NL8502883A - Op de nok van een schuin dak aan te brengen beugel of kap. - Google Patents

Description

Ν.0. 33.433

Korte aanduiding: Op de nok van een schuin dak aan te brengen beugel of kap.

De uitvinding heeft betrekking qp een (¾) de nok van een schuin dak aan te brengen beugel of kap.

Schuine daken omvatten sons één doch meestal twee dakschilden, elk voorzien van een dakbeschot waarin een laag isolatie-5 materiaal is verwerkt en waarop met onderlinge afstand horizontale panlatten zijn bevestigd. De nok van het dak is afgedekt met een vorst, dat is een halfronde pan die op een ruiter rust en de bovenrand van de bovenste laag pannen overlapt. On lekkage ter plaatse van de daknok uit te sluiten, dient de afstand tussen de bovenzijde van de panlat en het 10 hart van de ruiter aan een streng voorschrift te voldoen. In verband met het toenemende belang dat gehecht wordt aan een goede warmte-isolatie, bestaat de neiging de isolerende laag in het dakbeschot en dus de dakschilden zelf steeds dikker uit te voeren. Afgezien van het feit dat de ruiter voor de dakvorst in dat geval zwaar en duur moet 15 worden uitgevoerd, kan het tot stand brengen van de voorgeschreven afstand tussen de bovenste panlat en het hart van de ruiter moeilijkheden geven. Cm de bovenste panlat te kunnen bevestigen, wordt wel gebruik gemaakt van een extra houten klos, hetgeen een kostbare maatregel is. Ook kan het een bijdrage tot de oplossing van het probleem 20 zijn cm de bovenrand van het dakbeschot van de dakschilden schuin af te zagen. Wanneer met extra houten klossen en/of het schuin af zagen van het dakbeschot niet of met grote kosten aan de voorschriften kan worden voldaan, wordt wel gesjoemeld hetgeen tot een verhoogd risico van nck-lekkage leidt.

25 Met de uitvinding wordt beoogd bovengenoemde bezwaren te vermijden en een daknokbeugel of -kap te verschaffen die de bovenste panlatten en de dakvorst op de juiste onderlinge plaats kan fixeren zonder dat kostbare corrigerende maatregelen als extra houten klossen en af zagen van het dakbeschot nodig zijn.

30 Volgens de uitvinding cmvat de beugel hiertoe een cpneemorgaan voor de ruiter ter ondersteuning van de dakvorst, ten minste één zich vanaf dat cpneemorgaan uitstrekkende poot van zodanige lengte dat hij op het dakbeschot kan worden bevestigd en een op de poot aangebracht bovenste panlat of bevestigingsdeel voor een bovenste 35 panlat.

Omdat schuine daken bijna altijd twee dakschilden 3:32883 r* 2 hebben zal de beugel of kap in het algemeen twee poten bezitten, waarvan er ten minste één op het dakbeschot bevestigbaar is.

Om de beugel of kap voor verschillende dakhoeken geschikt te laten zijn zal de hoek tussen de poot of poten en het 5 steunvlak van het opneemorgaan voor de ruiter instelbaar zijn. De eenvoudigste oplossing is dat de poten ten opzichte van het steunvlak buigbaar zijn.

Het opneemorgaan voor de ruiter zou uit één enkele horizontale strip kunnen bestaan waarop de ruiter rust en waaraan de 10 ruiter wordt bevestigd. Een veel gemakkelijker plaatsing en fixatie van de ruiter wordt bereikt indien het opneemorgaan voor de ruiter ü- of L-vormig is.

Bij voorkeur zijn de bevestigingsdelen voor de bovenste panlat Ir-vormig, waarbij het vrije been van de L zodanig 15 buigbaar is dat een op een bevestigingsdeel liggende panlat kan worden opgesloten.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren, waarin drie uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, nader worden toegelicht.

20 Figuur 1 geeft een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoering.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van de beugel volgens figuur 1 aangebracht op de nok van een schuin dak waarbij bepaalde delen voor de duidelijkheid weggebroken zijn gedacht.

25 Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoering.

Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht van een derde uitvoering.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven beugel omvat een 30 U-vormige houder 1, twee vanaf die houder divergerende poten 2, 3 en op elk van de poten aangebrachte Wormige bevestigingsorganen 4. De verbinding tussen de poten 2, 3 en de houder 1 is zodanig dat de hoek van de poten ten opzichte van het lijf van de U-vormige houder door buiging instelbaar is. In feite zijn de poten 2, 3 met elkaar verbonden 35 door een tussenstuk 5 dat aan het lijf van de U 1 is gelast. In de flenzen van de U-vormige houder 1 en in de poten 2, 3 zijn bevesti-gingsgaten aangebracht bestemd voor het doorlaten van schroeven.

In figuur 2 is te zien dat de beugel is geplaatst op de nok van een schuin dak, dat twee schuine dakschilden 6, 7 cmvat elk S5Ö2883 3 ’ .......· voorzien van een dakbeschot waarin een dikke laag isolatiemateriaal is opgenonen.

Elk van de poten 2, 3 is door schroeven bevestigd aan een tengel 8 van het dakbeschot. In de ü-vormige houder 1 is een ruiter 5 9 in de vorm van een relatief lichte houten balk aangebracht en door schroeven bevestigd.

Op de bevestigingsorganen 4 zijn de bovenste panlatten 11 geplaatst en door buigen van de relatief dun uitgevoerde flenzen 12 gefixeerd. Op de bovenste panlatten rusten uitstekende 10 randen van de bovenste rij pannen 13. Op de ruiter 9 rust een halfronde pan 14, de zogenaamde dakvorst. De randen van deze vorst overlappen volgens voorschrift de bovenrand van de bovenste rij pannen. Deze overlapping is wezenlijk voor een lekdichte nokconstructie. Om te kunnen voldoen aan het voorschrift is het noodzakelijk dat de panlatten 11 ten 15 opzichte van het hart van de ruiter 9 nauwkeurig zijn gepositioneerd.

Door toedoen van de beschreven beugel wordt deze nauwkeurige positionering bereikt zonder dat dure voorzieningen als houten correctie-blokken of schuin afgezaagde dakbeschoteinden nodig zijn. Noklekkages als gevolg van niet op de juiste plaats aangebrachte bovenste panlatten 20 zijn uitgesloten.

Bijkanende voordelen zijn nog dat de ruiter relatief licht kan zijn uitgevoerd, dat ode bij zeer dikke dakschilden panlatten van normale afmetingen mogelijk zijn, en dat voorschriften ten aanzien van de nokafwerking exact kunnen worden gevolgd.

25 In feite combineren de beschreven uitvoeringen drie functies: 1) Zij zijn de ondersteuning voor de nakvorstruiter; 2) Zij fixeren de voorgeschreven panlatpositie; 3) Zij vormen een vervanging van een dure houten klos die in geval van 30 dikke dakschilden bij afwezigheid van de beugels nodig zou zijn cm de bovenste panlat te kunnen bevestigen.

De uitvoering volgens figuur 3 verschilt slechts van die volgens figuur 1 en 2 doordat de poot 3 veel korter is en niet bevestigbaar is aan een tengel. Het voordeel hiervan is dat zich niet 35 twee tengels recht tegenover elkaar hoeven te bevinden.

Uiteraard kan de beugel ook slechts één poot 2 of 3 bezitten, hetgeen noodzakelijk is bij een schuin dak met één dakschild dat bij zijn bovenrand uitkant bij een muur.

2302 38 3 \ 4 % t

Figuur 4 toont een uitvoering waarbij de poten 2 en 3 aanzienlijk breder zijn dan bij de uitvoeringen volgens de figuren 1, 2 en 3. In feite vormen de poten 2, 3 en het tussenstuk 5 een doorlopende kap. Op elk van de poten 2, 3 is een vervangende panlat 15 aange-5 bracht.

De beschreven beugels en kap kunnen uit elk geschikt materiaal bestaan.

De uitvoering volgens figuur 4 leent zich in het bijzonder om uit kunststof te worden uitgevoerd, hoewel andere 10 materialen niet zijn uitgesloten. De mogelijkheid bestaat cm de poten 2, 3 van de uitvoering volgens figuur 4 te voorzien van isolatiemateriaal.

Binnen het kader van de uitvinding zijn verschillende wijzigingen van de getekende en beschreven constructie mogelijk.

3202383

Claims (5)

1. Op de nok van een schuin dak aan te brengen beugel of kap voorzien van een opneemorgaan (1) voor de ruiter ter ondersteuning van de dakvorst (14) , ten minste één zich vanaf dat opneemorgaan uitstrekkende poot (2, 3) van zodanige lengte dat hij op het dakbeschot 5 kan worden bevestigd, en een op de poot aangebracht bovenste panlat of bevestigingsdeel (4) voor een bovenste panlat (11).

2. Beugel of kap volgens conclusie 1,iet het kenmerk, dat deze van twee poten (2, 3) is voorzien waarvan er ten minste één op het dakbeschot bevestigbaar is.

3. Beugel of kap volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de hoek tussen de poot of poten (2, 3) enerzijds en het steunvlak van het opneemorgaan (1) voor de ruiter anderzijds instelbaar is.

4. Beugel of kap volgens één van de voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat het opneemorgaan (1) voor de ruiter (9) ü-vormig is.

5. Beugel of kap volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsdelen (4) voor de bovenste panlat L-vormig zijn, waarbij het vrije been (12) van 20 de L zodanig buigbaar is dat een op een bevestigingsdeel liggende panlat (11) kan worden opgesloten. 3302883