaam-10 heden moeten verrichten, moet nu een veiligheidshekwerk bij de rand 7 van de verdiepingsvloer 6 worden aangebracht. Figuur 1B illustreert een bekend veiligheidshekwerk 10, bestaande uit staanders 11 die zijn aangebracht op de verdiepingsvloer 6, en die liggers 12 dragen. Het feit dat dit veiligheidshekwerk 10 15 op de verdiepingsvloer 6 staat, is op zich een nadeel.
Een alternatief hiervoor is geïllustreerd in figuur 1C, waar in plaats van het op de verdiepingsvloer 6 staande veiligheidshekwerk 10 een naast de binnenmuur 4 scaande steiger 14 is getoond, waarbij liggers 12 zijn aangebracht aan staanders 13 20 van die steiger 14. Nu is het gehele vloeroppervlak van de verdiepingsvloer 6 vrij, maar daarvoor is wel nodig dat een steiger wordt gebouwd.
Figuur 2 illustreert het principe volgens de onderhavige 25 uitvinding. In figuur 2 is de aansluiting van de verdiepingsvloer 6 op de bovenkant van de binnenmuur 4 op grotere schaal weergegeven. Op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 is een ankerorgaan 20 bevestigd, waarvan een uitsteekgedeelte 22 uitsteekt buiten de binnenmuur 4. In dat uitsteekgedeelte 22 30 bevindt zich minstens één koppelgat 26, zoals later uitge-breider zal worden uitgelegd. Het ankerorgaan 20 is op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 aangebracht voordat de verdiepingvloer 6 is geplaatst. Het is gebruikelijk dat op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 een ongeveer 1 cm dikke 35 strook vilt 9 wordt aangebracht, waarop de verdiepingsvloer 6 wordt geplaatst. Deze in figuur 2 ook getoonde strook 9 is aangebracht na het aanbrengen van het ankerorgaan 20. Het ankerorgaan 20 heeft een relatief geringe verticale afmeting, in het hiernavolgende aangeduid als "dikte", in de orde van 10156/9 5 bijvoorbeeld 2 a 3 ram. Deze hoogtevariatie op het bovenvlak 8 van de binnenmuur 4 wordt gemakkelijk opgevangen door de op het bovenvlak 8 van de binnenmuur 4 en op het ankerorgaan 20 liggende viltstrook 9, die ter plaatse van het ankerorgaan 20 5 wat verder wordt ingedrukt. Het zal duidelijk zijn, dat het ankerorgaan 20 door het grote gewicht van de verdiepingsvloer 6 stevig op zijn plaats wordt gehouden op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4.
Figuur 2 toont voorts een paal 50 die verticaal is 10 georiënteerd, en die aan een voorwand 52 is voorzien van een bevestigingshaak 53 met een naar beneden gericht uiteinde 56.
De haak 53 kan gevormd zijn als een gebogen staaf met een ronde dwarsdoorsnede en een diameter van ongeveer 10 mm, maar andere diameters of vormen zijn ook mogelijk. De haak 53 is bijvoor-15 beeld door middel van lassen bevestigd aan de paal 50. Daarbij is die haak 53 op dusdanige wijze aan de voorwand 52 van de paal 50 bevestigd, dat het omgebogen uiteinde 56 in hoofdzaak evenwijdig is gericht aan de lengterichting van de paal 50, en in de richting wijst van het onderuiteinde 51 van de paal 50.
20 Het omlaaggerichte uiteinde 56 van de bevestigingshaak 53 dient voor koppeling met het ankerorgaan 20, en zal in het hiernavolgende ook worden aangeduid als koppelpen 56.
De koppelpen 56 is van boven af gestoken in het koppelgat 26 van het ankerorgaan 20, zoals later uitgebreider zal worden 25 geïllustreerd. Daarbij rust de haak 53 op het lichaam van het ankerorgaan 20.
Aan de genoemde voorwand 52 van de paal 50, bij een positie dichter bij het onderuiteinde 51, is voorts een steun 54 bevestigd, bijvoorbeeld ook door middel van lassen, die bij 30 zijn vrije uiteinde bij voorkeur is voorzien van een buffer 55. Met die buffer 55 steunt de paal 50 tegen het buitenoppervlak van de binnenmuur 4, en de buffer 55 dient daarbij om beschadiging van de binnenmuur 4 zoveel mogelijk te voorkomen. De steun 54 kan in hoofdzaak horizontaal gericht zijn.
35 De afmetingen van de steun 54 en de haak 53 zijn, in relatie tot de positie van het genoemde koppelgat 26 in het ankerorgaan 20, zodanig gekozen, dat de paal 50 in gemonteerde toestand, zoals geïllustreerd in figuur 2, in hoofdzaak verticaal gericht is. Eventueel kan de steun 54 een verstelbare n i ^ « i o 6 lengte hebben, bijvoorbeeld doordat de buffer 55 door middel van een schroefdraadbevestiging op het uiteinde van de steun 54 is bevestigd; in dat geval kan de totale lengte van steun 54 plus buffer 55 worden ingesteld door de buffer 55 meer of 5 minder op de steun 54 te schroeven. In het algemeen zal een dergelijke verstelmogelijkheid echter niet nodig zijn.
In figuur 2 is alleen het onderste gedeelte van de paal 50 weergegeven. Figuur 3 illustreert in perspectiefaanzicht 10 schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van de paal 50. Deze figuur toont dat, bij een positie hoger dan de positie van de koppelpen 56, de paal 50 is voorzien van één of meerdere beugels 60 voor het bevestigen van liggers, welke beugels 60 bij voorkeur zijn uitgevoerd met een in hoofdzaak L-vormige 15 contour, zodat een ligger, bijvoorbeeld een steigerplank, daar eenvoudig kan worden ingelegd. De beugels 60 kunnen dan zijn aangebracht op de genoemde voorwand 52, zodat zij ten opzichte van de paal 50 gericht zijn naar de verdiepingsvloer 6. Echter, bij voorkeur en zoals getoond zijn de genoemde beugels 60 bij 20 voorkeur aangebracht op de tegenoverliggende wand 57 van de paal 50. Dit heeft namelijk als voordeel, dat het opbouwen van de binnenmuur 4' van de verdieping geen hinder ondervindt van de aanwezigheid van genoemde beugels en de daarin aangebrachte liggers.
25
De paal 50 kan een vaste lengte hebben, zodat ook genoemde beugels 60 een vaste afstand hebben tot de koppelhaak 53. Bij voorkeur echter is de lengte van de paal 50 instelbaar, zodanig dat ook de afstand tussen de koppelhaak 53 en genoemde beugels 30 60 instelbaar is. Daartoe is de paal 50 bij voorkeur, zoals geïllustreerd in figuur 3, uitgevoerd als twee telescopisch in elkaar verschuifbare paaldelen 71, 72, waarbij de steun 54 en de koppelhaak 53 zijn aangebracht op het onderste paaldeel 71, en waarbij genoemde beugels 60 zijn aangebracht op het bovenste 35 paaldeel 72. Een fixatie van een gekozen lengte kan dan eenvoudig tot stand worden gebracht indien het paaldeel met de grootste diameter, dat bij voorkeur het onderste paaldeel 71 is, is voorzien van enkele boven elkaar aangebrachte grendel-gaten 73, terwijl het andere paaldeel is voorzien van een (Π s 6 ; 7 verende grendelpal 74. Bij een gekozen lengte grijpt die grendelpal 74 in een gekozen grendelgat 73; om het bovenste paaldeel 72 los te maken, volstaat het om die grendelpal 74 terug te duwen in het gat, waarop de vergrendeling is opgeheven 5 en het bovenste paaldeel 72 axiaal kan worden verplaatst ten opzichte van het onderste paaldeel 71.
Hoewel dergelijke beugels 61 het aanbrengen van liggers van het veiligheidshekwerk vereenvoudigen, is de aanwezigheid van dergelijke beugels geen essentie. Het is ook mogelijk om 10 liggers te bevestigen aan de palen 50 door middel van losse bevestigingsklemmen, hoewel dat meer handelingen zal vergen. Aangezien in dat geval de hoogte van een ligger ten opzichte van de verdiepingsvloer eenvoudig kan worden gekozen door de losse bevestigingsklemmen op de juiste hoogte aan te brengen, 15 is het dan niet nodig dat de paal 50 een verstelbare lengte heeft.
Figuur 3 illustreert tevens een variant voor de koppelpen 56. In plaats van een omgebogen uiteinde van een staaf 53 kan de koppelpen 56 zijn uitgevoerd als een pen die is aangebracht 20 op het onderuiteinde van een plaat 58, die op zijn beurt is bevestigd aan de voorwand 52 van het onderste paaldeel 71.
Wanneer de bouw zover gevorderd is dat de aanwezigheid van het veiligheidshekwerk niet meer noodzakelijk is, kan de paal 25 50 op eenvoudige wijze worden weggenomen uit het ankerorgaan 20, waarbij men het wegnemen van de paal 50 kan uitvoeren staand op de verdiepingsvloer 6. Het is ook mogelijk om, indien voor het construeren van de buitenmuur 3 een steiger nodig is, de palen 50 weg te nemen vanaf een dergelijke steiger.
30 Na het wegnemen van de palen 50 hebben de op de binnenmuur 4 achterblijvende ankerorganen 20 geen functie meer. Het is echter niet nodig de ankerorganen 20 te verwijderen, omdat zij in het algemeen geen obstakel vormen voor het opbouwen van de buitenmuur 3. Immers, de breedte van de spouw 5 is doorgaans in 35 de orde van ongeveer 10 cm, terwijl de uitsteeklengte van het uitsteekgedeelte 22 waarmee het ankerorgaan 20 buiten de binnenmuur 4 uitsteekt, in de orde van ongeveer 4 cm kan zijn. Mocht men echter desondanks het uit de binnenmuur 4 stekende deel 22 van het ankerorgaan 20 beschouwen als bezwaarlijk, dan *\ ·? j *1 -.r* .· δ kan dat uitstekende deel 22 gemakkelijk naar onderen worden weggebogen, zodat dat uitstekende deel 22 een hoek van 90° maakt met het op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 aangebrachte deel 21 van het ankerorgaan 20, en daarbij vrijwel 5 tegen het buitenoppervlak van de binnenmuur 4 aan komt te liggen. Dit ombuigen kan bijvoorbeeld tot stand worden gebracht door met een hamer één of meerdere klappen te geven boven op het uit de muur 4 stekende deel 22 van het ankerorgaan 20. Het ombuigen zal gemakkelijk gaan, juist omdat het ankerorgaan 20 10 een geringe dikte heeft.
Het ankerorgaan 20 kan zijn vervaardigd van een willekeurig geschikt materiaal, bijvoorbeeld plaatstaal. Bij voorkeur is het ankerorgaan 20 elektrolytisch verzinkt, om te voorkomen dat het aan de binnenmuur 4 achterblijvende anker-15 orgaan 20 wegens roestvorming op de lange duur een probleem zou kunnen gaan vormen.
Het ankerorgaan 20 kan op diverse manieren worden vormgegeven. De figuren 4A en verder tonen verschillende 20 uitvoeringsvarianten van het ankerorgaan 20, die in het hiernavolgende van elkaar zullen worden onderscheiden door aan het verwijzingscijfer 20 een letter toe te voegen. Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm 20A van het ankerorgaan is geïllustreerd in figuur 4A. Het ankerorgaan 20A is daarbij uitgevoerd 25 als een ankerplaat, die bijvoorbeeld een rechthoekige contour kan hebben, waarvan de lengte ongeveer 14 cm kan bedragen en de breedte in de orde van 3 a 4 cm kan zijn. De ankerplaat 20A heeft .dan een muurgedeelte 21 waarvan de lengte L21 ongeveer 10 cm kan bedragen, corresponderend met een gangbare dikte van de 30 binnenmuur 4, en heeft voorts een uitsteekgedeelte 22, waarvan de lengte L22 ongeveer 4 cm kan bedragen. In het muurgedeelte ' 21 zijn, in de getoonde uitvoeringsvorm, twee bevestigingsgaten 23 aangebracht. Het aantal bevestigingsgaten 23 kan ook groter zijn, en is minimaal gelijk aan één. In het uitsteekgedeelte 22 35 is een koppelgat 26 aangebracht, geschikt voor het ontvangen van een koppelpen 56 van een paal 50. Het koppelgat 26 heeft in een geschikte uitvoeringsvorm bijvoorbeeld een diameter van ongeveer 10 mm, en het centrum van het koppelgat 26 bevindt zich bij voorkeur minimaal op 15 mm afstand van de randen van 015679 9 het uitsteekgedeelte 22, zodat de hoeveelheid materiaal tussen het koppelgat 26 en een rand van het uitsteekgedeelte 22 minimaal 10 mm bedraagt; bij voorkeur bedraagt deze afstand minimaal 15 mm.
5 In principe is de totale lengte van de ankerplaat 20 niet kritisch. Wel verdient het voorkeur dat die lengte en de positie van het bevestigingsgat 26 zodanig zijn, dat de achterrand 28 van de ankerplaat 20 tijdens gebruik kan worden uitgelijnd met het binnenoppervlak van de binnenmuur 4. Die 10 binnenwand geldt dan als een referentie voor de bevestiging van de ankerplaat 20, waardoor wordt bereikt dat de horizontale afstand tussen het bevestigingsgat 26 en de buitenwand van de binnenmuur 4 een constante waarde heeft voor alle ankerplaten, afgestemd op de afmetingen van de haak 53 en de steun 54 van de 15 verschillende palen 50.
Indien het echter niet gewenst is dat de achterrand 28 van de ankerplaat 20 aan de binnenzijde van de binnenmuur zichtbaar is, is een reproduceerbare uitsteeklengte L22 ook mogelijk indien de ankerplaat 20 is voorzien van een referentieteken 29 20 dat tijdens gebruik moet worden uitgelijnd met het buitenoppervlak van de binnenmuur 4.
Figuur 4B toont een langsdoorsnede van de in figuur 4A getoonde ankerplaat 20A. In deze figuur is getoond, dat het 25 koppelgat 26 kan zijn versterkt door een aan het uitsteekgedeelte 22 bevestigde versterkingsring 24, die is uitgelijnd met het koppelgat 26. Bij voorkeur is de binnendiameter van de versterkingsring 24 even groot als de diameter van het koppelgat 26 in het uitsteekgedeelte 22. De versterkingsring 24 is in 30 figuur 4B getoond aan de onderzijde van de ankerplaat 20A; de versterkingsring 24 kan echter ook zijn aangebracht op het bovenoppervlak van de ankerplaat 20. De dikte van de versterkingsring 24 kan bijvoorbeeld ongeveer 2 tot 5 mm bedragen. De versterkingsring 24 kan als een los onderdeel zijn 35 vastgemaakt aan de ankerplaat 20A, bijvoorbeeld door middel van lassen, maar kan ook als integraal onderdeel van de ankerplaat 20A zijn vervaardigd.
Het bevestigen van de ankerplaat 20A van de figuren 4A-B op het bovenoppervlak 8 van de binnenmuur 4 kan bijzonder ! 0 1 ^ Λ 7 n 10 eenvoudig plaatsvinden door middel van bevestigingsspijkers die 1 door de bevestigingsgaten 23 in de muur 4 worden geslagen. Het hiertoe benodigde gereedschap, een hamer, is bijzonder eenvoudig. Het aanbrengen van dergelijke spijkers vergt weinig 5 kracht, aangezien de binnenmuur 4 normaliter is vervaardigd van kalkzandsteen.
Figuur 4C toont een langsdoorsnede van een aandere uitvoeringsvorm 20B van het ankerorgaan, die een variant is van 10 de ankerplaat 20A zoals besproken onder verwijzing naar de figuren 4A en 4B. In plaats van bevestigingsgaten 23 die gevormd kunnen zijn als een boring of een ponsgat, omvat de in figuur 4C getoonde uitvoeringsvariant 20B naar beneden gerichte uitsteeksels 27. Deze uitsteekstels 27 kunnen aan de ankerplaat 15 20B bevestigde uitsteeksels zijn, bijvoorbeeld aan het onder- oppervlak van de ankerplaat 20B vastgelaste spijkers of dergelijke, maar bij voorkeur zijn dergelijke uitsteeksels, zoals getoond, gevormd door een gedeelte van het lichaam van de ankerplaat 20B zelf los te snijden en naar onderen te buigen.
20 Het vastzetten van een dergelijke ankerplaat 20B op het bovenoppervlak 8 van een binnenmuur 4 kan plaatsvinden op de zelfde manier als omschreven in verband met de ankerplaat 20A, waarbij de uitsteeksels 27 dan de functie vervullen van spijkers, en men dus geen losse spijkers bij de hand hoeft te hebben.
25 Weliswaar kan de bevestiging met geschikte spijkers bedrijfszekerder zijn dan de bevestiging met naar beneden uitgebogen lichaamsgedeelten 27, maar de bedrijfszekerheid van de bevestiging wordt toch in een later stadium vergroot door de op de ankerplaat 20 drukkende verdiepingsvloer 6.
30
Het is niet nodig dat het ankerorgaan 20 is gevormd van een vlakke plaat. Bij wijze van voorbeeld is het ook mogelijk dat het ankerorgaan 20 is gevormd van gebogen draad of staaf.
In een mogelijke uitvoeringsvorm 20C, geïllustreerd in de 35 figuren 5A-B, is een staaf gebogen over een hoek van ongeveer 540° om aldus een oog 36 te definiëren, qua functie vergelijkbaar met het genoemde koppelgat 26, waarbij de twee van dat oog wegreikende vrije draadgedeelten 31, 32 in hoofdzaak evenwijdig met elkaar zullen lopen of een hoek met elkaar zullen maken. De 015679 11 vrije uiteinden 37 van die vrije draadgedeelten 31, 32 zijn naar één richting oitigebogen, in hoofdzaak loodrecht op het door die twee draadgedeelten 31, 32 gedefinieerde vlak, en zijn bij voorkeur voorzien van een scherpe punt, om aldus bevestigings-5 punten te vormen vergelijkbaar met de genoemde uitsteeksels 27, waarmee dat uit draad gebogen ankerorgaan 20C kan worden vastgezet in het bovenoppervlak 8 van een binnenmuur 4.
Figuur 6 toont een met figuur 4A vergelijkbaar aanzicht 10 van een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 20D van een ankerplaat. Deze uitvoeringsvorm 20D heeft ook weer een muurgedeelte 21 dat bestemd is om bovenop een binnenmuur 4 te worden bevestigd en daartoe voorzien kan zijn van aangevormde uitsteeksels 27 (zie figuur 4C) of gaten 23, zoals getoond in 15 figuur 6. Evenals in figuur 4A zijn in figuur 6 slechts twee bevestigingsgaten 23 getoond, maar dat aantal is wederom niet kritisch. Voorts heeft deze uitvoeringsvorm 20D weer een uitsteekgedeelte 22 dat bestemd is om bij montage op het bovenoppervlak 8 van een binnenmuur 4 buiten die binnenmuur 4 20 uit te steken. Het belangrijkste verschil van de in figuur 6 geïllustreerde uitvoeringsvorm 20D ten opzichte van de in figuur 4A geïllustreerde uitvoeringsvorm 20A is, dat nu in het uitsteekgedeelte 22 twee bevestigingsgaten 26χ, 262 naast elkaar zijn aangebracht, waarbij een verbindingslijn die de 25 twee middelpunten van die gaten 26i, 262 met elkaar verbindt, in de praktijk in hoöfdzaak evenwijdig zal zijn gericht aan de buitenwand van de binnenmuur 4 en daartoe in hoofdzaak loodrecht is gericht op de lengterichting van de ankerplaat 20D. In een geschikte uitvoeringsvorm zijn deze twee gaten 26i, 262 elk 30 cirkelvormig en hebben zij elk een diameter van ongeveer 10 mm, terwijl hun onderlinge afstand 2 cm bedraagt, dat wil zeggen dat de hart-op-hart afstand ongeveer 3 cm bedraagt. In deze uitvoeringsvorm is de breedte van de ankerplaat 20D bij voorkeur ongeveer 6 a 7 cm.
35 Op vergelijkbare wijze als besproken onder verwijzing naar figuur 4B in verband met de uitvoeringsvorm 20A kan elk van de koppelgaten 26^ 262 zijn voorzien van een versterkingsring 24.
015679 12
Figuur 8 toont schematisch een perspectiefaanzicht van een onderste paaldeel 71 van een paal 50, passend bij de ankerplaat 20D van figuur 6. In figuur 8 is duidelijk weergegeven, dat dit paaldeel 71 is voorzien van twee naast elkaar geplaatste haken 5 53χ, 532» met respectieve naar beneden gerichte uiteinden of koppelpennen 5βχ, 562, waarbij de onderlinge afstand tussen de | haken 53χ, 532 correspondeert met de onderlinge afstand tussen de gaten 26χ, 262 in de ankerplaat 20D. Bij voorkeur, en zoals eveneens getoond, heeft de paal 50 een rechthoekige of 10 vierkante dwarsdoorsnede; in een geschikte uitvoeringsvorm is de paal 50 gemaakt van een standaard vierkant buisprofiel met buitenafmetingen van 50x50 mm en binnenafmetingen van 45x45 mm. Hierdoor wordt onder meer het voordeel geboden, dat de paal 50 ten minste één vlakke zijwand 52 heeft, hetgeen het naast 15 elkaar en evenwijdig aan elkaar aanbrengen van de twee haken 53χ, 532 vereenvoudigt.
Zoals figuur 8 ook laat zien, hoeft de paal 50 in deze uitvoeringsvorm slechts één enkele steun 54 te hebben.
Het gebruik van de combinatie van het in figuur 8 getoonde 20 paaldeel 71 met de in figuur 6 getoonde ankerplaat 20D is gelijk aan het gebruik zoals omschreven onder verwijzing naar figuur 2, met dien verstande dat de twee koppelpennen 56χ, 562 worden geplaatst in de twee gaten 26χ, 262 van de ankerplaat 20. Om het inbrengen van de koppelpennen 56χ, 562 in de gaten 25 26χ, 262 te vereenvoudigen, hebben die koppelpennen 56χ, 562 bij voorkeur ongelijke lengte, zodat men bij het plaatsen niet de twee koppelpennen 56χ, 562 tegelijkertijd hoeft uit te lijnen met de twee gaten 26χ, 2 62 maar kan volstaan met het eerst uitlijnen van de langste koppelpen 562 met het corresponderende 30 bevestigingsgat 26, zodat die langste koppelpen 562 wordt aangebracht in het bijbehorende gat 26, en vervolgens, door het uitvoeren van een geringe rotatiebeweging rondom die geplaatste langste koppelpen 562, de kortste koppelpen 56χ te positioneren voor het bijbehorende gat 26.
35 Wanneer een paal 50 met het in figuur 8 getoonde onderste paaldeel 71 eenmaal geplaatst is, zal het zijaanzicht van de constructie identiek zijn aan figuur 2. Een belangrijk voordeel dat wordt geboden door de aanwezigheid van twee naast elkaar geplaatste koppelpennen 56χ, 562 die ingrijpen in twee naast
I ft 1 k £ ? Q
13 elkaar geplaatste gaten 26lf 262, is dat de geplaatste paal 50 een grotere stabiliteit heeft tegen kantelen in een richting evenwijdig aan het muuroppervlak.
Een verhoogde weerstand tegen kantelen kan ook worden 5 bereikt bij een paal 50 die is voorzien van slechts één koppelpen 56, bedoeld voor samenwerking met de uitvoeringsvorm van de ankerplaat 20A van figuur 4A, bijvoorbeeld door de haak 53 te voorzien van steunmiddelen die zijdelings kunnen steunen op de ankerplaat 20A. Ook wordt een grotere kantelweerstand 10 geboden indien de koppelpen 56 is aangebracht op het onder-oppervlak van een op de voorwand 52 bevestigde steunplaat 58, zoals geïllustreerd in figuur 3.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de paal 50 ook 15 bevestigd worden aan een buitenmuur 3, om aldus een veilig- heidshekwerk te vormen rondom het dak van een gebouw 1 wanneer er werkzaamheden op het platte dak van dat gebouw moeten worden uitgevoerd. Ook in dat geval zou het veiligheidshekwerk in de weg staan wanneer het rechtstreeks op het platte dak van dat 20 gebouw zou worden geplaatst. Het is nu niet gewenst dat er voor het bevestigen van een paal gaten of dergelijke worden aangebracht in de buitenmuur 3. Een verdere uitvoeringsvariant van het ankerorgaan 20E is bruikbaar bij buitenmuren 3 die zijn gemetseld, waarbij bakstenen in horizontale lagen boven op 25 elkaar zijn gemetseld. Ten behoeve van ventilatie van de spouw 5 wordt dan in verscheidene lagen, waaronder een op korte afstand van de bovenkant van de buitenmuur gelegen laag, spouwventilatie verschaft in de vorm van open voegen tussen twee naast elkaar gelegen bakstenen. De in figuur 7 getoonde 30 uitvoeringsvorm van het ankerorgaan 20E is bestemd om te worden gekoppeld met een dergelijke open voeg. Het ankerorgaan 20E heeft dan weer een muurdeel 80 en een uitsteekgedeelte 22, waarbij het uitsteekgedeelte 22 identiek kan zijn aan het uitsteekgedeelte van de eerdere besproken uitvoeringsvormen.
35 Het muurdeel is nu uitgevoerd als een in hoofdzaak L-vormige haak met een axiale staaf 81 waarvan de lengte correspondeert met de te verwachten dikte van de buitenmuur 3 en waarvan de breedte kleiner is dan de te verwachten breedte van de voegen. Bij het vrije uiteinde van de axiale staaf 81 is een omlaag fj \ ' v 14 gericht uitsteeksel 82 aangebracht, waarvan de lengte kleiner is dan de te verwachten hoogte van de voegen. Bij plaatsing van dit ankerorgaan 20E wordt het muurdeel 80 in een open voeg tussen twee naast elkaar gelegen bakstenen gestoken en daarna 5 omlaag gedrukt, waarbij het genoemde omlaag uitstekende uitsteeksel 82 van het muurdeel 80 achter het binnenoppervlak van de buitenmuur 3 grijpt. Dan kan, op vergelijkbare wijze als besproken, een paal 50 worden gemonteerd in het uitsteek-gedeelte 22.
10 Doordat het uitsteekgedeelte 22 een grotere breedte heeft dan de voegen, kan het ankerorgaan 20E niet te ver in een voeg worden gedrukt.
Na gebruik kan het ankerorgaan 20E weer simpel worden verwijderd.
15 Hoewel de steenlaag waarin zich dergelijke ventilatie- voegen bevinden, op relatief korte afstand onder de dakrand zullen zijn aangebracht, in de praktijk op een afstand van ongeveer 25 cm, kan het aanbrengen en weer verwijderen van deze ankerorganen in de ventilatievoegen in de praktijk worden 20 ervaren als lastig. In een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn voor ingrijping in een ventilatie-voeg geschikte ankerorganen 90 derhalve bij voorkeur gefixeerd aan de palen 50,. meer in het bijzonder aan de onderste paal-delen 71 van een telescopische paal 50. Een dergelijke paal 50 25 kan nu worden gepositioneerd door een op het dak staande monteur, waarbij het ankerorgaan 90 en de paal 50 dus in één handeling worden gepositioneerd,
De in figuur 8 schematisch in perspectiefaanzicht getoonde paal 50 is voorzien van koppelpennen 56 alsmede van een 30 dergelijk ankerorgaan 90.
De haken 53 en de ankerorganen 90 zouden aan tegenover elkaar gelegen oppervlakken 52, 57 van de paal 50 bevestigd kunnen zijn. Een nadeel is dan echter, dat ten opzichte van de gemonteerde paal 50 altijd één van de bevestigingselementen 53, 35 90 naar buiten uitsteekt, dat wil zeggen van het betreffende gebouw weggericht. Bij voorkeur derhalve zijn de verschillende bevestigingselementen 53, 90 aangebracht op twee in omtreks-richting op elkaar volgende zijvlakken 52, 59 van de paal 50, dat wil zeggen zijvlakken die onderling een hoek van 90° met
0 1 ü fi ? Λ ‘ -J V / SS
15 elkaar maken. In dat geval zal het niet gebruikte bevestigings-element 53, 90 ten opzichte van de paal 50 uitsteken in een richting evenwijdig aan de betreffende muur 2.
In dat geval heeft de paal 50 bij voorkeur de beschreven 5 telesopische constructie, waarbij een bovenste paaldeel 72 met vierkante contour past binnen een onderste paaldeel 71 met vierkante contour, en is een patroon van grendelgaten 73 aangebracht in elke zijwand 52, 59, 57 van het onderste paaldeel 71. Het bovenste paaldeel 72 is voorzien van een 10 enkele grendelpal 74. Zoals beschreven, kan de bovenbuis 72 dan telescopisch binnen de onderbuis 71 worden verschoven om aldus een verstelbare lengte van de paal 50 te bereiken. Daarenboven kan nu de bovenbuis 72 in vier verschillende oriëntaties worden aangebracht in de onderbuis 71, welke oriëntaties onderling 90° 15 geroteerd zijn ten opzichte van de hartlijn van de paal 50. Ongeacht welke oriëntatie de onderbuis 71 dan heeft ten opzichte van het betreffende gebouw (dat wil zeggen: of de onderbuis 71 wordt bevestigd met de koppelpennen 56 of met de ankerorganen 90), kan de bovenpijp 71 dan steeds zodanig 20 georiënteerd worden ten opzichte van het betreffende gebouw, dat de beugels 60 naar keuze naar het gebouw toe zijn gericht of daar juist van af zijn gericht.
Aldus verschaft de onderhavige uitvinding een rand-25 beveiligingssysteem voor het beveiligen van een randgebied van een verdiepingsvloer of een dak van een gebouw, dat kan worden bevestigd aan een bovengedeelte van een muur van dat gebouw.
Het systeem omvat ankerorganen 20 die worden bevestigd bovenop een binnenmuur 4, en een naar buiten uitstekend gedeelte 22 30 hebben met daarin ten minste één koppelgat 56. Het systeem omvat voorts palen 50 met daaraan bevestigde koppelpennen 56, waarmee een paal kan worden opgehangen aan een ankerorgaan 20. Een ankerorgaan 20E kan ook worden aangebracht in een ventilatievoeg van een buitenmuur. De paal kan tevens zijn 35 voorzien van een gefixeerd ankerorgaan 90 voor koppeling met een ventilatievoeg van een buitenmuur.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het f\ f' 7 7 16 voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Claims (24)

1. Werkwijze voor het bouwen van een gebouw (1) met een spouwmuur (2) en een verdiepingsvloer (6), omvattende de stappen van: het plaatsen van een binnenmuur (4); 5 het op het bovenoppervlak (8) van de binnenmuur (4) aanbrengen van minstens één ankerorgaan (20), waarbij een uitsteekgedeelte (22) van het ankerorgaan (20) uitsteekt buiten het buitenoppervlak van de binnenmuur (4); het aanbrengen van de verdiepingsvloer (6) op de binnenmuur 10 (4), over het aangebrachte ankerorgaan (20) heen; en het koppelen van een paal (50) met het ankerorgaan (20).
2. Werkwijze voor het plaatsen van een veilighe'idshekwerk bij een rand van een gebouw, waarbij minstens één ankerorgaan (20) 15 wordt aangebracht op het bovenoppervlak (8) van een binnenmuur (4) van een spouwmuur (2) voordat daarop een verdiepingsvloer (6) wordt geplaatst; en waarbij een paal (50) van het hekwerk wordt gekoppeld met het ankerorgaan (20).
3. Werkwijze voor het plaatsen van een veiligheidshekwerk bij een rand van een gebouw, waarbij minstens één ankerorgaan (20E) wordt aangebracht aan een buitenmuur (3) van een spouwmuur (2) door een muurdeel (80) van dat ankerorgaan (20E) aan te brengen in een ventilatievoeg van die buitenmuur (3); en waarbij een 25 paal (50) van het hekwerk wordt gekoppeld met het ankerorgaan (20E) .
4. Ankerorgaan (20), omvattende: een muurgedeelte (21; 80) voor bevestiging aan een muur (4; 3); 30 een van minstens één koppelgat (26) voorzien uitsteekgedeelte (22) dat, in de gemonteerde toestand, uitsteekt buiten het buitenoppervlak van de betreffende muur.
5. Ankerorgaan volgens conclusie 4, uitgevoerd als 35 ankerplaat. A 1 H ft 7 Q
6. Ankerorgaan volgens conclusie 4 of 5, voorzien van bevestigingsmiddelen (23; 27; 37) voor fixatie op het bovenoppervlak van een muur.
7. Ankerorgaan volgens conclusie 6, waarbij genoemde bevestigingsmiddelen minstens één spijkergat (23) omvatten voor het doorlaten van spijkers.
8. Ankerorgaan volgens conclusie 6, waarbij genoemde 10 bevestigingsmiddelen minstens één uitsteeksel (27; 37) omvatten.
9. Ankerorgaan volgens conclusie 8, waarbij een uitsteeksel (27) is gevormd door een gedeelte van het muurgedeelte (21) 15 naar beneden te buigen.
10. Ankerorgaan volgens een willekeurige der conclusies 4-9, waarbij het uitsteekgedeelte (22) is voorzien van minstens één koppelgat (26) . 20
11. Ankerorgaan volgens conclusie 10, waarbij rondom het koppelgat (26) een versterkingsring (24) is aangebracht.
12. Ankerorgaan volgens conclusie 10 of 11, voorzien van twee 25 met betrekking tot de lengterichting van het ankerorgaan (20D) naast elkaar gelegen koppelgaten (26]., 262) .
13. Ankerorgaan volgens conclusie 4, omvattende een tot een oog (36) gebogen staaf (31, 32) waarvan de uiteinden (37) zijn 30 omgebogen. 1 2 Ankerorgaan volgens conclusie 4 of 5, voorzien van bevestigingsmiddelen (80) voor fixatie in een ventilatievoeg van een buitenmuur. 35 2 Ankerorgaan volgens conclusie 14, waarbij genoemde bevestigingsmiddelen (80) een aan het uitsteekgedeelte (22) bevestigde staaf (81) omvatten, waarvan het uiteinde is voorzien van een in hoofdzaak evenwijdig aan de hartlijn van het koppelgat (26) gericht uitsteeksel (82).
16. Paal (50), omvattende: 5 ten minste één aan een zijwand (52) daarvan, op afstand van het onderuiteinde (51) daarvan bevestigde en in hoofdzaak evenwijdig met de hartlijn daarvan gerichte koppelpen (56); en een aan dezelfe zijwand bevestigde steun (54), bij voorkeur bij zijn vrije uiteinde voorzien van een buffer (55). 10
17. Paal volgens conclusie 16, waarbij de koppelpen (56) is gevormd als een naar beneden gebogen uiteinden van een aan genoemde zijwand (52) bevestigde staaf (53).
18. Paal volgens conclusie 16, waarbij de koppelpen (56) is bevestigd aan de onderkant van een aan genoemde zijwand (52) bevestigde plaat (58).
19. Paal volgens een willekeurige der conclusies 16-18, 20 voorzien van twee naast elkaar aangebrachte koppelpennen (56i, 562) .
20. Paal volgens conclusie 19, waarbij de twee koppelpennen (56i, 562) onderling verschillende axiale lengten hebben. 25
21. Paal volgens een willekeurige der conclusies 16-20, voorts voorzien van ten minste één, op een zijwand (57) daarvan bevestigde beugel (60) voor het monteren van liggers.
22. Paal volgens conclusie 21, waarbij de ten minste ene koppelpen (56) en de ten minste ene beugel (60) zijn aangebracht op twee telescopisch ten opzichte van elkaar verschuifbare paaldelen (71; 72) die ten opzichte van elkaar vergrendeld kunnen worden in meerdere axiale posities. 35
23. Paal volgens conclusie 24, waarbij de twee paaldelen (71; 72) zijn uitgevoerd als in elkaar passende buizen met bij voorkeur vierkante dwarsdoorsnede. fl 1 R R 7 ft
24. Paal volgens conclusie 25, waarbij de binnenste buis (72) is voorzien van een grendelpal (74) en waarbij de buitenste buis (71) is voorzien van meerdere grendelgaten (73).
25. Paal volgens conclusie 24, waarbij op het onderste paaldeel (71) ankerorganen (90) zijn bevestigd, die zijn ingericht voor koppeling met een ventilatievoeg van een buitenmuur.
26. Paal volgens conclusie 25, waarbij de ten minste ene koppelpen (56) en de ankerorganen (90) zijn bevestigd op twee in omtreksrichting op elkaar volgende zijvlakken (52, 59) van de paal (50). Λ 1 c: £· '? Λ
NL1015679A 2000-07-11 2000-07-11 Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw. NL1015679C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1015679A NL1015679C2 (nl) 2000-07-11 2000-07-11 Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1015679A NL1015679C2 (nl) 2000-07-11 2000-07-11 Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.
NL1015679 2000-07-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1015679C2 true NL1015679C2 (nl) 2002-01-14

Family

ID=19771715

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1015679A NL1015679C2 (nl) 2000-07-11 2000-07-11 Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1015679C2 (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003006764A1 (fr) * 2001-07-09 2003-01-23 Mathieu Pirard Systeme de garde-corps amovible pour travaux de maconnerie en elevation
FR2889221A1 (fr) * 2005-07-29 2007-02-02 Participations Soc Par Actions Structure de securite pour l'elaboration d'echafaudage
BE1017137A3 (nl) * 2006-05-12 2008-03-04 Appelen Kurt Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken.
BE1022072B1 (nl) * 2013-08-27 2016-02-15 Gilbert Steel Solutions Bvba Leuninghouder en werkwijze voor het plaatsen van een leuning

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH677255A5 (en) * 1988-12-23 1991-04-30 Carmelo Albanese Wall mounted formwork with safety rail - uses bent rods to secure horizontal panel with supports for safety rail to top of wall
EP0606948A1 (en) * 1993-01-11 1994-07-20 Hein Douwinus Voskamp Universal supporting construction
CH685830A5 (de) * 1993-04-22 1995-10-13 Bauku Bau Kunststoff Ag Deckenabschalungskonstruktion.
WO1998020215A1 (en) * 1996-11-06 1998-05-14 Bruce Roy Charlesworth Safety rail system
EP0877131A1 (de) * 1997-05-05 1998-11-11 SIMON GmbH & Co. KG Gerüst- und Befestigungsmodule Befestigungsvorrichtung für ein Gerüst an einer Wand oder einer Attika

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH677255A5 (en) * 1988-12-23 1991-04-30 Carmelo Albanese Wall mounted formwork with safety rail - uses bent rods to secure horizontal panel with supports for safety rail to top of wall
EP0606948A1 (en) * 1993-01-11 1994-07-20 Hein Douwinus Voskamp Universal supporting construction
CH685830A5 (de) * 1993-04-22 1995-10-13 Bauku Bau Kunststoff Ag Deckenabschalungskonstruktion.
WO1998020215A1 (en) * 1996-11-06 1998-05-14 Bruce Roy Charlesworth Safety rail system
EP0877131A1 (de) * 1997-05-05 1998-11-11 SIMON GmbH & Co. KG Gerüst- und Befestigungsmodule Befestigungsvorrichtung für ein Gerüst an einer Wand oder einer Attika

Cited By (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003006764A1 (fr) * 2001-07-09 2003-01-23 Mathieu Pirard Systeme de garde-corps amovible pour travaux de maconnerie en elevation
FR2889221A1 (fr) * 2005-07-29 2007-02-02 Participations Soc Par Actions Structure de securite pour l'elaboration d'echafaudage
BE1017137A3 (nl) * 2006-05-12 2008-03-04 Appelen Kurt Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken.
BE1022072B1 (nl) * 2013-08-27 2016-02-15 Gilbert Steel Solutions Bvba Leuninghouder en werkwijze voor het plaatsen van een leuning
BE1023288B1 (nl) * 2013-08-27 2017-01-23 Gilbert Steel Solutions Bvba Leuninghouder en werkwijze voor het plaatsen van een leuning

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6003630A (en) Unilateral scaffold system
JP7547047B2 (ja) 安全レールシステム
CA2506928C (en) A temporary guard rail support
US7114296B2 (en) Temporary bracing system for insulated wall form and method
US20100295007A1 (en) Safety barriers
US6874288B1 (en) Concrete deck depression form system
US9371666B2 (en) Fall protection guardrail
US6840350B2 (en) Adjustable scaffold and walkboard ladder holder
NL1015679C2 (nl) Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.
US5492197A (en) Frame parts for temporary ladder
US6799658B2 (en) Mobile outrigger scaffolding system
US5441125A (en) Platform for temporary attachment to walls
EP1206611B1 (en) Scaffolding
WO1998036141A1 (en) Safety guardrail apparatus
BE1017137A3 (nl) Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken.
AU2017101328A4 (en) Rooftop access and safety system
NZ336959A (en) Scaffolding
JP2986430B2 (ja) 建築物を構築するための吊り足場用金具及び吊り足場
AU2003204102B2 (en) Temporary Flooring Support and System
EP3087233A1 (en) Scaffold supporting structure, without ground support
CA2295679C (en) Unilateral scaffold system
WO1999009275A1 (en) Scaffolding and apparatus for use with scaffolding
AU2003101011A4 (en) Scaffolding apparatus
NL1015286C2 (nl) Werkwijze voor het verschaffen van bevestigingspunten aan een spouwmuur.
AU2006202497B2 (en) A Scaffolding Assembly

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050201