NL9202024A - Op de nok van een schuin dak aan te brengen nokbeugel. - Google Patents

Description

Titel: Op de nok van een schuin dak aan te brengen nokbeugel.

De uitvinding heeft betrekking op een op de nok van een schuin dak aan te brengen nokbeugel, omvattende: een houder voor het opnemen van een ruiter ter ondersteuning van een nokvorst, twee poten die zich vanaf die houder uitstrekken en bestemd zijn om op een tengel van het dakbeschot te worden bevestigd, en aan elke poot aangebrachte middelen voor het vasthouden van een panlat.

Een dergelijke nokbeugel is bekend uit EP-B-0220771·

Schuine daken omvatten gewoonlijk twee dakschilden, elk voorzien van een dakbeschot waarin een laag isolatiemateriaal is verwerkt en waarop met onderlinge afstand horizontale panlatten zijn bevestigd. De nok van het dak is af gedekt met een vorst, dat is een halfronde pan die op een ruiter rust en de bovenrand van de bovenste laag pannen overlapt. Om lekkage ter plaatse van de daknok uit te sluiten, dient de afstand tussen de bovenzijde van de panlat en het hart van de ruiter aan een streng voorschrift te voldoen. In verband met het toenemende belang dat gehecht wordt aan een goede warmteisolatie, bestaat de neiging de isolerende laag in het dakbeschot en dus de dakschilden zelf steeds dikker uit te voeren. Afgezien van het feit dat de ruiter voor de dakvorst in dat geval zwaar en duur moet worden uitgevoerd, kan het tot stand brengen van de voorgeschreven afstand tussen de bovenste panlat en het hart van de ruiter moeilijkheden geven. Om de bovenste panlatten te kunnen bevestigen, wordt wel gebruik gemaakt van een extra houten klos, hetgeen een kostbare maatregel is. Ook kan het een bijdrage tot de oplossing van het probleem zijn om de bovenrand van het dakbeschot van de dakschilden schuin af te zagen. Wanneer met extra houten klossen en/of het schuin afzagen van het dakbeschot niet of met grote kosten aan de voorschriften kan worden voldaan, wordt wel gesjoemeld hetgeen tot een verhoogd risico van noklekkage leidt.

Met behulp van bovengenoemde nokbeugel wordt het probleem opgelost dat de bovenste panlatten en de dakvorst op de juiste onderlinge positie worden gefixeerd, zonder dat extra houten klossen of het afzagen van een dakbeschotstuk nodig zijn.

De nokbeugels, die in de aanhef zijn aangeduid, combineren drie functies: 1. zij zijn de ondersteuning voor de nokvorstruiter; 2. zij fixeren de voorschreven panlatpositie; 3· zij vormen een vervanging van een dure houten klos die in geval van dikke dakschilden bij afwezigheid van de beugel nodig zou zijn om de bovenste panlat te kunnen bevestigen.

De bekende nokbeugel is bestemd voor schuine daken waarbij een tengel op het ene dakschild zich, gezien in een richting dwars op de lengterichting van de daknok, tegenover een tengel op het andere dakschild bevindt. Er zijn echter nogal wat schuine daken, waarbij de tengels op het ene dakschild verspringen ten opzichte van de tengels op het andere dakschild. Met de bekende beugel wordt dan steeds één van de schuine poten van de beugel op een tengel bevestigd, terwijl de andere poot niet op een tengel ligt en dus niet aan een tengel bevestigd kan worden. Deze poot strekt zich vanaf de houder dus los naar beneden uit. Er zijn in dat geval tweemaal zoveel nokbeugels nodig als wanneer de tengels op de twee dakschilden niet verspringen.

Met de uitvinding wordt beoogd dit bezwaar te vermijden en hiertoe is de in de aanhef genoemde nokbeugel gekenmerkt doordat zich door het materiaal van de houder een breeklijn uitstrekt, via welke de beugel in twee helften kan worden gebroken elk met een houderdeel en een poot.

In geval de nokbeugel wordt toegepast op een schuin dak waarbij de tengels op de dakschilden tegenover elkaar zijn geplaatst, wordt hij niet in tweeën gebroken. Daarentegen wordt elke nokbeugel in twee helften gebroken via de genoemde breeklijn wanneer de tengels op de twee dakschilden ten opzichte van elkaar verspringen.

Bij voorkeur bevinden de van gaten voorziene bevestigingsdelen van de poten zich in hoofdzaak recht tegenover elkaar.

Ook een nokbeugel verkregen door het in tweeën breken van de bovengenoemde nokbeugel valt binnen het kader van de uitvinding.

Dit laatste geldt ook indien een nokbeugel is voorzien van een houder voor het opnemen van een ruiter ter ondersteuning van een nokvorst, één poot die zich vanaf die houder uitstrekt en bestemd is om op een tengel van het dakbeschot te worden bevestigd, en aan die poot aangebrachte middelen voor het vasthouden van een panlat, waarbij de positie van de van gaten voorziene bevestigingsmiddelen van de poot zodanig is dat bij het samenvoegen van twee van dergelijke nokbeugels door het op elkaar laten aansluiten van de houders van die beugels, de bevestigingsdelen van de poten zich in hoofdzaak recht tegenover elkaar bevinden.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoering van een nokbeugel volgens de uitvinding.

De figuren 2a en b tonen een bovenaanzicht van de nokbeugel volgens fig. 1 resp. in de niet-gedeelde en gedeelde toestand.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een deel van een schuin dak met nokbeugel volgens de fig. 1 en 2.

Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoering van een nokbeugel volgens de uitvinding.

De figuren 5a en b tonen een bovenaanzicht van een nokbeugel volgens fig. 4 resp. in de niet-gedeelde en gedeelde toestand.

De in de fig. 1 t/m 3 getoonde beugel omvat een houder 1 met een horizontaal lijf 2 en opstaande flenzen 3. en twee vanaf die houder divergerende poten 4,5 met op elk van de poten uitgestanste bevestigings-strippen 6. De verbinding tussen de poten 4,5 en de houder 1 is zodanig, dat de hoek van de poten ten opzichte van het lijf 2 van de houder 1 door buiging instelbaar is. In de flenzen 3 van de houder 1 en in de poten 4,5 zijn bevestigingsgaten aangebracht, bestemd voor het doorlaten van schroeven of nagels.

In fig. 3 is te zien dat de beugel is geplaatst op de nok van een schuin dak dat twee schuine dakbeschotschilden 7 en 8 heeft in elk waarvan een dikke laag isolatiemateriaal is opgenomen.

Elk van de poten 4,5 is door schroeven bevestigd aan een tengel 9· Een ruiter 10 in de vorm van een relatief lichte houten balk is in de houder 1 aangebracht en door schroeven bevestigd.

De bovenste panlatten 11 en 12 zijn vastgezet door het er omheen buigen van een strip 6. Op de bovenste panlatten 11 en 12 rusten uitstekende nokken van de bovenste rij pannen 13.

Op de ruiter 10 rusten halfronde pannen 14 die met elkaar de dakvorst vormen. De randen van deze pannen 14 overlappen de bovenrand van de bovenste rij gewone pannen 13. Door toedoen van de nokbeugels wordt een nauwkeurige positionering van de panlatten 11, 12 ten opzichte van het hart van de ruiter 10 bereikt, zonder dat houten correctieblokken of schuin afgezaagde dakbeschoteinden nodig zijn.

Volgens de uitvinding loopt over het lijf 2 van de houder 1 een breeklijn 15, over welke de beugel met de hand in twee helften kan worden gebroken (zie fig. 2b). Indien de tengels 9 op het dakschild 7 niet recht tegenover de tengels 9 op het dakschild 8 zijn gepositioneerd doch ten opzichte daarvan verspringen, worden de beugels in tweeën gebroken en wordt elke beugelhelft op een tengel 9 bevestigd.

Een voordeel van de "te breken" tweepotige nokbeugel is dat de poten gemakkelijk in de aan de schuinte van het dak aangepaste hoek kun- nen worden gebogen en de nokbeugel daarna in tweeën kan worden gebroken, waarbij de poot van elke "helft" de gewenste hoekstand heeft.

De nokbeugeluitvoering volgens de fig. 4 en 5 verschilt slechts van die volgens de fig. 1 en 2 doordat de breeklijn 15 niet schuin maar dwars loopt en doordat de van gaten voorziene bevestigingsdelen 4a, 5a van de poten 4, 5 enigszins ten opzichte van hun respectievelijke poot zodanig verspringen dat zij zich recht tegenover elkaar bevinden (fig. 5a).

Wezenlijk voor de uitvinding is dat een enkel produkt op twee wijzen is te gebruiken.

De breeklijn 15 kan worden gevormd door het plaatselijk wegbranden (met een laserstraal) of wegstanzen van materiaal.

Binnen het kader van de uitvinding valt de optie dat twee nokbeu-gels elk met slechts een poot zodanig kunnen worden samengevoegd door de houders van die beugels op elkaar te doen aansluiten, dat de van gaten voorziene bevestigingsdelen van die poten zich recht of in hoofdzaak recht tegenover elkaar bevinden. In dat geval is er van een breeklijn geen sprake. Terwijl bij de weergegeven uitvoering van een tweepotige nokbeugel door breken twee eenpotige nokbeugels kunnen worden gemaakt, is dus ook het omgekeerde mogelijk dat wil zeggen dat twee eenpotige nokbeugels worden samengevoegd.

Claims (3)

1. Op de nok van een schuin dak aan te brengen nokbeugel, omvattende: een houder (1) voor het opnemen van een ruiter ter ondersteuning van een nokvorst, twee poten (4, 5) die zich vanaf die houder uitstrekken en bestemd zijn om op een tengel van het dakbeschot te worden bevestigd, en aan elke poot aangebrachte middelen (6) voor het vasthouden van een panlat, met het kenmerk. dat zich door het materiaal van de houder (1) een breeklijn (15) uitstrekt, via welke de beugel in twee helften kan worden gebroken elk met een houderdeel en een poot.

2. Nokbeugel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk.. dat de van gaten voorziene bevestigingsdelen van de poten zich in hoofdzaak recht tegenover elkaar bevinden.

3. Nokbeugel verkregen door het in tweeën breken van de nokbeugel volgens conclusie 1 of 2.

3. Nokbeugel omvattende: een houder (1) voor het openen van een ruiter ter ondersteuning van een nokvorst, één poot (4 of 5) die zich vanaf die houder uitstrekt en bestemd is om op een tengel van het dakbeschot te worden bevestigd, en aan die poot aangebrachte middelen (6) voor het vasthouden van een panlat, waarbij de positie van de van gaten voorziene bevestigingsmiddelen van de poot zodanig is dat bij het samenvoegen van twee van dergelijke over l80e ten opzichte van elkaar gedraaide nokbeugels door het op elkaar laten aansluiten van de houders (1) van die beugels, de bevestigingsdelen van de poten zich in hoofdzaak recht tegenover elkaar bevinden.