NL9002710A - Werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen en inrichting voor het toepassen van deze werkwijze. - Google Patents

Werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen en inrichting voor het toepassen van deze werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL9002710A
NL9002710A NL9002710A NL9002710A NL9002710A NL 9002710 A NL9002710 A NL 9002710A NL 9002710 A NL9002710 A NL 9002710A NL 9002710 A NL9002710 A NL 9002710A NL 9002710 A NL9002710 A NL 9002710A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
members
incontinence device
conduit
urethra
Prior art date
Application number
NL9002710A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bristol Myers Squibb Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bristol Myers Squibb Co filed Critical Bristol Myers Squibb Co
Publication of NL9002710A publication Critical patent/NL9002710A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F2/00Filters implantable into blood vessels; Prostheses, i.e. artificial substitutes or replacements for parts of the body; Appliances for connecting them with the body; Devices providing patency to, or preventing collapsing of, tubular structures of the body, e.g. stents
    • A61F2/0004Closure means for urethra or rectum, i.e. anti-incontinence devices or support slings against pelvic prolapse
    • A61F2/0009Closure means for urethra or rectum, i.e. anti-incontinence devices or support slings against pelvic prolapse placed in or outside the body opening close to the surface of the body
    • A61F2/0018Closure means for urethra or rectum, i.e. anti-incontinence devices or support slings against pelvic prolapse placed in or outside the body opening close to the surface of the body magnetic
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S128/00Surgery
    • Y10S128/25Artificial sphincters and devices for controlling urinary incontinence

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Urology & Nephrology (AREA)
  • Cardiology (AREA)
  • Oral & Maxillofacial Surgery (AREA)
  • Transplantation (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
  • Prostheses (AREA)
  • Absorbent Articles And Supports Therefor (AREA)
  • Magnetically Actuated Valves (AREA)

Description

Titel: Werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen en inrichting voor het toepassen van deze werkwijze.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen en meer in het bijzonder op een incontinentieregelinrichting voor vrouwen waarbij gebruik wordt gemaakt van een magnetisch te bedienen klep om de urineafscheiding te regelen, en een werkwijze voor het regelen van de urineafscheiding.
Urinaire incontinentie bij vrouwen is een veel voorkomende toestand, welke een gevolg kan zijn van een aantal verschillende oorzaken, waaronder ziekte, letsel of debiel-heid. Een incontinentietoestand wordt gewoonlijk gekenmerkt door een zwakte of totaal gemis aan werking van de spieren, welke de expantie en contractie van de urinaire kringspier regelen. Tot dusverre bestaan er geen bekende chirurgische ingrepen, die op een bevredigende wijze een incontinentietoestand corrigeren in die mate, dat de regeling van de blaas in hoofdzaak wordt hersteld.
Pogingen om de toestand van incontinentie te verbeteren omvatten het gebruik van passieve inrichtingen, zoals een opzamelzak, die door de gebruiker wordt gedragen om urine op te zamelen, wanneer deze uit de urethra lekt. Een bezwaar van deze constructie is, dat de blaas continu afvoert naar de opzamelbak zonder dat aan de gebruiker een regeling van de urineafscheiding wordt geboden. Een verder bezwaar van deze constructie is, dat de opzamelzak met de gebruiker dient mede te gaan en derhalve de activiteiten van de gebruiker belemmert. Weer een ander bezwaar is, dat de opzamelzak een baan voor bacteriële infectie kan verschaffen.
Absorberende vullichamen, overeenkomende met luiers, zijn een ander voorbeeld van een passieve remedie voor individuen met een incontinentietoestand. Absorberende lichamen hebben bezwaren, welke overeenkomen met die, welke zijn beschreven voor de opzamelzak en vereisen bovendien een frequente omwisseling.
Bij andere bekende inrichtingen, welke zich bezighouden met het probleem van incontinentie bij vrouwen zijn pogingen gedaan in de vorm van een afvoerregeling, en deze omvatten catheters, afvoersonden en dilatoren, zoals aangegeven in de Amerikaanse octrooischriften 4.194.508; 4.198.979 en 4.563.183. In het algemeen omvatten dergelijke bekende inrichtingen ook een uitwendig fluïdumopzamelstelsel, dat aan een gedeelte van het lichaam van de gebruiker is bevestigd.
In het algemeen zijn catheters, opzamelzakken en absorberende lichamen hinderlijk en lastig om te passen bij incontinentie, en zij vormen dikwijls een bron van moeilijkheden voor de gebruiker.
Pogingen om problemen, zoals het gemis aan regeling, groot volume, ongemak, moeilijkheden en het belemmeren van activiteiten hebben geleid tot de ontwikkeling van van kleppen voorziene incontinentieregelinrichtingen, waarbij de noodzaak tot uitwendige opzamelstelsels wordt geëlimineerd en het aan de gebruiker mogelijk wordt gemaakt om de stroom van urine uit het urinekanaal met de hand te regelen. Voorbeelden van dergelijke inrichtingen vindt men in de Amerikaanse octrooischriften 3.503.400; 3.731.670; 3.939.821 en 4.024.855.
In het Amerikaanse octrooischrift 3.503.400 is een met de hand te regelen klep in de urethra in de nabijheid van de blaas opgesteld. De klep wordt bediend door een kabel, welke zich door de urethra uitstrekt teneinde een toegang aan de buitenzijde door de gebruiker mogelijk te maken. Een dergelijke constructie voorziet, ofschoon hiermede een positieve afvoerregeling mogelijk wordt gemaakt, in een potentiële baan voor een bacteriële infectie van de urineleider en kan eveneens leiden tot ongemak voor de gebruiker tengevolge van het feit, dat de op de kabel uitgeoefende kracht via de urethra wordt overgedragen.
In het Amerikaanse octrooischrift 3.731.670 vereist een bi-stabiel magnetisch kleponderdeel een eerste magnetische beïnvloeding vanuit een gesloten positie naar een open positie en een tweede magnetische beïnvloeding vanuit de gesloten positie terug naar de open positie. Een dergelijke inrichting is, ofschoon deze aan de gebruiker enige mate van afvoer-regeling biedt, niet onfeilbaar. Wanneer bijvoorbeeld de klep onder invloed van een eerste bediening naar een open positie overgaat en de afvoer eindigt, kan een gebruiker vergeten een tweede bediening uit te oefenen om de klep weer in de gesloten positie terug te brengen, of aannemen, dat de klep door beïnvloeding in de gesloten toestand is teruggebracht, terwijl de klep nog steeds in de open positie blijft. Indien de klep op een onbeoogde wijze in de open positie wordt gelaten, zal een onverwachte afvoer het gevolg zijn,
In de Amerikaanse octrooischriften 3.939.821 en 4.024.855 worden magnetische kleponderdelen om de urethra van de gebruiker geïmplanteerd en vereisen deze uitwendige beïnvloe-dingsorganen om te veroorzaken, dat de klep werkt. Dergelijke inrichtingen vereisen een chirurgische implantatie van de magnetische kleponderdelen. Indien bij deze inrichtingen operationele problemen optreden, kan het zijn, dat een verdere chirurgische ingreep nodig is.
Het is derhalve wenselijk te voorzien in een incontinentieregelinrichting voor vrouwen, welke door de gebruiker magnetisch kan worden beïnvloed met een in de hand te houden magneet teneinde de urineafvoer te regelen, welke betrekkelijk gemakkelijk kan worden gebruikt, welke de normale activiteit van de gebruiker niet op een ongerechtvaardigde wijze belemmert en geen chirurgische implantatie vereist.
Tot de verschillende oogmerken van de uitvinding kunnen worden genoemd het verschaffen van een incontinentieregelinrichting voor vrouwen voorzien van een magnetisch te beïnvloeden regelklep voor het regelen van de urineafvoer, een incontinentieregelinrichting voor vrouwen, welke zich in hoofdzaak geheel in het uretrale kanaal van de gebruiker bevindt, een incontinentieregelinrichting voor vrouwen, welke geen chirurgische implantatie vereist, een incontinentieregelinrichting voor vrouwen, welke door een manipulatie met de hand van een draagbare magneet kan worden beïnvloed, een incontinentieregelinrichting voor vrouwen, welke normaliter een urineafscheiding belet teneinde continentie te onderhouden en een dergelijke afvoer mogelijk maakt, door een eenvoudige manipulatie van een draagbare magneet, een incontinentieregelinrichting voor vrouwen, die voor een comfortabele installatie instelbaar is, en een werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen.
Volgens de uitvinding omvat de incontinentieregelinrichting voor vrouwen een leiding met een proximaal eind met een toevoeropening, bestemd voor het opnemen van urinaire fluïda, welke uit de blaas afkomstig zijn en een distaai eind met een afvoeropening via welke opening de urinaire fluïda worden afgevoerd.
Een magnetisch te bedienen afvoerregelklep, die zich bij het distale eind van de leiding bevindt, is bestemd om buiten de uretrale opening te worden opgesteld. Bij alle uitvoeringsvormen volgens de uitvinding kan het distale eindgedeelte van de leiding tussen de uretrale opening en de labia mojora worden ondersteund. De regelklep is derhalve toegankelijk voor een magnetische bediening met een draagbare, in de hand te houden magneet om de regelklep in een open toestand te brengen en de afvoer van urinaire fluïda via de leiding op een selectieve wijze te regelen. De toegankelijkheid van de regelklep voor een dergelijke magnetische bediening belemmert niet de algemene fysische activiteit van de gebruiker.
Bij ten minste één uitvoeringsvorm volgens de uitvinding steekt een kleponderdeel van de regelklep uit het distale eindgedeelte van de leiding wanneer de regelklep magnetisch in een open toestand wordt gebracht. Over het uitstekende gedeelte van het kleponderdeel is een afdichtmembraan aanwezig om een eventuele beweging van het kleponderdeel, wanneer dit uit het distale eindgedeelte van de leiding steekt, op te nemen.
In sommige uitvoeringsvormen volgens de uitvinding bevindt het magnetisch te bedienen gedeelte van de klep zich geheel binnen het distale eindgedeelte van de leiding wanneer de klep in een open toestand is gebracht.
Andere uitvoeringsvormen volgens de uitvinding voorzien in een plaatsing van de klep in een centraal axiaal gedeelte van de leiding, of bij een verschoven hoekgedeelte van de leiding, of in een uitstekende structuur van de leiding bij een distaai eindgedeelte daarvan.
De leiding omvat ook vasthoudorganen voor het stabiliseren van de installatiepositie van de leiding in de urethra. De vasthoudorganen omvatten een met de blaas samenwerkende structuur bij het proximale eindgedeelte en een verankeringsstructuur bij het distale eindgedeelte. De verankeringsstructuur heeft een zodanig vorm en afmeting, dat een opstelling tussen de meatus en de labia mojora mogelijk is. Bij een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan de verankeringsstructuur op een gewenste afstand van de met de blaas samenwerkende structuur worden ingesteld om overeen te komen met de lengte van het urinekanaal.
Alle uitvoeringsvormen volgens de uitvinding kunnen zijn voorzien van een lumen om een antimicrobiaal middel in de urethra in te brengen teneinde een bacteriale infectie te vermijden.
Bij het gebruik van de incontinentieregelinrichting voor vrouwen wordt de leiding zodanig in de urethra gepositioneerd, dat de afvoeropening van de leiding en de regelklep, welke de afvoer van het urinaire fluïdum via de afvoeropening regelt, vanaf de buitenzijde van de uretrale opening toegankelijk zijn.
De magnetisch te bedienen regelklep heeft een normaal gesloten stand en zal derhalve normaliter mogelijk maken, dat urinair fluïdum zich verzamelt zonder tussenkomst van de gebruiker. Wanneer de gebruiker dit wenst, kan zij de regelklep in een open toestand brengen door een magnetische bediening van het magnetisch te beïnvloeden onderdeel. Een dergelijke bediening geschiedt door het manipuleren van een draagbare magneet bij het distale eindgedeelte van de leiding, bijvoorbeeld door de magneet bij het distale eind te houden teneinde het magnetisch te beïnvloeden onderdeel aan te trekken of de magneet iets te bewegen teneinde een overeenkomstige beweging van het magnetisch te bedienen onderdeel in de klep te veroorzaken.
Wanneer de gebruiker de draagbare magneet bij het distale eindgedeelte van de klep houdt, wordt de klep in een open toestand gehouden teneinde een afvoer van urinair fluïdum mogelijk te maken. Wanneer de afvoer is beïndigd, maakt het verwijderen van de bedieningsmagneet ten opzichte van het distale eindgedeelte van de leiding het aan voorspannings-organen in de klep mogelijk om de klep automatisch naar de normale gesloten positie daarvan te bewegen. Als een beveiligingsfactor kunnen de voorspanningsorganen zodanig worden gekozen, dat de klep kan worden geopend bij een voorafbepaald drukniveau, waardoor de kans op letsel van de blaas of nieren in verband met een te grote drukopbouw in de blaas wordt vermeden.
De gebruiker is derhalve onder normale omstandigheden in staat om de continentie op een passieve wijze te onderhouden en een urineafscheiding te verkrijgen onder gebruik van de bedieningsmagneet wanneer een dergelijke afvoer gewenst is.
De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een vereenvoudigde schematische anatomische afbeelding van de algemene plaats van een uitvoeringsvorm van een incontinentieregelinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een vergroot aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de kleporganen daarin, en wel in een normaal gesloten positie daarvan; fig. 3 een afbeelding, overeenkomende met die volgens fig. 2, waarbij de kleporganen in een open positie zijn aangegeven; fig. 4 een distaai eindaanzicht daarvan; fig. 5 een vereenvoudigd perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; fig. 6 een vereenvoudigde doorsnede daarvan, waarbij de kleporganen zich in een normaal gesloten positie bevinden; fig. 7 een afbeelding, overeenkomende met die volgens fig. 6, waarbij de kleporganen zich in een open positie bevinden; fig. 8 een vergrote vereenvoudigde schematische afbeelding, gedeeltelijk in doorsnede, van een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de kleporganen zich in een normaal gesloten positie bevinden; fig. 9 een distaai eindaanzicht daarvan; fig. 10 een vergroot, vereenvoudigd schematisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van weer een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de kleporganen zich in een normaal gesloten positie bevinden; fig. 11 een distaai eindaanzicht daarvan; fig. 12 een vergroot, vereenvoudigd schematisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de kleporganen zich in een normaal gesloten positie bevinden; fig. 13 een fragmentarisch detail daarvan, waarbij de kleporganen in een open positie zijn weergegeven; fig. 14 een distaai eindaanzicht daarvan; fig. 15 weer een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de kleporganen in een normaal gesloten positie zijn weergegeven; fig. 16 een afbeelding, overeenkomende met die volgens fig. 15, waarbij de kleporganen in een open toestand zijn aangegeven; fig. 17 en 18 vergrote, vereenvoudigde, schematische aanzichten, gedeeltelijk in doorsnede, van weer een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; fig. 19 een doorsnede van een magneethouder en deflatornaald voor de incontinentieregelinrichting; en fig. 20 een vereenvoudigd schematisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1, wanneer deze een deflatie ondergaat.
In de verschillende figuren van de tekening zijn overeenkomstige verwijzingen voor overeenkomstige onderdelen gebruikt.
Een incontinentieregelinrichting voor vrouwen overeenkomstig een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is in fig. 1-4 in het algemeen aangegeven met de verwijzing 10.
De inrichting 10 omvat een leiding 12 met een toevoer-opening 14 bij een proximaal eindgedeelte 16 en een afvoer-opening 18 bij een distaai eindgedeelte 20. De leiding 12 bezit eveneens een diametrale vergroting 21 bij het distale eindgedeelte 20. De toevoer- en afvoeropeningen 14 en 18 staan via een lumen 22, dat in de leiding 12 is gevormd, met elkaar in verbinding. Het lumen 22 vormt een afvoerkanaal voor urine uit de blaas 24 van een gebruiker naar de afvoeropening 18 van de leiding 12.
Teneinde een stabiliteit van de leiding 12 in de geïnstalleerde positie in de urethra 26 te onderhouden en een migratie van de leiding 12 ten opzichte van de urethra 26 te beletten, zijn verankeringsstructuren, groter dan de diameter van de urethra, bij de proximale en distale eindgedeelten 16 en 20 van de leiding 12 aangebracht. Zo bevindt zich bijvoorbeeld een met de blaas samenwerkend onderdeel, zoals een conventionele opblaasbare blaasballon 28 op de leiding 12, op een afstand van de toevoeropening 14, voor opstelling bij een halsgedeelte 30 van de blaas 24. Bovendien bevindt zich bij de diametrale vergroting 21 van de leiding 12 bij het distale eindgedeelte 20 een ovale of eivormige flens 32. De flens 32 is bestemd om buiten de uretrale opening 36 te worden opgesteld en tegen de meatus 37 te rusten. De flens 32 heeft een zodanige afmeting en vorm, dat een teruggaande beweging van de flens in het urinekanaal 26 naar de blaas 24 wordt belet. Indien gewenst kan de flens 32 ook andere geschikte vormen hebben, die een dergelijke teruggaande beweging beletten.
De ballon 28 wordt via een lumen 38 met een proximaal eind 40, dat uitmondt in het inwendige van de ballon 28 opgepompt. Het inflatielumen 38 staat niet in verbinding met het afvoerlumen 22.
Een inflatiecontroleklep, in het algemeen aangegeven bij 42, bevindt zich bij de diametrale vergroting 21 bij het distaai eind 44 van het inflatielumen 38 en de toegang hiertoe wordt verkregen via een kanaal 46 bij het distale eind 44. Inflatiefluïdum (niet afgebeeld) wordt derhalve via de con-troleklep 42 in de ballon 28 geïntroduceerd door een bekende inflatie-inrichting, zoals een (niet weergegeven) inflatie-injectiespuit in het kanaal 46 in te brengen. De injectiespuit voert fluïdum langs een door een veer voorgespannen kogel 48 om de ballon 28 op te blazen.
Ofschoon de verankeringsstructuur van de inrichting 10 is weergegeven door de opblaasbare blaasballon 28 en de flens 32 zal het de vakman duidelijk zijn, dat ook gebruik kan worden gemaakt van andere geschikte bekende verankeringsstructuren, zoals bijvoorbeeld niet-opblaasbare, samenklapbare uitstulpingen, Malecot-einden en spiralen.
Onder verwijzing naar fig. 2 en 3 is bij het distale eindgedeelte 20 van de leiding 12 in het gedeelte 21 met vergrote diameter een magnetisch te beïnvloeden klep aanwezig, die in het algemeen met 60 is aangeduid.
De klep 60 omvat een kleponderdeel 62 met een in het algemeen halve-bolvormige klepkop 64, welke is verenigd met een klepsteel 66. De klepkop 64 kan worden vervaardigd uit een geschikt elastomeer materiaal, zoals Silicon, en de klepsteel 66 kan worden vervaardigd uit een geschikt magnetisch aantrekkend of gemagnetiseerd materiaal, zoals neodymium-ijzer-boor of samarium-kobalt.
Het kleponderdeel 62 is glijdbaar beweegbaar in een klepkanaal 68 en wordt door een voorspanningsveer 74 naar een normaal gesloten positie voorgespannen, waarin de klepkop 64 samenwerkt met een klepzitting 78.
Wanneer het kleponderdeel 62 zich in de normaal gesloten positie daarvan bevindt, als weergegeven in fig. 2, bevindt de klepsteel 66 zich op een voorafbepaalde afstand van een eind-vlak 72 van het gedeelte 21 met vergrote diameter.
De incontinentieregelinrichting 10 wordt op een conventionele wijze in de urethra 26 ingebracht, overeenkomende met die, waarbij een Foley-catheter wordt ingebracht. Na het inbrengen van de inrichting 10 kan een geschikte bekende injectiespuit- of inflatieverbindingsinrichting (niet afge-beeld), worden gebruikt om inflatiefluïdum direct in het inflatielumen 38 via het toegangskanaal 46 en de klep 42 in te brengen om de ballon 28 op te blazen.
De inrichting 10 is dan geïnstalleerd, zoals schematisch in fig. 1 is aangegeven. Wanneer de klep 60 zich in een normaal gesloten positie bevindt, zoals weergegeven in fig. 2, kan geen urine via het afvoerlumen 22 worden afgevoerd en zamelt deze zich derhalve in de blaas 24 op.
De normaal gesloten positie van de klep 60 onderhoudt de continentie voor de gebruiker.
Wanneer een afscheiding uit de blaas gewenst is, manipuleert de gebruiker een draagbare bedieningsmagneet 76 bij het eindoppervlak 72 van de leiding 12 bij de opening 70. De magneet 76 kan bestaan uit neodymium-ijzer-boor en polysulfon. De magneet 76 overwint de voorspanningskracht van de voor-spanningsveer 74 en trekt het kleponderdeel 62 van de klep-zitting 78 af, zoals weergegeven in fig. 3, teneinde de klep 60 in een open toestand te brengen. Het aantrekken van het kleponderdeel 62 door de magneet 76 veroorzaakt, dat de klepsteel 66 zich naar het eindvlak 72 beweegt. Het kleponderdeel 62 zal in de magnetisch aangetrokken positie daarvan, overeenkomende met de open toestand van de klep 60 blijven, zolang als de bedieningsmagneet 76 dicht bij het kleponderdeel 62 wordt gehouden.
Wanneer de klep 60 zich in de open toestand bevindt, kan fluïdum vanuit de blaas via het afvoerlumen 22 stromen om uit de afvoeropening 18 te worden afgevoerd. De afvoer uit de blaas kan op een eenvoudige en geschikte wijze in een toilet plaatsvinden op dezelfde wijze alsof de afvoer geschiedt door individuen/ welke geen incontinentieinrichting vereisen.
Nadat de afvoer uit de blaas is voltooid, verwijdert de gebruiker de magneet 76 van het eindvlak 72 van de leiding 12, waardoor het kleponderdeel 62 naar de normaal gesloten positie daarvan kan terugkeren onder invloed van de voorspanningsveer 74.
De inrichting 10 herstelt derhalve de continentie en biedt de gebruiker een volledige regeling van de afvoer van de blaas zonder belemmeringen en zonder dat uitwendige opzamel-inrichtingen of bedieningsstructuren, die zich uit het lichaam uitstrekken, nodig zijn.
De magneet 76 kan in een zak, een zakboek worden medegevoerd of kan een decoratieve vorm hebben om aan een halsketting of armband voor een gemakkelijke toegang te worden gedragen. Andere opties omvatten het vormen van de magneet voor onderbrengen in een sleutelhouder of aan een sleutel-ketting, of als deel van een ring.
Verwijzende naar fig. 19 omvat bij wijze van voorbeeld een draagbare magneethouder 300 een huis 302, dat de magneet 76 bevat. Indien gewenst kan het huis 302 ook zijn voorzien van een deflatorinrichting 304, welke is voorzien van een deflatornaald 306, die uit een van schroefdraad voorzien hals-gedeelte 308 steekt. De naald 306 bezit een toevoeropening 310 en een afvoeropening 312. Het van schroefdraad voorziene hals-gedeelte 308 wordt in een hol houderonderdeel 314 geschroefd, dat voorzien is van een sleutelketting of halsketting 316.
Verwijzende naar fig. 20 is de deflatornaald 304 zodanig gedimensioneerd, dat deze past in het toegangskanaal 46 van de inflatieklep bij het gedeelte 21 met vergrote diameter.
Wanneer een deflatie van de blaasballon 28 nodig is, wordt de deflatorinrichting 304 uit het houderonderdeel 314 geschroefd en wordt de naald 306 tegen de kogel 48 van de klep 42 gedrukt om de klep 42 te openen. Fluïdum kan derhalve uit de ballon 28 via het lumen 38, langs de klep 42 naar de opening 310 van de naald 306 vloeien teneinde via de afvoeropening 312 te worden afgevoerd.
De magneethouder 300 heeft bij voorkeur een cilindervorm met een totale lengte van bij benadering 5 cm en een diameter van ongeveer 1,5 cm. Indien de deflatorinrichting 304 uit de magneethouder 300 wordt weggelaten, kan de totale lengte van de magneethouderinrichting wat afmeting betreft worden gereduceerd tot minder dan 2,5 cm.
Als een ander alternatief voor het verwijderen van de inrichting 10 uit de urethra 26 kan, indien een dergelijke verwijdering gewenst is, het distale eind 20 van de leiding 12 bij de diametrale verdikking 21 worden afgesneden met een geschikte inrichting, zoals een schaar, in een punt, stroomopwaarts ten opzichte van de klep 42. Het lumen 38 kan derhalve in een afvoer voorzien teneinde de ballon 28 te ontspannen. Wanneer de ballon 28 eenmaal is ontspannen, kan de leiding 12 gemakkelijk uit de urethra 26 worden getrokken en worden weggeworpen.
Indien gewenst kan de inrichting 10 worden geïncorporeerd met een (niet afgebeeld) gesloten inflatiestelsel, waarbij de ballon 28 in verbinding staat met een (niet weergegeven) inflatiereservoirballon. De reservoirballon is met het inflatiekanaal 38 verbonden voor communicatie met de controle-klep 42. Het inflatiereservoir elimineert de noodzaak tot een injectiespuit of inflatieverbindingsinrichting. Een op de reservoirballon uitgeoefende druk na het installeren van de inrichting 10 in de urethra 26, veroorzaakt, dat de controle-klep 42 in het inflatielumen 38 wordt geopend, waardoor de ballon 28 zich kan ontspannen. Het inflatiereservoir kan worden verwijderd nadat het installeren van de inrichting 10 is voltooid. Bij deze variant van de inrichting 10 geschiedt het verwijderen eveneens op dezelfde wijze als boven is beschreven, bijvoorbeeld onder gebruik van de deflatie-inrichting 304, of een schaar stroomopwaarts ten opzichte van de controleklep 42 om het inflatielumen 38 door te snijden.
Een andere uitvoeringsvorm van een incontinentieregel-inrichting voor vrouwen is in het algemeen aangegeven bij 80 in de fig. 5-7. De inrichting 80 omvat een leiding 82 met een afvoerlumen 84. Het afvoerlumen 84 is voorzien van een toe-voeropening 86 bij een proximaal eind 88 van de leiding 82, dat in verbinding staat met een blaasballon 90, en een afvoer-opening 92 bij een distaal eind 94 van de leiding 82. Een magnetisch te beïnvloeden klep 96 bij het distale eind 94 regelt de afvoer van fluïdum via de afvoeropening 92.
Het distale eind 94 van de leiding 82 omvat ook een gedeelte 98 met vergrote diameter voorzien van een flens 100 waarvan de vorm overeenkomt met die van de flens 32 van de inrichting 10.
De klep 96 omvat een kogel 104, welke in een normaal gesloten positie tegen een klepzitting 106 wordt gehouden en wel door een magnetisch onderdeel 108 met een steelgedeelte 110. De kogel 104 kan zijn vervaardigd uit Silicon of een ander geschikt elastomeer materiaal. Het magnetische onderdeel 108 wordt normaliter door een voorspanningsveer 112 tegen de kogel 104 voorgespannen teneinde de kogel 104 in een normaal gesloten positie, als aangegeven in fig. 6, te houden.
De inrichting 80 wordt op een soortgelijke wijze als die, welke voor de inrichting 10 is beschreven, in de urethra 26 ingebracht. De bediening van de inrichting 80 geschiedt door een magneet 114, welke overeenkomt met de magneet 76, bij het gedeelte 98 met vergrote diameter van de leiding 82 te brengen. De magneet 114 wordt zodanig gemanipuleerd, dat het magnetische onderdeel 108 van de klepzitting 106 wordt afbewogen. Een beweging van het magnetische onderdeel 108 vanaf de klepzitting 106 geeft de kogel 104 vrij ten opzichte van de klepzitting 106 en brengt de klep 96 in een open toestand, als aangegeven in fig. 7. De klep 96 blijft in de open toestand zolang als de magneet 114 bij het gedeelte 98 met vergrote diameter aanwezig is. De aanwezigheid van een magneet 114 overwint derhalve de voorspanningskracht van de veer 112.
Wanneer de klep 96 zich in de open toestand bevindt, kan fluïdum uit de blaas via het afvoerlumen 84 en langs de klep-zitting 106 stromen om via de afvoeropening 92 van de leiding 82 te worden afgevoerd. Wanneer de afvoer is voltooid wordt de klep 96 automatisch naar de gesloten positie van fig. 6 bewogen wanneer de magneet 114 ten opzichte van het gedeelte 98 met vergrote diameter wordt verwijderd. Het verwijderen van de magneet 114 maakt het aan de veer 112 mogelijk het magnetische onderdeel 106 en de kogel 104 in de klepsluitpositie te drukken, waarin de kogel 104 weer tegen de klepzitting 106 rust.
Weer een andere uitvoeringsvorm van een incontinentie-regelinrichting voor vrouwen is in de fig. 8 en 9 in het algemeen aangegeven bij 120. De incontinentieregelinrichting 120 omvat een leiding 122 met een afvoerlumen 124 voorzien van een toevoeropening 126 en een blaasballon 128 bij het proxi-male eindgedeelte 129. Een flens 130 waarvan de vorm overeenkomt met die van de flens 32, bevindt zich bij een distaai eindgedeelte 134 van de leiding 122.
Een inflatiecontroleklep 136, overeenkomende met de inflatiecontroleklep 42, is in de flens 130 bij een distaai eind van het inflatielumen 138 gevormd, dat bij 140 in de kamer van ballon 128 uitkomt. De inflatiecontroleklep 136 kan via een toegangskanaal 141 door een bekende inflatieinrichting worden bereikt.
Het distale eindgedeelte 134 van de leiding 122 omvat een afvoerregelklep 142 met een klephuls 144, die op een geschikte wijze zoals bijvoorbeeld door binden met de flenzen 130 en 132 is verenigd. De klephuls 144 kan uit Silicon bestaan. Indien gewenst kan de klephuls 144 als een integraal verlengstuk van het distale eindgedeelte 134 zijn uitgevoerd, zoals bij de inrichting 10 en 80.
De klephuls 144 omvat een afvoeropening 146 en een klep-kamer 148, waarin een kogel 104, een magnetisch onderdeel 108 en een voorspanningsveer 112 zijn ondergebracht. De voor-spanningsveer 112 is aangebracht om een steel 110 van het magnetische onderdeel 108 om het magnetische onderdeel 108 tegen de kogel 104 te drukken, waardoor derhalve de kogel 104 normaliter rust in een klepzitting 150, die bij het distale eind 134 van de leiding 122 is gevormd. De afvoeropening 146 en de klepkamer 148 vormen voortzettingen van het afvoer-lumen 124.
De incontinentieinrichting 120 wordt op een wijze, overeenkomende met die, welke eerder voor de inrichting 10 is beschreven, geïnstalleerd en gebruikt. De klep 142 wordt door de kracht van de voorspanningsveer 112 tegen het magnetische onderdeel 108 in een normaal gesloten positie gehouden, waarbij het magnetische onderdeel 108 op zijn beurt de kogel 104 tegen de klepzitting 150 houdt. Op deze wijze kan in de blaas (niet weergegeven) fluïdum worden opgezameld.
Wanneer een afvoer van het fluïdum uit de blaas gewenst is, wordt een magneet 152, overeenkomende met de magneet 76, bij het distale eind 134 van de leiding 122 bij de klephuls 144 gebracht. De magneet 152 trekt het magnetische onderdeel 108 naar de afvoeropening 146, waardoor de kogel 104 van de klepzitting 150 wordt verwijderd. De door de magneet 152 uitgeoefende magnetische kracht is voldoende om de weerstand van de voorspanningsveer 112 te overwinnen en een vrijgeven van de kogel 104 ten opzichte van de klepzitting 150 mogelijk te maken. Een beweging van het magnetische onderdeel 108 naar de afvoeropening 146 wordt begrensd door een ringvormige verhoging 151, die in de klephuls 144 is gevormd.
Fluïdum, dat in de blaas is opgezameld, kan derhalve via het afvoerlumen 124 langs de klepzitting 150 stromen om via de afvoeropening 146 van het klephuis 142 te worden afgevoerd. Wanneer de afvoer is voltooid, wordt de magneet 152 weer van de klephuls 144 afbewogen om het mogelijk te maken, dat de voorspanningsveer 152 het magnetische onderdeel 108 weer tegen de kogel 104 drukt, teneinde de kogel 104 tegen de klepzitting 150 te drukken. De klep 142 wordt derhalve automatisch naar de normaal gesloten positie daarvan teruggevoerd om een afvoer uit de blaas tegen te gaan.
Een verdere uitvoeringsvorm van een incontinentieregel-inrichting voor vrouwen is in het algemeen met 170 in de fig. 10 en 11 aangegeven.
De inrichting 170, welke is voorzien van een leiding 171, verschilt van de inrichting 120 door de aanwezigheid van een magnetisch te beïnvloeden klep 172, welke niet is voorzien van een uitstekende klephuls. De klep 172 is binnen de veranke-ringsflens 174 van de leiding 171 ondergebracht. De flens 174 heeft een soortgelijke vorm als de flens 32 van de inrichting 10. Tevens is in de flens 174 een afvoeropening 180 gevormd.
De klep 172 omvat een kleponderdeel 184 met een half-bolvormig kopgedeelte 186, overeenkomende met het halve-bolvormige kopgedeelte 64 van de klep 60. Het kleponderdeel 184 omvat ook een magnetische klepsteel 188, overeenkomende met de klepsteel 66 van de klep 60.
Een voorspanningsveer 194, overeenkomende met de veer 112, is om de klepsteel 188 aangebracht om het kleponderdeel 184 in een normaal gesloten positie te drukken, waarin het kopgedeelte 186 tegen een klepzitting 196 rust, welke zitting is gevormd in een tussengelegen gedeelte van een fluïdum-afvoerkanaal 198 in de leiding 171. De afvoeropening 180 is een voortzetting van het afvoerkanaal 198. De inrichting 170 komt overigens wat constructie betreft overeen met de inrichting 120.
De inrichting 170 wordt op een wijze, overeenkomende met die, welke eerder voor de inrichting 10 is beschreven, geïnstalleerd en bedreven. Om een urineafvoer mogelijk te maken, wordt een draagbare magneet 198, overeenkomende met de magneet 152, bij de opening 190 gebracht om het kleponderdeel 184 van de klepzitting 196 te trekken, waardoor de klep 172 in een open toestand wordt gebracht. Wanneer de klep 172 zich in een open toestand bevindt, is de klepsteel 188 naar een distaai eindvlak 192 van de flens 174 verschoven en stroomt fluïdum via het afvoerkanaal 198 om bij de afvoeropening 180 te worden afgevoerd.
Een verdere uitvoeringsvorm van een incontinentieregel-inrichting voor vrouwen is in de fig. 12-14 in het algemeen met 200 aangeduid.
De inrichting 200 omvat een leiding 202 met een afvoer-lumen 204 voorzien van een toevoeropening 206 bij een proxi-maal eind 208 en een afvoeropening 209 bij een distaai eind-gedeelte 210. Het distale eindgedeelte 210 van de leiding 202 omvat een vergrote distale sectie 211 en een flens 212, die in vorm overeenkomt met de flens 32.
Een klep 216 is bij het distale eindgedeelte 210 tussen de vergrote distale sectie 211 en de flens 212 aangebracht. De klep 216 omvat een kleponderdeel 220 met een losse kop 222, en een steelgedeelte 224, dat is vervaardigd uit een geschikt magnetisch materiaal van het eerderbeschreven type. De klep 216 omvat voorts een voorspanningsveer 218, welke de kop 222 normaliter tegen een klepzitting 226 drukt. De klep 216 omvat ook een hellend buiteneindvlak 228.
De inrichting 200 is verder voorzien van een inflatie-lumen 232 voor het opblazen van een blaasballon 240 en een lumen 234 voor het toevoeren van een geschikt bekend anti-microbiaal middel aan de urethra (niet weergegeven). Het inflatielumen 232 is toegankelijk via een toegangskanaal 233 bij een eindvlak 235 van de vergrote sectie 211 via een con-troleklep, die in het algemeen is aangegeven met de verwijzing 236. Het inflatielumen 232 omvat een afvoereind 238, dat in verbinding staat met het inwendige van de ballon 240. Het lumen 234 is ook toegankelijk bij het eindvlak 235 van de vergrote sectie 211 en omvat een proximaal open uiteinde 242 in de wand van de leiding 202. De opening 242 bevindt zich op een voorafbepaalde afstand van de flens 212 om ervoor te zorgen, dat deze opening zich bij een proximaal eindgedeelte van de urethra bevindt.
De inrichting 200 wordt op een wijze, overeenkomende met die, welke eerder voor de inrichting 10 is beschreven, geïnstalleerd. Ook de werking van de inrichting 200 komt overeen met die, welke eerder voor de inrichting 10 is beschreven.
Derhalve wordt een draagbaar magnetisch bedieningsonderdeel (niet weergegeven) tegen het eindvlak 228 van de klep 216 gebracht om het kleponderdeel 220 in een open positie te brengen doordat de klepsteel 224 magnetisch naar het eindvlak 228 wordt getrokken (zie fig. 13). Wanneer het kleponderdeel 220 zich in een open toestand bevindt, kan fluïdum vanuit de blaas via het lumen 204 langs de klepzitting 226 vloeien om via de afvoeropening 209 te worden afgevoerd. Het verwijderen van de magneet maakt het mogelijk, dat de klep 216 automatisch wordt gesloten.
De toegang tot het lumen 234 voor het inbrengen van een antimicrobiaal middel geschiedt op dezelfde wijze als bij het lumen 232, en het lumen wordt gebruikt om een antimicrobiaal middel in de urethra te doen spoelen teneinde een beveiliging tegen infectie van de urethra te verkrijgen.
Opgemerkt wordt, dat aangezien de klep 216 ten opzichte van de longitudinale hartlijn van de leiding 202 is verschoven en zich op een afstand van de afvoeropening 209 bevindt, de vergrote distale sectie 211 een relatief kleinere afmeting kan hebben dan de secties 21 en 98 met vergrote diameter van de inrichtingen 10 en 120.
Bij een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, welke een variant van de inrichting 200 is, is het lumen 234 voor het inbrengen van antimicrobiaal materiaal uit de inrichting 200 weggelaten. De verdere uitvoeringsvorm komt overigens overeen met de inrichting 200.
Weer een andere uitvoeringsvorm van een incontinentie-regelinrichting voor vrouwen is in de fig. 15 en 16 in het algemeen met 250 aangegeven. De structuur van het proximale eindgedeelte (niet afgebeeld) en de structuur tussen de proximale en distale eindgedeelten (niet afgebeeld) van de inrichting 250 omvat een leiding, een blaasballon en een infusielumen, overeenkomstig de structuur van de eerder-beschreven uitvoeringsvormen, en deze zijn hier terwille van de eenvoud weggelaten.
De inrichting 250 omvat een fluïdumafvoerkanaal 252 met een afvoeropening 254 bij een distaai eindgedeelte 256. Het distale eindgedeelte 256 is voorzien van een regelklep 258 op een plaats, overeenkomende met de plaats van de klep 60 van de inrichting 10. De klep 258 omvat een kogel 260, een magnetisch onderdeel 262 en een voorspanningsveer 264, welke laatste dient om het magnetische onderdeel 262 tegen de kogel 260 te drukken teneinde de kogel 260 in een normaal gesloten positie tegen een klepzitting 266 te houden.
De klep 258 omvat voorts een veerkrachtige membraan-afdichting 268 bij een eindvlak 270. De membraanafdichting 268 kan zijn gevormd uit een geschikt biocompatibel materiaal, zoals Silicon.
De inrichting 250 wordt op een wijze, overeenkomende met die, welke eerder voor de inrichting 10 is beschreven, geïnstalleerd. De klep 258 van de inrichting 250 bevindt zich in een normaal gesloten positie, waardoor een afvoer van. fluïdum wordt belet. Wanneer een afvoer van fluïdum gewenst is, wordt de klep 258 magnetisch door een draagbare magneet 272 (fig. 15) in een open toestand gebracht. Een dergelijke beïnvloeding geschiedt door de draagbare magneet 272 bij het membraan 268 te brengen teneinde het magnetische onderdeel 262 van de klepzitting 266 af te bewegen, waardoor de kogel 260 ten opzichte van de klepzitting 258 wordt vrijgegeven. Fluïdum kan derhalve via het afvoerlumen 252 langs de klepzitting 266 stromen om via de opening 254 te worden afgevoerd. Het verwijderen van het magnetische onderdeel 272 uit de nabijheid van het membraan 264 maakt het mogelijk, dat de klep 258 zijn normaal gesloten positie weer herneemt om de continentie van de gebruiker te behouden.
Opgemerkt dient te worden, dat alle hier beschreven inrichtingen kunnen zijn voorzien van een lumen voor het inbrengen van een antimicrobiaal middel in de urethra van het type, dat eerder voor de inrichting 200 is beschreven. Bovendien kunnen de voorspanningsveren van elke inrichting een voorafbepaalde vasthoudkracht uitoefenen, welke wordt over- wonnen bij een drukniveau, dat de mogelijkheid van een druk-beschadiging aan de urethra of blaas vermijdt, indien geen magnetisch bedieningsonderdeel ter beschikking staat.
Een andere uitvoeringsvorm van een incontinentieregel-inrichting voor vrouwen is in de fig. 17 en 18 in het algemeen met 276 aangegeven. De inrichting 276 omvat een leiding 278 met een afvoerlumen 280 voorzien van een toevoeropening 282 bij een proximaal eindgedeelte 284.
Een magnetisch te bedienen klep 60 bevindt zich in een gedeelte 286 met vergrote diameter bij een distaal eindgedeelte 288 van de leiding 278 en regelt de afvoer van fluïdum via het afvoerlumen 280. Het distale eindgedeelte 288 omvat ook een instelbare ei-vormige, ring-achtige flens 290, welke bij voorkeur bestaat uit een zacht elastomeer materiaal, zoals Silicon, en waarvan de vorm overeenkomt met de flens 32. Een circulaire opening 292 in de flens 290 heeft een zodanige afmeting, dat deze kan worden ondergebracht in een bepaalde uitsparing 294, welke aanwezig is tussen omtreksribben, zoals 295, 296, 297 en 298, die op de leiding 298 bij het gedeelte 286 met vergrote diameter zijn gevormd. De inrichting 276 komt overigens wat constructie betreft overeen met de inrichting 10 en is voorzien van een ballon 28, die bij het proximale eindgedeelte 284 aanwezig is en via een inflatielumen 38 kan worden opgeblazen. Een inflatieregelklep 42 bestuurt het toelaten van inflatiefluïdum aan de ballon 28.
De flens 290 is bij voorkeur relatief buigzaam vergeleken met de leiding 278 teneinde een axiale positionering van de flens 290 langs de leiding 278 bij de omtreksribben 295, 296, 297 en 298 te vereenvoudigen. De flens 290 kan op deze wijze selectief tussen elke twee naast elkaar gelegen omtreksribben 295, 296, 297 en 298 worden opgesteld om de plaats van de flens 290 ten opzichte van de ballon 28 te wijzigen. Bij een dergelijke constructie kan een bepaalde lengte van de leiding 278 tussen de ballon 28 en de flens 290 aanwezig zijn, en wel overeenkomende met de lengte van de urethra 26. De installatie en werking van de inrichting 276 geschiedt op een wijze, over eenkomende met die, welke eerder voor de inrichting 10 is beschreven.
Er dient op gewezen te worden, dat de afstand tussen het gedeelte 286 met vergrote diameter en de flens 290 in fig. 18 terwille van de duidelijkheid overdreven is voorgesteld. In werkelijkheid zal de sectie met vergrote diameter zich niet op een ongerechtvaardigde wijze voorbij de labia majora uitstrekken. Derhalve zal bij een instelsituatie het maximale en minimale instelgebied zodanig worden gekozen, dat een functionele en geschikte werking door de gebruiker wordt verzekerd.
Enige voordelen van de uitvinding, welke uit de bovenstaande toelichting blijken, omvatten een magnetisch te bedienen incontinentieregelinrichting voor vrouwen, welke door een gebruiker via een eenvoudige manipulatie van een draagbare in de hand te houden magneet kan worden bedreven. Het in-continentieregelstelsel vereist geen uitwendig opzamelstelsel en vereist evenmin een chirurgische implantatie of een elektromagnetische bediening. De opstelling van de regelklep bij een distaal eindgedeelte van de afvoerleiding maakt een gemakkelijke toegang tot de klep voor een magnetische bediening door een gebruiker mogelijk. Verankeringsorganen, welke instelbaar kunnen zijn om de regelinrichting bij de urethra-opening te stabiliseren kunnen op een geschikte wijze tussen de labia-vouw en de meatus worden opgesteld. Derhalve heeft de gebruiker weinig moeilijkheden bij het uitvoeren van normale activiteiten, vergeleken met de bekende inrichtingen, welke het gebruik van uitwendige opzamelstelsels en componenten, die zich uit de labia uitstrekken, vereisen. Een verder voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is het vermogen van de gebruiker om een urine-afvoer te verkrijgen wanneer het geschikt is om dit te doen, en de continentie op andere tijdstippen te behouden.
Gezien het bovenstaande is het duidelijk, dat de oogmerken van de uitvinding wordt bereikt en andere gunstige resultaten worden verkregen.

Claims (28)

1. Incontinentieinrichting voor vrouwen gekenmerkt door leidingsorganen met een toevoeropening en een afvoeropening om urinaire fluïda uit de blaas op te vangen, te leiden en af te voeren, welke leidingsorganen zijn voorzien van een leidings-onderdeel, organen om het leidingsonderdeel in een zodanige voorafbepaalde positie ten opzichte van de urethra te houden, dat de toevoeropening bestemd is om urinair fluïdum uit de blaas op te nemen en de afvoeropening zich buiten de urethra bevindt, en magnetisch te bedienen kleporganen met een normaal gesloten positie, welke zodanig binnen de leidingsorganen in de nabijheid van de afvoeropening zijn opgesteld, dat de kleporganen zich buiten de urethra kunnen bevinden teneinde uit een punt buiten de urethra magnetisch uit de gesloten positie naar een open positie te worden bewogen, teneinde de stroom van urinair fluïdum via de leidingsorganen selectief te regelen voor afvoer via de afvoeropening.
2. Incontinentieinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kleporganen zijn voorzien van een magnetisch te beïnvloeden onderdeel, dat normaliter zodanig is gepositioneerd, dat de kleporganen in een gesloten positie worden gehouden.
3. Incontinentieinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kleporganen zijn voorzien van een kleponder-deel, dat normaal in de gesloten positie wordt gehouden, welk kleponderdeel uit de gesloten positie kan worden vrijgegeven door een magnetische beïnvloeding van de kleporganen om een beweging van het kleponderdeel uit de gesloten positie naar de open positie mogelijk te maken teneinde een stroom van urinair fluïdum via de leidingsorganen voor afvoer via de afvoeropening mogelijk te maken.
4. Incontinentieinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kleporganen verder zijn voorzien van organen om het kleponderdeel in de normaal gesloten positie daarvan te drukken.
5. Incontinentieinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kleporganen voorts zijn voorzien van een magnetisch te bedienen onderdeel, dat met het kleponderdeel kan samenwerken om het kleponderdeel in de gesloten positie te houden, waarbij het kleponderdeel vanuit de gesloten positie kan worden vrijgegeven bij een magnetische beïnvloeding van het magnetische onderdeel op een afstand van het kleponderdeel.
6. Incontinentieinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het magnetische onderdeel onder veerwerking tegen het kleponderdeel is voorgespannen.
7. Incontinentieinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kleporganen zijn voorzien van een kleponderdeel, dat normaal in de gesloten positie wordt gehouden, welk kleponderdeel naar de open positie kan worden bewogen door een magnetische beïnvloeding van de kleporganen teneinde een stroom van urinair fluïdum via de leidingsorganen voor afvoer via de afvoeropening mogelijk te maken.
8. Incontinentieinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de kleporganen verder zijn voorzien van organen om het kleponderdeel in de normaal gesloten positie te drukken.
9. Incontinentieinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de kleporganen zijn voorzien van een kleponderdeel met een verplaatsbaar afdichtvlak, welk kleponderdeel in axiale richting binnen de leidingsorganen, tussen een open kleppositie en een gesloten kleppositie, bij een magnetische beïnvloeding van de kleporganen kan worden bewogen.
10. Incontinentieinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het verplaatsbare afdichtoppervlak is uitgevoerd als een deel van een bol.
11. Incontinentieinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het verplaatsbare afdichtoppervlak is uitgevoerd als een deel van een halve bol.
12. Incontinentieinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het verplaatsbare afdichtoppervlak is uitgevoerd als een deel van een los kleponderdeel.
13. Incontinentieinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het kleponderdeel is vervaardigd uit magnetisch te beïnvloeden materiaal en uit de gesloten positie naar de open positie kan worden bewogen door een magnetische beïnvloeding van dit magnetisch te beïnvloeden materiaal.
14. Incontinentieinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kleporganen zijn voorzien van een magnetisch te beïnvloeden onderdeel, een klepkamer voor het opnemen van een verplaatsing van het magnetisch te beïnvloeden onderdeel en een veerkrachtig membraan om een gedeelte van de klepkamer af te sluiten, waarbij door een magnetische beïnvloeding van het magnetisch te beïnvloeden onderdeel de kleporganen in de open positie worden gebracht en een beweging van het magnetisch te beïnvloeden onderdeel naar het veerkrachtige membraan wordt veroorzaakt teneinde het veerkrachtige membraan af te buigen voor het opnemen van een voorafbepaalde beweging van het magnetisch te beïnvloeden onderdeel.
15. Incontinentieinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vasthoudorganen zijn voorzien van organen om een migratie van de kleporganen in de urethra te beletten, welke migratie-belettende organen een positionering van de afvoeropening buiten de uretrale opening mogelijk maken.
16. Incontinentieinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de, een migratie belettende organen zijn voorzien van een flensonderdeel, dat zich uit het geleidde onderdeel uitstrekt, welk flensonderdeel een voorafbepaalde afmeting voor het zelf onderbrengen binnen de labia majora bezit.
17. Incontinentieinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de leidingsorganen zijn voorzien van een distaai eindgedeelte, dat van de afvoeropening en de kleporganen is voorzien en waarbij de vasthoudorganen zijn voorzien van organen, die op het distale eindgedeelte aanwezig zijn om een migratie van de kleporganen in de urethra te beletten.
18. Incontinentieinrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de organen om een migratie te beletten zijn voorzien van een flens-achtig onderdeel op het geleidings-onderdeel, waarvan de contour zodanig is, dat dit tussen de uretrale meatus en de labia mojora past om een positionering van de afvoeropening buiten de uretrale opening mogelijk te maken.
19. Incontinentieinrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het leidingsonderdeel is voorzien van een proxi-maal eindgedeelte, dat de toevoeropening bevat, welk leidingsonderdeel een voorafbepaalde longitudinale afmeting heeft om zich door de urethra uit te strekken teneinde de afvoeropening buiten de urethra te positioneren, en waarbij de vasthoud-organen zijn voorzien van een met de blaas samenwerkend onderdeel, dat door het proximale eindgedeelte wordt ondersteund teneinde een verwijderen van de leidingsonderdelen uit de urethra te beletten.
20. Incontinentieinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de, een migratie belettende organen zijn voorzien van flensorganen aan het distale eindgedeelte van de leidings-organen.
21. Incontinentieinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de leiding is voorzien van een lumen met een toevoeropening bij het distale eindgedeelte van de leiding en een afvoeropening, die op een vooraf bepaalde afstand van de flensorganen is gelegen om met de urethra te communiceren teneinde het inbrengen van een antimicrobiaal middel via dit lumen in de urethra mogelijk te maken.
22. Incontinentieinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de, een migratie-belettende organen zijn voorzien van een flensonderdeel bij het distale eindgedeelte van de leidingsorganen, en organen om de afstand tussen het flensonderdeel en het met de blaas samenwerkende onderdeel in te stellen.
23. Incontinentieinrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de instelorganen zijn voorzien van een aantal in axiale richting op een afstand van elkaar gelegen omtreks-ribben en indeukingen, welke bij het leidingsonderdeel zijn gevormd, en het flensonderdeel bestaat uit een deformeerbaar, ringvormig, buigzaam onderdeel met een binnendiameter, welke groter is dan de buitendiameter van het leidingsonderdeel bij de indeukingen, doch kleiner is dan de uitwendige diameter van het leidingsonderdeel bij de genoemde ribben teneinde een selectieve axiale positionering van het flensonderdeel op het leidingsonderdeel bij een gekozen indeuking mogelijk te maken voor het verschaffen van een instelbaarheid van de lengte van de leiding, welke zich bevindt tussen het met de blaas samenwerkende onderdeel en het flensonderdeel voor een correlatie met de lengte van de urethra.
24. Incontinentieinrichting voorzien van een leiding met een proximaal eindgedeelte voorzien van een toevoeropening voor het opvangen van urinair fluïdum uit de blaas, een distaai eindgedeelte met een afvoeropening voor het afvoeren van urinair fluïdum, en een kanaal tussen de toevoer- en afvoeropening om het urinaire fluïdum uit de toevoeropening naar de afvoeropening te leiden, organen om de leiding in een voorafbepaalde positie ten opzichte van de urethra te houden, welke vasthoudorganen zijn voorzien van een positioneeronderdeel, dat bij het distale eindgedeelte van de leiding aanwezig is om te worden opgesteld tussen de urethrale opening en de labia mojora, waarbij dit positioneeronderdeel een voorafbepaalde dwarsdoorsnede-afmeting heeft, welke groter is dan de afmeting van de urethrale opening teneinde een proximale migratie van de leiding te beletten, kleporganen, die bij het distale eindgedeelte aanwezig zijn om de afvoer van urinair fluïdum via de afvoeropening te regelen, welke kleporganen bij het distale eindgedeelte langs magnetische weg vanuit een gesloten positie naar een open positie kunnen worden gebracht om de afvoer van urinair fluïdum uit de afvoeropening op een selectieve wijze te regelen.
25. Incontinentieinrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de kleporganen zijn voorzien van een magnetisch onderdeel, dat kan worden beïnvloed door een draagbare, met de hand te manipuleren magneet om de kleporganen uit de gesloten positie naar de open positie te bewegen.
26. Incontinentieinrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de leidingsorganen zijn voorzien van een met de blaas samenwerkend onderdeel bij het proximale eindgedeelte en een lumen met een lumentoevoeropening, welke zich vanuit het distale eindgedeelte van de leiding uitstrekt, en een lumen-afvoeropening tussen het met de blaas samenwerkende gedeelte en het positioneeronderdeel teneinde het inbrengen van een antimicrobiaal middel via het lumen mogelijk te maken om het uretrale kanaal met het antimicrobiale middel te spoelen.
27. Werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen, omvattende het verschaffen van een leiding met toevoer- en afvoeropeningen met een verbindingskanaal en een magnetisch te beïnvloeden regelklep om de stroom van urine via het kanaal langs de afvoeropening te regelen, het positioneren van de afvoeropening en de besturingsklep in de nabijheid van de labia majora van een vrouw, het positioneren van de toevoer-opening van de leiding voor het in hoofdzaak alle urinaire fluïda, die afkomstig zijn uit de blaas, op te vangen, een en ander zodanig, dat de regelklep, wanneer deze is gesloten, een opzameling van urinaire fluïda mogelijk maakt, en wanneer deze open is, het mogelijk maakt, dat de urinaire fluïda de leiding passeren om via de afvoeropening te worden af gevoerd, en het selectief openen van de regelklep door het manipuleren van een draagbare magneet bij de regelklep om de klep langs magnetische weg in een open toestand te brengen en het mogelijk te maken, dat opgezamelde urinaire fluïda via de afvoeropening worden afgevoerd.
28. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het manipuleren van een magneet het in de nabijheid van de labia majora bij de leiding in de omgeving van de regelklep houden van een magneet omvat teneinde te veroorzaken, dat de klep wordt geopend, en het verwijderen van de magneet uit de nabijheid van de labia majora omvat om het mogelijk te maken, dat de regelklep automatisch wordt gesloten wanneer de magnetische beïnvloeding wordt opgeheven.
NL9002710A 1989-12-11 1990-12-10 Werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen en inrichting voor het toepassen van deze werkwijze. NL9002710A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US44849689 1989-12-11
US07/448,496 US5030199A (en) 1989-12-11 1989-12-11 Female incontinence control device with magnetically operable valve and method

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9002710A true NL9002710A (nl) 1991-07-01

Family

ID=23780531

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9002710A NL9002710A (nl) 1989-12-11 1990-12-10 Werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen en inrichting voor het toepassen van deze werkwijze.

Country Status (11)

Country Link
US (1) US5030199A (nl)
JP (1) JP3419791B2 (nl)
AU (1) AU634321B2 (nl)
BE (1) BE1003673A5 (nl)
CA (1) CA2029154C (nl)
DE (1) DE4038527A1 (nl)
ES (1) ES2027164A6 (nl)
FR (1) FR2655536B1 (nl)
GB (1) GB2238961B (nl)
IT (1) IT1245305B (nl)
NL (1) NL9002710A (nl)

Families Citing this family (150)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5306226A (en) * 1989-02-09 1994-04-26 Salama Fouad A Urinary control with inflatable seal and method of using same
CA2020881C (en) 1989-08-29 2002-04-02 Carl Barwick Urethral indwelling catheter with magnetically controlled drainage valve and method
US5140999A (en) * 1991-09-30 1992-08-25 Primed International Corp. Urinary incontinence valve device
US5352182A (en) * 1992-05-27 1994-10-04 Kalb Irvin M Product and method to treat female incontinence
US5476434A (en) * 1992-05-27 1995-12-19 Kalb; Irvin M. Female incontinence device including electronic sensors
US5312341A (en) * 1992-08-14 1994-05-17 Wayne State University Retaining apparatus and procedure for transseptal catheterization
DE9213656U1 (nl) * 1992-10-09 1992-12-03 Angiomed Ag, 7500 Karlsruhe, De
US6406480B1 (en) 1992-11-13 2002-06-18 American Med Syst Bone anchor inserter with retractable shield
US6635058B2 (en) 1992-11-13 2003-10-21 Ams Research Corporation Bone anchor
US5366506A (en) * 1993-04-05 1994-11-22 Davis Phillip J Proximity intraurethral valve using permanent magnet check
SE504276C2 (sv) * 1993-12-30 1996-12-23 Siko Medical Ab Ventil avsedd att placeras i urinröret
US5762599A (en) * 1994-05-02 1998-06-09 Influence Medical Technologies, Ltd. Magnetically-coupled implantable medical devices
WO1995034253A1 (en) * 1994-06-14 1995-12-21 Iotek, Inc. Incontinence treatment
US5513659A (en) * 1994-10-24 1996-05-07 Iotek, Inc. Incontinence device
US5624374A (en) * 1994-11-03 1997-04-29 Von Iderstein; Irwin F. Involuntary urine control apparatus, system and method
TW354259B (en) * 1994-11-03 1999-03-11 Uroscientific Inc Urethra control system the invention relates to an involunary urine control system
US5624395A (en) * 1995-02-23 1997-04-29 Cv Dynamics, Inc. Urinary catheter having palpitatable valve and balloon and method for making same
US5662582A (en) * 1995-02-27 1997-09-02 Iotek, Inc, Everting incontinence plug
US5640976A (en) * 1995-06-06 1997-06-24 Iotek, Inc. Incontinence plug anchor
US5743883A (en) * 1995-06-07 1998-04-28 Visconti; Peter L. Thoracentesis catheter instruments having self-sealing valves
US5997554A (en) * 1995-06-14 1999-12-07 Medworks Corporation Surgical template and surgical method employing same
US5785694A (en) * 1995-12-01 1998-07-28 Cohen; Kenneth L. Internal urinary catheter
US6162201A (en) * 1995-12-01 2000-12-19 Cohen; Kenneth L. Internal urinary catheter
CA2257947A1 (en) * 1996-06-17 1997-12-24 Robert N. Golden Medical tube for insertion and detection within the body of a patient
US5795288A (en) * 1996-08-08 1998-08-18 Cohen; Kenneth L. Apparatus with valve for treating incontinence
US5792042A (en) * 1996-08-08 1998-08-11 Cohen; Kenneth L. Apparatus for treating incontinence in females
US5887593A (en) 1997-01-28 1999-03-30 Levius; Dezso K. Urinary incontinence device
US5964732A (en) 1997-02-07 1999-10-12 Abbeymoor Medical, Inc. Urethral apparatus with position indicator and methods of use thereof
US6042535A (en) * 1997-07-17 2000-03-28 Srs Medical Systems, Inc. Flow-around valve
US5971967A (en) 1997-08-19 1999-10-26 Abbeymoor Medical, Inc. Urethral device with anchoring system
FR2769491B1 (fr) 1997-10-15 2000-01-07 Patrick Sangouard Sphincter artificiel reglable a commande magnetique
US6485476B1 (en) 1998-02-25 2002-11-26 Zassi Medical Evolutions, Inc. Continent ostomy port
US6033390A (en) * 1998-02-25 2000-03-07 Zassi Medical Evolutions, Inc. Continent ostomy port
US7087041B2 (en) 1998-02-25 2006-08-08 Zassi Medical Evolutions, Inc. Pad for use with continent ostomy port
US6217556B1 (en) 1998-03-19 2001-04-17 Allegiance Corporation Drainage catheter
YU27298A (sh) * 1998-06-29 2001-07-10 Živan Živanović Urološki kateteri sa ventilom
US6066088A (en) * 1998-07-13 2000-05-23 Phillip Davis Inventions, Inc. Intraurethral magnetic valve
AU1709600A (en) * 1998-10-28 2000-05-15 Srs Medical Systems, Inc. Flow-around valve with contoured fixation balloon and channel blocking means
US6093191A (en) * 1998-10-28 2000-07-25 Srs Medical, Inc. Flow-around valve with contoured fixation balloon
ES2150881B1 (es) 1999-02-11 2002-02-16 Univ Madrid Complutense Valvula de accionamiento magnetico externo para un esfinter urinario artificial intrauretral.
US6293923B1 (en) 1999-03-15 2001-09-25 Innoventions, Inc. Intravesicular balloon
US20020165427A1 (en) 1999-03-15 2002-11-07 Daniel Yachia Intravesicular device
US6939361B1 (en) 1999-09-22 2005-09-06 Nmt Medical, Inc. Guidewire for a free standing intervascular device having an integral stop mechanism
US6551304B1 (en) 1999-12-01 2003-04-22 Abbeymoor Medical, Inc. Magnetic retrieval device and method of use
US6527702B2 (en) * 2000-02-01 2003-03-04 Abbeymoor Medical, Inc. Urinary flow control device and method
US6398718B1 (en) 2000-06-15 2002-06-04 Innoventions, Inc. Intravesicular device
WO2002087412A2 (en) * 2000-08-07 2002-11-07 Abbeymoor Medical, Inc. Endourethral device & method
US6723042B2 (en) * 2000-12-27 2004-04-20 Ams Research Corporation Penile pump with side release mechanism
US6443887B1 (en) 2000-12-27 2002-09-03 American Medical Systems Inc. Switch based spontaneous inflation inhibitor in a pump for an inflation prosthesis
US6730017B2 (en) 2000-12-27 2004-05-04 Ams Research Corporation Pressure based spontaneous inflation inhibitor with penile pump improvements
US6533719B2 (en) * 2000-12-27 2003-03-18 Ams Research Corporation Diaphragm based spontaneous inflation inhibitor in a pump for an inflatable prosthesis
WO2002058541A2 (en) * 2001-01-23 2002-08-01 Abbeymoor Medical, Inc. Endourethral device & method
US6673051B2 (en) * 2001-04-02 2004-01-06 Hook Research Foundation Magnetic valve bladder cycler drainage system and use method with urinary catheters
CA2451150C (en) 2001-06-22 2011-10-25 Abbeymoor Medical, Inc. Urethral profiling device & methodology
AU2002323634A1 (en) * 2001-09-06 2003-03-24 Nmt Medical, Inc. Flexible delivery system
US6921378B2 (en) * 2001-10-09 2005-07-26 Boston Scientific Scimed, Inc. Anti-reflux drainage devices and methods
ATE536198T1 (de) * 2001-10-18 2011-12-15 Abbeymoor Medical Inc Endourethrale vorrichtung
EP1329231B1 (de) 2002-01-21 2003-08-20 Karl Storz GmbH & Co. KG Medizinisches Instrument zum Spülen und/oder Saugen
US8364229B2 (en) 2003-07-25 2013-01-29 Dexcom, Inc. Analyte sensors having a signal-to-noise ratio substantially unaffected by non-constant noise
US7613491B2 (en) 2002-05-22 2009-11-03 Dexcom, Inc. Silicone based membranes for use in implantable glucose sensors
US6929621B2 (en) * 2002-10-02 2005-08-16 Civco Medical Instruments Co., Inc. Drainage catheter with bifurcating tip
ES2214117B1 (es) * 2002-10-22 2006-02-16 Laboratorios Indas, S.A. Esfinter artificial intrauretral de accionamiento magnetico para pacientes femeninos.
IL152630A (en) * 2002-11-04 2010-11-30 Innoventions Ltd The device is implanted
US7608067B2 (en) * 2002-11-06 2009-10-27 Aram Bonni Patient-adjustable incontinence device (AID)
US6991601B2 (en) * 2002-12-02 2006-01-31 Ams Research Corporation Implantable pump
US20040176788A1 (en) * 2003-03-07 2004-09-09 Nmt Medical, Inc. Vacuum attachment system
US7658747B2 (en) 2003-03-12 2010-02-09 Nmt Medical, Inc. Medical device for manipulation of a medical implant
US7473266B2 (en) 2003-03-14 2009-01-06 Nmt Medical, Inc. Collet-based delivery system
US6808490B1 (en) * 2003-04-25 2004-10-26 Ams Research Corporation Penile prosthesis with improved tubing junction
US9763609B2 (en) 2003-07-25 2017-09-19 Dexcom, Inc. Analyte sensors having a signal-to-noise ratio substantially unaffected by non-constant noise
US8626257B2 (en) 2003-08-01 2014-01-07 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US7591801B2 (en) 2004-02-26 2009-09-22 Dexcom, Inc. Integrated delivery device for continuous glucose sensor
US20190357827A1 (en) 2003-08-01 2019-11-28 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8886273B2 (en) 2003-08-01 2014-11-11 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US7920906B2 (en) 2005-03-10 2011-04-05 Dexcom, Inc. System and methods for processing analyte sensor data for sensor calibration
JP2007504885A (ja) 2003-09-11 2007-03-08 エヌエムティー メディカル, インコーポレイティッド 組織を縫合するためのデバイス、システムおよび方法
CA2542280A1 (en) 2003-11-06 2005-05-26 Nmt Medical, Inc. Transseptal puncture apparatus
US8292910B2 (en) 2003-11-06 2012-10-23 Pressure Products Medical Supplies, Inc. Transseptal puncture apparatus
US9247900B2 (en) 2004-07-13 2016-02-02 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8425416B2 (en) 2006-10-04 2013-04-23 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8423114B2 (en) 2006-10-04 2013-04-16 Dexcom, Inc. Dual electrode system for a continuous analyte sensor
US8364231B2 (en) 2006-10-04 2013-01-29 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8364230B2 (en) 2006-10-04 2013-01-29 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8287453B2 (en) 2003-12-05 2012-10-16 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8425417B2 (en) 2003-12-05 2013-04-23 Dexcom, Inc. Integrated device for continuous in vivo analyte detection and simultaneous control of an infusion device
US8774886B2 (en) 2006-10-04 2014-07-08 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US11633133B2 (en) 2003-12-05 2023-04-25 Dexcom, Inc. Dual electrode system for a continuous analyte sensor
US20060106447A1 (en) * 2004-01-26 2006-05-18 Nmt Medical, Inc. Adjustable stiffness medical system
EP1715792A2 (en) 2004-01-30 2006-11-02 NMT Medical, Inc. Welding systems for closure of cardiac openings
WO2009048462A1 (en) 2007-10-09 2009-04-16 Dexcom, Inc. Integrated insulin delivery system with continuous glucose sensor
US8808228B2 (en) 2004-02-26 2014-08-19 Dexcom, Inc. Integrated medicament delivery device for use with continuous analyte sensor
US7892237B1 (en) * 2004-03-09 2011-02-22 Eric Dahlinger Surgical access device and method
US8886272B2 (en) 2004-07-13 2014-11-11 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US20060020192A1 (en) 2004-07-13 2006-01-26 Dexcom, Inc. Transcutaneous analyte sensor
WO2006127694A2 (en) 2004-07-13 2006-11-30 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US7783333B2 (en) 2004-07-13 2010-08-24 Dexcom, Inc. Transcutaneous medical device with variable stiffness
US7666133B2 (en) * 2004-12-06 2010-02-23 Sam Drager Apparatus and method for correcting urinary incontinence
DE102004062396B4 (de) * 2004-12-23 2008-10-02 Siemens Ag Intravenöse Herzschrittmacherelektrode
US7946975B2 (en) 2005-04-08 2011-05-24 Ams Research Corporation Fluid reservoir for penile implant devices
JPWO2006115225A1 (ja) * 2005-04-21 2008-12-18 株式会社ケイロン・ジャパン 排尿制御装置
US8449464B2 (en) 2006-10-04 2013-05-28 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8562528B2 (en) 2006-10-04 2013-10-22 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8275438B2 (en) 2006-10-04 2012-09-25 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8298142B2 (en) 2006-10-04 2012-10-30 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8447376B2 (en) 2006-10-04 2013-05-21 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8478377B2 (en) 2006-10-04 2013-07-02 Dexcom, Inc. Analyte sensor
US8109870B2 (en) 2006-11-10 2012-02-07 Ams Research Corporation Inflatable penile prosthesis bypass valve noise reduction
US9011314B2 (en) * 2006-11-30 2015-04-21 Ingenion Medical Limited System and method for implanting a catheter
AU2008246135A1 (en) 2007-04-28 2008-11-06 The Board Of Trustees Of The Leland Stanford Junior University Dynamic and adjustable support devices
US20080281284A1 (en) * 2007-05-08 2008-11-13 Garfield Michael H Fluid collection system
CA2684205A1 (en) * 2007-05-17 2009-11-19 University Of South Florida Bladder drainage aid
US20200037875A1 (en) 2007-05-18 2020-02-06 Dexcom, Inc. Analyte sensors having a signal-to-noise ratio substantially unaffected by non-constant noise
US20080306444A1 (en) 2007-06-08 2008-12-11 Dexcom, Inc. Integrated medicament delivery device for use with continuous analyte sensor
AU2008287326A1 (en) * 2007-08-14 2009-02-19 Curant, Inc. Devices for supporting, elevating, or compressing internal structures
US8396528B2 (en) 2008-03-25 2013-03-12 Dexcom, Inc. Analyte sensor
USD695403S1 (en) * 2008-11-05 2013-12-10 Renew Medical Inc. Anal plug
US9801575B2 (en) 2011-04-15 2017-10-31 Dexcom, Inc. Advanced analyte sensor calibration and error detection
US9539081B2 (en) 2009-12-02 2017-01-10 Surefire Medical, Inc. Method of operating a microvalve protection device
EP2512574B1 (en) * 2009-12-18 2017-09-27 Coloplast A/S A urological device
EP2531247B1 (en) 2010-02-04 2017-01-04 Guillermo L. Pol Medical tubes for selective mechanical ventilation of the lungs
EP2552357A4 (en) * 2010-04-02 2015-10-07 Gynamics Women S Health Ltd MEDICAL DEVICE FOR THE TREATMENT OF HARNINE INCONTINENCE IN WOMEN
WO2013075723A1 (en) * 2011-11-23 2013-05-30 Magcath Aps Incontinence device
US9821145B2 (en) 2012-03-23 2017-11-21 Pressure Products Medical Supplies Inc. Transseptal puncture apparatus and method for using the same
USD691262S1 (en) * 2012-06-03 2013-10-08 Renew Medical Inc. Anal plug
USD754343S1 (en) * 2012-06-03 2016-04-19 Renew Medical, Inc. Transparent anal plug
USD753825S1 (en) * 2012-06-03 2016-04-12 Renew Medical, Inc. Transparent anal plug
CN103239766A (zh) * 2013-04-20 2013-08-14 河北联合大学 造瘘患者肠道保健冲洗装置
DK3003211T3 (en) * 2013-05-29 2018-07-16 Magcath Aps Incontinence device
EP3049019A1 (en) 2013-09-25 2016-08-03 Medtronic, Inc. Implantable urinary tract valve
US9968740B2 (en) 2014-03-25 2018-05-15 Surefire Medical, Inc. Closed tip dynamic microvalve protection device
DK178335B1 (en) * 2014-05-28 2015-12-21 Magcath Aps A urine flow control system and a magnetic actuator device
EP3148487B1 (en) * 2014-05-28 2019-12-18 MagCath ApS A urine flow control system and a magnetic actuator device
CN104586555A (zh) * 2015-01-05 2015-05-06 河南科技大学第一附属医院 一种膀胱造瘘控制器及便携引流装置
USD754342S1 (en) * 2015-02-23 2016-04-19 Renew Medical, Inc. Anal plug
US20160287839A1 (en) 2015-03-31 2016-10-06 Surefire Medical, Inc. Apparatus and Method for Infusing an Immunotherapy Agent to a Solid Tumor for Treatment
US10780250B1 (en) 2016-09-19 2020-09-22 Surefire Medical, Inc. System and method for selective pressure-controlled therapeutic delivery
US11400263B1 (en) 2016-09-19 2022-08-02 Trisalus Life Sciences, Inc. System and method for selective pressure-controlled therapeutic delivery
US10588636B2 (en) 2017-03-20 2020-03-17 Surefire Medical, Inc. Dynamic reconfigurable microvalve protection device
CN110719796B (zh) 2017-04-10 2022-05-24 医盟科技股份有限公司 引流体液的导管
US11331022B2 (en) 2017-10-24 2022-05-17 Dexcom, Inc. Pre-connected analyte sensors
WO2019083939A1 (en) 2017-10-24 2019-05-02 Dexcom, Inc. PRECONNECTED ANALYTE SENSORS
CN111565672A (zh) * 2017-11-28 2020-08-21 圣安娜高等研究学院 具有双稳态致动系统的尿道人工括约肌
US20190298983A1 (en) * 2018-01-15 2019-10-03 Surefire Medical, Inc. Injection Port for Therapeutic Delivery
US11850398B2 (en) 2018-08-01 2023-12-26 Trisalus Life Sciences, Inc. Systems and methods for pressure-facilitated therapeutic agent delivery
US11338117B2 (en) 2018-10-08 2022-05-24 Trisalus Life Sciences, Inc. Implantable dual pathway therapeutic agent delivery port
GB2606966B (en) * 2018-10-31 2023-06-14 Ingenion Medical Ltd An intraurethral magnetic valve and associated parts
US11865270B2 (en) 2020-01-16 2024-01-09 Starling Medical, Inc. Bodily fluid management system
CN111658247B (zh) * 2020-07-09 2023-11-10 郭振宇 尿道置入式尿控系统及其安装组件
EP3954426A1 (en) * 2020-08-11 2022-02-16 James C. Block Urinary catheter or plug for managing urinary incontinence
TWI760021B (zh) * 2020-12-22 2022-04-01 蘇建忠 潔手引流袋結構

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3503400A (en) * 1967-07-12 1970-03-31 Sven M Osthagen Urethral valve
US3642004A (en) * 1970-01-05 1972-02-15 Life Support Equipment Corp Urethral valve
US3731670A (en) * 1971-05-03 1973-05-08 David Roy Pressman Corporeal fluid control using bistable magnetic duct valve
US3812841A (en) * 1972-08-21 1974-05-28 L Isaacson Urethra magnetic valve structure
US3841304A (en) * 1972-10-16 1974-10-15 A Jones Inflatable leakage inhibitor
FR2251302A1 (en) * 1973-11-16 1975-06-13 Anvar Externally controlled artificial sphincter - external electromagnet actuates motor controlling valve balloon inflation
SU526357A1 (ru) * 1975-01-20 1976-08-30 Предприятие П/Я Г-4444 Имплантируемое мочезапирающее устройство
DE2537506A1 (de) * 1975-08-22 1977-03-03 Hennig Gerhard Einrichtung zum verschliessen und oeffnen des harnblasenausgangs
DE2624418A1 (de) * 1976-05-31 1977-12-22 Hennig Gerhard Harnroehrenventil
GB2219941B (en) * 1988-06-21 1992-01-22 George Herbert Ivan Cornwell Urinary incontinence control device
US4909788A (en) * 1988-12-14 1990-03-20 Georges Egolf Syringe with adjustable winged collar
ES2071771T3 (es) * 1989-07-07 1995-07-01 Cabot Tech Corp Dispositivo para controlar la incontinencia femenina.

Also Published As

Publication number Publication date
FR2655536B1 (fr) 1994-02-11
GB9024808D0 (en) 1991-01-02
AU634321B2 (en) 1993-02-18
IT1245305B (it) 1994-09-19
CA2029154A1 (en) 1991-06-12
FR2655536A1 (fr) 1991-06-14
US5030199A (en) 1991-07-09
DE4038527A1 (de) 1991-06-13
GB2238961A (en) 1991-06-19
JP3419791B2 (ja) 2003-06-23
IT9022199A0 (it) 1990-11-27
ES2027164A6 (es) 1992-05-16
IT9022199A1 (it) 1991-06-12
JPH04108445A (ja) 1992-04-09
AU6791590A (en) 1991-06-13
CA2029154C (en) 2002-12-31
GB2238961B (en) 1993-09-08
BE1003673A5 (fr) 1992-05-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9002710A (nl) Werkwijze voor het regelen van incontinentie bij vrouwen en inrichting voor het toepassen van deze werkwijze.
US5234409A (en) Female incontinence control device and method
US5131906A (en) Incontinence device
US5749826A (en) Urinary incontinence control device
US5004454A (en) Auxiliary intra-urethral magnetic valve for persons suffering from urinary incontinence
JP3300383B2 (ja) 女性用失禁コントロール装置
US3503400A (en) Urethral valve
US5090424A (en) Conformable urethral plug
EP0813434B1 (en) Slowly dilating device for the urethra
US5322501A (en) Continent urethral stent for treating and preventing urethral stricture after surgery
KR0166356B1 (ko) 여성의 실금제어장치 및 방법
US5711314A (en) Urinary incontinence valve with distal and proximal anchoring means
US5041092A (en) Urethral indwelling catheter with magnetically controlled drainage valve and method
JP2002536116A (ja) 外部磁界により作動する尿道内人工泌尿器括約筋用バルブ
JP2954997B2 (ja) 尿道カテーテル
JPH11504538A (ja) 外部供給源から液体を受領する液体膨張式尿道プラグ構造体と尿失禁の制御方法
WO2007043940A2 (en) Partial-length indwelling urinary catheter and method permitting selective urine discharge
EP0265207A1 (en) Trans-urethral incontinence device
WO2002083195A2 (en) Device for aiding urination and method of use thereof
EP1124515B1 (en) Flow-around valve with contoured fixation balloon and channel blocking means
US6171230B1 (en) Female incontinence catheter
GB2219943A (en) Urinary incontinence control device
Elliott et al. Urethral devices for managing stress urinary incontinence
WO1996000542A1 (en) An assembly and method for prevention of urinary incontinence in humans
CN115361991A (zh) 导尿管假体

Legal Events

Date Code Title Description
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: CABOT TECHNOLOGY CORPORATION

BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BB A search report has been drawn up
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: UROCATH CORPORATION

BV The patent application has lapsed