NL9101768A - Inrichting voor het verwijderen van de ingewanden uit de buikholte van gevogelte. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verwijderen van de ingewanden uit de buikholte van gevogelte

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van de ingewanden uit de buikholte van met de poten aan een hangtransporteur opgehangen gevogelte, het geheel losmaken van de ingewanden en het synchroon aan het gevogelte over enige afstand voortbewegen daarvan, met uithaalor-ganen voor het verwijderen en ίosmaken van de ingewanden en met een transporteur voor het voortbewegen van de losgemaakte ingewanden.

Een dergelijke inrichting wordt reeds beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 91.01484 van aanvraagster. De hierin beschreven inrichting is voorzien van een een in hoofdzaak horizontale baan doorlopende eindloze transporteur. Deze transporteur draagt een aantal transportorganen voor het van de uithaalorganen overnemen van de uit de buikholte verwijderde en losgemaakte ingewanden. De ingewanden worden in hangende positie door de transportorganen getransporteerd.

Met behulp van de in de Nederlandse octrooiaanvrage 91.01484 beschreven inrichting is het mogelijk om de ingewanden geheel van het gevogelte te scheiden en desondanks synchroon daarmee over enige afstand voort te bewegen, zodat het tijdens een veterinaire inspectie volstrekt duidelijk is, welk ingewandenpakket behoort tot welke vogel.

De uitvinding beoogt een dergelijke inrichting verder te verbeteren.

Hiertoe bezit de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de transporteur een bandtransporteur omvat voor het liggend ondersteunen van de losgemaakte ingewanden, terwijl een overbrengvoorziening is toegepast voor het overbrengen van de ingewanden vanaf de uithaalorganen naar de bandtransporteur .

Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding worden de ingewanden niet langer in hangende toestand, doch liggend synchroon aan het gevogelte over enige afstand voortbewogen. In de praktijk blijkt, dat de op de bandtransporteur liggende ingewanden een zodanige positie innemen, dat een inspectie daarvan uitermate snel en betrouwbaar kan worden uitgevoerd. Tevens verschaft de toepassing van een bandtranspor-teur en een de ingewanden vanaf de uithaalorganen naar de bandtransporteur overbrengende overbrengvoorziening de mogelijkheid om de ingewanden op een minimale afstand van het gevogelte te transporteren. De werkomstandigheden voor de veterinair inspecteur worden hierdoor verder vereenvoudigd.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding geldt, dat de overbrengvoorziening bestaat uit een om een vertikale rotatieas roterende trommel, die is voorzien van regelmatig over zijn omtrek verdeelde overbrengorganen. Op zichzelf worden als roterende trommels uitgevoerde voorzieningen bij het bewerken van gevogelte in velerlei verschillende vormen reeds toegepast. In het algemeen bezit een dergelijke trommel een omtreksnelheid, die gelijk is aan de transportsnelheid van de hangtransporteur; in het onderhavige geval is de omtreksnelheid gelijk aan de snelheid van de uithaalorganen, zodat door deze uithaalorganen uit de buikholte van gevogelte verwijderde ingewanden op betrouwbare wijze kunnen worden overgenomen. In dit verband zij opgemerkt, dat de uithaalorganen, op op zichzelf bekende wijze, eveneens aan de omtrek van een om een vertikale rotatieas roterende trommel kunnen zijn aangebracht. Een dergelijke uithaalorganen bezittende, trommel wordt aangedreven door de hangtranspor-teur; de aandrijving van de van overbrengorganen voorziene roterende trommel kan dan plaatsvinden door de andere trommel, waarbij beide trommels bijvoorbeeld in elkaar grijpende tand-kransen kunnen bezitten.

Bij voorkeur bestaat elk overbrengorgaan uit twee samenwerkende, ten opzichte van elkaar beweegbare klemdelen. Hierbij is het mogelijk, dat een bovenste klemdeel op en neer beweegbaar is langs een geleiding, terwijl een onderste klemdeel roteerbaar is om een horizontale as. In een stand voor het opnemen van de ingewanden bevindt het bovenste klemdeel zich op enige afstand boven het onderste klemdeel, dat zich in een rotatiestand bevindt waarin een maximale ruimte wordt ge boden voor het opnemen van de ingewanden. Vervolgens wordt het bovenste klemdeel omlaag bewogen in de richting van het onderste klemdeel, dat naar een stand wordt geroteerd, waarin een samenwerking tussen het bovenste klemdeel en het onderste klemdeel optreedt, en het ingewandenpakket wordt vastgegrepen. Voor het doen roteren van het onderste klemdeel geldt overeenkomstig een gunstige constructieve uitvoeringsvorm van de inrichting dat het bovenste klemdeel aan zijn onderzijde een aanslagorgaan bezit voor het aangrijpen op het onderste klemdeel.

Tenslotte kan de aangrijping van de klemdelen op de ingewanden verder worden verbeterd, indien ten minste een aantal der klemdelen aan zijn uiteinde is voorzien van een in hoofdzaak V-vormige uitsparing voor het opnemen van de ingewanden. Zo is het mogelijk, dat telkens de bovenste klemdelen een dergelijke V-vormige uitsparing bezitten. De onderste klemdelen zijn in een dergelijk geval plaatvormig uitgevoerd voor het in de samenwerkende stand van de klemdelen afsluiten van de V-vormige uitsparing na het opnemen van de ingewanden.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont, gedeeltelijk opengewerkt, een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 toont schematisch de in fig. 1 getoonde inrichting in bovenaanzicht, en

Fig. 3 toont een detail van bij de inrichting volgens fig. 1 toegepaste klemdelen.

De in fig. 1 weergegeven inrichting is voorzien van twee, in een frame 1 gemonteerde roterende toestellen 2 en 3. De principiële opbouw van dergelijke roterende toestellen is op het gebied van het bewerken van gevogelte bekend, zodat een nadere, gedetailleerde beschrijving daarvan achterwege kan blijven.

Aldus wordt het roterende toestel op op zichzelf bekende wijze aangedreven door een hangtransporteur 4, die is voorzien van haken 5 voor het met de poten ophangen van het te bewerken gevogelte. Over zijn omtrek verdeeld draagt het roterende toestel 2 uithaalorganen 6 (waarvan er in fig. 1 slechts één aan de linkerzijde van het roterende toestel 2 is weergegeven) . Met behulp van deze uithaalorganen 6 worden op op zichzelf bekende wijze de ingewanden uit de buikholte van het met de poten aan de hangtransporteur 4 opgehangen gevogelte verwijderd, wanneer de haken 5 van de hangtransporteur 4 zich over een gedeelte van de omtrek van het roterende toestel 2 synchroon daarmee voortbewegen. In de positie van het uithaal-orgaan 6 die in fig. 1 aan de linkerzijde is weergegeven, is de verwijdering van de ingewanden uit de buikholte van het gevogelte voltooid. In een dergelijke stand zijn de ingewanden geheel losgemaakt van de betreffende vogel en hangen ze aan de onderzijde van het uithaalorgaan 6.

Naast het roterende toestel 2 bevindt zich in het frame 1, zoals reeds eerder opgemerkt, een tweede roterend toestel 3. De door de hangtransporteur 4 veroorzaakte rotatie van het roterende toestel 2 om de betreffende vertikale rota-tieas 7 leidt tevens tot een rotatie van het roterende toestel 3 om een betreffende vertikale rotatieas 8. Hiertoe is het roterende toestel 2 aan zijn bovenzijde voorzien van een draaivast daarmee verbonden tandkrans 9, die in aangrijping is met een draaivast met het roterende toestel 3 verbonden tandkrans 10.

Het roterende toestel 3 vormt een overbrengvoorzlening voor het overbrengen van de door het roterende toestel 3 uit het gevogelte verwijderde ingewanden vanaf de uithaalorganen 6 naar een bandtransporteur 11. Deze bandtransporteur 11 zal later nader worden toegelicht.

De als roterend toestel uitgevoerde overbrengvoorzie-ning 3 bestaat in feite uit een bovenplaat 12 en onderplaat 13, die beide verdraaibaar zijn gelagerd op de rotatieas 8, en de bovenplaat 12 en de onderplaat 13 verbindende, regelmatig over de omtrek van de trommel verdeelde geleidingsstangen 14.

Langs de geleidingsstangen 14 zijn bovenste klemdelen 15 op en neer beweegbaar. Voor het bewerkstelligen van de op en neer beweging van de bovenste klemdelen 15 dragen ze elk een volgrol 16 die samenwerkt met een curvebaan 17, die is gevormd op een onverdraaibaar op de vertikale rotatieas 8 aangebrachte stationaire cilinder 18.

Elk bovenste klemdeel 15 is voorzien van een vast-grijparm 19 voor het op later te beschrijven wijze vastgrijpen van een ingewandenpakket.

Aan zijn onderzijde is elk bovenste klemdeel 15 voorzien van een aanslagorgaan 20. Dit aanslagorgaan 20 kan samenwerken met een onder elk bovenste klemdeel 15 geplaatst onderste klemdeel 21, dat roteerbaar is om een horizontale as 22. Elk onderste klemdeel 21 bestaat uit een buitenwaarts gericht plaatvormig deel 23 en een zich aan de tegenovergestelde zijde van de horizontale as 22 uitstrekkend bedieningsdeel 24. In fig. 1 is aan de linkerzijde weergegeven, dat wanneer het bovenste klemdeel 15 zich op enige afstand boven het onderste klemdeel 21 bevindt, het aanslagorgaan 20 niet aangrijpt op het bedieningsdeel 24, zodat het plaatvormige deel 23 zich in de getoonde, schuin naar beneden uitstrekkende stand bevindt. Wanneer het bovenste klemdeel 15, gedwongen door de baan van de curvebaan 17, omlaag beweegt, grijpt het aanslagorgaan 20 aan op het bedieningsdeel 24, zodat het onderste klemdeel 21 om de horizontale as 22 wordt geroteerd, totdat de in fig. 1 aan de rechterzijde van de roterende trommel 3 weergegeven positie van het bovenste klemdeel 15 en onderste klemdeel 21 wordt bereikt. In deze positie sluit het plaatvormige deel 23 aan op het uiteinde van het vastgrijporgaan 19, zodat sprake is van een samenwerking tussen het bovenste klemdeel 15 en het onderste klemdeel 21.

Door een geschikte keuze van de besturing van de uit-haalorganen 6 van het roterende toestel 2 en een geschikte keuze van de beweging van de bovenste respectievelijk onderste klemdelen 15, 21 is het thans mogelijk, om door de uithaalor-ganen 6 aangeboden ingewandenpakketten op te nemen tussen een bovenste klemdeel 15 en een onderste klemdeel 21, met behulp van het roterende toestel 3 over enige afstand te transporteren en vervolgens af te geven aan de bandtransporteur 11. Ver wijzend naar het schematische bovenaanzicht volgens fig. 2 kan in dit verband het volgende worden opgemerkt. Te bewerken gevogelte wordt in de door pijl A aangeduide richting door de hangtransporteur 4 aangevoerd. Aangekomen bij het roterende toestel 2 zorgen de uithaalorganen 6 voor het uit de buikholte van het gevogelte verwijderen van de ingewanden. De verwijderde ingewanden worden ter plaatse van de positie van uithaalor-gaan 6* overgegeven aan de overbrengvoorziening 3 en opgenomen door de klemdelen 15, 21. Vervolgens worden de ingewanden ter plaatse van de bandtransporteur 11 losgelaten en komen ze op deze bandtransporteur 11 te liggen, die de ingewanden in de richting van pijl B transporteert.

Zoals aan de linkerzijde van fig. 2 schematisch is aangeduid, strekt de bandtransporteur 11 zich aldaar synchroon aan de hangtransporteur 4 uit, zodat in feite de ingewanden en het bijbehorende gevogelte op korte afstand van elkaar synchroon worden voortbewogen. Een door de veterinaire inspectie uit te voeren controle wordt hierdoor uitermate vereenvoudigd, terwijl tevens blijkt, dat de op de bandtransporteur 11 liggende ingewanden eenvoudig op onregelmatigheden kunnen worden gecontroleerd.

In fig. 3 zijn op grotere schaal een mogelijke uitvoeringsvorm van een bovenste klemdeel 15 en onderste klemdeel 21 getoond. Duidelijk zichtbaar is, dat het vastgrijporgaan 19 van het bovenste klemdeel 15 is voorzien van een V-vormige uitsparing 25, waarin een op te nemen ingewandenpakket kan worden vastgehouden.

In fig. 3 is in doorgetrokken lijnen de stand aangegeven, waarbij het bovenste klemdeel 15 zich op enige afstand boven het onderste klemdeel 21 bevindt. Met stippellijnen is gedeeltelijk de stand weergegeven, waarin het aanslagorgaan 20' aangrijpt op het bedieningsdeel 24 en waarbij het plaatvormige deel 23' zich in de horizontale positie bevindt, welke in fig. 1 aan de rechterzijde van de roterende trommel 3 is weergegeven. Hierbij sluit het plaatvormige deel 23 de V-vormige uitsparing 25 van het vastgrijporgaan 19 af, waardoor een ingewandenpakket op een betrouwbare wijze wordt vastgehouden.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd.

Claims (7)

1. Inrichting voor het verwijderen van de ingewanden uit de buikholte van met de poten aan een hangtransporteur opgehangen gevogelte, het geheel losmaken van de ingewanden en het synchroon aan het gevogelte over enige afstand voortbewegen daarvan, met uithaalorganen voor het verwijderen en losmaken van de ingewanden en met een transporteur voor het voortbewegen van de losgemaakte ingewanden, met het kenmerk, dat de transporteur (11) een bandtransporteur omvat voor het liggend ondersteunen van de losgemaakte ingewanden, terwijl een over-brengvoorziening (3) is toegepast voor het overbrengen van de ingewanden vanaf de uithaalorganen (6) naar de bandtransporteur (11) .

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de overbrengvoorziening (3) bestaat uit een om een verti-kale rotatieas (8) roterende trommel, die is voorzien van regelmatig over zijn omtrek verdeelde overbrengorganen (15, 21).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk overbrengorgaan bestaat uit twee samenwerkende, ten opzichte van elkaar beweegbare klemdelen (15, 21).

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een bovenste klemdeel (15) op en neer beweegbaar is langs een geleiding (14), terwijl een onderste klemdeel (21) roteerbaar is om een horizontale as (22).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bovenste klemdeel (15) aan zijn onderzijde een aan-slagorgaan (20) bezit voor het aangrijpen op het onderste klemdeel (21) voor het doen roteren daarvan.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het bovenste klemdeel (15) is voorzien van een, de op en neer beweging veroorzakende, met een stationaire curve-baan (17) samenwerkende volgrol (16) .

7. Inrichting volgens een der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat ten minste een aantal der klemdelen aan zijn uiteinde is voorzien van een in hoofdzaak V-vormige uitsparing (25) voor het opnemen van de ingewanden.