NL9002158A - Envelop. - Google Patents

Description

VO 3333 Titel: Envelop

De uitvinding heeft betrekking op een envelop, in het bijzonder op een envelop voor het bevatten en beschermen van een paklijst, een bon, of dergelijke of een envelop die geschikt is voor het gebruik als etiket en aan goederen wordt vastgezet voor het aangeven van de zaken als naam, merk, hoeveelheid, artikelnummer, vervaardigingsdatum, fabrikant, prijs, en verklaring van de goederen.

Een klevende zak voor het plaatsen en beschermen van een dergelijk voorwerp, zoals hierboven beschreven is bekend uit het Japanse ütility Model Publication Nr. 50-17356. Volgens de beschrijving is een klevende hechtlaag op het onderoppervlak van de klevende zak aangebracht.

Een voorwerp dat in de bovengenoemde klevende zak is geplaatst is geneigd uit de zak te glijden omdat het opneemgedeelte van de zak niet is afgesloten.

Het voornaamste doel van de uitvinding is daarom een nieuwe envelop te verschaffen die betrekkelijk eenvoudig een opberggedeelte vormt en afsluit door deze op de af te leveren goederen te kleven.

De envelop volgens de uitvinding is voorzien van een basisvel; een klevende hechtlaag op één hoofdoppervlak van het basisvel; en een dekvel, met dezelfde afmetingen als het basisvel, dat tijdelijk wordt aangebracht op de klevende hechtlaag. Het dekvel bevat een ononderbroken snijlijn zodanig dat de snijlijn zich bevindt binnen de omtrek van het dekvel. Het dekvel heeft een gedeelte, dat wordt omgeven door de snijlijn, waar de genoemde klevende hechtlaag kan worden bloot gelegd.

Volgens de uitvinding kan het deel van het dekvel dat zich buiten de snijlijn bevindt los gemaakt worden van de klevende hechtlaag ten einde de klevende hechtlaag bloot te leggen. Het basisvel wordt aan goederen bevestigd met het blootgelegde deel van de klevende hechtlaag dat hecht aan het oppervlak hiervan. Hierdoor kan een opbergplaats gevormd worden tussen het basisvel en de goederen.

Een voorwerp wordt geplaatst in de opbergplaats die gevormd is tussen het basisvel en het oppervlak van de goederen.

Daarbij wordt de opbergplaats afgesloten met het basisvel door het blootgelegde gedeelte van de klevende hechtlaag op de goederen te kleven.

De opbergplaats kan bij de envelop volgens de uitvinding betrekkelijk eenvoudig gevormd en afgesloten worden door de envelop slechts op de goederen te kleven.

Deze en andere doelstelling, eigenschappen, aspecten en voordelen van de uitvinding worden duidelijk uit de volgende gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding onder verwijzing naar de tekening.

Fig. IA is een uit elkaar getekend perspectief-aanzicht dat een uitvoeringsvorm toont van een envelop volgens van de uitvinding; fig. 1B is een perspectief-aanzicht van de envelop uit fig.IA; fig. IC is een doorsnede-aanzicht over lijn IC-IC van fig. 1B; fig. 2 toont schematisch een voorbeeld van een inrichting voor het vervaardigen van een uitvoeringsvorm van de envelop volgens de uitvinding; fign. 3 en 4 tonen elk een ander voorbeeld van een inrichting voor het vervaardigen van een uitvoeringsvorm van de envelop volgens de uitvinding; waarbij fig. 3 schematisch een voorbeeld toont van een inrichting voor het vervaardigen van gelamineerd materiaal en fig. 4 schematisch een voorbeeld toont van een inrichting voor het vervaardigen van de envelop die getoond is in de fign. 1A-1C met gebruikmaking van het gelamineerde materiaal getoond in fig. 3; en fig. 5 toont schematisch de situatie waarin een envelop volgens de uitvinding op het oppervlak van af te leveren goederen is bevestigd, waarbij een opbergplaats is gevormd en waarbij een zak die een etiket of een dergelijk voorwerp bevat in de opbergplaats is geplaatst.

Een envelop 10 in de uitvoeringsvorm volgens fig. 1A-1C wordt aan goederen bevestigd en is geschikt voor het gebruik als een etiket dat aan goederen wordt bevestigd teneinde zaken zoals naam, merk, hoeveelheid, artikelnummer, vervaardigingsdatum, vervaardigersnaam, prijs, en uitleg van de goederen aan te geven.

De envelop 10 bevat een basisvel 12. Het basisvel 12 is bijvoorbeeld vervaardigd van warmtegevoelig registratiepapier. Een klevende hechtlaag 14 die bestaat uit een hechtmiddel, zoals een drukgevoelig hechtmiddel, is aangebracht op één hoofdoppervlak van het basisvel 12. Een rechthoekig dekvel 16 dat is opgebouwd uit papier en een vel van synthetische hars wordt tijdelijk vastgekleefd aan het oppervlak van de klevende hechtlaag 14. De maat van het dekvel 16 is gelijk aan die van het basisvel 12. Een loslaatmiddellaag die bestaat uit een siliconenmateriaal, zoals Silicon, is aangebracht op één zijde van het dekvel 16.

Het dekvel 16 heeft een ononderbroken H-vormige snijlijn 18 die zo is gevormd, dat de snijlijn binnen de omtrek van het dekvel 16 valt en dat de uiteinden met elkaar verbonden zijn. Aldus verdeelt de snijlijn 18 het dekvel 16 in zakvormend deel 16a en een klevend gedeelte 16b. Het gebied van het zakvormende gedeelte 16a is kleiner dan dat van het basisvel 12. Tegenoverelkaar liggende rechthoekige inspringende delen 20 en 22 zijn in lengterichting gevormd vanuit het middendeel van de korte zijde van een denkbeeldig vierkant dat gevormd wordt door de snijlijn 18 zo dat de snijlijn 18 H-vormig is in het bovenaanzicht.

De snijlijn 18 maakt het mogelijk de klevende hechtlaag 14 bloot te leggen door het klevende gedeelte 16b van de klevende hechtlaag 14 los te maken. Als gevolg hiervan verbindt de klevende laag 14 het zakvormende gedeelte 16a en het basisvel 12 met elkaar. Basisvel 12 bevat perforaties 24. Het gebied dat omgeven wordt door de lijn die de perforaties 24 verbindt is een weinig kleiner dan dat van het zakvormende gedeelte 16a.

Zoals getoond in fig. 5 wordt het klevende gedeelte 16b van het dekvel 16 los gemaakt van de klevende hechtlaag 14 teneinde de envelop 10 aan het oppervlak van bijvoorbeeld een te leveren artikel (A) te bevestigen. Als gevolg hiervan wordt een zakherbergend gedeelte 26 gevormd tussen het zakvormende gedeelte 16a en het oppervlak van het artikel (A). Het zakherbergende gedeelte 26 bevat een rechthoekige zak 28 die een voorwerp 30 bevat zoals bijvoorbeeld een paklijst, een bon of dergelijke.

De rechthoekige zak 28, die een opening 28a heeft, wordt op het artikel (A) vastgezet door het zakvormende gedeelte 16a dat aanligt tegen de zak 28. Elke zijde van de rechthoekige zak 28 bevindt zich binnen één van de zijden van de denkbeeldige rechthoek die gevormd wordt door de snijlijn 18. De zak 28 bestaat bijvoorbeeld uit een synthetische hars zoals een vinylhars. Het voorwerp 30 zoals een paklijst of een bon wordt door de opening 28a in de zak 28 geplaatst.

De zak 28 wordt verbonden met het basisvel 12 door de klevende hechtlaag 14 die is aangebracht op de inspringende gedeelten 20 en 22. Dit wil zeggen dat de inspringende gedeelten 20 en 22 gevormd zijn om de klevende hechtlaag 14 bloot te leggen en de zak 28 te verbinden met het basisvel 12. In het bijzonder wordt de zak 28, op een van te voren vast gestelde positie, door de inspringende gedeelten 20 en 22 verbonden met het basisvel 12.

Nadat de zak 28 is gehecht aan de klevende hechtlaag 14 overeenstemmend met de inspringende gedeelten 20 en 22, wordt de klevende hechtlaag 14 overeenstemmend met het kleefgedeelte 16b op het oppervlak van het artikel (A) bevestigd. Als gevolg hiervan kan het zakherbergende gedeelte 26 worden afgesloten met het basisvel 12. Bijgevolg glijdt de zak 28 niet uit het zakherbergende gedeelte 26. Aangezien het voorwerp 30 dat in de zak 28 is geplaatst wordt bedekt met het basisvel 12 en het zakvormende gedeelte 16a, wordt het niet vuil en gaat het niet verloren. Verder bestaat de zak 28 uit een vinylhars. Daardoor dient deze als middel om het voorwerp 30 waterdicht af te sluiten.

Teneinde het voorwerp 30 uit de zak 28 te halen nadat de envelop 10 op het oppervlak van artikel (A) is gekleefd wordt het middendeel van het basisvel 12 open getrokken langs de perforaties 24. Het gebied dat omgeven wordt door de lijn die de perforaties 24 verbindt is kleiner dan de denkbeeldige rechthoek die gevoermd wordt door de snijlijn 18 en groter dan de rechthoekige zak 28. Dit wil zeggen dat de perforaties 24 zodanig in het basisvel 12 zijn aangebracht dat de lijnen die de perforaties verbinden buiten de omtrek van de zak 28 liggen en binnen de denkbeeldige rechthoek die gevormd wordt door de snijlijn 18. Het voorwerp 30 dat in de zak 28 geplaatst moet worden omvat buigbare vellen, bijvoorbeeld een paklijst, een bon, een garantiecertificaat, een etiket of dergelijke.

Het basisvel 12 van de envelop 10 bestaat uit warmtegevoelig registratiepapier waarop door een thermische drukinrichting bijvoorbeeld is aangegeven: "paklijst is bijgevoegd", of "garantiecertificaat is bijgevoegd", of "handleiding is bijgevoegd". Voor het materiaal van het basivel 12 kan het warmtegevoelige papier vervangen worden door een synthetische hars zoals polypropyleen of polyethyleen.

Fig. 2 is een schematische afbeelding die een voorbeeld toont van een inrichting voor het vervaardigen van een uitvoeringsvorm van de envelop volgens de uitvinding.

De inrichting 100 bevat een voorraadrol 102 voor bijvoorbeeld een smalle dekvelbaan 16A die dient als dekvel 16. De dekvelbaan 16A is aan één uiteinde afgerold en wordt geleid naar een druk- of bekledingsinrichting 104.

De druk- of bekledingsinrichting 104 bevat rollen 104a, 104b en 104c en brengt op het oppervlak van de dekvelbaan 16A een hechtmiddel 14a aan, zoals een drukgevoelig hechtmiddel, door het er op te drukken. De rol 104a wordt gedeeltelijk gedompeld in het hechtmiddel 14a dat zich in een niet getoonde schaal bevindt. De rollen 104b en 104c die contact maken schuiven de dekvelbaan 16A langs het transportpad daarvan. Dienovereenkomstig wordt het hechtmiddel 14a op het oppervlak van de dekvelbaan 16a gedrukt wanneer deze tussen de roterende rollen 104b en 104c worden geleid.

De dekvelbaan 16A waarop het hechtmiddel 14a is gedrukt wordt naar een droger 106 geleid die een verhitter bevat. De droger 106 droogt het hechtmiddel 14a dat op de dekvelbaan 16a is gedrukt en vormt aldus een hechtende laag 14b die dient als klevende hechtlaag 14. De dekvelbaan 16A waar de hechtlaag 14b op is gevormd wordt naar een lamineerinrichting 108 geleid.

Een smalle baan warmtegevoelig registratiepapier 12A dat dient als basisvel 12 wordt vastgehouden op een voorraadrol 110.

Eén uiteinde van de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A wordt afgerold en naar de lamineerinrichting 108 geleid.

Het materiaal van de dekvelbaan 16A waarop de hechtende laag 14b is gelamineerd en de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A worden tussen de rollen 108a en 108b van de lamineerinrichting 108 geleid zodat de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A op de hechtlaag 14b wordt gelamineerd. De warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A wordt op de hechtende laag 14b gelamineerd door de rollen 108a en 108b te roteren. Meer in het bijzonder, wordt de hechtende laag 14b, die dient als klevende hechtlaag 14, op de dekvelbaan 16A gelamineerd en wordt de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A , die dient als basisvel 12, op de hechtende laag 14b gelamineerd.

Hierna wordt het bovengenoemde gelamineerde materiaal naar de snijlijn vormende inrichting 112 geleid. De snijlijn vormende inrichting 112 bevat een vlakke snijstempel (niet getoond) met een snijkant (niet getoond), waarvan de vorm overeenstemt met die van de in fig. IA weergegeven snijlijn 18. De snijlijn 18 wordt door de snijstempel in de dekvelbaan 16A aangebracht. In plaats van de vlakke snijstempel kan de snijlijn vormende inrichting 112 een rolstempel bevatten met een snijkant.

Het gelamineerde materiaal dat de dekvelbaan 16A met de snijlijn 18 bevat wordt naar een perforatie vormende inrichting geleid. De perforatie vormende inrichting 114 bevat een vlakke snijstempel (niet getoond) met een rechthoekige snijkant (niet getoond). Het gebied dat wordt omgeven door de rechthoekige snijkant is een weinig kleiner dan dat van de denkbeeldige rechthoek die gevormd wordt door de snijlijn 18. De snijstempel vormt de perforaties 24 in de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A . In plaats van een vlakke snijstempel kan de perforatie vormende inrichting een rolstempel met een rechthoekige snijkant bevatten.

Het gelamineerde materiaal wordt door een snij-inrichting 116 in een aantal vellen gesneden. Aldus wordt de envelop 10 vervaardigd.

Fign. 3 en 4 zijn schematische afbeeldingen die een ander voorbeeld tonen van een inrichting voor het vervaardigen van een uitvoeringsvorm van de envelop volgens de uitvinding. Fig. 3 is een schematische afbeelding die een voorbeeld toont van een inrichting voor het vervaardigen van gelamineerd materiaal. Fig. 4 is een schematische afbeelding die een voorbeeld toont van een inrichting voor het vervaardigen van een envelop die getoond is in fign. IA tot IC, waarbij gebruik wordt gemaakt van het gelamineerde materiaal dat getoond is in fig. 3.

Het gelamineerde materiaal 30 bestaat uit de dekvelbaan 16A, de hechtlaag 14b, en de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A die op elkaar zijn gelamineerd. De hechtlaagbaan 14b dient als klevende hechtlaag 14. De warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A dient als basisvel 12.

De inrichting 150 bevat een voorraadrol 152 voor een smalle dekvelbaan 16A. De dekvelbaan 16A wordt aan één uiteinde afgerold en geleid naar een druk- of bekledingsinrichting 154.

De druk- of bekledingsinrichting bevat rollen 154a en 154b die een hechtmiddel 14a, zoals een drukgevoelig hechtmiddel, op het oppervlak van de dekvelbaan 16A aanbrengen door het er op te drukken. De rol 154a wordt gedeeltelijk in het hechtmiddel 14a gedompeld dat zich in een niet afgebeelde schaal bevindt. Dientengevolge wordt het hechtmiddel 14a op het oppervlak van de dekvelbaan 16A gedrukt wanneer deze tussen de roterende rollen 154a en 154b worden geleid.

De dekvelbaan 16A waarop het hechtmiddel 14a is gedrukt wordt naar een droger 156 geleid die een verhitter bevat. De droger 156 droogt het hechtmiddel 14a dat op de dekvelbaan 16A is gedrukt en vormt aldus een hechtende laag 14b. De dekvelbaan 16A waarop de hechtende laag 14b is aangebracht wordt naar een lamineerinrichting 158 geleid.

De smalle warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A , die dient als basisvel 12, bevindt zich op de voorraadrol 160. Eén uiteinde van de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A wordt afgerold en naar de lamineerinrichting 158 geleid.

Het materiaal van de dekvelbaan 16A waarop de hechtende laag 14b is gelamineerd en de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A worden tussen de rollen 158a en 158b van de lamineerinrichting geleid zodat de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A op de hechtende laag 14b wordt gelamineerd. De warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A wordt door de roterende rollen 158a en 158b op de hechtende laag 14b gelamineerd.

Het gelamineerde materiaal 30 wordt door een wikkelrol 170 opgewikkeld.

Een inrichting 180 bevat een voorraadrol 182. Het gelamineerde materiaal 30, getoond in fig. 3, wordt op de voorraadrol 182 gewikkeld. Eén uiteinde van het gelamineerde materiaal 30 wordt afgerold en dan naar een snijlijn vormende inrichting 184 geleid.

De snijlijn vormende inrichting 184 omvat een vlakke snijstempel (niet getoond) met een snijkant (niet getoond) waarvan de vorm overeenstemt met de vorm van de snijlijn 18 getoond in fig. IA. De snijlijn 18 wordt in de dekvelbaan 16A van het gelamineerde materiaal aangebracht door de snijstempel. In plaats van de snijstempel kan de snijlijn vormende inrichting een rolstempel met een snijkant bevatten.

Hierna wordt het gelamineerde materiaal 30, waaronder de dekvelbaan 16A die de snijlijn 18 bevat, naar een perforatie vormende inrichting 186 geleid. De perforatie vormende inrichting 186 bevat een vlakke snijstempel (niet getoond) met een rechthoekige snijkant (niet getoond). Het gebied dat omgeven wordt door de rechthoekige snijkant is een weinig kleiner dan dat van de denkbeeldige rechthoek die gevormd wordt door de snijlijn 18. De snijstempel vormt de perforaties 24 in de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A . In plaats van de vlakke snijstempel kan de perforatie vormende inrichting 186 een rolstempel bevatten met een rechthoekige snijkant.

Het gelamineerde materiaal wordt in een antal vellen gesneden door een snijinrichting 188. Aldus wordt de envelop 10 vervaardigd.

In de boven beschreven uitvoeringsvorm heeft de snijlijn 18 in de dekvelbaan 16 de vorm van een H, echter andere vormen zoals een ü kunnen worden gekozen voor de vorm van de snijlijn 18. In dit geval is het noodzakelijk dat het gebied van de denkbeeldige rechthoek dat gevormd wordt door de snijlijn 18 kleiner is dan dat van het basisvel 12. Het is ook noodzakelijk dat binnen de denkbeeldige rechthoek die gevormd wordt door de snijlijn 18 een gedeelte aanwezig is voor het bloot leggen van de klevende hechtlaag 14, zodat de zak 28 aan het artikel wordt bevestigd wanneer het basisvel 12 aan het artikel wordt verbonden met het klevende gedeelte 16b van de klevende hechtlaag 14. In de bovenstaande uitvoeringsvorm wordt de envelop 10 met de zak 28 verbonden met de klevende hechtlaag die overeenstemt met de inspringende gedeelten 20 en 22 door de dekvelbaan 16 hiervan los te maken. In plaats van de inspringende gedeelten 20 en 22 kan een cirkelvormig gat zijn aangebracht in het zakvormende gedeelte 16a.

In de bovenbeschreven uitvoeringsvorm wordt het warmtegevoelige registratiepapier gebruikt als materiaal voor het basisvel 12, hiervoor kan echter ook een goede kwaliteit papier gebruikt worden. Wanneer de goede kwaliteit papier wordt gebruikt, wordt op het oppervlak van het basisvel 12 "paklijst is bijgevoegd", of "garantiecertificaat is bijgevoegd", of "handleiding is bijgevoegd" afgebeeld. Ten einde de afbeelding door een thermische printer aan te brengen dient een laag warmtegevoelig registratiemateriaal te worden aangebracht door het warmtegevoelige materiaal op het oppervlak van het basisvel te drukken met behulp van een druk- of bekledingsinrichting.

In de bovenbeschreven uitvoeringsvorm zijn de warmtegevoelige registratiepapierbaan 12A en de dekvelbaan 16A gewalst, echter deze kunnen ook gescheiden gebruikt worden. Het ononderbroken gelamineerde materiaal wordt, teneinde de envelop 10 te verkrijgen, in de boven beschreven uitvoeringsvorm in een aantal vellen gesneden door een snijinrichting. In plaats hiervan kunnen de perforaties gevormd worden in een perforatie vormende inrichting die ook de enveloppen 10 van elkaar scheidt. Het spreekt vanzelf dat de enveloppen 10 gebruikt worden nadat deze van elkaar gescheiden zijn.

Hoewel de uitvinding in detail is afgebeeld en beschreven is het duidelijk dat dit bij wijze van voorbeeld is gebeurd en dat deze beschrijving niet begrenzend werkt.

Claims (11)

1. Envelop die bestaat uit: - een basisvel; - een klevende hechtlaag die op één hoofdoppervlak van het genoemde basisvel is aangebracht; - een dekvel met dezelfde afmetingen als het basisvel dat tijdelijk is gekleefd op de genoemde klevende hechtlaag; waarbij het genoemde dekvel is voorzien van een ononderbroken snijlijn zodanig dat de genoemde snijlijn zich binnen de omtrek van het dekvel bevindt en gesloten is; en waarbij het genoemde dekvel een deel heeft, dat omgeven wordt door de genoemde snijlijn, dat dient voor het bloot leggen van de genoemde klevende hechtlaag.

2. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde snijlijn in hoofdzaak cirkelvormig is.

3. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde snijlijn in bovenaanzicht H-vormig is.

4. Envelop volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de genoemde snijlijn in bovenaanzicht H-vormig is, door tegenoverelkaar liggende inspringende gedeelten die zich in lengterichting uitstrekken vanuit het midden van de korte zijden van de denkbeeldige rechthoek die wordt gevormd door de genoemde snijlijn.

5. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gedeelte dat zich buiten de genoemde snijlijn in het dekvel bevindt, kan worden losgemaakt teneinde de genoemde klevende hechtlaag bloot te leggen.

6. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een opberggedeelte is gevormd binnen de genoemde snijlijn in het genoemde dekvel.

7. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat perforaties zijn aangebracht in het genoemde basisvel zodanig dat de rechthoek die gevormd wordt door de genoemde perforaties met elkaar te verbinden, kleiner is dan de rechthoek die gevormd wordt door de genoemde snijlijn.

8. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze bovendien een envelop omvat die een etiket vormt.

9. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het genoemde basisvel gemaakt is van warmtegevoelig registratiepapier.

10. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde klevende hechtlaag bestaat uit een drukgevoelig hechtmiddel.

11. Envelop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het genoemde dekvel een loslaatmiddellaag bevat die wordt gevormd door een loslaatmiddel zoals Silicon aan te brengen op het oppervlak hiervan.