NL9001994A - Magnetische bandinrichting. - Google Patents

Description

Titel: Magnetische bandinrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een magnetische bandinrichting welke een cassettelaadmechanisme, een bandlaadmechanisme en een banddoorvoermechanisme omvat.

Magnetische bandinrichtingen die een cassettelaadmechanisme, een bandlaadmechanisme en een banddoorvoermechanisme omvatten, zijn reeds bekend. Een gedeelte van een mechanisme van een tot voorbeeld dienende conventionele magnetische bandinrichting is getoond in de fig. 9 en 10.

Onder verwijzing naar de fig. 9 en 10 is het getoonde mechanisme een mechanisme van een digitale audiobandrecorder en omvat een op een bovenvlak, dat wil zeggen op de achterzijde van fig. 4, van een dekbasis 7 gemonteerde kaapstandermotor 1. De motor 1 heeft een motoras 2 waarop een snaarschijf 3 vast is gemonteerd. Aan de onderzijde van de dekbasis 7 is een vliegwiel 4 roteerbaar gemonteerd, en vanaf het vliegwiel 4 strekt zich een kaapstander 5 omhoog uit, dat wil zeggen in de richting naar de achterzijde van fig. 4. Tussen en om het vliegwiel 4 en de snaarschijf 3 strekt zich een snaar 6 uit.

Op het bovenvlak van de dekbasis 7 is een krachtmotor 10 gemonteerd, welke een motoras 11 heeft waarop een uitgangs-wiel 12 vast is gemonteerd.

Om een eerste stift 21 op het ondervlak van de dekbasis 7 is roteerbaar een nokwiel 20 gemonteerd waarop eerste en tweede nokgroeven 22 en 23 zijn gevormd. Om een eerste draag-as 25 is scharnierbaar een eerste hefboom 24 gemonteerd, en een eerste pen 26 is gemonteerd bij een uiteinde van de eerste hefboom 24 en past in de eerste nokgroef 22 van het nokwiel 20. Bij het andere uiteinde van de eerste hefboom 24 is een eerste aangrijppen 27 gemonteerd.

Om een tweede draagas 31 op het ondervlak van de dekbasis 7 is scharnierbaar een tweede hefboom 30 gemonteerd, en bij een tussengedeelte van de tweede hefboom 30 is een tweede pen 32 gemonteerd die past in de tweede nokgroef 23 van het nokwiel 20. Een tweede aangrijppen 33 is gemonteerd bij een uiteinde van de tweede hefboom 30 en past in een bij een eindgedeelte van een beweegbare plaat 34 gevormd aangrijp-gat 35. Bij een tussengedeelte van de beweegbare plaat 34 is een geleidingsgroef 36 gevormd, en op het ondervlak van de dekbasis 7 is een geleidingspen 37 gemonteerd die past in de geleidingsgroef 36 om de beweegbare plaat 34 te geleiden voor een beweging in de door een pijl B in fig. 9 aangeduide richting.

Tijdens bedrijf worden, wanneer de krachtmotor 10 wordt bekrachtigd, de motoras 11 en het uitgangswiel 12 geroteerd, en het rotatiemoment van het uitgangswiel 12 wordt overgedragen op een niet weergegeven cassettelaadmechanisme om een niet weergegeven cassettehouder te bewegen van een cassette-ontvangstpositie naar een cassettespeelpositie langs een niet weergegeven L-vormige locus om een bandcassette in zijn speelpositie te brengen waarbij een paar spoelontvangende elementen passen in in de bandcassette gevormde spoelgaten.

Ondertussen wordt, wanneer een niet weergegeven verdere aandrijfmotor wordt bekrachtigd, het nokwiel 20 geroteerd in de door een pijl A in fig. 9 aangeduide richting. Bij een dergelijke rotatie van. het nokwiel 20 wordt de eerste pen 26 op de eerste hefboom 24 bewogen in en langs de eerste ^nokgroef 22 van het nokwiel 20 om de eerste hefboom 24 te scharnieren om de eerste draagas 25 volgens de wijzers van de klok in fig. 9. Als resultaat worden de spoelontvangende elementen geremd onder geschikte besturing door een niet weergegeven spoelremmechanisme dat werkzaam is verbonden met de eerste aangrijppen 27 van de eerste hefboom 24. Tegelijkertijd wordt, bij rotatie van het nokwiel 20 in de door de pijl A aangeduide richting, de tweede pen 32 van de tweede hefboom 30 bewogen in en langs de tweede nokgroef 23 van het nokwiel 20 om de tweede hefboom 30 te scharnieren rond de tweede draagas 31 tegen de wijzers van de klok. Als resultaat wordt de beweegbare plaat 34 bewogen in de door de pijl B aangeduide richting, en een magnetische band in de bandcassette wordt uitgetrokken door middel van een niet weergegeven bandlaad- mechanisme naar een niet weergegeven draaibare trommel die aanwezig is om informatie te lezen van of te schrijven op de in positie rond de draaibare trommel geladen magnetische band.

Anderzijds wordt, wanneer de motor 1 wordt bekrachtigd, de kaapstander 5 geroteerd door middel van de motoras 2, de snaarschijf 3, de snaar 6 en het vliegwiel 4, en als resultaat wordt de magnetische band doorgevoerd door middel van het banddoorvoermechanisme terwijl dit in contact met de roteerbare trommel wordt gehouden.

Bij de conventionele digitale audiobandrecorder wordt de krachtmotor 10 gebruikt als een bedrijfsaandrijfbron voor het cassettelaadmechanisme om de cassettehouder en een cassette op de cassettehouder te bewegen tussen de cassette-ontvangst-positie en de cassettespeelpositie, terwijl de kaapstander-motor 1 wordt gebruikt als een bedrijfsaandrijfbron voor het banddoorvoermechanisme voor het doorvoeren van een band. Aldus worden verschillende motoren individueel gebruikt voor exclusief gebruik. Wanneer één van de motoren wordt geëlimineerd, wordt een door een dergelijke motor in beslag genomen ruimte geëlimineerd, en bijgevolg kan een miniaturisatie van een magnetische bandinrichting worden bereikt en kunnen de produktiekosten worden verminderd.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een magnetische bandinrichting te verschaffen welke een minimaal aantal motoren bevat en in een verminderde grootte bij verminderde kosten geproduceerd kan worden.

Teneinde dat doel te bereiken wordt volgens de onderhavige uitvinding een magnetische bandinrichting verschaft welke een cassettelaadmechanisme omvat voor het bewegen van een bandcassette tussen een cassette-ontvangstpositie en een cassettespeelpositie, een banddoorvoermechanisme met een kaapstander voor het doorvoeren van een magnetische band in de bandcassette in de cassettespeelpositie, een roteerbare trommel voor het geleiden van de magnetische band die wordt doorgevoerd, een bandlaadmechanisme voor het uittrekken van de magnetische band uit de cassette in de cassettespeelpositie naar de roteerbare trommel, en een aandrijfmotor voor het aandrijven van het bandlaadmechanisme, omvattende een kaap-standermotor met een motoras die werkzaam is verbonden met de kaapstander, een motorwiel dat vast is gemonteerd op de motoras van de kaapstandermotor, een nokwiel dat werkzaam is verbonden met de aandrijfmotor om het bandlaadmechanisme te bedienen, een beweegbaar wiel voor aangrijping met het motorwiel om een rotatie van de motoras van de kaapstandermotor over te dragen naar het cassettelaadmechanisme, en een eerste scharnierhefboom die draaibaar om een gefixeerde as wordt gedragen en waarop het'beweegbare wiel roteerbaar is gemonteerd, welke hefboom werkzaam is geassocieerd met het nokwiel zodanig dat, wanneer het bandlaadmechanisme zich in een niet-werkzame positie bevindt, het beweegbare wiel in aangrijping is met het motorwiel om rotatie van de motoras van de kaapstandermotor over te dragen naar het cassettelaadmechanisme, maar wanneer het bandlaadmechanisme naar een werkzame positie wordt bewogen, het beweegbare wiel uit aangrijping met het motorwiel wordt gebracht.

Bij deze magnetische bandinrichting wordt, aangezien rotatie van de kaapstandermotor niet alleen wordt overgedragen naar het banddoorvoermechanisme maar ook naar het cassettelaadmechanisme door middel van het beweegbare wiel wanneer het beweegbare wiel in aangrijping met het motorwiel blijft, de enkele motor gemeenschappelijk gebruikt om de twee laad-mechanismen aan te drijven, en een motor voor het exclusieve gebruik voor het cassettelaadmechanisme is geëlimineerd. Bijgevolg kan de magnetische bandinrichting volgens de onderhavige uitvinding met gereduceerde afmetingen en met gereduceerde kosten worden geproduceerd.

Bij voorkeur omvat de magnetische bandinrichting verder een uitgangswiel dat roteerbaar om de gefixeerde as van de eerste scharnierhefboom wordt gesteund en in aangrijping met het beweegbare wiel wordt gehouden zodat rotatie van het beweegbare wiel wordt overgedragen naar het cassettelaad- mechanisme door middel van het uitgangswiel. Aangezien het uitgangswiel rond de gefixeerde as wordt geroteerd, kan rotatie van het beweegbare wiel eenvoudig met een eenvoudige constructie worden overgedragen naar het cassettelaad-mechanisme.

De magnetische bandinrichting kan verder een tweede scharnierhefboom omvatten die voor scharnierbeweging om een andere gefixeerde as wordt gesteund en normaliter in werkzame verbinding met het nokwiel wordt gehouden, en aangrijporganen voor het normaliter de eerste scharnierhefboom doen aangrijpen met de tweede scharnierhefboom. Adus wordt, wanneer het bandlaadmechanisme werkzaam wordt gemaakt, het bewegings-mechanisme met zekerheid ontkoppeld van het motorwiel en bijgevolg wordt het cassettelaadmechanisme niet-werkzaam gehouden. Derhalve wordt op effectieve wijze een mogelijk probleem voorkomen dat veroorzaakt zou kunnen worden door gelijktijdige bediening van het bandlaadmechanisme en het cassettelaadmechanisme.

Bij voorkeur zijn de aangrijporganen zodanig uitgevoerd, dat de eerste scharnierhefboom ontkoppeld kan worden van de tweede scharnierhefboom wanneer de tweede scharnierhefboom door het nokwiel wordt gescharnierd tot het bandlaadmechanisme naar de bedrijfspositie is bewogen. In het bijzonder kunnen de aangrijporganen een op één van de eerste en tweede scharnier-hefbomen gemonteerde pen omvatten, en een op de andere van de eerste en tweede scharnierhefbomen gevormde haak welke een groef definieert waarin de pen verwijderbaar past. De eerste scharnierhefboom wordt aldus gescharnierd om het beweegbare wiel positief te ontkoppelen van het motorwiel wanneer het bandlaadmechanisme werkzaam wordt gemaakt.

Bij voorkeur omvat de magnetische bandinrichting verder organen die in respons op beweging van het bandlaadmechanisme van de niet-werkzame naar de werkzame positie de eerste scharnierhefboom positief scharnieren om het beweegbare wiel van het motorwiel te ontkoppelen. Aldus wordt, wanneer het bandlaadmechanisme wordt bewogen van de niet-werkzame naar de werkzame positie, de eerste scharnierhefboom gescharnierd om het beweegbare wiel positief te ontkoppelen van het motorwiel.

De bovengenoemde en andere doelen, aspecten en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke of vergelijkbare onderdelen zijn aangegeven door gelijke verwijzingscijfers, en waarin: fig. 1 een onderaanzicht is van een gedeelte van een mechanisme in een digitale audiobandrecorder welke een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont; fig. 2 een vergelijkbaar aanzicht is dat het mechanisme van fig. 1 in een andere positie toont; fig. 3 een zijaanzicht is dat op een vergrote schaal de digitale audiobandrecorder van fig. 2 toont; fig. 4 een onderaanzicht is van een gedeelte van een mechanisme van een digitale audiobandrecorder welke een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont; fig. 5 een vergelijkbaar aanzicht is dat het mechanisme van fig. 4 in een andere positie toont; fig. 6 een onderaanzicht is van een gedeelte van een mechanisme van een digitale audiobandrecorder dat een derde voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont; fig. 7 een vergelijkbaar aanzicht is dat het mechanisme van fig. 6 in een andere positie toont; fig. 8 een vergelijkbaar aanzicht is dat het mechanisme van fig. 6 in weer een andere positie toont; fig. 9 een onderaanzicht is van een gedeelte van een mechanisme van een conventionele magnetische bandinrichting; en fig. 10 een zijaanzicht is dat het mechanisme van fig. 9 op een vergrote schaal toont.

Thans wordt eerst verwezen naar de fig. 1 t/m 3, welke een gedeelte van een mechanisme van een digitale audiobandrecorder tonen waarop de onderhavige uitvinding is toegepast. De digitale audiobandrecorder gebruikt het mechanisme van de in het bovenstaande onder verwijzing naar de fig. 9 en 10 beschreven conventionele magnetische bandinrichting, en beschrijving van de gemeenschappelijke constructie wordt hier achterwege gelaten.

Het digitale audiobandrecordermechanisme omvat niet een dergelijke krachtmotor 10 als de in de fig. 9 en 10 getoonde conventionele magnetische bandinrichting, en het uitgangs-wiel 12 is vast gemonteerd, niet op een dergelijke motoras 11 van de krachtmotor 10 als in het bovenstaande beschreven, maar op een op de dekbasis 7 gemonteerde derde draagas 41. Aan de achterzijde van de dekbasis 7 is een derde hefboom 40 bij een tussengedeelte daarvan scharnierbaar om de derde draagas 41 gemonteerd. Een beweegbaar tandwiel 42 is bij een uiteinde van de derde hefboom 40 roteerbaar om een stift 47 gemonteerd, en op de motoras 2 is een motorwiel 46 vast gemonteerd voor aan-grijping met het beweegbare wiel 42. Een veer 43 is met één uiteinde daarvan bevestigd aan de stift 47 en met het andere uiteinde daarvan aan de dekbasis 7, en dwingt normaliter de derde hefboom 40 tegen de wijzers van de klok in fig. 1. Een contactpen 44 is gemonteerd bij een eindgedeelte van de eerste hefboom 24 verwijderd van de eerste aangrijppen 27 voorbij de eerste pen 26 voor contact met een ander eindgedeelte van de derde hefboom 40 verwijderd van de stift 47. Een stoppen 45 is gemonteerd op het achtervlak van de dekbasis 7 voor contact met een zijrand van de derde hefboom 40 om te voorkomen dat de derde hefboom 40 verder wordt gescharnierd tegen de wijzers van de klok dan een voorafbepaalde hoekpositie zoals in fig. 2 getoond.

In de digitale audiobandrecorder wordt, wanneer de kaapstandermotor 1 wordt bekrachtigd, het uitgangswiel 12 geroteerd door middel van het motorwiel 46 en het beweegbare wiel 42 door de kaapstandermotor 1, en het rotatiemoment van het uitgangswiel 12 wordt overgedragen naar het cassettelaad-mechanisme om de cassettehouder en een niet weergegeven band-cassette te bewegen van de cassette-ontvangstpositie naar de cassettespeelpositie langs de niet weergegeven L-vormige locus om de bandcassette in de cassettespeelpositie te brengen waarin de spoelgaten van de bandcassette passend zijn aangebracht op de spoel-ontvangende elementen.

Nadat de bandcassette op deze wijze in positie is gebracht, wordt de niet weergegeven aandrijfmotor bekrachtigd om het nokwiel 20 te roteren in de richting tegen de wijzers van de klok zoals aangeduid door een pijl A in fig. 1. Tijdens een dergelijke rotatie van het nokwiel 20 wordt de eerste pen 26 op de eerste hefboom 24 bewogen in en langs de eerste nokgroef 22 van het nokwiel 20 zodat de eerste hefboom 24 rond de eerste draagas 25 volgens de wijzers van de klok wordt gescharnierd. Bij een dergelijke scharnierbeweging van de eerste hefboom 24 wordt de derde hefboom 40 tegen de wijzers van de klok geroteerd om de derde draagas 41 door de kracht van de veer 43, waarbij de contactpen 44 op de eerste hefboom 24 wordt gevolgd, om het beweegbare wiel 42 te ontkoppelen van het motorwiel 46. Verder wordt, tijdens de rotatie tegen de wijzers van de klok van het nokwiel 20, de tweede pen 32 op de tweede hefboom 30 bewogen in en langs de tweede nokgroef 23 van het nokwiel 20 zodat de tweede hefboom 30 tegen de wijzers van de klok in fig. 1 wordt gescharnierd om de tweede draagas 31. Als resultaat wordt de beweegbare plaat 34 bewogen in de door een pijl B aangeduide richting. Daarbij wordt het bandlaadmechanisme bediend om een niet weergegeven magnetische band uit de bandcassette te trekken en de magnetische band te introduceren naar de roteerbare trommel welke is verschaft om van of op de magnetische band informatie te lezen of te schrijven.

Bij de bovenbeschreven digitale audiobandrecorder is de krachtmotor 10 van de in de fig. 9 en 10 getoonde conventionele magnetische bandinrichting weggelaten, terwijl rotatie van de kaapstandermotor 1 gemeenschappelijk wordt toegevoerd naar het banddoorvoermechanisme en naar het cassettelaad-mechanisme. Bijgevolg behoeft de digitale audiobandrecorder een verminderde ruimte en kan deze met verminderde produktie-kosten worden geproduceerd.

Thans wordt verwezen naar de fig. 4 en 5, waar een gedeelte is getoond van een mechanisme van een andere digitale audiobandrecorder waarop de onderhavige uitvinding is toegepast . Het digitale audiobandrecordermechanisme van deze uitvoeringsvorm is een modificatie van het digitale audiobandrecordermechanisme van de in de fig. 1 t/m 3 getoonde uitvoeringsvorm, en beschrijving van de gemeenschappelijke constructie wordt hier achterwege gelaten.

Het digitale audiobandrecordermechanisme van de onderhavige uitvoeringsvorm omvat een gemodificeerde derde hefboom 50 in plaats van de derde hefboom 40 van de vorige uitvoeringsvorm. De gemodificeerde derde hefboom 50 is bij een arm daarvan gevorkt in een paar takken, omvattende een eerste tak 50a voor contact met de stoppen 45 en ook met de contact-pen 44 op de eerste hefboom 24, en een tweede tak 50b voor contact met een zijeindvlak van een gemodificeerde beweegbare plaat 51 die correspondeert met de beweegbare plaat 34 van de voorgaande uitvoeringsvorm. De tweede tak 50b strekt zich uit tot een locatie nabij en tegenover een hoek van de beweegbare plaat 51 waar de beweegbare plaat 51 schuin is afgesneden om een taps of hellend gedeelte 51a te vormen.

In de magnetische bandinrichting wordt, nadat een niet weergegeven bandcassette in positie is gebracht door rotatie van het uitgangswiel 12 dat zoals bovenbeschreven wordt geroteerd door de motor 1, het nokwiel 20 geroteerd tegen de wijzers van de klok zoals aangeduid door een pijl A in fig. 4, door rotatie van de (niet weergegeven) aandrijfmotor zodat de eerste en tweede hefbomen 24 en 30 respectievelijk volgens de wijzers van de klok en tegen de wijzers van de klok in fig. 4 worden gescharnierd om respectievelijk de eerste en tweede draagassen 25 en 31.

Bij de scharnierbeweging tegen de wijzers van de klok van de tweede hefboom 30 wordt de beweegbare plaat 51 zoals bovenbeschreven naar links bewogen, aangeduid door de pijl B in fig. 4. Bij een dergelijke linkswaartse beweging van de beweegbare plaat 51 werkt het hellend gedeelte 51a daarvan in op een uiteinde van de tweede tak 50b van de derde hefboom 50 om de derde hefboom 50 te dwingen tegen de wijzers van de klok om de derde draagas 41 te bewegen, als toevoeging bij de dwingkracht van de veer 43. Daardoor wordt het beweegbare wiel 52 uit aangrijping met het motorwiel 46 gebracht, zoals in fig. 5 getoond. Wanneer de linkswaartse beweging in fig. 4 van de beweegbare plaat 51 verder gaat, schuift het uiteinde van de tweede tak 50b van de derde hefboom 50 op een op het hellend gedeelte 51a aansluitende zijrand 51b van de beweegbare plaat 51 en houdt aldus de derde hefboom 50 in de linksom gescharnierde positie zoals in fig. 5 getoond.

Aldus is, zelfs wanneer een scharnierkracht volgens de wijzers van de klok in fig. 5 om de een of andere reden zou inwerken op de derde hefboom 50 terwijl de beweegbare plaat 51 naar links wordt bewogen en bijgevolg de magnetische band uit de niet weergegeven bandcassette wordt getrokken, het uiteinde van de tweede tak 50b van de derde hefboom 50 in contact met de zijrand 51b van de beweegbare plaat 51 om een dergelijke scharnierbeweging volgens de wijzers van de klok van de derde hefboom 50 te verhinderen. Dienovereenkomstig zal het beweegbare wiel 42 in het geheel niet in aangrijping met het motorwiel 46 worden gebracht. Zou het beweegbare wiel 42 wel in aangrijping met het motorwiel 46 worden gebracht, dan worden een door het met het uitgangswiel 12 verbonden cassette-laadmechanisme uitgevoerde handeling van het laden van een bandcassette, en een andere door het met het nokwiel 20 verbonden bandlaadmechanisme uitgevoerde handeling van het uittrekken van een magnetische band uit de cassette, tegelijkertijd uitgevoerd en de twee mechanismen kunnen tegen elkaar vast komen te zitten of kunnen schade aan de magnetische band van de bandcassette veroorzaken. Een dergelijk mogelijk falen wordt bij de digitale audiobandrecorder volgens de onderhavige uitvoeringsvorm effectief voorkomen.

Thans wordt verwezen naar de fig. 6 t/m 8, welke een gedeelte tonen van een mechanisme van een verdere digitale audiobandrecorder waarop de onderhavige uitvinding is toe gepast. Het digitale audiobandrecordermechanisme van deze uitvoeringsvorm is een andere modificatie van het digitale audio-bandrecorder mechanisme van de in de fig. 1 t/m 3 getoonde eerste uitvoeringsvorm, en beschrijving van de gemeenschappelijke constructie wordt hier achterwege gelaten.

Het digitale audiobandrecordermechanisme van de onderhavige uitvoeringsvorm omvat een andere gemodificeerde derde hefboom 60 in plaats van de derde hefboom 40 of de gemodificeerde derde hefboom 50 in het digitale audiobandrecordermechanisme van de eerste of tweede uitvoeringsvorm. De gemodificeerde derde hefboom 60 heeft een bij een van de stift 47 verwijderd eindgedeelte daarvan gevormd haakgedeel-te 63 waarbij tussen het eindgedeelte en het haakgedeelte 63 een vrijmaakgroef 61 is gedefinieerd. Bij een van de eerste aangrijppen 27 verwijderd eindgedeelte van de eerste hefboom 24 is voorbij de eerste pen 26 een derde aangrijppen 62 gemonteerd die normaliter in de vrijmaakgroef 61 past.

In de magnetische bandinrichting wordt, nadat een niet weergegeven bandcassette in positie is gebracht door rotatie van het uitgangswiel 12 dat zoals bovenbeschreven wordt geroteerd door de motor 1, het nokwiel 20 geroteerd tegen de wijzers van de klok zoals aangeduid door een pijl A in fig. 6 door rotatie van de (niet weergegeven) aandrijfmotor zodat de eerste en tweede hefbomen 24 en 30 respectievelijk volgens de wijzers van de klok en tegen de wijzers van de klok in fig. 6 worden gescharnierd om respectievelijk de eerste en tweede draagassen 25 en 31.

Bij een dergelijke scharnierbeweging van de eerste hefboom 24 volgens de wijzers van de klok wordt, aangezien de derde aangrijppen 62 daarop in de vrijmaakgroef 61 van de derde hefboom 60 wordt gehouden, de derde hefboom 60 gedwongen tegen de wijzers van de klok in fig. 6 te scharnieren om de derde draagas 41 door een scharnierkracht van de eerste hefboom 24 samen met de dwingkracht van de veer 43 om het beweegbare wiel 42 daarop uit aangrijping met het motorwiel 46 te brengen. Voordat de derde hefboom 60 de stoppen 45 raakt, is de derde aangrijppen 62 geheel uit de vrijmaakgroef 61 van de derde hefboom 60 verplaatst, zoals blijkt uit fig. 7, en daarna wordt de eerste hefboom 24 verder volgens de wijzers van de klok gescharnierd bij verdere rotatie van het nokwiel 20 in de richting van de pijl A.

Opgemerkt wordt dat, hoewel in de onderhavige uitvoeringsvorm de vrijmaakgroef 61 is gevormd op de derde hefboom 60 en de derde aangrijppen 62 is gemonteerd op de eerste hefboom 24, de vrijmaakgroef 61 ook op de eerste hefboom 24 gevormd kan zijn met de aangrijppen 62 gemonteerd op de derde hefboom 60.

Aldus wordt bij de digitale audiobandrecorder van deze uitvoeringsvorm, terwijl het bandlaadmechanisme wordt bediend door middel van de beweegbare plaat 34 om een magnetische band uit een in positie in de digitale audiobandrecorder geladen bandcassette te trekken, de derde hefboom 60 gedwongen tegen de wijzers van de klok in fig. 6 te scharnieren door het nokwiel 20 door middel van de eerste hefboom 24, en dienovereenkomstig zal het beweegbare wiel 42 niet in aangrijping komen met het motorwiel 46. Met andere woorden, een handeling van het bewegen van een bandcassette en een andere handeling van het uittrekken van een magnetische band uit de cassette worden in het geheel niet tegelijkertijd uitgevoerd. Een mogelijk falen zoals veroorzaakt kan worden wanneer de twee laadhandelingen zoals bovenbeschreven tegelijkertijd worden uitgevoerd, kan bijgevolg effectief worden voorkomen met de digitale audiobandrecorder van de onderhavige uitvoeringsvorm.

Opgemerkt wordt dat, hoewel de onderhavige uitvinding in de bovenbeschreven uitvoeringsvormen is toegepast op een digitale audiobandrecorder, deze natuurlijk ook kan worden toegepast op elke magnetische bandinrichting anders dan een dergelijke digitale audiobandrecorder.

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat wijzigingen en modificaties kunnen worden aangebracht op de beschreven uitvoeringsvormen zonder van de geest en omvang van de uitvinding af te wijken.

Claims (8)

1. Magnetische bandinrichting, omvattende: een cassettelaadmechanisme voor het bewegen van een bandcassette tussen een cassette-ontvangstpositie en een cassettespeelpositie; een banddoorvoermechanisme omvattende een kaapstander voor het doorvoeren van een magnetische band in de bandcassette in de cassettespeelpositie; een roteerbare trommel voor het geleiden van de magnetische band die wordt doorgevoerd; een bandlaadmechanisme om de magnetische band uit de cassette in de cassettespeelpositie naar de roteerbare trommel te trekken; en een aandrijfmotor voor het aandrijven van het bandlaadmechanisme, omvattende een kaapstandermotor met een werkzaam met genoemde kaapstander verbonden motoras; een vast op de motoras van de kaapstandermotor gemonteerd motorwiel; een werkzaam met de aandrijfmotor verbonden nokwiel om het bandlaadmechanisme te bedienen; een beweegbaar wiel voor aangrijping met het motorwiel om rotatie van de motoras van de kaapstandermotor over te dragen naar het cassettelaadmechanisme; en een eerste scharnierhefboom die voor rotatie om een gefixeerde as is gedragen en waarop het genoemde beweegbare wiel roteerbaar is gemonteerd, welke hefboom zodanig werkzaam is geassocieerd met het genoemde nokwiel dat, wanneer het bandlaadmechanisme zich in een niet-werkzame positie bevindt, het beweegbare wiel met het motorwiel samenwerkt om rotatie van de motoras van de kaapstandermotor over te dragen naar het cassettelaadmechanisme, maar dat, wanneer het bandlaadmechanisme naar een werkzame positie is gebracht, het beweegbare wiel uit samenwerkende aangrijping met het motorwiel is gebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een uitgangswiel dat roteerbaar om de genoemde gefixeerde as van de eerste scharnierhefboom is gedragen en in samenwerkende aangrijping met het beweegbare wiel is gehouden zodat rotatie van het beweegbare wiel naar het cassettelaadmechanisme wordt overgedragen door middel van het uitgangswiel.

3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tweede scharnierhefboom die scharnierbaar om een andere gefixeerde as is gedragen en normaliter in werkzame verbinding met het nokwiel is gehouden, en aangrijporganen om normaliter de eerste scharnierhefboom te doen aangrijpen op de tweede scharnierhefboom.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aangrijporganen een veer omvatten die normaliter de eerste scharnierhefboom in een richting dwingt waarin de eerste scharnierhefboom in aangrijping is met de tweede scharnierhefboom en het beweegbare wiel ontkoppeld is van het motorwiel.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aangrijporganen zodanig zijn ingericht, dat de eerste scharnierhefboom ontkoppeld kan worden van de tweede scharnierhefboom wanneer de tweede scharnierhefboom door het nokwiel wordt gescharnierd tot het bandlaadmechanisme naar de werkzame positie is bewogen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aangrijporganen een op één van de eerste en tweede scharnierhefbomen gemonteerde pen omvatten, en een op de andere van de eerste en tweede scharnierhefbomen gevormde haak die een groef definieert waarin genoemde pen verwijderbaar past.

7. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door organen die, in respons op beweging van het bandlaadmechanisme van de niet-werkzame naar de werkzame positie, de eerste scharnierhefboom positief scharnieren om het beweegbare wiel te ontkoppelen van het motorwiel.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het bandlaadmechanisme een beweegbare plaat omvat die beweegbaar is tussen een niet-werkzame positie en een werkzame positie die respectievelijk corresponderen met de niet-werkzame en werkzame posities van het bandlaadmechanisme, en dat genoemde scharnierhefboom een arm heeft met een zodanig aangebracht uiteinde dat, wanneer de beweegbare plaat wordt bewogen van de niet-werkzame naar de werkzame positie, het genoemde uiteinde van de genoemde arm wordt aangegrepen door een hellend vlak van de beweegbare plaat om de eerste scharnierhefboom te scharnieren om het beweegbare wiel te ontkoppelen van het motorwiel.