NL8201782A - Werkwijze en inrichting voor het overgeven van slachtpluimvee aan de slachthaken van een transportbaan. - Google Patents

Description

ik· - 1 -

Werkwijze en inrichting voor het overgeven van slachtpluim-vee aan de slachthaken van een transportbaan

De uitvinding heeft betrekkingop een werkwijze en een inrichting voor het overgeven van slachtpluimvee, dat doorlopend afzonderlijk ter beschikking komt aan de afneemzijde van een bewerkingsstation, aan de slachthaken van een trans-5 portbaan, die leidt naar het volgende bewerkingsstation.

In een slachterij van pluimvee vindt het transport van het pluimvee naar de afzonderlijke bewerkingsstations via als kettingen uitgevoerde transportbanen plaats, waaraan op vooraf bepaalde afstanden slachthaken zijn aangebracht. Deze 10 slachthaken zijn als draadbeugels uitgevoerd, waarin het slachtpluimvee wordt geklemd met zijn poten. Tot aan het verpakken van het voor het braden gerede slachtpluimvee moeten verschillende bewerkingsstations worden doorlopen, waar bij voorbeeld naast het eigenlijke slachten, wordt gewassen, 15 geplukt en uitgehaald.

De transportbanen lopen tussen de bewerkingsstations met een voortbewegingssnelheid van circa 106 langs een vast punt zich bewegende slachthaken per minuut. Omdat bij een dergelijke snelheid van 106 haken per minuut ook 106 dieren 20 per minuut weer in de slachthaken moeten worden gehangen, opdat een transport zonder wrijving kan plaats vinden naar het volgende bewerkingsstation, moet practisch iedere halve seconde een dier worden opgehangen. Dit is voor een werkkracht niet mogelijk, zodat steeds verscheidene werkkrachten op de 25 genoemde werkplaats aanwezig moeten zijn voor het overgeven van de slachtdieren van de afvoerzijde van een bewerkingsstation op de slachthaken van de transportband..

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een werkwijze en een inrichting voor het uitvoeren van de werk-30 wijze te verschaffen, waardoor het loonintensieve gebruik van werkkrachten overbodig wordt.

Dit probleem is volgens de uitvinding opgelost, doordat elk afzonderlijk stuk van het slachtpluimvee door een inrichting zodanig wordt geleid, dat de vrije einden van zijn po-35 ten en telkens een bijbehorende slachthaak van de transportbaan zich bewegen op banen, die elkaar snijden.

ELj de maatregel volgens de uitvinding wordt het slacht- 8201782 r·"----- - 2 - * « pluimvee zodanig geleid, dat de steeds uitstekende benen met hun vrije einden pp de wijze van het op zichzelf bekende "ritssluitingprincipe5" met de slachthaken van de transportbaan worden bijeengebracht, die zich voortbewegenmet de voortbe-5 wegingssnelheid. Voor de bedrijfszekerheid van de maatregel volgens de uitvinding is slechts belangrijk, dat de voort-bewegingssnelheid van de inrichting voor het leiden van de afzonderlijke stukken van het slachtpluimvee gelijk is aan de transportsnelheid van de slachthaken van de transportbaan.

10 Zodra de banen, die elkaar snijden, weer uit elkaar lopen, klemt het slachtpluimvee vast met zijn poten in de slachthaken.

Bij een gunstige verdere ontwikkeling is erin voorzien, dat de poten van de haantjes en de slachthaken in het over-15 geefgebied behalve in de elkaar snijdende baanvlakken in een ongeveer loodrecht vlak ten opzichte van elkaar worden bewogen.

Door deze extra beweging worden de poten van de haantjes bewogen tot het vastklempunt in de slachthaak. Terwijl de 20 eerste beweging van de banen, die elkaar snijden, de poten en de slachthaken in elkaar leidt, vindt door de aanvullende beweging in loodrechte richting de definitieve en voor het overgeven, belangrijke vastklemming in de slachthaken plaats.

De relatieve beweging in het loodrechte vlak kan door 25 het naar omlaag bewegen van 'de haantjes of door omhoog bewegen van de slachthaken tot stand komen.

Volgens de uitvinding is voor het uitvoeren van de werkwijze een inrichting verschaft, die gekenmerkt >:vwordt door een ingeefglijorgaanmet een periodiek werkende afscheidings-30 inrichting5door horizontaal gerichte schalen, die op een cirkelvormige baan evenwijdig aan de transportbaan met slachthaken beweegbaar en langs de afscheidingsinrichting leidbaar zijn, voor het opnemen van afzonderlijke dierlichamen die zijn afgegeven door de afscheidingsinrichting van het invoer-35 glijorgaan, en door een stuurinrichting, die de schalen en de slachthaken aanvullend in een ongeveer loodrecht vlak ten opzichte van elkaar beweegt.

In het invoerglijorgaan kunnen lichamen van slachtpluimvee worden gelegd, die zijn afgegeven door het bewerkings-40 station. Deze glijden naar de afscheidingsinrichting en wor- 8201782 «r w - 3 - den op de schalen gebracht. Het is essentieel voor de uitvinding, dat de schalen met dezelfde snelheid lopen als ide transportbaan, die is voorzien van slachthaken. Bijgevolg bewegen zich ook 106 schalen per minuut langs de afgeef-5 zijde van het invoerglijorgaan en de afscheidingsinrichting is zodanig ingesteld, dat telkens bij het passeren van een schaal het lichaam van een d Ér wordt afgegeven aan de schaal. Met de schalen worden de dierlichamen geleid naar de slachthaken van de transportbaan, waarbij de bewegings-10 banen van de schalen en van de slachthaken volgens de uitvinding elkaar overlapen. De stuurinrichting volgens de uitvinding bewerkt dan het bovenbeschreven klemmen van de poten in de slachthaken, waarmede het overgeven is voltooid.

Bij voorkeur is als invoerglijorgaan een hellende goot 15 van plaatmetaal aangebracht, die uitmondt met een einde, dat de afscheidingsinrichting bezit, vö6r de cirkelvormige baan van de schalen. De uitvoering als goot van plaatmetaal is constructief eenvoudig en sterk en kan, wat voor een slachtbe-drijf ook belangrijk is, perfect schoon worden gehouden.

20 Een eenvoudige en dus bedrijfszekere afscheidingsin richting heeft een periodiek in het invoerglijorgaan springend versperelement. Als versperelement kan bij voorbeeld een aan het vrije einde van de zuiger van de werkcilinder aangebrachte verdikking worden gebruikt. Het is echter ook moge-25 lijk bedienbare kleppen of schotten te plaatsen in het invoerglij orgaan. Het versperelement van de afscheidingsinrichting kan bij voorbeeld op eenvoudige wijze worden bediend via schakelaars, die zijdelings aan de cirkelvormige baan van de schalen zijn geplaatst, zodat bij het bewegen van een 30 schaal langs de monding van het invoerglijorgaan ook een dier-lichaam wordt vrijgegeven en naar binnen kan glijden. Als werkcilinders voor de versperelementen zijn in het bijzonder pneumatische cilinders geschikt.

Verder heeft de afscheidingsinrichting een inschuifele-35 ment, dat aangrijpt op een dierlichaam. Dit inschuifelement versnelt het dierlichaam, dat is vrijgegeven voor het versperelement, zodat dit lichaam met een zwaai in de passerende schaal van de inrichting wordt getransporteerd. JDfeze versnelling is daarbij zodanig, dat lichamen van dieren, die in 40 het invoerglijorgaan naglijden, pas weer stoten tegen het ver- 8201782 - 4 - sperelement, wanneer dit element na het passeren van het dier-lichaam, dat is geschoven in een langsbewegende schaal, weer in de versperstand is gebracht.

Als inschuifelement is bij voorbeeld een draaiende bor-5 stelrol geschikt, waarvan de borstels· aangrijpen op het oppervlak van het naar binnen te schuilen dier lichaam zonder dit te beschadigen. Natuurlijk kunnen ook andere inschuifelementen, zoals mechanische stangenstelsels en werkcilinders worden gebruikt, maar daarbij is het gevaar groter, dat het lichaam 10 van het dier wordt beschadigd.

De inrichting heeft de cirkelvormige baan, die is voorzien van verscheidene schalen, waarbij iedere schaal zwenk-baar is om een horizontale as. Daardoor kan de schaal met het lichaam van het dier ten opzichte van de slachthaken in 15 loodrechte richting worden bewogen. Als stuurinrichting voor deze loodrechte beweging is een gebogen rail aangebracht, waar langs met iedere schaal verbonden rólnokken zijn geleid, die de schaal zwenken om de horizontale as.

De schalen kunnen bij voorbeeld zijn aangebracht aan 20 een draaiend transportelement, dat in het overgeefgebied evenwijdig aan de transportbaan met de slachthaken loopt.

Het is echter ook mogelijk de schalen aan een caroussel aan te brengen. In plaats van de gebogen rail voor het besturen van de klapbeweging van de schalen om de horizontale as, 25 kunnen ook werkcilinders worden gebruikt, maar daardoor wor- . den de constructiekosten van de inrichting aanzienlijk verhoogd.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding waaruit verdere kenmerken volgens de uitvinding blijken, is in de 30 tekening weergegeven. Daarin tonen: fig. 1 schematisch een bovenaanzicht van de inrichting; fig. 2 schematisch een zijaanzicht van de inrichting volgens de snijlijn II-II in fig. 1 en fig. 3 schematisch een zijaanzicht van het invoerglij-35 orgaan van de inrichting volgens de snijlijn III-III in fig.l.

In fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van de inrichting weergegeven, waarmede het overgeven van slachtpluimvee: ·, dat wordt verkregen aan de afgeefzijde van een bewerkings-station, aan de slachthaken 1 van een transportbaan 2 moge-40 lijk is. De voortbewegings--«".richting van de transportbaan 2 8201782 - 5 - correspondeert met pijl 3,

De inrichting bestaat in hoofdzaak uit een op een cirkelvormige baan zonder einde draaiende reeks naast elkaar geplaatste schalen 4, die door middel van een niet verder weer-5 gegeven aandrijving, bij voorbeeld van een electromotor met aandrijving, draaien·, in de richting van de pijl 5. De draaisnelheid is gelijk aan de voortbewegingssnelheid van de transportbaan 2. Met 6 is het afgeefeinde van .de afschei-dingsinrichting weergegeven, die een slachtpluimveelichaam 10 7 transporteert op de telkens passerende schaal 4.

De vrije einden van de poten 8 van het slachtpluimvee-dierlichaam 7 steken over de buitenste begrenzing van de schaal heen. De inrichting is zodanig naast de transportbaan 2 geplaatst, dat de banen van de vrije einden van de poten 8 15 van het slachtpluimveer-dierlichaam en van de slachthaken 1 van de transportbaan 2 elkaar snijden. De poten worden idüs in de slachthaken 1 geleid, klemmen vast en de slachthaken trekken het slachtpluimvee van de schalen, zodra de omloop-. baan van de schaal en de transportbaan van de slachthaken 20 zich weer van elkaar verwijderen.

In fig. 2 is schematisch een zijaanzicht in doorsnede volgens de. lijn II-II in fig. 1 weergegeven. Een schematisch aangeduide machinestaander 9 draagt omkeerwielen, die in fig.

1 zijn aangeduid en de cijfers 10 en 11 hebben. De omkeer-25 wielen worden aangedreven en bewegen een draaien! transport-element bij voorbeeld een ketting 12, die op regelmatige afstanden is voorzien van houders 13. Deze houders hebben aan het boveneinde een vork 14, die grijpt om een geleidings-buis 15 van een cirkelvormige baan . De vrije einden van de 30 vork zijn voorzien van rolelementen 16, die lopen op het ge-leidingselement 15. De bevestiging kan dus op het geleidings-element 15 draaien doordat hij wordt medegesleept door de ketting 12.

Aan het ondereinde van iedere bevestiging is een haaks 35 gebogen arm 17 gelegerd, die zwenkbaar is om de horizontale as 18. De haaks gebogen arm is uitgevoerd als tweearmige hefboom, waarvan êên hefboomarm de schaal 4 draagt voor het opnemen van een lichaam 7 van slachtpluimvee. Het einde van de andere hefboomarm is voorzien van een rolelement 19, dat is 40 geleid langs een evenals de cirkelvormige baan van de schalen 8201782 - 6 - 5 draaiende gebogen rail 2Q.

Het verloop van de gebogen rail is zodanig gekozen, dat de schaal 4 wordt gezwenkt om de loodrechte as 18 naar omlaag, wanneer de poten van het lichaam 7 van het slachtpluimvee met 5 de slachthaak 1 van de transportbaan 2 zijn bijeen gebracht, zoals het geval is op de rechter zijde van de in fig. 2 weergegeven tekening. In deze stand zijn de enkeleinden van de poten 8 in de slachthaken geklemd.

Zodra het dierlichaam door slachthaken van de schaal 4 10 is getrokken, wordt de schaal door de gebogen rail 20 weer naar boven gezwenkt en wel bij voorkeur in een schuin naar boven hellende stand. Een dergelijke stand heeft onder andere het voordeel, dat de slachtpluiirvee-d^rlicriarfien tijdens het transport op de draaiende cirkelvormige baan van de inrichting 15 door centrifugale kracht niet uit de schalen naar buiten kunnen worden geslingerd.

Fig. 3 toont schematisch een zijaanzicht van ds afschei-dingsinrichting 6, waarmede de draaiende schalen 4 worden gevuld. Gelijke constructiedelen van de inrichting, die de draai-20 ende schalen leidt, zijn voorzien van dezelfde verwijzings-cijfers.

De afscheidingsinrichting 6 bestaat in hoofdzaak uit een invoerglijorgaan 21, dat is uitgevoerd als hellende goot van plaatmetaal. In het invoerglijorgaan worden aan de af-25 geefzijde van een bewerkingsstation verkregen slachtpluimvee-dierlichamen 7 achter elkaar ingevoerd en glijden tot voor het versperelement 22 aan het vrije einde van de zuiger 23 van een pneumatische cilinder 24.

Daarbij is belangrijk, dat de dierlichamen met naar onder 30 uitstekende poten naar voren glijden tot voor het versperelement .

De pneumatische cilinder is via geschikte, niet verder beschreven stuurinrichtingen zodanig bedienbaar, dat het versperelement naar boven wordt getrokken, zodra een omlo-35 pende schaal 4 staat voor het einde van het invoerglijorgaan 21.

De afscheidingsinrichting 6 is voorzien van een roterende borstelrol 25, die roteert in de pijlrichting, waarbij de borstels van de borstelrol aangrijpen op het slachtpluim-40 vee-dierlichaam, dat stoot tegen het versperelement 22. Wan- 8201782 - 7 - neer het versperelement 22 naar boven is grtrokken, omdat de schaal 4 staat voor het einde van het invoerglijorgaan, transporteert de bors'telrol 25 het slachtpluimvee-dierli- chaam 7 met een zwaai in de schaal 4. Efen volgend slachtpluim- 5 vee^ierlichaam .glijdt.door de helling van het invoerglijorgaan 21 tot voor het versperelement 22 dat weer is gebracht in de versperstand, en wordt pas vrijgegeven, wanneer een volgende schaal weer staat voor het einde van het invoerglijorgaan.

-Conclusies- 8201782

Claims (10)

1. Werkwijze voor het overgeven van slachtpluimvee, dat voortdurend afzonderlijk wordt verkregen aan de afneemzijde van een bewerkingsstaton, aan. de slachthaken van een transportbaan, die leidt naar het volgende bewerkingsstation, 5met het kenmerk, dat elk afzonderlijk stuk van het slachtpluimvee. (7} door een inrichting zodanig wordt geleid, dat de vrije einden van zijn poten (8) en telkens een bijbehorende slachthaak (11 van de transportbaan (2) zich bewegen op banen die elkaar snijden*

2. Werkwijze volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de poten (81 en de slachthaken (1} in het overgeef gebied beiialve.ilde elkaar snijdende baanvlakkenin een ongeveer loodrecht vlak ten opzichte van elkaar worden bewogen.

3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een invoerglij-orgaan (211 met een periodiek werkende afscheidingsinrich-ting (61 , door ongeveer horizontaal gerichte schalen (4), die op eencirkelvormige baan evenwijdig aan de transportbaan 20 (21 met slachthaken (1} beweegbaar en langs de afscheidings-inrichting leidhaar zijn, voor het opnemen van afzonderlijke dierljbhamen (71, die zijn afgegeven door de afscheidings-inrichting van het invoerglijorgaan, en door een stuurinrichting, die de· schalen en de slachthaken aanvullend beweegt in een onge- 25 veer loodrecht vlak ten opzichte van elkaar.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat als invoerglijorgaan (21) een hellende goot van plaatmetaal is aangebracht, die uitmondt voor de cirkelvormige baan van de schalen (4) met een einde, dat de 30 afscheidingsinrichting (6) bezit.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4,met het kenmerk , dat de afscheidingsinrichting (6) een ver-sperelement (22) heeft, dat periodiek uitsteekt in het invoerglij orgaan (21) .

6. Inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat als versperelement (22) een aan het vrije einde 8201782 ^ > — 9 " ' van de zuiger (231 van een werkcilinder (241 aangebracirte verdikking wordt gebruikt.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 3-6, met het kenmerk, dat de afscheidingsinrichting (61 een 5 inschuif element heeft,, dat aangrijpt op een dierlichaam (71 · 8. inrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk, dat als inschuifelement een horstelrol (25) is aangebracht.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 3-8, met lOhet kenmerk, dat iedere schaal (4) zwenkbaar is om een horizontale as (181.

10. Inrichting volgens conclusie 3 of 9, m e t het k e n m e r k , dat als stuurinrichting een gebogen rail (201 is aangebracht, waarlangs met iedere schaal (4) verbonden rol-15 nokken (191 zijn geleid, die de schaal zwenken om de horizontale as (181.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 3-10, met het kenmerk, dat de schalen (4) zijn aangebracht aan een draaiend transportelement (12], dat in het overgeef- 20 gebied evenwijdig aan de transportbaan (2) met de slachthaken (11 loopt. 8201782