BE1017137A3 - Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken. - Google Patents

Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken. Download PDF

Info

Publication number
BE1017137A3
BE1017137A3 BE2006/0272A BE200600272A BE1017137A3 BE 1017137 A3 BE1017137 A3 BE 1017137A3 BE 2006/0272 A BE2006/0272 A BE 2006/0272A BE 200600272 A BE200600272 A BE 200600272A BE 1017137 A3 BE1017137 A3 BE 1017137A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
handrail
support
wall
anchor
support beam
Prior art date
Application number
BE2006/0272A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Appelen Kurt
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Appelen Kurt filed Critical Appelen Kurt
Priority to BE2006/0272A priority Critical patent/BE1017137A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1017137A3 publication Critical patent/BE1017137A3/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/32Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
    • E04G21/3204Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
    • E04G21/3223Means supported by building floors or flat roofs, e.g. safety railings
    • E04G21/3233Means supported by building floors or flat roofs, e.g. safety railings without permanent provision in the floor or roof
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G11/00Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs
    • E04G11/36Forms, shutterings, or falsework for making walls, floors, ceilings, or roofs for floors, ceilings, or roofs of plane or curved surfaces end formpanels for floor shutterings
    • E04G11/365Stop-end shutterings
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/32Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
    • E04G21/3204Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
    • E04G21/3219Means supported by the building wall, e.g. security consoles
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G21/00Preparing, conveying, or working-up building materials or building elements in situ; Other devices or measures for constructional work
    • E04G21/32Safety or protective measures for persons during the construction of buildings
    • E04G21/3204Safety or protective measures for persons during the construction of buildings against falling down
    • E04G21/3223Means supported by building floors or flat roofs, e.g. safety railings
    • E04G21/3233Means supported by building floors or flat roofs, e.g. safety railings without permanent provision in the floor or roof
    • E04G21/3242Means supported by building floors or flat roofs, e.g. safety railings without permanent provision in the floor or roof using clamps
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G5/00Component parts or accessories for scaffolds
    • E04G5/04Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G5/00Component parts or accessories for scaffolds
    • E04G5/04Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions
    • E04G5/041Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions for fastening scaffolds on roof frameworks or on roofs
    • E04G5/043Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions for fastening scaffolds on roof frameworks or on roofs for fastening scaffolds on gutters
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G5/00Component parts or accessories for scaffolds
    • E04G5/04Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions
    • E04G5/046Means for fastening, supporting, or bracing scaffolds on or against building constructions for fastening scaffoldings on walls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G5/00Component parts or accessories for scaffolds
    • E04G5/06Consoles; Brackets
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G7/00Connections between parts of the scaffold
    • E04G7/02Connections between parts of the scaffold with separate coupling elements
    • E04G7/06Stiff scaffolding clamps for connecting scaffold members of common shape
    • E04G7/12Clamps or clips for crossing members

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Steps, Ramps, And Handrails (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een leuninganker (1) ter verankering van leuningsteunen (6) in een muur (25). De uitvinding heeft tevens betrekking op leuningsteunen (6) die kunnen bevestigd worden op een leuninganker (1). De leuningsteun (6) vormt een stijl met plankenhouders (8) die leuningplanken kunnen dragen en bevat een steungedeelte (9) met aan het vrije uiteinde een pen die in het leuninganker (1) haakt. De leuningsteun (1) wordt onderaan voorzien van een stabilisator (12), en tussen het steungedeelte (9) en de onderste leuningplankhouder (8) voorzien van een klemelement met bekistingshouder (16) waarin het bekistingselement (28) of kantplank wordt bevestigd. Leuningankers (1) en leuningsteunen (6) worden gebruikt als randbeveiliging bij bouwwerken.

Description

Leuninqsteunen en bijhorende leuninqankers als randbeveiliqinq bii bouwwerken
De uitvinding heeft betrekking op een leuninganker als onafhankelijk ankerorgaan ter verankering van leuningsteunen in een muur, zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1. De uitvinding heeft tevens betrekking op leuningsteunen die kunnen bevestigd worden op een leuninganker. De leuningsteun vormt een stijl die leuningplanken kan dragen en bevat een arm met aan het vrije uiteinde een pen die in het leuninganker haakt. De leuningsteun wordt onderaan voorzien van een stabilisator, en tussen de arm en de onderste leuningplankdrager voorzien van een klemelement met bekistingshouder. De stabilisator en het klemelement met bekistingshouder maken een stabiele bevestiging van een leuningsteun tegen een muur mogelijk .
Leuningankers en leuningsteunen worden bijvoorbeeld gebruikt om in een tijdelijke leuning te voorzien rondom de bovenzijde van een in aanbouw zijnd bouwwerk. Bij het opbouwen van een bouwwerk komt het regelmatig voor dat werknemers van het bouwbedrijf zich bevinden op of ter hoogte van de bovenzijde van reeds al of niet gedeeltelijk opgetrokken muren. Een dergelijke situatie kan grote gevaren met zich meebrengen, onder andere omdat de werknemers regelmatig bouwonderdelen mee naar boven moeten nemen of over moeten nemen van anderen, waardoor zij gemakkelijk hun evenwicht kunnen verliezen en naar beneden kunnen vallen. Ook kunnen bouwmaterialen van de bovenzijde van het bouwwerk vallen waardoor personen kunnen worden verwond. Om dergelijke ongevallen te vermijden wordt doorgaans rondom de bovenzijde van bouwwerken in aanbouw een tijdelijke leuning aangebracht die voor de nodige veiligheid moet zorgen voor de werknemers die met het bouwen bezig zijn en voor de zich rondom het bouwwerk bevindende personen. Deze leuningankers en leuningsteunen worden tevens geplaatst rondom de randen van in opbouw zijnde daken, waarbij de leuning verhinderd dat dakdekkers die ongelukkigerwijs van een hellend dak afglijden, van het dak vallen.
Een bekende tijdelijke leuning wordt doorgaans bevestigd aan een gedeeltelijk opgebouwde zijmuur. Hierbij worden gaten geboord in de zijmuur, waarin vervolgens de leuning wordt vastgeschroefd. Nadat de zijmuur vanaf de hoogte waarop de leuning is vastgezet verder is opgebouwd, wordt de leuning losgeschroefd en vervolgens opnieuw op een hoger gedeelte van de zijmuur vastgeschroefd, net zo lang totdat de gewenste hoogte van de zijmuur is bereikt. Het aanbrengen van deze bekende leuning is omslachtig en dient door tenminste twee personen te worden uitgevoerd. Bovendien wordt de muur noodzakelijkerwijs op verschillende plaatsen voorzien van boorgaten welke het aanzicht van de muur blijvend ontsiert. Andere bekende tijdelijke leuningen worden doorgaans aangebracht op vloeren van een in opbouw zijnd bouwwerk waar er permanent valgevaar is voor de bouwvakkers. Deze leuningen kunnen worden geklemd op bestaande betonvloeren, op prefab betonplaten, op een vloerbekisting en zomeer. Nog andere bekende leuningen zijn specifiek voor dakwerken waarbij de bevestiging gebeurd in de dakgoot- of dakconstructie.
Onderhavige uitvinding stelt zich ten doel te voorzien in een gemakkelijk aanbrengbaar leuninganker en bijbehorende leuningsteun dat licht is van constructie en dat een bedrijfszekere bevestiging van leuningsteunen waarborgt bij alle bouwwerken waaronder metselwerken, betonwerken en dakwerken, waar er valgevaar is voor personen. De uitvinding onderscheid zich ten opzichte van de huidige leuningsystemen omdat de leuningsteunen kunnen aangebracht worden op zijmuren met het leuninganker, op vloeren waarop ze kunnen geklemd worden, en aan dakranden en dakconstructies.
Het aanbrengen van de leuningankers en bijhorende leuningsteunen aan de buitenzijde van een dragende zijmuur onder de te storten betonnen vloerplaat van de verdieping, zorgt enerzijds voor een randbeveiliging rond de vloerplaat en anderzijds voor een ondersteuning van de randbekisting voor het stortbeton van de vloerplaat
Het leuninganker volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat aan een eerste uiteinde is voorzien van eerste verbindingsmiddelen ter verbinding in een muur, en aan het tweede uiteinde is voorzien van tweede verbindingsmiddelen voor een leuningsteun.
Door volgens de uitvinding te voorzien in een apart leuninganker waarop, na bevestiging hiervan op de muur, een leuningsteun kan worden bevestigd, wordt bereikt dat alle handelingen die moeten uitgevoerd worden om het leuninganker en de leuning te verbinden met de muurwand door één persoon uitgevoerd kunnen worden, bijvoorbeeld door de persoon die het metselwerk of het betonwerk uitvoert.
Het leuninganker wordt volgens de uitvinding met haar as in hoofdzaak loodrecht op het vlak van de muurwand in de muur verankerd door middel van de eerste verbindingsmiddelen. Aan het andere, uit de muur uitstekende uiteinde van het leuninganker wordt een leuningsteun bevestigd met behulp van de tweede bevestigingsmiddelen.
Het leuninganker wordt bij het metselen van blokken steen en/of cement met de eerste verbindingsmiddelen van het leuninganker mee ingemetseld in de muur waartegen de valbeveiliging dient geplaatst te worden, of hiertegen ingeschroefd. Een verder voordeel van het leuninganker volgens de uitvinding is dat de tijdsduur om de randbeveiliging aan te brengen veel geringer is dan bij het bekende leuninganker. Bovendien is het nu mogelijk dat de metselaar en/of de bekister het leuninganker zelf aanbrengt tijdens zijn normale werkzaamheden, zonder dat hij hiervoor enig bijkomend risico hoeft te nemen door bijvoorbeeld van positie te veranderen.
Het leuninganker kan in principe worden vervaardigd uit alle geschikte constructiematerialen. Zo is het mogelijk al of niet met vulstoffen of versterkingsvezels gevulde kunststoffen te gebruiken. Bij voorkeur wordt het leuninganker vervaardigd uit roestvrij staal of uit gewoon constructiestaal dat na het vervaardigen van het leuninganker wordt verzinkt. Hierdoor wordt bereikt dat het leuninganker in hoofdzaak ongevoelig is voor de inwerking van cement en water en derhalve tevens goed zuiver is te houden.
De leuningsteun is voorzien van plankenhouders aan de steunbalk en een dwarsarm, hierna het steungedeelte genoemd. Het steungedeelte rust op het leuninganker en is aan het vrije uiteinde voorzien van een pen die in het uit de muur uitstekende uiteinde van het leuninganker haakt. De leuningsteun wordt bij de bevestiging tegen de muur geklemd door onder en boven het steungedeelte te voorzien in een afsteuning onder, hierna stabilisator genoemd, en een duwschoor boven , hierna klemelement genoemd. Met behulp van een axiaal met de steunbalk verschuifbaar klemelement, dat zich situeert tussen het steungedeelte dat verankerd is aan het leuninganker en de onderste plankenhouder, wordt de leuningsteun tegen de muur geklemd. Het klemelement bevat een spanstaaf die dwars op de leuningsteun in horizontale richting kan verschuiven door een schroefverbinding. De spanstaaf kan aan één uiteinde voorzien worden van een L vormige plaat hierna bekistingshouder genoemd voor een montage tegen de muur of een omgekeerd T vormig profiel hierna inhaakgedeelte genoemd voor de montage aan een dakgoot. Beide staan in gemonteerde toestand parallel met de steunbalk.
Onder het steungedeelte dat verankerd is met de muur wordt een dwars op de leuningsteun uitstekende stabilisator voorzien die op het onderste uiteinde van de steunbalk kan worden geschoven en hiermee verbonden wordt met gekende bevestigingsmiddelen. De stabilisator kan meerdere vormen aannemen. In deze uitvinding wordt er slechts een uitvoeringsvorm besproken.
Voor de leuningsteun op een vloerplaat te klemmen wordt de spanstaaf parallel met de leuningsteun in een buisstuk geplaatst, hierna steunklem genoemd, dat aan het steungedeelte is voorzien, waardoor de bekistingshouder volgens de asrichting van de leuningsteun kan geschroefd worden en de vloerplaat wordt geklemd door de bekistingshouder en de stabilisator
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van voorkeuruitvoeringsvormen van het randbeveiiigingssysteem volgens de uitvinding onder verwijzing naar de tekening waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke onderdelen aanduiden. De tekeningen, zonder hiertoe te worden beperkt, zijn als volgt;
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een leuninganker en een leuningstaander in bevestigde toestand tegen een metselwerkmuur;
Figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een leuninganker in niet gemonteerde toestand voor de toepassing op betonwanden en betonbalken waarbij een betonschroefhuls wordt ingestort;
Figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een leuninganker in niet gemonteerde toestand voor de toepassing waarbij het leuninganker doorheen de wand wordt bevestigd met een moer.
Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een leuninganker in niet gemonteerde toestand voor de toepassing in metselwerkmuren waarbij het leuninganker wordt ingemetseld en verankerd met een betonschroefhuls;
Figuur 5 toont een perspectivisch aanzicht van een leuninganker volgens de uitvinding dat ingemetseld wordt in een spouwmuur met een betonschroefhuls;
Figuur 6 een perspectivisch aanzicht van het leuninganker dat ingemetseld wordt met een bevestiging met een moer aan de binnenzijde van de muur;
Figuur 7 een perspectivisch aanzicht van het leuninganker dat in een betonwand geschroefd wordt;
Figuur 8 een perspectivisch aanzicht van het leuninganker dat ingemetseld wordt in een dragende muur met een betonschroefhuls;
Figuur 9 een perspectivisch aanzicht van een leuningsteun in niet gemonteerde toestand;
Figuur 10 een perspectivisch aanzicht van een niet gemonteerde stabilisator volgens de uitvinding;
Figuur 11 toont een perspectivisch aanzicht van een niet gemonteerd klemelement bestaande uit een spanstaaf met bekistingshouder, een geleidingskoker en twee u - vormige schuifprofielen volgens de uitvinding;
Figuur 12 een doorsnede aanzicht van een leuningstaander met een geklemde randbekisting, gemonteerd tegen een spouwmuur met een leuninganker dat ingemetseld is met een betonschroefhuls;
Figuur 13 een doorsnede aanzicht van een leuningstaander met een geklemde randbekisting, gemonteerd tegen een enkele dragende muur met een leuninganker bevestigd met een moer langs de binnenzijde;
Figuur 14 een doorsnede aanzicht van een leuningstaander met een geklemde randbekisting, gemonteerd tegen een betonwand met een leuninganker ingeschroefd in de ingestorte betonschroefhuls;
Figuur 15 een perspectivisch aanzicht van een leuningstaander die geklemd wordt op een vloerplaat;
Figuur 16 een doorsnede aanzicht van een leuningstaander geklemd op een vloerplaat en voorzien van leuningplanken;
Figuur 17 een doorsnede aanzicht van een leuningstaander gemonteerd op een dakgoot met behulp van het inhaakgedeelte en voorzien van leuningplanken;
Figuur 18 perspectivisch aanzicht van het inhaakgedeelte in niet gemonteerde toestand geschikt voor toepassingen zoals getoond in figuur 17
Figuur 19 perspectivisch aanzicht van een vereenvoudigde leuningstaander in niet gemonteerde toestand.
Figuren 2, 3 en 4 illustreren leuningankers 1. Verankering van het leuninganker 1 volgens de uitvinding in de muur 25 wordt bij voorkeur verkregen doordat de eerste verbindingsmiddelen een cilindrisch gedeelte omvatten, hierna draadstang 2 genoemd, voorzien van schroefdraad. De schroefdraad kan ter verankering samenwerken met in of achter de muur 25 aangebrachte geschikte bevestigingsmiddelen zoals bijvoorbeeld een betonschroefhuls 5, een moer 6, en andere de vakman ter beschikking staande bekende bevestigingsmiddelen. De draadstang 2 kan verschillende lengtes hebben, afhankelijk van de dikte en andere bijzonderheden van de muur 25 waarin het leuninganker 1 dient te worden verankerd.
De eerste verbindingsmiddelen in de vorm van een cilindrisch gedeelte is met het andere uiteinde star verbonden met de tweede verbindingsmiddelen in de vorm van een plaatvormige lip 3 dat het verbindingsstuk vormt voor een op het leuninganker 1 volgens de uitvinding aan te brengen leuningsteun 6. Het leuninganker 1 volgens de uitvinding heeft derhalve bij voorkeur het kenmerk dat de tweede verbindingsmiddelen van het leuninganker 1 een plaatvormige lip 3 omvat, waarin centraal bij voorkeur een cylindervormige opening 4 wordt gemaakt waar de pen 11, aan het vrije uiteinde van het steungedeelte 9 van de leuningsteun 6, inhaakt.
De tweede verbindingsmiddelen (richting de leuningsteun 6 in gebruik) van het leuninganker 1 worden gevormd door een aan de cilindrische staaf aangebrachte plaatvormige lip 3. . De plaatvormige lip 3 wordt bij voorkeur rechthoekig uitgevoerd. De draadstang 2 wordt met het ronde cylindrische oppervlak verbonden op de platte zijde van de plaatvormige lip 3 over een lengte van ca 2x de diameter van de draadstang 2, waarbij een kopzijde van de plaatvormige lip 3 dwars op de as van de draadstang 2 staat. Verder heeft het voordelen het leuninganker 1 te kenmerken, dat de plaatvormige lip 3 een aanslag vormt waardoor bij het aanbrengen van de draadstang 2 in de muur 25 de insteekdiepte in de muur 25 bepaald wordt.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op leuningsteunen 6 of -staanders, getoond in figuur 9, welke aanbrengbaar zijn op het leuninganker 1 volgens de onderhavige uitvinding en dienst doen als randleuning. De leuningsteunen 6 volgens de uitvinding omvatten een zich in gebruik hoofdzakelijk verticaal uitstrekkende kokervormige steunbalk 7 voorzien van tenminste één plankhouder 8 en/of andere kering, welke steunbalk 7 ter hoogte van, bij benadering één vijfde van de lengte van de gehele steunbalk 7 vanaf de onderzijde, is voorzien van een steungedeelte 9 dat kan worden verbonden met de tweede verbindingsmiddelen van het leuninganker 1. Uiteraard is het tevens mogelijk andere keringen te voorzien op de leuningsteun 6 zoals een traliewerk, valnetten, en diens meer. Het gedeelte van de leuningstaander dat dienst doet als kering kan elke vorm hebben.
De leuningsteun 6 of -staander wordt aan de tweede verbindingsmiddelen van het leuninganker 1 bevestigd door middel van een geschikte verbinding. Het steungedeelte 9 is in deze uitvoeringsvorm een in hoofdzaak dwars op de as van de steunbalk 7 uitstrekkende staaf. Het steungedeelte 9 is bij voorkeur een platte staaf of koker met aan het uiteinde (richting van het leuninganker 1 in gebruik) een dwars geplaatste pen 11 (evenwijdig met de steunbalk 7) die in de cylindervormige opening 4 van de plaatvormige lip 3 van het leuninganker 1 aangrijpt. Op het steungedeelte 9 wordt eveneens onlosmaakbaar een korte kokervormige buis geplaatst, in deze uitvinding de steunklem 10 genoemd, waarvan de asrichting dezelfde is als de steunbalk 7. Deze steunklem 10 bevindt zich bij benadering halfweg tussen de dragende muur 25 en de steunbalk 7
Helemaal onderaan de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 wordt volgens de uitvinding een stabilisator 12 aangebracht die als afsteuning tegen de muur 25 dient. De stabilisator 12, geïllustreerd in figuur 10, omvat een verbindingsstuk 13 dat over de verticale steunbalk 7 wordt geschoven. Dwars op dit verbindingsstuk 13 of dwars op de steunbalk 7 is er een bij voorkeur kokervormige drukstang 14 in de richting van de muur 25 waaraan het leuningsysteem wordt geplaatst, en evenwijdig lopend met het steungedeelte 9. Op deze drukstang 14 is er volgens de uitvinding een dwars geplaatste stabilisatorstang 15. De stabilisatorstang 15 staat steeds evenwijdig met de muur 25 en dwars op het steungedeelte 9.
De stabilisatorstang 15 zorgt ervoor dat de leuningstaander op de gewenste afstand van de muur 25 kan geplaatst worden zodat de steunbalk 7 een verticale positie aanneemt ( bij voorkeur evenwijdig met de muur 25 ) en dat zijdelingse verplaatsingen van de steunbalk 7 niet meer mogelijk zijn Het verbindingsstuk 13 van de stabilisator 12 kan, als het over de steunbalk 7 is geschoven, met gekende verbindingsmiddelen worden verbonden met de steunbalk 7. Het verbindingsstuk 13 wordt meer of minder ver op de steunbalk 7 geschoven in functie van de gewenste positie en is door middel van een pen / gat verbinding met de steunbalk 7 verbonden. Door dat de stabilisator 12 verschuifbaar is op de steunbalk 7 kan de stabilisatorstang 15 dichter of verder van het steungedeelte 9 gebracht worden. Dit is bijvoorbeeld van belang bij het monteren van het leuninganker 1 en leuningsteun 6 boven muuropeningen. De stabilisator 12 kan hier kort bij het steungedeelte 9 geschoven worden zodat een afsteuning op de betonbalk boven de muuropening mogelijk wordt.
Het klemelement 16, zoals getoond in figuur 11, wordt samen met de stabilisator 12 op de steunbalk 7 voorzien om een coherente randleuning te bekomen, en maakt eveneens deel uit van de uitvinding. Het klemelement 16 bevindt zich in hoofdzaak tussen het steungedeelte 9 en de onderste plankenhouder 8 er zorgt ervoor dat de leuningsteun 6 vast tegen te muur 25 kan geklemd worden. Het klemelement 16 heeft als voordeel volgens de uitvinding dat het eveneens dienst kan doen als bekistingsteun voor de randbekisting die noodzakelijk is voor vloerplaten in beton die ter plaatse worden gestort. Het klemelement 16 kan in verticale richting volgens de as van de steunbalk 7 verschoven worden. Dit maakt dat door deze verstelbaarheid steeds de geschikte positie gevonden wordt voor het afsteunen van de bekisting 28 nodig voor het storten van de betonvloer.
Het klemelement 16 is samengesteld uit een spanstaaf 17 met bekistingshouder 18, een geleidingskoker 19 en twee u - vormige schuifprofielen 20. De u - vormige schuifprofielen 20 worden beide op dezelfde hoogte met de open zijden naar elkaar toe gericht en over de steunbalk 7 geplaatst zodanig dat de steunbalk 7 wordt ingesloten door beide profielen. De twee u - vormige schuifprofielen 20 worden met gekende bevestigingsmiddelen 31 naar elkaar toe gebracht zodat ze de steunbalk 7 inklemmen. Door de bevestingsmiddelen 31 vast of los te schroeven kunnen de schuifprofielen 20 niet ofwel verschoven worden op de steunbalk 7. Op het u - vormige schuifprofiel 20 dat zich bevindt, in geklemde positie aan de zijde van de muur 25 waarop het leuningstaander is geplaatst, is er onlosmaakbaar een geleidingskoker 19 dwars op de steunbalk 7 en evenwijdig met het steungedeelte 9 van de leuningsteun 6. In deze geleidingskoker 19 wordt de spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 geschoven met de bekistingshouder 18 in de richting van de muur 25. De bekistingshouder 18 is een ongelijkbenige L - vormige plaat voorzien van een aantal boorgaten die bij voorkeur centraal op het grootste plaatgedeelte is verbonden met de spanstaaf 17. De spanstaaf 17 is een ronde staaf waarop een moer 21 kan geschroefd worden. Door de moer 21 op de spanstaaf 17 te schroeven alvorens de spanstaaf 17 in de geleidingskoker 19 te schuiven kan men vervolgens door de schroef in de richting van de geleidingskoker 19 aan te draaien, de bekistingshouder 18 in de richting van de dragende muur 25 duwen. Bijgevolg zal het steungedeelte 9 met de aangrijpende pen 11 een trekkracht uitoefenen aan het verankerde leuninganker 1 en zal de stabilisator 12 onderaan de steunbalk 7 tegen de muur 25 aangeklemd worden.
Het klemelement 16 kan ook als trekker dienen in plaats van als klemelement 16. Door in gemonteerde positie de bekistingshouder 18 vast te schroeven aan de muur 25 of dakconstructie en een tweede moer 21 te schroeven op de spanstaaf 17 tot tegen de geleidingskoker 19 waardoor de spanstaaf 17 in de geleidingskoker 19 wordt geklemd door twee moeren, zal de belasting op de leuningstaander die ontstaat bij een val van een persoon tegen het leuninggeheel mede opgevangen worden door het spanstaaf 17 via de U - vormige schuifprofielen 20 die op de steunbalk 7 aangrijpt. Met andere woorden, de horizontale verplaatsing van de leuningsteun 6 in de richting, weg van de muur 25 waarop de leuningstaander is gemonteerd, wordt mede verhinderd door de interactie van het klemelement 16. Door de U - vormige schuifprofielen 20 van het klemelement 16 is het mogelijk om een optimale verticale positie te vinden in functie van de bijkomende verankering van de bekistingshouder 18 aan de muur 25 of dakconstructie.
De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 in het klemelement 16 kan in een alternatieve uitvoeringvorm vervangen worden door een inhaakgedeelte 32. Het inhaakgedeelte 32 wordt gevormd door een spanstaaf 17 met aan één uiteinde een dwars geplaatste staaf of koker. In gemonteerde toestand, waarbij de spanstaaf 17 van het inhaakgedeelte 32 in de geleidingskoker 19 zit volgens figuur 17 is de dwars geplaatste staaf of koker in hoofdzaak evenwijdig met de steunbalk 7. Aan het andere uiteinde van de dwars geplaatste staaf of koker wordt loodrecht een tweede staaf of koker verbonden in het midden volgens zijn lengteas zodat een T - vormige constructie gevormd wordt.
De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 heeft een tweevoudige functie met betrekking op de wijze waarop de leuningstaander bevestigd kan worden. Enerzijds in de functie zoals voorheen reeds is beschreven waarbij de leuningstaanders tegen een dragende muur 25 wordt geplaatst en anderzijds in een toepassing waarbij de leuningstaanders op een vloerplaat 30 geklemd worden. De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 kan tevens geplaatst worden in de steunklem 10 die onlosmaakbaar op het steungedeelte 9 staat. Hierbij wordt de spanstaaf 17 evenwijdig met de steunbalk 7 gepositioneerd en langs de onderzijde in de steunklem 10 geschoven met de bekistingshouder 18 naar beneden gericht. Door de moer 21 op de spanstaaf 17 te schroeven alvorens de spanstaaf 17 in de steunklem 10 te schuiven kan men vervolgens door de schroef in de richting van de steunklem 10 aan te draaien, de bekistingshouder 18 in de richting van de stabilisator 12 duwen. Deze situatie wordt toegepast als er een randbeveiliging geplaatst moet worden rondom een vloerplaat 30 op hoogte, en de vloerplaat 30 aan desbetreffende zijde niet ondersteund wordt door een dragende muur 25. De leuningstaander(s) worden rondom geplaatst door de vloerplaat 30 te klemmen tussen de spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 en de stabilisator 12.
De tweede leuningsteun 6 of -staander in deze uitvinding is een vereenvoudigde vorm van de eerste leuningsteun 6. De leuningsteun 6 wordt eveneens aan de tweede verbindingsmiddelen (in een voorkeursuitvoeringsvorm het verbindingsstuk genoemd ) van de drager bevestigd door middel van een geschikte verbinding. Het steungedeelte 9 is in deze uitvoeringsvorm een in hoofdzaak loodrecht op de as van de steunbalk 7 onlosmaakbare koker of ander profiel (U, L), dat bij voorkeur symmetrisch wordt geplaatst ten opzichte van de steunbalk 7. Deze koker neemt in deze uitvoeringsvorm de functie over van de stabilisatorstang 15. Het zorgt dat de leuningstaander op de gewenste afstand van de muur 25 kan geplaatst worden en dat zijdelingse verplaatsingen van de steunbalk 7 worden vermeden. Een dwars geplaatste pen ( evenwijdig met de steunbalk 7) die centraal op de onderzijde van het steungedeelte 9 wordt voorzien, zorgt voor de verbinding die in de cylindervormige opening 4 van de plaatvormige lip 3 van het leuninganker 1 aangrijpt. De stabilisator 12 vervalt in deze toepassing vermits het steungedeelte 9 de rol van stabilisator 12 vervult. Helemaal onderaan de steunbalk 7 van de leuningstaander is er volgens de uitvinding onlosmaakbaar en dwars op de steunbalk 7 een bij voorkeur kokervormige drukstang 14, in de richting van de muur 25 waaraan het leuningsysteem wordt geplaatst, die als afsteuning tegen de muur 25 dient.
Het klemelement 16 kan ook in vereenvoudigde vorm aangeboden worden. In deze toepassing wordt er maar één u - vormig schuifprofiel 20 gebruikt dat over de steunbalk 7 wordt geplaatst met de open zijde van de muur 25 weg. Het u - vormig schuifprofiel 20 is zo uitgevoerd dat de twee evenwijdige benen van het u - vormig schuifprofiel 20 langer zijn dan de breedte van de steunbalk 7 (zijde dwars op de muur 25) en wordt volledig over de steunbalk 7 geschoven. Aan het uiteinde van het u - vormige schuifprofiel 20 (open zijde) wordt een gekende penverbinding geplaatst zodat de steunbalk 7 volledig ingesloten wordt door het u - vormige schuifprofiel 20 en de penverbinding. Het u - vormige schuifprofiel 20 wordt in deze uitvinding echter niet geklemd op de steunbalk 7. Op het u - vormige schuifprofiel 20 is onlosmaakbaar een moer 21 bevestigd waarin een spanstaaf 17 kan geschroefd worden in de richting van de muur 25. Bij voorkeur wordt deze spanstaaf 17 aan het uiteinde voorzien van een centrisch geplaatste ronde plaat 22. Op de spanstaaf 17 wordt aan het uiteinde van de ronde plaat 22 dwars ten opzichte van de spanstaaf 17 en evenwijdig met de ronde plaat 22 een korte ronde staaf voorzien, in deze uitvinding de spanstaafhendel 23 genoemd. Door aan deze spanstaafhendel 23 te draaien wordt de spanstaaf 17 axiaal verplaatst naar of van de muur 25 weg, waardoor het klemelement 16 wel of niet geklemd wordt tussen de muur 25 en de leuningsteun 6. In een andere uitvoeringsvorm kunnen op ronde plaat 22 (aan de zijde van de steunbalk 7) dwars op de buitenomtrek twee klempennen voorzien op een afstand gelijk aan de diameter van de ronde plaat 22. Deze klempennen worden gebruikt om de spanstaaf 17 te schroeven en zo te klemmen tegen de muur 25. Bijgevolg zal het steungedeelte 9 met de aangrijpende pen een trekkracht uitoefenen aan het verankerde leuninganker 1 en zal de drukstang 14 onderaan de steunbalk 7 tegen de muur 25 aangeklemd worden.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een, al of niet tijdelijke leuningsteun 6 op een gebouw. De werkwijze omvat in hoofdzaak het aanbrengen van het leuninganker 1 volgens de uitvinding in of op een, al of niet in uitvoering zijnde muur 25, het verankeren in de, al of niet in uitvoering zijnde muur 25 van het leuninganker 1 en het aanbrengen van een leuningsteun 6 of leuningstaander volgens de uitvinding op het in de muur 25 verankerde leuninganker 1. Door verschillende leuningankers 1 en leuningsteunen 6 volgens de uitvinding een geschikt aantal malen volgens de werkwijze aan te brengen wordt een leuningsysteem gevormd dat kan worden toegepast om een beveiliging te vormen rond bijvoorbeeld een bovenverdieping van een op te trekken gebouw in metselwerk of beton.
Door het aanbrengen van de leuningsteunen 6 kan eveneens een randbekisting 28 ondersteund worden voor het storten van het beton van een vloerplaat 30. Het klemelement 16 kan steeds in de juiste verticale positie worden gebracht om de met de spanstaaf 17 en de bekistingshouder 18 de bekistingsplaten of -balken te klemmen te hoogte van de vloerplaat 30. Deze uitvinding heeft dan ook een twee doelen met betrekking tot de bouwwerken, enerzijds zorgen voor een randbeveiliging en het ondersteunen van de rartdbekisting 28 van te storten vloerplaten in beton.
Om in een voorkeursuitvoeringsvorm het leuninganker 1 met het metselwerk te verankeren wordt er bij voorbeeld een betonschroefhuls 5 op de draadstang 2 van het leuninganker 1 geschroefd. Deze draadstang 2 met de betonschroefhuls 5 wordt tussen de metselwerkblokken met metselwerkspecie ingemetseld. Er wordt tijdens het metselen op gelet dat de plaatvormige lip 3 tegen het metselwerk wordt geplaatst. Na uitharding van de metselwerkspecie is de verankering van het leuninganker 1 met de metselwerkmuur 25 tot stand gekomen.
Bij het verwijderen van het leuninganker 1 blijft de betonschroefhuls 5 in de uitgeharde metselspecie van de muur 25 achter. Een voordeel is dat het verwijderen van het leuninganker 1 door één persoon kan gebeuren. Dit door een draaiende beweging het leuninganker 1 los te draaien van de metselwerkmuur 25. Een verder voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat in de achtergebleven betonschroefhuls 5 in de muur 25 nadien opnieuw een draadstang 2 kan worden geschroefd waaraan bijvoorbeeld een buizensteiger kan worden bevestigd. Het is zo tevens mogelijk het leuninganker 1 terug te plaatsen bij eventuele latere werkzaamheden (bijvoorbeeld onderhoudswerken aan het gebouw) waarbij er een valbeveiliging dient geplaatst te worden.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm wordt het leuninganker 1 in de metselwerk- of betonmuur gebracht waarbij de draadstang 2 voorzien van schroefdraad door een in de dragende muur 25 geboord gat wordt gebracht en aan de binnenzijde wordt vastgezet met een moer 6. Het gat in de dragende muur 25 kan eveneens tot stand komen door een ronde buis mee in te metselen of mee in te storten.
Ook is het mogelijk, bijvoorbeeld bij toepassing in betonwanden, de betonschroefhuls 5 mee in te betoneren in de betonwand 26. Het leuninganker 1 kan hierbij na het ontkisten in de betonwand 26 geschroefd worden.
De uitvinding zorgt ervoor dat alle handelingen met betrekking tot het plaatsen van het leuninganker 1, de leuningstaander en de bekisting 28 op een veilige manier kunnen gebeuren.
De leuningsteunen 6 kunnen volgens de uitvinding ook aangebracht worden zonder de leuningankers 1. De leuningsteunen 6 worden hierbij geklemd op bestaande vloerplaten 30 of tijdelijke loopplatformen. Hierdoor wordt het op de bouwplaats mogelijk met onderhavige uitvinding om in alle situaties een randbeveiliging aan te brengen. De mogelijkheid om het leuninganker 1 en de bijhorende leuningsteunen 6 op zowel wanden als vloerplaten aan te brengen maakt het leuningsysteem veelzijdig.
In figuur 5 wordt het leuninganker 1 volgens figuur 4 getoond dat ingemetseld wordt in een spouwmuur 24. Voor het inmetselen wordt een betonschroefhuis 5 volledig op de draadstang 2 geschroefd. Het leuninganker wordt vervolgens op het gevelmetselwerk 29 geplaatst zodanig dat de plaatvormige lip 3 met de kopse zijde tegen het gevelmetselwerk komt en de draadstang 2 doorloopt in de spouwmuur 24. De draadstang 2 met de betonschroefhuis 5 wordt hierbij achteraan in de kopvoeg van het binnenspouwblad gemetseld. Na het op hoogte metselen en uitharden van de specie kan de leuningsteun 6 op het leuninganker 1 bevestigd worden. Figuur 12 illustreert de leuningsteun 6 die met het steungedeelte 9 op de plaatvormige lip 3 van het leuninganker 1 geplaatst wordt zodat de pen 11 van de leuningsteun 6 in de cylindervormige opening. 4 van het leuninganker 1 aangrijpt. De leuningsteun 6 wordt hierbij verticaal gehouden met de plankenhouders 8 aan de bovenzijde. De stabilisator 12 die op de leuningsteun 6 is bevestigd zal tegen de muur steunen. Het klemelement 16 dat op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 is bevestigd wordt in de gewenste positie (in verticale positie ) gebracht door de u - vormige schuifprofielen 20 naar onder of boven te schuiven. De schuifprofielen 20 worden hierna door een gekende bevestigingsmiddelen 31 op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 geklemd. De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 die zich in de geleidingskoker 19 bevindt wordt met behulp van een moer 6 tegen de muur aangeschroefd. Een bekistingselement 28 of een kantplank wordt tussen de bekistingshouder 18 en de wand geklemd. Nu de leuningstaander is gemonteerd kunnen de leuningplanken 27 in de leuninghouders 8 worden geplaatst.
Het demonteren van de leuningsteun 6 gebeurt door het klemelement 16 te ontlasten. De moer 21 op de spanstaaf 17 wordt losgeschroefd zodat de bekistingshouder 18 van de muur weg kan schuiven door de geleidingskoker 19. De leuningsteun 6 kan nu met de pen 11 uit het leuninganker 1 worden gehesen. Het leuninganker 1 kan uit het metselwerk worden gedraaid waarbij de betonschroefhuls 5 in het metselwerk blijft zitten
In figuur 8 wordt het leuninganker 1 volgens figuur 4 getoond dat ingemetseld wordt in een enkele dragende muur 25. Voor het inmetselen wordt een betonschroefhuls 5 volledig op de draadstang 2 geschroefd. Het leuninganker 1 wordt vervolgens op de metselwerkblokken geplaatst zodanig dat de plaatvormige lip 3 met de kopse zijde tegen het dragende muur 25 komt. De draadstang 2 met de betonschroefhuls 5 wordt hierbij in de langsvoeg van de dragende muur 25 gemetseld. Na het op hoogte metselen en uitharden van de specie kan de leuningsteun 6 op het leuninganker 1 bevestigd worden. De leuningsteun 6 wordt met het steungedeelte 9 op de plaatvormige lip 3 van het leuninganker 1 geplaatst zodat de pen 11 van de leuningsteun 6 in de cylindervormige opening.4 van het leuninganker 1 aangrijpt. De leuningsteun 6 wordt hierbij verticaal gehouden met de plankenhouders 8 aan de bovenzijde. De stabilisator 12 die op de leuningsteun 6 is bevestigd zal tegen de muur steunen. Het klemelement 16 dat op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 is bevestigd wordt in de gewenste positie (in verticale positie ) gebracht door de u - vormige schuifprofielen 20 naar onder of boven te schuiven. De schuifprofielen 20 worden hierna door een bout- moerverbinding op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 geklemd. De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 die zich in de geleidingskoker 19 bevindt wordt met behulp van een moer 6 tegen de muur aangeschroefd. Een bekistingselement 28 of een kantplank kan tussen de bekistingshouder 18 en de wand geklemd worden. Nu de leuningstaander is gemonteerd kunnen de leuningplanken 27 in de leuninghouders 8 worden geplaatst.
Het demonteren van de leuningsteun 6 gebeurt door het klemelement 16 te ontlasten. De moer 21 op de spanstaaf 17 wordt losgeschroefd zodat de bekistingshouder 18 van de muur weg kan schuiven door de geleidingskoker 19. De leuningsteun 6 wordt niet meer tegen de muur geklemd en kan nu met de pen 11 uit het leuninganker 1 worden gehesen. Het leuninganker 1 kan uit het metselwerk worden gedraaid waarbij de betonschroefhuls 5 in het metselwerk blijft zitten
In figuur 6 wordt het leuninganker 1 volgens figuur 3 getoond dat aangebracht wordt in een muur 24 door een bevestiging met een moer 6 langs de binnenzijde van de muur 24. De draadstang 2 wordt door een cilindervormige opening in de muur 24 gebracht waarvan de diameter enkele millimeters groter is dan de draadstang 2, hetzij door inmetselen van een buis, hetzij door middel van een boorgat. Als de draadstang 2 doorheen de muur 24 zit wordt de moer 6 aangeschroefd. Het leuninganker 1 zal met aangedraaide moer 6 met de kopse zijde van de plaatvormige lip 3 tegen de muur worden geklemd. Na het op hoogte metselen en uitharden van de specie kan de leuningsteun 6 op het leuninganker 1 bevestigd worden. Figuur 13 toont de leuningsteun 6 die vervolgens met het steungedeelte 9 op de plaatvormige lip 3 van het leuninganker 1 geplaatst wordt zodat de pen 11 van de leuningsteun 6 in de cylindervormige opening.4 van het leuninganker 1 aangrijpt. De leuningsteun 6 wordt hierbij verticaal gehouden met de plankenhouders 8 aan de bovenzijde. De stabilisator 12 die op de leuningsteun 6 is bevestigd zal tegen de muur steunen. Het klemelement 16 dat op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 is bevestigd wordt in de gewenste positie (in verticale positie) gebracht door de u - vormige schuifprofielen 20 naar onder of boven te schuiven. De schuifprofielen 20 worden hierna door een bout- moerverbinding op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 geklemd. De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 die zich in de geleidingskoker 19 bevindt wordt met behulp van een moer 21 tegen de muur aangeschroefd. Een bekistingselement 28 of een kantplank kan tussen de bekistingshouder 18 en de wand geklemd worden. Nu de leuningstaander 6 is gemonteerd kunnen de leuningplanken 27 in de leuninghouders 8 worden geplaatst.
Het demonteren van de leuningsteun 6 gebeurt door het klemelement 16 te ontlasten. De moer 21 op de spanstaaf 17 wordt losgeschroefd zodat de bekistingshouder 18 van de muur weg kan schuiven door de geleidingskoker 19. De leuningsteun 6 wordt niet meer tegen de muur geklemd en kan nu met de pen 11 uit het leuninganker 1 worden gehesen. De moer 6 van het leuninganker 1 wordt losgeschroefd en het leuninganker 1 kan uit het metselwerk worden verwijderd.
In figuur 7 wordt het leuninganker 1 volgens figuur 2 getoond dat in de betonwand 26 geschroefd wordt. Voorafgaand wordt een betonschroefhuls 5 ingebetonneerd in de betonwand 26. Het leuninganker 1 wordt vervolgens na het uitharden en ontkisten van het beton tegen in de betonwand 26 geschroefd door de draadstang 2 in de ingestorte betonschroefhuls 5 te draaien. Figuur 14 toont de leuningsteun (6) die vervolgens met het steungedeelte 9 op de plaatvormige lip 3 van het leuninganker 1 geplaatst wordt zodat de pen 11 van de leuningsteun 6 in de cylindervormige opening 4 van het leuninganker 1 aangrijpt. De leuningsteun 6 wordt hierbij verticaal gehouden met de plankenhouders 8 aan de bovenzijde. De stabilisator 12 die op de leuningsteun 6 is bevestigd zal tegen de muur steunen. Figuur 14 illustreert dat de stabilisator 12 kan worden verschoven om afsteuning te vinden boven de opening in de muur. Het klemelement 16 dat op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 is bevestigd wordt in de gewenste positie (in verticale positie) gebracht door de u - vormige schuifprofielen 20 naar onder of boven te schuiven. De schuifprofielen 20 worden hierna door een bout- moerverbinding op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 geklemd. De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 die zich in de geleidingskoker 19 bevindt wordt met behulp van een moer 6 tegen de muur aangeschroefd. Een bekistingselement 28 of een kantplank kan tussen de bekistingshouder 18 en de wand geklemd worden. Nu de leuningstaander is gemonteerd kunnen de leuningplanken 27 in de leuninghouders 8 worden geplaatst.
Het demonteren van de leuningsteun 6 gebeurt door het klemelement 16 te ontlasten. De moer 21 op de spanstaaf 17 wordt losgeschroefd zodat de bekistingshouder 18 van de muur weg kan schuiven door de geleidingskoker 19. De leuningsteun 6 wordt niet meer tegen de muur geklemd en kan nu met de pen 11 uit het leuninganker 1 worden gehesen. Bij het uitdraaien van het leuninganker 1 blijft de betonschroefhuls 5 in de betonwand 26 zitten.
Figuur 17 toont de leuningsteun 6 die met het inhaakgedeelte 32 in de dakgoot 33 geplaatst wordt. De leuningsteun 6 wordt hierbij verticaal gehouden met de plankenhouders 8 aan de bovenzijde. De omgekeerde T - vormige constructie van het inhaakgedeelte 32 wordt in de dakgoot 33 geplaatst waarbij de spanstaaf 17 door de geleidingskoker 19 van het klemelement 16 is gebracht. Door de moer 21 op de spanstaaf 17 aan te schroeven kan de montageafstand van de leuningsteun 6 ten opzichte van de dakgoot 33 of de muur 25 geregeld worden. De stabilisator 12 die op de leuningsteun 6 is bevestigd steunt tegen de muur 25. Door het klemelement 16 die met de u - vormige schuifprofielen 20 op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 zijn bevestigd kan de gewenste verticale positie van de leuningsteun 6 worden ingesteld. De schuifprofielen 20 worden, na het vinden van een geschikte verticale positie, door een bout-moerverbinding op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 geklemd. De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 wordt voor de montage op de dakgoot 33 in de steunklem 10 geplaatst. Hierbij wordt de spanstaaf 17 evenwijdig met de steunbalk 7 gepositioneerd en langs de bovenzijde in de steunklem 10 geschoven met de bekistingshouder 18 naar boven gericht. Door de moer 21 op de spanstaaf 17 te schroeven alvorens de spanstaaf 17 in de steunklem 10 te schuiven kan men vervolgens door de schroef 21 in de richting van de steunklem 10 aan te draaien, de bekistingshouder 18 in de richting van de dakgoot 32 duwen. De dakgoot 33 is volledig ingeklemd door het inhaakgedeelte 32 en de bekistingshouder 18. Nu de leuningstaander is gemonteerd kunnen de leuningplanken 27 in de leuninghouders 8 worden geplaatst.
Figuren 15 en 16 illustreren hoe de leuningsteun 6 op een vloerplaat 30 kan worden geklemd. De spanstaaf 17 met bekistingshouder 18 wordt geplaatst in de steunklem 10 die onlosmaakbaar op het steungedeelte 9 van de leuningsteun 6 zit. Hierbij wordt de spanstaaf 17 evenwijdig met de steunbalk 7 gepositioneerd en langs de onderzijde in de steunklem 10 geschoven met de bekistingshouder 18 naar beneden gericht. Door de moer 21 op de spanstaaf 17 te schroeven alvorens de spanstaaf 17 in de steunklem 10 te schuiven kan men vervolgens door de schroef 21 in de richting van de steunklem 10 aan te draaien, de bekistingshouder 18 in de richting van de stabilisator 12 duwen. De vloerplaat 30 wordt zo geklemd tussen de stabilisator 12 en de bekistingshouder 18. Door de stabilisator 12 meer of minder ver op de steunbalk 7 van de leuningsteun 6 te schuiven kan men de klemopening regelen in functie van de dikte van de vloerplaat 30. De stabilisatorstang 15 zorgt in deze positie voor de zijdelingse stabiliteit van de gemonteerde leuningsteun 6. De geleidende steunklem 10 met de spanstaaf 17 staan in deze positie op dezelfde afstand van de steunbalk 7 als de inlegopening van de plankenhouder 8 voor de leuningplanken 27. Dit maakt het mogelijk om kantplanken 28 op de vloerplaat 30 aan te brengen tussen de steunbalk 7 en de spanstaaf 17.

Claims (14)

1. Leuninganker (1 ) ter verankering van leuningsteunen ( 6 ) in een muur (24; 25, 26), omvattende een eerste uiteinde voorzien van eerste verbindingsmiddelen (2) ter verbinding in de muur (24; 25; 26), en aan het tweede uiteinde is voorzien van tweede verbindingsmiddelen (3) ter bevestiging van een leuningsteun (6), en verder is voorzien wordt van derde gekende verbindingsmiddelen (5; 6) met de muur (24; 25; 26).
2. Leuninganker ( 1 ) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste verbindingsmiddelen een cilindrisch gedeelte (2) omvatten dat variabel in lengte kan zijn, voorzien van schroefdraad.
3. Leuninganker ( 1 ) volgens één der conclusies 1 - 2, met het kenmerk, dat de tweede verbindingsmiddelen een plaatvormige gedeelte (3) met een cilindrische opening (4) omvatten, dat uit de muur (24; 25; 26) steekt in gemonteerde toestand.
4. Leuninganker (1) volgens één der conclusies 1 - 3, met het kenmerk, dat het plaatvormig gedeelte (3) tevens dient als aanslag, welke bij het aanbrengen van de leuninganker (1) in de muur (24; 25; 26) de insteekdiepte in de muur (24; 25; 26) bepaalt.
5. Leuninganker (1) volgens één der conclusies 1 - 4, met het kenmerk, dat het leuninganker (1), na gebruik, volledig recupereerbaar is zonder het leuninganker (1) te beschadigingen en dat men het leuninganker ( 1) terug kan hergebruiken .
6. Leuningsteun (6 ) voor een randleuning welke aanbrengbaar is op het leuninganker (1 ) volgens één der conclusies 1 - 5, omvattende een zich in gebruik hoofdzakelijk verticaal uitstrekkende steunbalk (7) voorzien van tenminste één plankhouder (8), welke steunbalk ter hoogte van haar onderzijde is voorzien van een zich in hoofdzaak dwars op de as van de steunbalk ( 7 ) uitstrekkend staafvormig steungedeelte ( 9 ), waarvan één uiteinde star verbonden is met de steunbalk ( 7 ), en met het andere uiteinde kan worden gekoppeld met de tweede verbindingsmiddelen (3) van het leuninganker (1 )
7. Leuningsteun ( 6 ) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat, het steungedeelte ( 9 ) aan het vrije uiteinde voorzien is van een pen ( 11 ) welk gekoppeld wordt door middel van een pengat verbinding (4; 11) aan de tweede verbindingsmiddelen (3) van het leuninganker (1)
8 Leuningsteun ( 6 ) volgens één der conclusies 6 - 7, met het kenmerk dat, het steungedeelte ( 9 ) is voorzien van een zich dwars op de as van het steungedeelte ( 9 ) en evenwijdig met de steunbalk ( 7 ) aangebrachte kokervormige steunklem (10).
9. Leuningsteun (6) volgens één der conclusies 6 - 8, met het kenmerk dat onderaan de leuningsteun (6) een kokervormig verbindingsstuk ( 13 ) van de stabilisator ( 12 ) op de kokervormige steunbalk ( 7 ) van de leuningsteun (6) schuift. 10. stabilisator (12) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het verbindingsstuk (13) in beide richtingen op de onderzijde van de steunbalk ( 7 ) kan schuiven en met elkaar gekoppeld kan worden in verschillende posities. 11. klemelement (16) omvattende: twee volgens de asrichting van de steunbalk (7) geplaatste U vormige schuifprofielen, (20), die de leuningsteun (6) met beide tegenover geplaatste open zijden insluiten. 12. klemelement ( 16 ) volgens conclusie 11, met het kenmerk dat: twee gemonteerde U vormige schuifprofielen ( 20 ), beide op gelijke hoogte voorzien zijn van boorgat waardoor de U vormige schuifprofielen (20) met bout- moerverbinding (31) tegen elkaar kunnen worden geschroefd. 13. klemelement ( 16 ) volgens één der conclusies 11-12, met het kenmerk dat de bout- moerverbinding ( 31 ) dwars op de as van de steunbalk ( 7 ) wordt voorzien en parallel met de twee evenwijdige zijden van de U vormige schuifprofielen (20). 14. klemelement ( 16 ) volgens één der conclusies 11 - 13, met het kenmerk één der U vormige schuifprofielen ( 20 ) aan één zijde wordt voorzien van een dwars op de as van de steunbalk ( 7 ) geplaatste geleidingskoker (19). 15. spanstaaf ( 17 ) met bekistingshouder ( 18 ) omvattende een ongelijkbenige L vormige plaat als bekistingshouder (18 ) voorzien van een aantal boorgaten waaraan centraal een spanstaaf (17 ) voorzien van schroefdraad wordt verbonden. 16. inhaakgedeelte ( 32 ) omvattende een ongelijkbenige L vormige plaat als bekistingshouder ( 18 ) voorzien van een aantal boorgaten waaraan centraal een spanstaaf ( 17 ) voorzien van schroefdraad wordt verbonden.
17. Leuningsteun (6 ) voor een randleuning welke aanbrengbaar is op het leuninganker (1) volgens één der conclusies 1 - 5, omvattende een zich in gebruik hoofdzakelijk verticaal uitstrekkende steunbalk (7) voorzien van tenminste één plankhouder ( 8 ), welke steunbalk ter hoogte van haar onderzijde is voorzien van een star verbonden kokervormige drukstang (14) waarvan de aslijn evenwijdig is met de steunbalk (7).
18. Leuningsteun (6) volgens conclusie 17, met het kenmerk dat een kokervormig steungedeelte (9) star in het midden wordt verbonden, symmetrisch en dwars op de steunbalk (7), tussen de drukstang en de onderste plankenhouder.
19 Leuningsteun ( 6 ) volgens één der conclusies 17 - 18, met het kenmerk dat het kokervormig steungedeelte ( 9 ) in het midden wordt voorzien van een naar beneden gerichte pen (11) die kan worden gekoppeld met de tweede verbindingsmiddelen (3) van het leuninganker (1) 20. klemelement ( 16 ) omvattende: één volgens de asrichting van de steunbalk ( 7 ) geplaatst U vormig schuifprofiel (20 ), dat de steunbalk (7) insluit. 21. klemelement (16) volgens conclusie 20, met het kenmerk dat: het U vormig schuifprofiel (20), aan één van de twee evenwijdige vlakken aan de buitenzijde onlosmaakbaar is voorzien van een moer ( 21 ) met de schroefrichting loodrecht op de open vlak van het U vormig profiel (20). 22. klemelement ( 16 ) volgens één der conclusies 20-21, met het kenmerk dat in de moer ( 21 ) wordt voorzien van een spanstaaf (17) met aan één uiteinde een ronde plaat (22 ) die in het center wordt verbonden met de spanstaaf (17) en een spanstaafhendel (23).
23. Werkwijze voor het aanbrengen van een leuningsteun ( 6 ) op een gebouw, omvattende het aanbrengen van de van het leuninganker ( 1 ) volgens één der conclusies ( 1-5 ) in of op een, al of niet in uitvoering zijnde muur (25), en het bevestigen van een leuningsteun (6) volgens één der conclusies (6-24) op het in de muur (25) verankerde leuninganker (1).
24. Werkwijze voor het aanbrengen van een randleuning op een gebouw, omvattende het een geschikt aantal malen herhalen van de werkwijze volgens conclusie (24 ) in een in hoofdzaak horizontaal verlopend vlak en vervolgens het in de plankhouders ( 8 ) van de aldus aangebrachte leuningsteunen ( 6 ) aanbrengen van planken (27) en/of andere geschikte wandkeringen.
BE2006/0272A 2006-05-12 2006-05-12 Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken. BE1017137A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2006/0272A BE1017137A3 (nl) 2006-05-12 2006-05-12 Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200600272 2006-05-12
BE2006/0272A BE1017137A3 (nl) 2006-05-12 2006-05-12 Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1017137A3 true BE1017137A3 (nl) 2008-03-04

Family

ID=37575146

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2006/0272A BE1017137A3 (nl) 2006-05-12 2006-05-12 Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1017137A3 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2964996A1 (fr) * 2010-09-16 2012-03-23 Participations G Garde-corps positionnable sur une construction et dispositif de securisation d'une construction du type comprenant au moins deux garde-corps du type precite
GB2519859A (en) * 2013-10-21 2015-05-06 Singleleaf Ltd A method of constructing a building

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20001948U1 (de) * 2000-02-03 2000-03-23 Baumann Verwertungs Gmbh Im Bauwesen zu verwendendes Schutzgerüst
NL1015679C2 (nl) * 2000-07-11 2002-01-14 Wilhelmus Maria Antonius Klerx Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.
EP1479851A1 (en) * 2003-05-20 2004-11-24 Kurt Appelen Railing anchor and accompanying railing support
FR2857998A1 (fr) * 2003-07-25 2005-01-28 Da Silva Antonio Correia Armature de garde-fou

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20001948U1 (de) * 2000-02-03 2000-03-23 Baumann Verwertungs Gmbh Im Bauwesen zu verwendendes Schutzgerüst
NL1015679C2 (nl) * 2000-07-11 2002-01-14 Wilhelmus Maria Antonius Klerx Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.
EP1479851A1 (en) * 2003-05-20 2004-11-24 Kurt Appelen Railing anchor and accompanying railing support
FR2857998A1 (fr) * 2003-07-25 2005-01-28 Da Silva Antonio Correia Armature de garde-fou

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2964996A1 (fr) * 2010-09-16 2012-03-23 Participations G Garde-corps positionnable sur une construction et dispositif de securisation d'une construction du type comprenant au moins deux garde-corps du type precite
GB2519859A (en) * 2013-10-21 2015-05-06 Singleleaf Ltd A method of constructing a building
GB2519859B (en) * 2013-10-21 2020-07-08 Singleleaf Ltd A method of constructing a building

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7234689B2 (en) Clamping apparatus and apparatus for use in erecting temporary guard rails
US6003630A (en) Unilateral scaffold system
US9624681B2 (en) Guardrail stanchion and system
US20080202064A1 (en) Bracket and method for supoprting a platform from concrete form tabs
US8056237B1 (en) Guardrail stanchion and system
BE1017137A3 (nl) Leuningsteunen en bijhorende leuningankers als randbeveiliging bij bo uwwerken.
KR20200098233A (ko) 신축건물 공사용 추락방지 안전지지대
US2916245A (en) Adjustable scaffold bracket
WO1998036141A1 (en) Safety guardrail apparatus
US20130193286A1 (en) Portable and resuable connection device having secure anchor point
EP1479851A1 (en) Railing anchor and accompanying railing support
KR200303255Y1 (ko) 교각 점검대용 난간 및 그 난간 고정장치
NL8702969A (nl) Bouwstellage systeem.
KR200434150Y1 (ko) 건설현장용 계단난간
EP1765533B1 (en) Clamping apparatus and apparatus for use in erecting temporary guard rails
KR100554473B1 (ko) 도로 절토부 비탈면의 조립식 점검로 구조
NL1024287C1 (nl) Vloerrand beveiligingssysteem bij kalkzandsteenbouw.
JP2911419B2 (ja) 仮設構造物における連結構造
NL1015679C2 (nl) Randbeveiligingssysteem voor het beveiligen van randen van een gebouw.
BE1016314A6 (nl) Bekistinghouder voor randbekisting met de mogelijkheid voor de montage van een veiligheidsleuning tijdens het leggen van welfsels.
AU2007100524A4 (en) Re-usable safety rail support
EP1651826B1 (en) Formwork fixing and method
EP3957807B1 (en) A scaffolding support structure and a method for assembling scaffolding
KR200276904Y1 (ko) 교량 점검용 교각 점검대 구조
KR200277918Y1 (ko) 난간대 설치용 지지구

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20100531