BE1010503A3 - Ligger en werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een ligger. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het aanbrengen van een in hoofdzaak horizontale, stalen ligger, in het bijzonder ten behoeve van de staalskeletbouw, waarbij de ligger door middel van hijskabels wordt opgehesen en in een positie wordt gebracht waarin hij wordt bevestigd in het skelet van een bouwwerk. De ligger wordt opgehesen door een hijshulpstuk aan de ligger aan te brengen, aan welk hijshulpstuk de hijskabels kunnen worden bevestigd. Het hijshulpstuk is zodanig uitgevoerd dat de hijskabels aan weerszijden van de ligger worden bevestigd en de ligger tijdens het hijsen nauwkeurig horizontaal gepositioneerd is. De ligger is bij voorkeur voorzien van uitsparingen voor aangrijping door het hijshulpstuk, waardoor op de bouwplaats geen speciale maatregelen behoeven te worden genomen om de horizontale stand tijdens het hijsen te waarborgen.

Description

  LIGGER EN WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET AANBRENGEN VANEEN LIGGER

  
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een in hoofdzaak horizontale, stalen ligger, in het bijzonder ten behoeve van de staalskeletbouw, waarbij de ligger door middel van hijskabels wordt opgehesen en in een positie wordt gebracht waarin hij wordt bevestigd in het skelet van een bouwwerk. Een dergelijke ligger kan in hoofdzaak bestaan uit een profielbalk, bij voorkeur een gesloten profielbalk, die aan het ondervlak voorzien is van een naar één of naar beide kanten uitstekende flenzen waarop na het aanbrengen van de ligger vloerdelen kunnen worden aangebracht. Een dergelijke ligger wordt wel een geïntegreerde ligger genoemd, omdat de ligger geïntegreerd wordt in het vlak van de vloer en niet, zoals gebruikelijk, onder het vlak van de vloer wordt geplaatst.

  
Wanneer over hijskabels wordt gesproken worden daarmee tevens kettingen of soortgelijke hijsmiddelen bedoeld.

  
In verband hiermee is het van groot belang dat een dergelijke ligger nauwkeurig op een vooraf bepaalde plaats in een bouwwerk wordt aangebracht, waartoe aan de verticale kolommen van het bouwwerk bevestigingselementen aanwezig

  
 <EMI ID=1.1> 

  
positioneren, hetgeen tot gevolg heeft dat de ligger nauwkeurig in horizontale positie naar zijn plaats moet worden gebracht.

  
De uitvinding beoogt een werkwijze waarbij een ligger op efficiënte en betrouwbare wijze in een nauwkeurige horizontale positie kan worden opgehesen. 

  
Hiertoe wordt volgens de uitvinding aan de ligger een hijshulpstuk aangebracht en worden de hijskabels aan het hijshulpstuk bevestigd aan weerszijden van de ligger en op afstand van de ligger. Anders dan bij het hijsen in een strop, is het op deze wijze mogelijk juist door het straktrekken van de kabels een horizontale positie van de ligger te verkrijgen. Bij toepassing van een strop bestaat er gevaar van kantelen juist op het moment dat de hijskabels strakgetrokken worden.

  
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is de afstand tussen de plaats waar de hijskabels aan het hijshulpstuk worden bevestigd en de ligger tenminste 1 centimeter, bij voorkeur meer dan 3 cm. Bij voorkeur worden 4 hijskabels bevestigd, 2 aan elke zijde van de ligger. Hiermee kan een stabiele ophanging van de ligger in de hijskabels worden bewerkstelligd.

  
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan het hijshulpstuk twee delen omvatten, die elk door een uitsparing in de ligger reiken. Door het toepassen van een uitsparing in de ligger is vooraf bepaald op welke plaats de ligger wordt aangegrepen, zodat de ligger niet alleen in dwarsrichting een horizontale positie zal hebben maar ook in lengterichting. Wanneer de ligger in hoofdzaak bestaat uit een gesloten profielbalk, kan het hijshulpstuk bij

  
 <EMI ID=2.1> 

  
de profielbalk.

  
Omdat de onderkant van de ligger na het aanbrengen in het bouwwerk zichtbaar kan blijven, wordt die onderkant bij voorkeur voorzien van een afdeklaag, bijvoorbeeld een brandwerende afdeklaag. In verband met het aanbrengen van deze afdeklaag of ter voorkoming van beschadiging ervan, ligt de ligger vaak omgekeerd voordat deze moet worden opgehesen. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kunnen in dat geval de hijskabels eerst aan één zijde van de ligger aan het hijshulpstuk worden bevestigd, waarna de ligger wordt opgehesen en vervolgens wordt neergelaten teneinde hem om te keren, waarna de kabels aan beide zijden van de ligger van het hijshulpstuk worden bevestigd. Dit zal nog nader worden toegelicht aan de hand van een tekening.

  
De uitvinding heeft voorts betrekking op een hijshulpstuk voor toepassing bij de eerder genoemde werkwijze, welk hijshulpstuk is voorzien van een eerste deel met een staafvormig gedeelte met aan één uiteinde een bevestigingsorgaan voor een hijskabel en aan het andere uiteinde bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het eerste deel aan een tweede deel, welk tweede deel eveneens is voorzien van een bevestigingsorgaan voor een hijskabel, welk hijshulpstuk door een uitsparing in de ligger kan worden gestoken. Bij voorkeur is elk bevestigingsorgaan een oog en kunnen het eerste en het tweede deel onderling in elkaar worden geschoven wanneer de twee ogen niet in hetzelfde vlak liggen en kunnen de twee delen onderling gefixeerd worden wanneer de ogen in hetzelfde vlak liggen.

   Nadat de hijskabels aan de ogen zijn bevestigd, kunnen deze ogen niet meer vrij bewegen, zodat de twee delen aan elkaar gekoppeld blijven tijdens het hijsen.

  
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding heeft het hijshulpstuk een aanslagvlak dat tegen de ligger rust wanneer de bevestigingsorganen op in hoofdzaak gelijke afstand van de ligger liggen. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de ligger in het midden van het hijshulpstuk is gepositioneerd, waardoor een horizontale positie in dwarsrichting is gewaarborgd. Bij voorkeur is het aanslagvlak instelbaar in lengterichting ten opzichte van het genoemde staafvormige gedeelte aangebracht, en is het aanslagvlak gelegen op een met het tweede deel verbonden element. Dit element kan dan verplaatsbaar zijn ten opzichte van dit tweede deel teneinde het aanslagvlak te kunnen instellen.

  
De uitvinding heeft voorts betrekking op een ligger voor toepassing bij de eerder genoemde werkwijze, welke ligger in hoofdzaak bestaat uit een profielbalk met uitsparingen voor het positioneren van het hijshulpstuk. Bij voorkeur bestaat de ligger in hoofdzaak uit een gesloten profielbalk en in zijn in beide zijwanden van de profielbalk onderling corresponderende gaten aangebracht, door welke corresponderende gaten een hijshulpstuk kan reiken. Door corresponderende gaten in de zijwanden onderling te verbinden met een buisvormig deel, kan worden bereikt dat het inwendige van de gesloten profielbalk is afgesloten van de omgeving, zodat voorkomen kan worden dat roest en dergelijke optreedt. Hierdoor kan voorkomen worden dat de ligger bij het met vloeibaar beton afwerken van de vloer op ongecontroleerde wijze gevuld wordt met beton.

   Ook kan vooraf het inwendige van de profielbalk met een materiaal, bijvoorbeeld beton, worden gevuld, bijvoorbeeld in verband met de brandveiligheid.

  
Verdere kenmerken van de uitvinding, die zowel afzonderlijk .s  als in combinatie kunnen worden toegepast, zijn beschreven in de figuurbeschrijving en worden vermeld in de conclusies.

  
Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding worden beschreven. 

  
Figuur 1 toont de verbinding tussen het uiteinde van een ligger en een verticale kolom van een bouwwerk; Figuur 2 toont het uiteinde van de ligger volgens fig. 1; Figuur 3 toont een hijshulpstuk; Figuur 4 toont een ligger met het hijshulpstuk volgens fig. 3; Figuur 5 toont een hijshulpstuk dat anders is ingesteld dan fig. 3; Figuur 6 toont een ligger met het hijshulpstuk volgens fig. 5;  Figuur 7 toont de samenstellende delen van het hijshulpstuk volgens de figuren 3 en 5; Figuur 8 toont het kantelen van een ligger; Figuur 9 toont een andere variant voor het bevestigen van een hijshulpstuk aan een ligger.

  
De figuren slechts schematische weergaven waarbij overeenkomende onderdelen met gelijke verwijzingscijfers zijn aangeduid. 

  
Fig. 1 toont een verticale kolom 1 in de vorm van een in hoofdzaak vierkante gesloten stalen profielbalk. Ter bevestiging van ligger 2 aan kolom 1 is op een vooraf bepaalde plaats een verbindingselement 3 aan kolom 1 gelast. Verbindingselement 3 bestaat uit een op kolom 1 gelast plaatvormig deel 4 en uit een daarop gelaste verticale ronde staaf 5. Nadat ligger 2 aan kolom 1 is bevestigd bevindt plaatvormig deel 4 zich binnen de gesloten profielbalk waaruit ligger 2 is gevormd en reikt de ronde staaf 5 door het ronde gat 6 in de bovenwand van ligger 2. Fig. 2 toont het uiteinde van ligger 2 waarbij in de onderwand van de ligger een uitsparing 7 is weergegeven, welke uitsparing nauwkeurig om het plaatvormige deel 4 grijpt, zodat een zeer nauwkeurige positionering van ligger 2 ten opzichte van kolom 1 tot stand wordt gebracht.

  
Het zal duidelijk zijn dat bij het aanbrengen van ligger 2 het absoluut noodzakelijk is dat deze ligger zich in een nauwkeurig horizontale positie bevindt teneinde in aangrijping te kunnen worden gebracht met verbindingselement 3. Een gemakkelijker plaatsing zou kunnen worden bereikt door uitsparing 7 groter uit te voeren, het gevolg daarvan is echter dat de aangebrachte ligger enigszins kan kantelen wanneer vloerdelen op de flenzen 8 van de ligger worden neergelegd.

  
Fig. 2 toont tevens een verticaal schot 9 binnen ligger 2, waardoor het inwendige van de gesloten profielbalk die ligger 2 vormt, kan worden afgesloten van de omgeving. Fig. 3 toont een hijshulpstuk dat bestaat uit een eerste deel 10 met een s&#65533;aafvormig gedeelte 11 met aan het uiteinde een bevestigingsorgaan voor een hijskabel in de vorm van een oog 12. Het staafvormige gedeelte 11 is bevestigd binnen het tweede deel 13 dat eveneens voorzien is van een oog 14 voor het bevestigen aan een hijskabel. In een buisvormig gedeelte 15 van het tweede deel 13 reikt het uiteinde van staafvormig gedeelte 11 van het eerste deel 10 van het hijshulpstuk. Het buisvormige gedeelte 15 is aan de buitenzijde voorzien van een schroefdraad 16 waaromheen een huls 17 kan worden geschroefd die voorzien is van een overeenkomstige inwendige schroefdraad.

   Huls 17 is aan de linkerkant voorzien van een aanslagvlak 18, dat kan aanliggen tegen een ligger. Het is ook mogelijk om aanslagvlak 18 op het eerste deel 10 aan te brengen of zowel op het eerste deel 10 als op het tweede deel 13. Fig. 4 toont het hijshulpstuk volgens fig. 3 terwijl dat is aangebracht in ligger 2 die in doorsnede is weergegeven. De ligger 2 is ondersteboven weergegeven, en zal daarom nog moeten worden omgekeerd, zoals dat nog wordt togelicht aan de hand van figuur 8.

  
Het hijshulpstuk is door gaten in de zijwanden 19, 20 van de ligger gestoken, waarbij aanslagvlak 18 tegen zijwand 20 rust. De plaats van aanslagvlak 18 ten opzichte van het hijshulpstuk worden ingesteld door huls 17 te roteren ten opzichte van buisvormig deel 15 van het tweede deel van het hijshulpstuk en daarbij wordt aanslagvlak 18 zodanig gepositioneerd dat de twee ogen 12, 14 aan beide zijden op gelijke afstand van de ligger zijn geplaatst.

  
Bij de dwarsligger is tussen de gaten in de zijwanden 19,
20 waardoorheen het hijshulpstuk reikt, een buisvormig deel
21 gelast waardoor het inwendige van de ligger afgesloten

  
 <EMI ID=3.1> 

  
worden gevuld met,e.en materiaal, bij voorbeeld beton.

  
Bij het ophijsen van de ligger nadat hijskabels aan de ogen
12, 14 zijn bevestigd, zal bij het straktrekken van de kabels een nauwkeurige horizontale positie van de ligger worden ingenomen. Wanneer de ligger niet van twee flenzen 8, doch van één flens 8 is voorzien, bijvoorbeeld wanneer de ligger een rand van een vloer vormt, kunnen de afstanden van de ogen 12, 14 tot de ligger enigszins verschillend zijn, teneinde het scheefhangen van de ligger te voorkomen.

  
Fig. 5 toont een hijshulpstuk waarvan het tweede deel 13 langer is uitgevoerd. Dat tweede deel reikt daardoor door buis 21 van de ligger. Staafvormig deel 11 is daarbij korter uitgevoerd en kan door middel van een niet weergegeven bajonetsluiting in buisvormig gedeelte 15 van het tweede deel 13 worden vastgezet. Het aanslagvlak 18 kan daardoor over een grotere afstand worden ingesteld. Fig. 6 toont dat op deze wijze een dwarsligger 2 met een kleinere afmeting kan worden opgehesen. Fig. 7 toont het hijshulpstuk waarbij de verschillende delen afzonderlijk zijn'weergegeven. Staafvormig gedeelte
11 is voorzien van een uitsteeksel 22 nabij het einde van het staafvormige deel 11. Het gat in het buisvormige deel
15 is voorzien van een verbreed gedeelte 23 waarin uitsteeksel 22 kan reiken wanneer het eerste deel 10 en het tweede deel 13 van het hijshulpstuk in elkaar worden geschoven.

   Daarbij zijn de ogen 12, 14 onderling een kwartslag gedraaid. Wanneer het eerste deel 10 volledig in het tweede deel 13 is geschoven, kan oog 12 een kwartslag worden gedraaid, zodat uitsteeksel 22 terechtkomt in uitsparing 24 zodat de twee delen 10, 13 ten opzichte van <EMI ID=4.1> 

  
fixatie in stand omdat de ogen 12, 14 niet ten opzichte van elkaar kunnen roteren.

  
Fig. 8 toont hoe een ligger die omgekeerd op de grond ligt kan worden omgedraaid naar een gewenste positie. In deze omgekeerde positie is de ligger bijvoorbeeld aan de onderzijde, waar de flenzen 18 zijn aangebracht, voorzien van een coating. 

  
Eerst wordt hijskabel 25 aangebracht aan oog 12 waarna de ligger aan oog 12 enigszins wordt opgehesen. Daarbij komt de ligger tegen aanslagvlak 18 te rusten, zodat het hijshulpstuk correct ten opzichte van de ligger is gepositioneerd. Doordat het hijshulpstuk enigszins boven het zwaartepunt 28 is aangebracht, zal de ligger na het opheffen en neerlaten in de gewenste op de grond terechtkomen, zoals in de derde en vierde van fig. 8 is getoond. Daarna kan hijskabel 26 worden bevestigd aan oog
14 en kunnen beide hijskabels worden strakgetrokken door hijskabel 17 naar boven te bewegen waarna de ligger wordt opgehesen in exact horizontale positie. Om ook de horizontale positie in lengterichting nauwkeurig te waarborgen, zijn twee hijshulpstukken op afstand van elkaar aan de ligger bevestigd en wel op zodanige plaatsen dat de ligger precies horizontaal hangt.

  
Als gesproken wordt over het zwaartepunt 28 van de ligger 2 moet daarbij rekening gehouden worden met het feit dat de ligger 2 vaak enigszins gebogen is uitgevoerd, zodat de ligger 2 in een rechte stand komt door de neerwaarts gerichte kracht die de vloerdelen op de ligger uitoefenen.

  
Bij het plaatsen wordt de ligger 2 met behulp van de hijshulpstukken in exact horizontale positie opgehesen en

  
 <EMI ID=5.1> 

  
ligger 2 in positie door de ligger te laten zakken, waarbij de beide uiteinden van de ligger elk met uitsparingen 7 over een plaatvormig deel 4 van de vertikale kolom 1 schuiven en waarbij de vertikale ronde staven 5 die aan het plaatvormige deel bevestigd zijn elk in de gaten 6 reiken aan de beide uiteinden van ligger 2. 

  
Doordat de plaats van de hijshulpstukken vooraf is bepaald en de ogen op vooraf bepaalde afstanden van de ligger liggen, behoeven er op de bouwplaats geen speciale maatregelen te worden genomen om het horizontaal ophijsen van de ligger tot stand te brengen.

  
In figuur 9 ziet men een andere variant voor het bevestigen van een hijshulpstuk aan een ligger. Corresponderende delen zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Het staafvormige gedeelte 11 van het eerste deel 10 van het hijshulpstuk reikt tot in het buisvormige gedeelte 15 van het tweede deel 13 van het hijshulpstuk. Een borging vindt plaats middels het steken van een pen 29 in samenvallende gaten 30, 31 in de gedeelten 11 en 13, en het vervolgens aanbrengen van een clips 33 in een gat 32 van de pen 29. De ophanghaak 34 is bij voorkeur zo laag mogelijk richting ligger 2 gehaakt, opdat deze weer gemakkelijk kan worden losgemaakt.

Claims (15)

CONCLUSIES

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een in hoofdzaak

horizontale, stalen ligger, in het bijzonder ten behoeve van de staalskeletbouw, waarbij de ligger door middel van hijskabels wordt opgehesen en in een positie wordt gebracht waarin hij wordt bevestigd in het skelet van een bouwwerk, met het kenmerk, dat aan de ligger een hijshulpstuk wordt aangebracht en dat de hijskabels aan het hijshulpstuk worden bevestigd aan weerszijden van de ligger en op afstand van de ligger.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat

genoemde afstand ten minste 1 cm, en bij voorkeur 3 cm is.

3. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met

het kenmerk, dat het hijshulpstuk aan vier hijskabels wordt bevestigd, twee aan elke zijde van de ligger.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met

het kenmerk, dat het hijshulpstuk twee delen omvat die elk door een uitsparing in de ligger reiken.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies,

waarbij de.ligger in hoofdzaak bestaat uit een gesloten profielbalk, met het kenmerk, dat het hijshulpstuk door openingen in twee zijwanden van de profielbalk reikt.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met

het kenmerk, dat het de hijskabels eerst aan een zijde van de ligger aan het hijshulpstuk worden bevestigd, waarna de ligger wordt opgehesen en wordt neergelaten teneinde hem om te keren, waarna de kabels aan beide zijden van de ligger aan het hijshulpstuk worden bevestigd.

7. Hijshulpstuk voor toepassing bij de werkwijze volgens

een der voorgaande conclusies, voorzien van een eerste deel met een staafvormig gedeelte met aan een uiteinde een bevestigingsorgaan voor een hijskabel en aan het andere uiteinde bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het eerste deel aan een tweede deel, welk tweede deel eveneens is voorzien van een bevestigingsorgaan voor een hijskabel, welk hijshulpstuk door een uitsparing in de ligger kan worden gestoken.

8. Hijshulpstuk volgens conclusie 7, met het kenmerk,

dat elk bevestigingsorgaan een oog is en dat het eerste en het tweede deel onderling in elkaar kunnen worden geschoven wanneer de twee ogen niet in het zelfde vlak liggen en dat de twee delen onderling gefixeerd zijn wanneer de ogen in hetzelfde vlak liggen.

9. Hijshulpstuk volgens conclusie 7 of 8, gekenmerkt

door een aanslagvlak dat tegen de ligger rust wanneer de bevestigingsorganen op in hoofdzaak gelijke <EMI ID=6.1>

10. Hijshulpstuk volgens een der conclusies 7-9, met het

kenmerk, dat het aanslagvlak instelbaar is in lengterichting ten opzichte van het genoemde staafvormige gedeelte.

11. Hijshulpstuk volgens conclusie 8 of 9, met het

kenmerk, dat het aanslagvlak gelegen is op een met het tweede deel verbonden element.

12. Ligger voor toepassing bij de werkwijze volgens een

der conclusies 1-6, in hoofdzaak bestaande uit een profielbalk, met het kenmerk, dat in de profielbalk uitsparingen zijn aangebracht voor het positioneren van het hijshulpstuk.

13. Ligger volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de

profielbalk een gesloten profielbalk is.

14. Ligger volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in

beide zijwanden van de profielbalk onderling corresponderende gaten zijn aangebracht, door welke corresponderende gaten een hijshulpstuk kan reiken.

15. Ligger volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de

corresponderende gaten zijn verbonden door een buisvormig deel.