NL8301144A - Bedrijfswijze-omschakelinrichting. - Google Patents

Bedrijfswijze-omschakelinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8301144A
NL8301144A NL8301144A NL8301144A NL8301144A NL 8301144 A NL8301144 A NL 8301144A NL 8301144 A NL8301144 A NL 8301144A NL 8301144 A NL8301144 A NL 8301144A NL 8301144 A NL8301144 A NL 8301144A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
gear
operating mode
changeover
lever
arrow
Prior art date
Application number
NL8301144A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192149C (nl
NL192149B (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8301144A publication Critical patent/NL8301144A/nl
Publication of NL192149B publication Critical patent/NL192149B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192149C publication Critical patent/NL192149C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • G11B15/10Manually-operated control; Solenoid-operated control
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • G11B15/44Speed-changing arrangements; Reversing arrangements; Drive transfer means therefor
    • G11B15/442Control thereof

Landscapes

  • Transmission Devices (AREA)
  • Electromagnets (AREA)
  • Gear Transmission (AREA)
  • Moving Of Heads (AREA)

Description

*k^-r4 a
BEDRIJFSWIJZE—OMSCHAKELINRICHTING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een be-drijfswijze-omschakelinrichting voor een bandopneem- en/of weergeefinrichting (hierna een bandrecorder genoemd)' en, meer in het bijzonder op een bedrijfswijze-omschakelinrichting van 5 het type met "vederlichte" toetsbediening.
Verscheidene soorten bedrijfswijze-omschakelinrich-tingen met vederlichte toetsbediening zijn voor bandrecorders bekend. Eén van deze typen die in het bijzonder geschikt is voor op batterijen werkende bandrecorders omdat deze zeer wei-10 nig vermogen vereist, omvat een bedrijfswijze-omschakelmecha-nisme dat een omschakeltandwiel gebruikt met een getande omtrek en een tandvrij gedeelte terwijl aan het omschakeltand-wiel een nok en een magneet is bevestigd. Een elektromagneet die een op een juk gewikkelde elektromagneetspoel omvat welk 15 juk poten heeft tegenover de polen van de op het tandwiel gemonteerde magneet, levert een aanvangs-, of startrotatie van , het omschakeltandwiel over een kleine hoek, wanneer de spoel wordt ingeschakeld. Op dat moment is het getande gedeelte van het omschakeltandwiel in aangrijping met een aandrijftand- j 20 wiel. Een aandrijfhefboom wordt door de nok bewogen uit een niet-werkzame positie naar een werkzame positie wanneer het aandrijftandwiel het omschakeltandwiel roteert. De aandrijfhefboom verschuift een bedieningsorgaan, zoals een een opneem-kop dragende plaat, in een werkzame stand. Het enige vermogen 25 dat nodig is voor de bedrijfswijze-omschakeling is in dat type inrichting het vermogen dat nodig is voor het laten lopen van de motor teneinde het aandrijftandwiel te laten verdraaien en het vermogen dat nodig is om de elektromagneet kortstondig in te schakelen voor het starten van het omscha-30 keltandwiel. !
Conventioneel zijn verscheidene van deze bedrijfswij-ze-omschakelaars nodig voor het verkrijgen van het gewenste i aantal bedrijfswijzestanden voor de bandrecorder. Bovendien gebruiken conventionele constructies een grendelmechanisme 35 voor het in zijn werkzame stand houden van het bedieningsor-gaan nadat de aandrijfhefboom deze in die stand heeft bewo- 8301144 H * * 2 gen. (Zie bijvoorbeeld de Amerikaanse octrooischriften 3.976.263 en 4.167.764.) Om "het bedieningsorgaan vervolgens in zijn niet-werkzame stand te bewegen is een ontgrendelmecha-nisme nodig. Het aantal bedrijfswijze-omschakelaars maken, 5 met hun bijbehorende omschakeltandwielen en elektromagneten en de grendel- en ontgrendelmechanismen de bandrecorders zwaar, ingewikkeld en duur in de fabrikage.
Het is dienovereenkomstig een doel van de onderhavige uitvinding een bedrijfswijze-omschakelinrichting te ver-10 schaffen voor een bandopneem/weergeefinrichting die de genoemde problemen welke aan de bekende bedrijfswijze-omschakelin-richtingen kleven, vermijden.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een bedrijfswijze-omschakelmechanisme dat een 15 paar bedrijfswijze-omschakelorganen gebruikt en dat een aantal bedrijfswijzestanden in kan stellen terwijl het gebruik van ontgrendelmechanismen bij het omschakelen van de ene bedri jfswi jzestand op de andere wordt vermeden.
, Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding om- 20 vat een bedrijfswijze-omschakelinrichting schakelmechanismen van het type dat een roteerbaar omschakeltandwiel omvat met een tandvrij gedeelte aan de getande omtrek daarvan, een op het omschakeltandwiel, daarmee mee roteerbaar, gemonteerde magneet en met de magneet samenwerkende jukmiddelen voor het 25 veroorzaken van een aanvangs-hoekverplaatsing van het omschakeltandwiel uit een positie, waarin het tandvrije gedeelte over een aandrijftandwiel ligt, naar een aandrijfstand, waarin de getande omtrek in aangrijping is met het aandrijftandwiel wanneer de jukmiddelen ingeschakeld zijn. De bedrijfs-30 wijze-omschakelinrichting omvat een paar bedrijfswijze-omschakelorganen, die in aangrijping kunnen komen met mee-roteer-baar op het omschakeltandwiel gemonteerde nokmiddelen welke in reactie op rotatie van het omschakeltandwiel, tegen de kracht van verende middelen in, beweegbaar zijn vanuit niet-35 werkzame posities naar werkzame posities. De bedrijfswijze-omschakelinrichting omvat ook in reactie op de beweging naar de werkzame standen van de bedrijfswijze omschakelorganen, naar een houdstand beweegbare houdmiddelen. De houdmiddelen houden 8301144 φ· 3 in hun houdstand de bedrijfswijze-omschakelorganen in hun werkzame standen, tegen de kracht van de verende middelen in. Aan de houdmiddelen gemonteerde armatuurmiddelen bewegen in reactie op een beweging van de houdmiddelen naar de houdstand 5 tot in contact met de jukmiddelen en houden de houdmiddelen magnetisch in de houdstand.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de bedrijfswijze-omschakelorganen een door de nokmiddelen beweegbare aandrijfhefboom en een grendelhefboora. 10 De houdmiddelen omvatten een houdarm aan de grendelhefboóm.
De grendelhefboom wordt dus door de jukmiddelen in de werkzame stand gehouden, welke jukmiddelen voorkomen dat de aandri jfhefboom terugbeweegt naar de niet-werkzame positie.
Bovenstaande en andere doeleinden, kenmerken en voor-15 delen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving van een kenmerkende uitvoeringsvorm daarvan welke beschrijving gelezen moet worden aan de hand van de bijgevoegde tekeningen waarin telkens dezelfde referentienummers zijn gebruikt voor het in de 20 verschillende aanzichten aangeven van overeenkomstige onderdelen.
Fig. 1 is een gedeeltelijk weggesneden vooraanzicht van een deel van een bandrecorder met een daarin aangebrachte bandcassette, welke bandrecorder een bedrijfswijze-omschakel-25 inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat;
Fig. 2 is een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen van de achterzijde van het chassis van de in Fig. 1 getoonde bandrecorder;
Fig. 3 is een vooraanzicht van de bandrecorder zoals 30 getoond in fig. 1, waarbij het chassis is verwijderd;
Fig. 4 is een met fig. 3 overeenkomend vooraanzicht dat de relatie van de verschillende 'onderdelen van het aandrijfmechanisme van de in fig. 1 getoonde bandrecorder toont;
Fig. 5 is een schematische doorsnede die de relatie 35 tussen de motor en het hoofdaandrijftandwiel en het FF/REW
aandrijftandwiel van de in fig. 1 getoonde bandrecorder duidelijk maakt;
Fig. 6 is een schematische doorsnede die de relatie 8301144
At fc.
4 toont tussen de spoeltafels en de aandrijftandwielen van de in fig. 1 getoonde bandrecorder;
Fig. 7 is een schematische doorsnede die de relatie toont tussen het FF/REW tandwiel en het overdrachtstandwiel 5 van de in fig. 1 getoonde bandrecorder;
Fig. 8 is een schematische doorsnede die de relatie toont tussen het hoofdaandrijftandwiel en het eerste bedrijfswi jze-omschakelmechanisme en elektromagnetische middelen van de in fig. 1 getoonde bandrecorder; 10 Fig. 9 is een schematische doorsnede die de relatie toont tussen het hoofdaandrijftandwiel en het tweede bedrijfs-wijze-omschakelmechanisme en elektromagnetische middelen van de in fig. 1 getoonde bandrecorder;
Fig. 10 is een gedetailleerd bovenaanzicht van het 15 eerste bedrijfswijze-omschakelmechanisme zoals getoond in fig. 8» en van een deel van de eerste grendelhefboom, welk aanzicht de werking daarvan verduidelijkt;
Fig. 11 is een gedetailleerd bovenaanzicht van het tweede bedrijfswijze-omschakelmechanisme zoals getoond in 20 fig. 9, en van een deel van de tweede grendelhefboom, welk aanzicht de werking daarvan verduidelijkt;
Fig. 12 is een vooraanzicht van de in fig. 1 getoonde bandrecorder met het chassis op zijn plaats waarbij de stand van de kopplaat wordt verduidelijkt; 25 Fig. 13 is een vooraanzicht van de in fig. 1 getoon de bandrecorder waarbij het chassis is verwijderd en de hef-boommiddelen, omschakeltandwielen en bedrijfswijze-instelmid-delen worden getoond;
Fig. 14 is een schematische doorsnede die de werking 30 van de aangrijpingshefboom en de duwhefboom van de in fig. 13 getoonde bedrijfswijze-instelmiddelen toont;
Fig. 15 is een schematische doorsnede die de werking van de aangrijpingshefboom en de in fig. 13 getoonde tweede aandrijfhefboom verduidelijkt; 35 Fig. 16A t/m 16D zijn vooraanzichten van de in fig.
1 getoonde bandrecorder waarbij het chassis is verwijderd en de configuratie van de elementen van de bedrijfswijze-omscha-kelinrichting volgens de onderhavige uitvinding in verschelde- 8301144 5 » ne bedrijfswijzestanden van de bandrecorder worden getoond?
Fig. 17A t/ra 17C zijn gedetailleerde bovenaanzichten die de werking van het eerste bedrijfswijze-omschakelmecha-nisme en de eerste grendelhefboom van de in fig. 1 getoonde 5 bandrecorder verduidelijken?
Fig. 18A t/m 18D zijn gedetailleerde bovenaanzichten die de werking van het tweede omschakelmechanisme en de tweede grendelhefboom van de in fig. 1 getoonde bandrecorder verduidelijken? en 10 Fig. 19A t/m 19D zijn gedetailleerde bovenaanzichten die de werking van het overdrachtstandwiel onder invloed van de tweede grendelhefboom van de in fig. 1 getoonde bandrecorder verduidelijken.
Een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zo-15 als ondergebracht in een bandopneem/weergeefinrichting van het compact-cassette type zal nu aan de hand van de bijgevoeg- j de tekeningen worden beschreven. |
De bandrecorder wordt aan zijn voorzijde, zoals getoond in fig. 1, bediend. De bandrecorder omvat een chassis 1 ' * 20 dat in de normale stand van de recorder rechtop staat. Een j bandcassette 2 is aan de voorzijde van het chassis 1 en evenwijdig daaraan in de inrichting opgenomeh. Een paar plaatsbepaling suits teeksels 6 en een bladveer 7 zijn aan het voorop-pervlak van het chassis 1 gemonteerd teneinde de cassette 2 25 juist te positioneren.
De cassette 2 wordt verticaal belast, zodat een opneem/weer- ! geefkop-insteekvenster 8 en een wiskopvenster 9 en een druk-rolinsteekvenster 10 aan de zijde van het venster 8, naar beneden zijn gekeerd. De vensters 8, 9 en 10 bevinden zich te-30 genover een opneem/weergeefkop 11, een wiskop 12 en resp. een drukrol 13, die alle aan de voorzijde van het chassis 1 zijn gemonteerd. De koppen 11 en 12 zijn bevestigd aan een koppenbasisplaat 14 die aan de voorzijde van het chassis 1 is gemonteerd zodanig dat deze een verticale translatiebeweging ten 35 opzichte van dit chassis uit kan voeren. Een scharnierpen 15 strekt zich van de voorzijde van het chassis 1 zodanig uit dat een drukrolhefboom 16 scharnierend daarop aangebracht kan worden, welke hefboom 16 de drukrol 13 draagt. De STOP stand 8301144 ” 4m fc 6 van de koppen 11 en 12 en de drukrol 13 zijn in fig. 1 in getrokken lijnen getoond. De uniform gestreepte lijnen geven de standen van de koppen en de drukrol weer in een automatische stilte detectie toestand (Automatic Detection of Silence 5 [ADS]) en van de drukrol in de PAUZE toestand. De streep-stip-pellijnen tonen de standen van de koppen en de drukrollen in de VOORWAARTS (PWD) stand en de stand van de koppen in de PAUZE toestand. Een paar spoelnaven 17 en 18 in de cassette 2 dragen een magneetband 19. Wanneer de cassette 2 in de inrich-10 ting is opgenomen zijn de spoelnaven 17 en 18 in aangrijping met een voorraadspoeltafel 3 en een opwindspoeltafel 4 aan de voorzijde van het chassis 1. Een kaapstander 15 wordt ter plaatse van het drukrolvenster 10 achter de band 19 gestoken.
Het bandaandrijfsysteem en de bedrijfswijze-omscha-15 kelmechanismen die aan de achterzijde van het chassis 1 zijn gemonteerd zijn in het algemeen in de fig. 2 en 3 weergegeven. Fig. 2 toont de achterzijde van het chassis 1/ terwijl fig. 3 de voorzijde van de inrichting toont met het chassis 1 verwijderd.
20 Een motor 25 is aangebracht voor het aandrijven van zowel de spoeltafels 3 en 4 als de kaapstander 5. De kaapstander 5 strekt zich achterwaarts door het chassis 1 uit en op het achtereinde van de kaapstander 5 zijn een vliegwiel 26 en een vliegwieltandwiel 57 bevestigd. Spoeltafelassen 63 en 64 25 dragen en resp. zijn verbonden met de spoeltafels 3 en 4, en strekken zich achterwaarts door het chassis 1 uit. Aan het achtereinde van de as 63 is een voorraadspoeltandwiel 65 gemonteerd. Aan het achtereinde van de as 64 zijn een hoofdtandwiel 73 voor de opneemspoel en een hulptandwiel 66 gemon-30 teerd. Aan de achterzijde van het chassis 1 is op een afstand die in hoofdzaak gelijk is als de afstand tussen de spoeltafels 3 en 4 een DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 door middel van een as 78 gemonteerd. Het overdrachttandwiel 28 is gemonteerd op een as 81 die wordt gedragen door een scharnier-35 arm 80. De scharnierarm 80 kan om de as 78 zwenken. Het overdrachttandwiel 28 is constant in aangrijping met het DOORSPOEL/TERUGSPOEL· aandrijftandwiel 27 en heeft de neiging bij rotatie van het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 te 8301144 7 verdraaien waardoor dit selectief het voorraadspoeltandwiel 65 en het hulp-opwindspoeltandwiel 66 aan kan grijpen (zie fig. 6 en 16B). Op een as 25 nabij het hoofdtandwiel 73 is een hoofdaandrijftandwiel 29 gemonteerd (zie fig. 6). Een aan-5 drijftandwiel 56 is eveneens op de as 55 gemonteerd en is in aangrijping met het vliegwieltandwiel 57 teneinde het hoofd-aandrijftandwiel 29 aan te drijven (zie fig. 5). Het hoofdaan- | drijftandwiel 29 drijft weer de omschakeltandwielen 20 en 31 op een nog te beschrijven wijze aan, teneinde de bedrijfswij-10 ze-omschakelinrichtingen volgens de onderhavige uitvinding te bedienen. Deze algemene beschrijving zal, aan de hand van de fig. 1-3, het begrip van de constructie en de werking van het j bandaandrijfsysteem en de bedrijfswijze-omschakelinrichting j vergemakkelijken. j 15 Fig. 4 en 5 tonen details van het VOORWAARTS aan drijfsysteem.
Evenwijdig aan en achter het chassis 1 is een sub-chassis 48 aangebracht. De kaapstander 5 wordt roteerbaar in een lagerstelsel 49 ondersteund welk lagerstelsel aan het » 20 chassis 1 is bevestigd. Het achtereinde van de kaapstander 5 wordt ondersteund door een taatslager 50 dat op het subchas-sis 48 is gemonteerd. De motor 25 is aan de achterzijde van het subchassis 48 gemonteerd. Een motoras 51 strekt zich door het subchassis 48 uit en hierop zijn twee snaarschijven 52 en 25 53 bevestigd aan de voorzijde van het subchassis 48 resp. tussen het chassis 1 en het subchassis 48 in. Een VOORWAARTS aan- ' [ drijfsnaar 54 loopt om de hoofdaandrijfsnaarschijf 52 en om de buitenomtrek van het vliegwiel 26, welk vliegwiel aan de kaapstander 5 is bevestigd. Het aandrijftandwiel 56 vormt één 30 geheel met het hoofdaandrijftandwiel 29 dat roteerbaar op de as 55 is gemonteerd, en dit aandrijftandwiel 56 bevindt zich aan het achtereinde van het hoofdaandrijftandwiel 29. Wanneer de motor 25 in de richting voor het doorspoelen of terugspoelen loopt, zoals resp. aangegeven door de pijlen a of a* 35 in fig. 4, roteren het vliegwiel 26, de kaapstander 5 en het vliegwieltandwiel 57 in de door de pijlen b of b_|_ aangegeven richting. Het hoofdaandrijftandwiel 29 en het aandrijf-tandwiel 56 roteren zoals aangegeven door de pijlen £ en 8301144 Μ < 8 c'. Wanneer het hoofdaandrijftandwiel 29 in aangrijping is met het hoofdtandwiel 73 voor de opwindspoel, en de drukrol i 13 tegen de kaapstander 50 aanbewogen is, hetgeen nog nader wordt beschreven, wordt de band 19 in de VOORWAARTS richting 5 aangedreven.
De DOORSPOEL en TERUGSPOEL aandrijfsystemen worden in detail in de fig. 4-7 getoond.
Zoals het beste te zien is in fig. 6 zijn de voor-raadspoeltafel 3 en de opneemspoeltafel 4 bevestigd aan de 10 vooreinden van resp. de spoelassen 63 en 64. De spoelassen 63 en 64 worden door lagers 61 resp. 62 op het chassis 1 roteerbaar ondersteund. Het voorraadspoeltandwiel 65 is aan het achtereinde van de spoelas 63 bevestigd teneinde daarmee te roteren.
15 Het hulptandwiel 66 voor de opneemspoel is axiaal ten opzichte van de spoelas 64 beweegbaar. Aan de spoelas 64 is, daarmee mee roterend, een huls 67 bevestigd. Het hulptandwiel 66 voor de opneemspoel omvat een één geheel daarmee vormende centrale bus 66a die telescopisch in de huls 67 kan ver-20 schuiven. Het binnenoppervlak van de huls 67 en het buitenoppervlak van de centrale bus 66a hebben echter overeenkomstige vormen van de dwarsdoorsnede, zodat deze roteerbaar worden gekoppeld. De beide organen kunnen een hexagonale dwarsdoorsnede hebben, alhoewel ook andere vormen mogelijk zijn. In elk 25 geval kan het hulptandwiel 66 voor de opneemspoel axiaal bewegen ten opzichte van de as 64 daarvoor terwijl een op het hulptandwiel 66 van de opneemspoel uitgeoefend koppel overgebracht wordt op de spoelas 64 door de huls 67, en op de op-windspoeltafel 4. Een drukveer 68 belast het hulptandwiel 66 30 voor de opneemspoel voor in de richting naar het achtereinde van de spoelas 64, waar een ring 69 deze op zijn plaats houdt. Het hoofdtandwiel 73 voor de opneemspoel is op een cilindrisch gedeelte 66b gemonteerd dat gevormd is op het hulptandwiel 66 van de opneemspoel. Het cilindrische gedeelte 66b 35 is concentrisch met en bevindt zich radiaal buiten de veer 68. Het hoofdtandwiel 73 voor de opneemspoel is vrij roteerbaar ten opzichte van het cilindrische gedeelte 66b. Een magnetisch slipmechanisme 74 koppelt het hulptandwiel 66 voor de 8301144 * f 9 opneemspoel roteerbaar met het hoofdtandwiel 73. Het hoofdtandwiel 73 voor de opneemspoel wordt magnetisch belast in de richting van zijn dikte en een hysteresisplaat 75 is aan het hulptandwiel 66 van de opneemspoel bevestigd teneinde de tand-5 wielen 66 en 73 magnetisch met elkaar te koppelen. Het hoofdtandwiel 73 komt tegen een aantal axiale uitsteeksels 76 aan, welke uitsteeksels één geheel vormen met het hulptandwiel 66.
De uitsteeksels 76 bepalen een kleine spleet tussen het hoofdtandwiel 73 en de hysteresisplaat 75. Ook kan het slipmecha-10 nisme een mechanisch slipmechanisme zijn zoals een frictie-plaat van vilt of dergelijke die aangebracht is tussen de tandwielen van de spoeltafels.
Zoals in detail in fig. 7 wordt getoond is het DOOR-SPOEL/TERUGSPQEL aandrijftandwiel 27 roteerbaar gemonteerd 15 aan de achterzijde van het chassis 1 (zie fig. 5) en wel op de as 78. Een snaarschijf 79 vormt één geheel met het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27. Het overdrachttandwiel 28 is roteerbaar gemonteerd op de as 81 die bevestigd is aan de scharnierarm 80. De scharnierarm 80 wordt scharnierend on-20 dersteund op en strekt zich radiaal uit van de as 78 (zie ook fig. 4). Het overdrachttandwiel 28 is in constante aangrij-ping met het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27. Een drukveer 82 past tussen het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 en de scharnierarm 80.
25 Een snaar 83 (zie fig. 4 en 5) loopt om de snaar schijf 53 op de motoras 51 en de snaarschijf 79 van het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27. Wanneer de motor 25 geroteerd wordt in de voorwaartse richting of terug, zoals resp. aangegeven door de pijlen a en a_^ in fig. 4, wordt het j 30 DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 aangedreven in de door de pijlen d en d_]_ aangegeven voorwaartse richting of terug. Het overdrachtstandwiel 28 wordt dus geroteerd in de voorwaartse of teruggaande richting zoals aangegeven met de pijlen e en e*. Rotatie van het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijf-35 tandwiel 27 heeft tot gevolg dat op de kantelarm 80 een moment werkt waardoor deze om de as 78 verdraait in de door de pijlen f en f_|_ aangegeven richtingen. De drukveer 82 (zie fig. 7) werkt als een wrijvingskoppeling teneinde een koppel 8301144 " ύ \ 10 van het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 over te brengen op de kantelarm 80 en de kantelarm 80 positief met het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 te koppelen. Het overdrachttandwiel 27 kan dus selectief in aangrijping worden 5 bewogen met het hoofdtandwiel 66 van de opneemspoel en het tandwiel 65 van de voorraadspoel (zie fig. 6).
De constructie van de omschakeltandwielen 30 en 31 en de daarbij behorende elektromagnetische middelen 32 en 33 wordt in detail in de fig. 4 en 8-11 getoond.
10 De eerste en tweede omschakeltandwielen 30 en 31 zijn roteerbaar gemonteerd op resp. aan de achterzijde van het chassis 1 bevestigde scharnierpennen 89 en 90. Zoals in fig. 4 wordt getoond bevinden de omschakeltandwielen 30 en 31 zich nabij het hoofdaandrijftandwiel 29. Elk omschakeltand-15 wiel 30 en 31 heeft een tandloos deel resp. 91 en 92/ dat voorkomt dat de omschakeltandwielen 30 en 31 in aangrijping komen met het aandrijftandwiel 29 wanneer het tandvrije gedeelte 91 resp. 92 zich tegenover het hoofdaandrijftandwiel 29 bevinden. Elk omschakeltandwiel 30 en 31 omvat ook een nok 20 93 resp. 94 die daarmee één geheel vormt aan de voorzijde van de omschakeltandwielen. Ringmagneten 95 en 96 die beide diametraal worden gemagnetiseerd zijn bevestigd aan de achterzijde van resp. de omschakeltandwielen 31 en 32. Aan de voorzijde van het eerste omschakeltandwiel 30 is een aanslagpen 97 25 gevormd.
De elektromagnetische middelen 32 en 33 zijn door isolerende steunen 100 en 101 aan de achterzijde van het chassis 1 bevestigd. Zoals in fig. 10 en 11 wordt getoond omvatten de eerste elektromagnetische middelen 32 een eerste start-30 juk 102 en een eerste houdjuk 104. De tweede elektromagnetische middelen 32 omvatten een tweede startjuk 103 en een tweede houdjuk 105. De startjukken 102 en 103 hebben poten 102a, 102b en 103a, 103b die zich resp. aan de zijden van de magneten 95 en 96 uitstrekken. De houdjukken 104 en 105 heb-35 ben poten 104a, 104b en 105a, 105b die zich loodrecht op de poten van de startjukken 102 en 103 uitstrekken. Zoals in de fig. 10 en 11 wordt getoond omvatten de poten 104a en 105a van de respectieve houdjukken de armatuurdelen die de poten 8301144 j* · ‘(i 11 van de respectieve startjukken met elkaar verbinden. Elektro-magneetspoelen 108 en 109 zijn om de armatuurdelen 104a en 105a gewikkeld. Elk startjuk 102 en 103 vormt een start-mag-neetbaan φ^. Eén start-magneetbaan φ1 wordt gevormd door de 5 poten 102a en 102b, het armatuurdeel 104a en de magneet 95.
Een andere, onafhankelijke start-magneetbaan φ^ wordt gevormd door de poten 103a en 103b, het armatuurdeel 105a en de magneet 96. Elk houdjuk 104 en 105 vormt een houd-magneetbaan $2* Eén houd-magneetbaan wordt gevormd door de poten 104a 10 en 104b, het deze verbindende armatuurdeel en een armatuur 112, dat in contact beweegt met de poten 104a en 104b op een hierna te beschrijven wijze en voor een hierna te beschrijven | doel. Een andere, onafhankelijke houd-magneetbaan φ^ wordt gevormd door de poten 105a en 105b, het deze verbindende arma-15 tuurdeel en een armatuur 113, dat in contact beweegt met de poten 105a en 105b. Wanneer de armaturen 112 en 113 niet in contact zijn met de jukken 104 en 105, hebben de houd-magneet-banen φ^ een hogere magneto-resistantie dan die van de respectieve start-magneetbanen φEen eerste plaatsbepalingsmag-20 neet 110 en een tweede plaatsbepalingsmagneet 111 trekken de polen van de magneten 95 resp. 96 aan teneinde de magneten 95 en 96, bij afwezigheid van magnetische flux in de start-magneetbanen φ^, te positioneren.
In de STOP toestand van de bandrecorder is het 25 eerste omschakeltandwiel 30 niet in aangrijping met het hoofd-aandrijftandwiel 29, omdat het tandvrije gedeelte 91 van het eerste omschakeltandwiel 30 naar het hoofdaandrijftandwiel 29 is gekeerd, zoals in fig. 4 wordt getoond. Zoals eveneens in fig. 4, in combinatie met de fig. 10 en 11 wordt getoond, is 30 het de eerste plaatsbepalingsmagneet 110, die op de magneet 95 werkt, welke het eerste omschakeltandwiel 29 in de juiste hoekstand houdt teneinde aangrijping met het hoofdaandrijf-tandwiel 29 te voorkomen. Wanneer de elektromagneetspoel 108 wordt ingeschakeld, wordt vrijwel geen magnetische flux in de 35 tweede magneetbaan Φ2 opgewekt, aangezien deze een hogere magneto-resistantie heeft dan die van de eerste magneetbaan φ .
Het gevolg is dat de poten 102a en 102b van het juk 102 de magneet 95 in de door pijl £ in fig. 4 en 10 aangegeven rich- 8301144 12 « ft ting roteren# waardoor het eerste omschakeltandwiel 30 in dezelfde richting wordt geroteerd. Wanneer het hoofdaandrijf-tandwiel 29 roteert# zoals aangegeven door de pijl £ in fig.
4# heeft de kleine rotatie van het eerste omschakeltandwiel 5 30# zoals veroorzaakt door het startjuk 102, tot gevolg dat het eerste omschakeltandwiel 30 in aangrijping komt met het hoofdaandrijftandwiel 29 en daardoor wordt geroteerd.
Het starten van het tweede omschakeltandwiel 31 geschiedt op dezelfde wijze als bij het eerste omschakeltand-10 wiel 30. Wanneer de elektromagneetspoel 109 van de elektromagnetische middelen 33 wordt ingeschakeld, roteert het omschakeltandwiel 31 in de door pijl h in fig. 4 en 10 aangegeven richting# waardoor dit in aangrijping komt met het hoofdaandrijftandwiel 29.
15 Het eerste bedrijfswijze-omschakelmechanisme# dat het eerste omschakeltandwiel 30 en de hierboven beschreven startmiddelen omvat, regelt de beweging van zowel de kopplaat 14 als de drukrol 13 teneinde de VOORWAARTS bedrijfswijze-stand in te stellen voor het opnemen van signalen op de band * 20 19 of het afspelen van reeds op de band opgenomen materiaal.
Zoals de fig. 12 en 13 weergeven wordt de kopplaat 14 die aan de voorzijde van het chassis 1 verticaal heen en weer beweegbaar, zoals aangegeven door de pijlen £ en ij_ is aangebracht, door een terugstelveer 119 in de richting van 25 pijl £ belast. Een VOORWAARTS grendelpen 126 en een ASD (Automatische Stilte Detectie) grendelpen 127 zijn aan de achterzijde van de kopplaat 14 bevestigd en steken door het chassis 1 heen achter het achteroppervlak daarvan door resp. de gaten 128 en 129. Fig. 13, die een vooraanzicht is dat de verschil-30 lende hefboommechanismen toont waarbij het chassis 1 en de kopplaat 14 zijn verwijderd, toont de plaats van de grendel-pennen 126 en 127.
De bedrijfswijzestand-instelmiddelen volgens de onderhavige uitvinding omvatten een kop-drukrol-koppelhefboom 35 39 die scharnierend gemonteerd is op een aan de achterzijde van het chassis 1 aangebrachte scharnierpen 120. De kop-druk-rol-koppelhefboom 39 is in hoofdzaak L-vormig. Het eerste einde 39a van deze hefboom 39 is omhoog gebogen en steekt uit 8301144 « i 13 door een gat 121 dat in het chassis 1 is gevormd, en is in aangrijping in een gat 122 dat gevormd is in de kopplaat 14 aan de voorzijde van het chassis 1. Een VOORWAARTS schuif 38 is aan de achterzijde van het chassis 1 gemonteerd en kan ver-5 schuiven in de richtingen aangegeven door de pijlen j en j' in fig. 12. Een eerste einde 38a van de VOORWAARTS schuif 38 is omhoog gebogen en is in contact met het tweede einde 39b van de koppelhefboom 39. De drukrolhefboom 16 omvat een paar armen 16a en 16b die daarmee één geheel vormen. De drukrolhef-10 boom 16 is aan de voorzijde van het chassis 1 scharnierend gemonteerd op de scharnierpen 15, zoals reeds werd beschreven.
De VOORWAARTS schuif 38 omvat ook uitsteeksels 38b en 38c die één geheel vormen met deze VOORWAARTS schuif 38 en omhoog gebogen zijn teneinde voorbij de voorzijde van het chassis 1 15 door een in de rand van het chassis 1 in fig. 2 gevormde uitsparing 123 uit te steken. Een trekveer 124 (in fig. 13 niet getoond) strekt zich uit tussen de arm 16a aan de drukrolhef-boom 16 en het uitsteeksel 38b aan de VOORWAARTS schuif 38 i i teneinde het einde van de arm 16a tegen het uitsteeksel 38c i ► | 20 aan te drukken. De lengte van de momentarm tussen de schar- ! nierpen 15 en het punt waarop de veer 124 op de arm 16a en de scharnierpen 15 werkt is langer dan de afstand tussen het einde van de arm 16a en het uitsteeksel 38c. Het gevolg is dat de zwaartekracht op de drukroll3, die de drukrolarm 16 in de 25 richting van pijl k in fig. 12 dwingt te roteren, eveneens de VOORWAARTS schuif 38 in de richting van de pijl dwingt. Eventueel kan een veer worden gebruikt voor het belasten van de i VOORWAARTS schuif 38. !
Een pauze schuif 42 is aan de voorzijde van het 30 chassis 1 gemonteerd en kan verschuiven zoals wordt getoond door de pijlen 1^ en 1J_ in fig. 12. De pauze schuif 42 wordt in de richting van de pijl 1_|_ belast door een veer 125. Het einde van de arm 16b van de drukrolarm 16 is zodanig gepositioneerd dat deze in contact komt met een uitsteeksel 42a dat 35 één geheel vormt met en omhoog gebogen is van het onderste gedeelte van de pauze schuif 42. Een tussen de pauze schuif 42 en het chassis aangebrachte veer 125 belast de pauze schuif 42 in de richting van de pijl 1_|_ in fig. 12.
8301144 14
Fig. 13-15 tonen details van de hefboommiddelen van de bedrijfswijze-omschakelinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Het eerste bedrijfswijze-omschakelmechanisme omvat een eerste aandrijfarm 34 die scharnierend gemonteerd is 5 op een scharnierpen 135, welke pen bevestigd is aan de achterzijde van het chassis 1. Het eerste einde 34a van de VOORWAARTS arm 34 is in contact met de nok 93 op het eerste om-schakeltandwiel 30. Het andere einde 34b aan de eerste aan-drijfhefboom 34 is in contact met een uitsteeksel 137 dat één 10 geheel vormt met en aangebracht is nabij het centrale gedeelte van de bovenrand van de kopplaat 14. Het uitsteeksel 137 is ten opzichte van de kopplaat 14 omhoog gebogen en strekt zich uit door een gat 136 in het chassis 1 teneinde achter de rand van het chassis 1 uit te steken in contact met het 15 eerste einde 34b van de bedieningshefboom 34.
De bedrijfswijze-omschakelinrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een eerste grendelarm 35 die eveneens scharnierend gemonteerd is op de scharnierpen 135. Het armatuur 112 (zie fig. 10) is gemonteerd op het houdeinde 35a 20 van de eerste grendelhefboom 35 door middel van een pen 138, zodat het armatuur 112 over een kleine vooraf bepaalde boog kan zwenken. De eerste grendelhefboom 35 omvat een één geheel daarmee vormende grendelarm 140 welke een uitsparing 139 heeft die om de VOORWAARTS grendelpen 126 op de kopplaat 14 25 kan haken. De eerste grendelhefboom 35 wordt belast door een veer 141 (zie fig. 3) zoals door de pijl m in fig. 13 wordt getoond. De hoekstand van de eerste grendelhefboom 35 wordt bepaald door het met de VOORWAARTS grendelpen 126 in contact komen van de grendelarm 140. Een vinger 142 aan de eerste 30 grendelhefboom 35 werkt samen met de pen 97 op het eerste omschakel tandwiel 30, op een hierna in detail te beschrijven wijze.
Een tweede aandrijfhefboom 36, welke scharnierend gemonteerd is op een aan de achterzijde van het chassis 1 beves-35 tigde scharnierpen 145 vormt een deel van het tweede omscha-kelmechanisme. De tweede aandrijfhefboom 36 is in hoofdzaak L-vormig en heeft een arm 36a die met de nok 94 aan het tweede omschakeltandwiel 31 in contact komt. Een uitsteeksel 42b, 8301144 15 dat omhoog gebogen is van de pauze schuif 42 aan de voorzijde van het chassis 1, strekt zich uit door een gat 146 in het chassis 1, en steekt uit voorbij de achterzijde van het chassis 1. Het einde van de arm 36 is in contact met het uitsteek-5 sel 42b op de pauze schuif 42. De tweede aandrijfhefboom 36 wordt belast in de richting van de pijl n in fig. 13 door de veer 125 van de pauze schuif 42, en komt in contact met de nok 94.
De bedrijfswijze-omschakelinrichting volgens de on-10 derhavige uitvinding omvat een tweede grendelhefboom 37 die scharnierend gemonteerd is op de as 55 welke bevestigd is aan de achterzijde van het chassis 1. Het armatuur 113 is door middel van een pen 148 op een houdarm 149 op de tweede grendelhefboom 37 gemonteerd (zie fig. 11), zodat het armatuur 15 113 over een kleine, vooraf bepaalde boog kan zwenken. De tweede grendelhefboom 37 omvat eveneens een grendelhaak 150 die samen kan werken met de ASD grendelpen 127 op de kopplaat 14. De tweede grendelhefboom 37 omvat eveneens een volgerarm 151 die zich naar het einde 36a van de tweede aandrijfhefboom 20 36 uitstrekt en langs de nok 94 loopt teneinde met deze beide samen te werken. Tenslotte omvat de tweede grendelhefboom 37 j een plaatsbepalingsarm 152. De tweede grendelhefboom 37 wordt belast in de richting van de pijl o in fig. 13 door een veer 153 die zich uitstrekt tussen de tweede grendelhefboom 37 en 25 de pauze schuif 42. De veer 153 strekt zich uit door een langwerpig gat in het chassis 1 tussen de grendelhefboom 37 aan de achterzijde van het chassis 1, en de pauze schuif 42 aan de voorzijde. De tweede grendelhefboom 37 wordt dus in de juiste hoekstand gezet doordat het einde van de volgerarm 151 30 in contact komt met het einde van de arm 36a van de tweede i aandrijfhefboom 36-
De bedrijfswijze-instelmiddelen omvatten een aangrij-pingshefboom 40 die scharnierend gemonteerd is op een schar-nierpen 157 op een steun 156, welke steun bevestigd is aan de 35 achterzijde van het chassis, getoond in fig. 14 en 15. Eén einde 40a van de aangrijpingshefboom 40 steekt uit voorbij de voorzijde van het chassis 1 door een daarin gevormd gat 158 en is in aangrijping met een uitsparing 159 in de kopplaat 8 3 0 t 14 4 9 16 14. De aangrijpingshefboom 40 wordt door een torsieveer 160 belast in de richting van de pijl £ in fig. 14 en 15.
Een duwhefboom 41 omvat een bladveer die scharnierend gemonteerd is öp de scharnierpen 157. De duwhefboom 41 5 heeft een verschoven gedeelte 41a in contact met het hulptand-wiel 66 van de opwindspoel. Een hellend nokoppervlak 161 verbindt het verschoven gedeelte 41a met het hoofdgedeelte van de duwhefboom 41. De tweede bedieningshefboom 36 omvat een duwarm 36b (zie ook fig. 2) die in contact komt met de duwhef-10 boom 41 voor samenwerking met het hellende nokoppervlak 161, zoals getoond door de pijl £ in fig. 15. Een tweede einde 40b van de aangrijpingshefboom 40 komt in contact met de duwhefboom 41 en de torsieveer 160 houdt de aangrijpingshefboom 40 in contact met de duwhefboom 41. Zoals in fig. 5 en 12 wordt 15 getoond, strekt één einde van de as 81 van de ashefboom 80 zich uit voorbij de voorzijde van het chassis 1 door een daarin gevormd gat 163. Een uitsparing 164 die bestemd is voor aangrijping van het vöoreinde van de aspen 81 is in de boven-, rand van de kopplaat 14 gevormd.
20 D,e werking van de onderhavige uitvinding bij het in stellen en wijzigen van de bedrijfswijzestanden van de inrichting wordt getoond in de fig. 16-19.
STOP toestand. In de STOP toestand, waarbij fig. 3 en 4 de posities van de.delen van de inrichting tonen, zijn 25 de omschakeltandwielen 30 en 31 beide ontkoppeld van het hoofdaandrijftandwiel 29. De nokken 93 en 94 bevinden zich in de in fig. 17A en 18A getoonde standen ten opzichte van resp. de eerste aandrijfhefboom 34 en de tweede aandrijfhefboom 36. In de STOP toestand is, zoals in fig. 19A wordt getoond, het 30 einde 152a van de plaatsbepalingsarm 152 van de tweede gren-delhefboom 37 in contact met de scharnierhefboom 80 teneinde het overdrachttandwiel 28 te positioneren en te voorkomen dat dit in aangrijping komt met het hulptandwiel 66 van de opwindspoel .
35 VOORWAARTS toestand. Wanneer de VOORWAARTS toets wordt ingedrukt, terwijl de bandrecorder zich in de STOP toestand bevindt, wordt de motor 25 in de voorwaartse richting, 8301144 * 17 zoals aangegeven met de pijl a in fig. 4, ingeschakeld en wordt de elektromagneetspoel 108 van de elektromagnetische middelen 32 ingeschakeld. Fig. 16A toont in het algemeen de relevante onderdelen van de in de VOORWAARTS toestand bewegen-5 de bandrecorder.
Wanneer de motor 25 in de voorwaartse richting wordt aangedreven wordt de kaapstander 5 in de door de pijl b in fig. 16A aangegeven richting geroteerd, en wordt het hoofdaan-drijftandwiel 29 via het vliegwiel 57 en het aandrijftandwiel 10 56 in de door pijl £ aangegeven richting geroteerd (zie ook fig. 4 en 5).
In de VOORWAARTS toestand, wordt het DOORSPOEL/TERUG-SPOEL aandrijftandwiel 27 in de door de pijl d in fig. 4 aangegeven richting geroteerd. De zwenkhefboom 80 wordt in de 15 richting van de pijl f in fig. 4 gedwongen. Aangezien echter het einde 152a van de plaatsbepalingsarm 152 van de tweede grendelhefboom 37 in contact is met de zwenkhefboom 80 kan het overdrachttandwiel 28 niet in aangrijping komen met het hulptandwiel 66 van de opwindspoel (zie fig. 3). In de VOOR-20 WAARTS toestand is de koppenplaat 14 in zijn in fig. 12 en 16A weergegeven werkzame stand bewogen, op een hierna te beschrijven wijze. Zoals in fig. 12 en 19B wordt getoond is de uitsparing 164 in de koppenplaat 14 in aangrijping met het einde van de as 81 teneinde ook te voorkomen dat het overdrachttand-25 wiel 28 in aangrijping komt met het hulptandwiel 66 van de opwindspoel .
Door het inschakelen van de elektromagneetspoel 108 wordt de rotatie van het eerste omschakeltandwiel 30 in de richting van de pijl £ in fig. 4 gestart waarbij dit in aan-30 grijping komt met het hoofdaandrijftandwiel 29, zoals hierboven in verband met fig. 10 werd beschreven. De nok 93 wordt dus eveneens, zoals in fig. 17B en 17C wordt getoond, geroteerd. De eerste aandrijfhefboom 34 wordt door de nok 93 in de door pijl d aangegeven richting gezwenkt, welke nok de kop-35 plaat 14 in de richting van de pijl i_j_ verplaatst (zie fig.
16A) naar zijn werkzame positie. Wanneer de kopplaat 14 zijn werkzame positie heeft bereikt, kan de eerste grendelhefboom 35 in de richting van pijl m in fig. 17C zwenken. De VOOR- 8301144 18 WAARTS grendelpen 126 van de koppenplaat 14 treedt dan de uitsparing 139 van de grendelarm 140 binnen teneinde de kopplaat 14 in zijn werkzame stand te vergrendelen. In deze positie nemen de magneetkoppen 11 en 12 "hun geheel operationele, in 5 fig. 1 met streep-stippellijnen aangegeven standen in.
Wanneer de eerste VOORWAARTS grendelhefboom 35 in de richting van de pijl m zwenkt beweegt het armatuur 112 naar de poten 104a en 104b van het houdjuk 104 toe (zie fig. 10). Wanneer de koppenplaat 14 in zijn werkzame positie wordt 10 vergrendeld door de grendelarm 140 van de eerste grendelhefboom 35, wordt het armatuur 112 magnetisch tegen de armen 104a en 104b van het houdjuk 104 aan gehouden, zoals in fig. 16A wordt getoond. De eerste grendelhefboom 35 houdt de koppenplaat 14 dus in zijn werkzame stand.
15 Wanneer het eerste omschakeltandwiel 30 één enkele rotatie heeft voltooid, komt de aanslagpen 97 op het eerste omschakeltandwiel 30 in contact met de vinger 142 aan de eerste grendelhefboom 35, welke vinger in de bewegingsbaan van de aanslagpen 97 is bewogen tengevolge van de rotatie van 20 de hefboom 35 in de richting van de pijl m, zoals hierboven beschreven. Het gevolg is dat het eerste omschakeltandwiel 30 ondubbelzinnig wordt stilgezet in een positie waarin deze niet weer in aangrijping zal komen met het hoofdaandrijftandwiel 29. Het omschakeltandwiel 30 wordt dus verhinderd om, 25 tengevolge van zijn eigen traagheid verder te roteren in de richting van de pijl £.
Daar de koppenplaat 14 in de richting van de pijl i' wordt bewogen, zoals getoond in fig. 14, wordt de aangrij-pingshefboom 40 in de door pijl p^ aangegeven richting gero-30 teerd tegen de voorbelastingskracht van de torsieveer 160 in. Zoals met getrokken lijnen in fig. 15 aangegeven worden de op-neemspoeltandwielen 66 en 73 vervolgens in de richting van de . pijl r_|_ bewogen door de voorbelastingskracht van de veer 68 (zie fig. 6). Het hoofdtandwiel 73 voor de opneemspoel is dus 35 in aangrijping met het hoofdaandrijftandwiel 29. Het gevolg is dat het koppel van het hoofdaandrijftandwiel 29 overgebracht wordt op het hoofdtandwiel 73 van de opneemspoel en, via het magnetische slipmechanisme 74, op het hulptandwiel 66 8301144 » b 19 van de opneemspoel, (zie fig. 6 en de daarbij behorende beschrijving hierboven). Op deze wijze worden de opneemspoelta-fel 4 en opneemspoelnaaf 18 van de cassette in de door pijl is in fig. 16A aangegeven richting geroteerd.
5 Daar de koppenplaat 14 in de door pijl ij_ aangegeven richting, zoals getoond in fig. 16A, wordt bewogen, wordt de koppelhefboom 39 in de richting van de pijl £ gezwenkt. De VOORWAARTS schuif 38 wordt in de richting van de pijl verschoven en de drukrolhefboom 16 wordt in de richting van de 10 pijl k' gezwenkt door de veer 124, totdat deze de band 19 tegen de kaapstander 5 aandrukt (zie ook fig. 1) voor het aandrijven van de band. De band 19 wordt dus met de normale snelheid in de richting van de pijl v aangedreven teneinde de gewenste opname of weergave uit te voeren, terwijl deze band 15 door de opneemspoel van de cassette 2 wordt opgenomen.
DOORSPOEL toestand. Wanneer de DOORSPOEL toets wordt ingedrukt, op het moment dat de bandrecorder zich in de STOP toestand bevindt, wordt de motor 25 aangedreven in de voorwaartse richting, zoals aangegeven met pijl a in fig. 4, op 20 dezelfde wijze als wanneer de VOORWAARTS toets wordt ingedrukt. Het indrukken van de DOORSPOEL toets heeft echter inschakeling van de elektromagneetspoel 109 voor de elektromagnetische middelen 3 in plaats van de elektromagneetspoel 108 tot gevolg.
25 Wanneer de motor 25 op die wijze in de door de pijl a aangegeven richting wordt aangedreven wordt het DOORSPOEL/ TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 geroteerd in de richting van de pijl d en wordt een koppel uitgeoefend op de kantelhefboom 80 in de richting van de pijl t, zoals in fig. 16B wordt ge-30 toond. De in verband met fig. 6 beschreven veerkoppelconstruc-tie brengt de rotatiekracht op de snaarschijf 79 over op de zwenkhefboom 80.
Wanneer de elektromagneetspoel 109 is ingeschakeld, wordt de aanvangsrotatie van het tweede omschakeltandwiel 31 35 gestart in de richting van de pijl h in fig. 4 en 11, waardoor het getande gedeelte van het tweede omschakeltandwiel 31 in aangrijping komt met het hoofdaandrijftandwiel 29. Daarna roteert het hoofdaandrijftandwiel 29 het omschakeltandwiel 31 i ] 8301144 20 en de nok 94 zoals getoond in fig. 18B t/m 18D. De nok 94 zwenkt de tweede aandrijfhefboom 36 in de richting van de pijl nj_. Het einde van de arm 36a van de tweede aandri jfhefboom 36 dwingt de pauze schuif 42 in de richting van de pijl 5 1^ tegen de voorbelastingskracht van de veer 125 in. Wanneer het einde van de arm 36a van de tweede aandrijfarm 36 het einde van de volgerarm 151 van de tweede grendelhefboom 37 vrij laat, roteert de tweede grendelarm 37 in de richting van de pijl o (zie fig. 18B) totdat de volgerarm 151 tegen de nok 94 10 aan rust (zie fig. 18C).
Wanneer de tweede aandrijfarm 36 in de richting van de pijl n/_ wordt gekanteld, zoals aangegeven met de streep-stippellijnen in fig. 16C, wordt het einde van de duwarm 36b van de tweede aandrijfhefboom 36 tegen het hellende nokopper-15 vlak 161 van de duwhefboom 41 gedwongen in de richting van de pijl £. Het hellende nokoppervlak 161 dwingt de duwhefboom 41 in de richting van pijl p in fig. 15 te zwenken. De opwind-spoeltandwielen 66 en 73 worden in de richting van de pijl r bewogen in de stand zoals aangegeven met de streep-stippellij-20 nen in .fig. 15, tegen de kracht van de veer 68 in. Het hoofdtandwiel 73 voor de opwindspoel komt los van het hoofdaan-drijftandwiel 29.
In de praktijk is, in de STOP toestand, de aangrij-pingshefboom 40 door de torsieveer 160 in de met getrokken 25 lijnen in fig. 14 aangegeven stand gepositioneerd. De duwhefboom 41 houdt de tandwielen 66 en 67 voor de opwindspoel in de posities tussen de met getrokken lijnen aangegeven stand (de VOORWAARTS stand) en de met de streep-stippellijnen aangegeven stand (DOORSPOEL/TERUGSPOEL stand). Om vervolgens in de 30 DOORSPOEL stand te komen vanuit de STOP stand, worden de tandwielen 66 en 67 van de opwindspoel slechts enigszins in de door pijl r in fig. 15 aangegeven richting bewogen door de tweede aandri jfhefboom 36. Het hulptandwiel 66 van de opneem-spoel is breed genoeg om in contact te komen met het over-35 drachttandwiel 28, zelfs wanneer de tandwielen 66 en 73 van de opneemspoeltafel enigszins bewegen.
Wanneer de tweede grendelhefboom 37 in de richting van de pijl o in fig. 18B is gezwenkt, beweegt de plaatsbepa- 83 0 1 1 4 4 * » 21 lingsarm 152 van de tweede grendelhefboora 37 in elk geval weg van de kantelhefboom 80, zoals in fig. 19C wordt getoond. De kantelhefboom 80 zwenkt dus in de richting van de pijl f, zoals getoond in fig. 16B en 19C/ en het overdrachttandwiel 28 5 komt in aangrijping met het hulptandwiel 66 van de opneem-spoel (zie eveneens fig. 6).
Wanneer de tweede grendelhefboom 37 in de richting van de pijl o zwenkt, wordt het armatuur 113 naar de poten 105a en 105b van het tweede houdjuk 105 bewogen (zie fig.
10 11). De tweede grendelhefboom 37 wordt dus in de in fig. 18D getoonde stand gehouden.
Wanneer het tweede omschakeltandwiel 31, dat tijdens het instellen van de DOORSPOEL· toestand in de richting van de pijl h roteerde, zijn ruststand nadert, is de volger-15 arm 151 van de tweede grendelhefboom 37 door het armatuur 113 gestopt, en tot rust gekomen tegen het tweede houdjuk 105. De volgerarm 151 stopt dus ondubbelzinnig verdere rotatie van het tandwiel 31 aangezien de nok 94 tegen de volgerarm 152 aanslaat. Het gevolg is dat het tweede omschakeltandwiel 31 20 met kracht in zijn ruststand wordt stilgezet, zodat dit niet weer, tengevolge van zijn rotatietraagheid, met het hoofdaan-drijftandwiel 29 in aangrijping zal komen.
Zoals in fig. 16B met de getrokken lijn is aangegeven, roteert het overdrachttandwiel 28 de opwindspoeltafel 4 25 met een hoge snelheid in de richting van de pijl £. De band 19 in de cassette 2 wordt dus snel doorgespoeld in de door pijl v in fig. 1 aangegeven richting. De kopplaat 14 en de drukrol 13 blijven dus in hun STOP stand.
TERUGSPOEL· toestand. Wanneer de TERUGSPOEL toets in-30 gedrukt wordt wanneer de bandrecorder zich in zijn STOP toestand bevindt, wordt geen van de elektromagneetspoelen 108 of 109 ingeschakeld.
De motor 25 wordt in tegengestelde richting geroteerd, zoals door pijl in fig. 4 wordt getoond. Zoals in 35 fig. 16B met de streep-stippellijnen is aangegeven roteert j het DOORSPOEL/TERUGSPOEL aandrijftandwiel 27 in de richting van de pijl d/_. De kantelhefboom 80 wordt dus in de richting van de pijl gezwenkt. Het overdrachttandwiel 28 grijpt het 830 1 1 4 4 22 voorraadspoeltandwiel 65 aan en roteert dit met een hoge snelheid in de richting van de pijl s1, waarbij de band 19 in de cassette 2 in de richting van de pijl vj. in fig· 1 wordt teruggespoeld. De koppenplaat 14 en de drukrolhefboom 13 blij-5 ven in hun bij de STOP toestand behorende stand.
ASD toestand. De inrichting kan ook werken in een "Automatische Stilte Detectie" (ASD) toestand. Deze toestand kan worden ingesteld door de druktoets voor deze toestand in te drukken, zoals bij het afspelen, teneinde een snel trans-10 port van de band te verkrijgen tot een gewenste interval tussen opgenomen passages, waar het weergeven weer kan worden aangevangen.
Meer in het bijzonder wordt, wanneer de VOORWAARTS druktoets en de DOORSPOEL druktoets tegelijkertijd worden in-15 gedrukt, de VOORWAARTS toets eerst bediend. In de VOORWAARTS toestand, wordt de motor 25 in de door pijl a aangegeven voorwaartse richting aangedreven, is de elektromagneetspoel 108 ingeschakeld, en wordt de kopplaat 14 door de eerste grendelhefboom 35 in de in fig. 16A getoonde werkzame toestand ver-20 grendeld. Het instellen van de VOORWAARTS toestand vanuit de STOP toestand is in detail hierboven beschreven.
Zoals reeds werd beschreven in verband met het instellen van de DOORSPOEL toestand vanuit de STOP toestand wordt de elektromagneetspoel 109 voor de elektromagneet 33 in-25 geschakeld.. De tweede aandrijfhefboom 36 en de grendelhefboom 37 worden in de richtingen van resp. de pijlen n_|_ en o gezwenkt, zoals in fig. 16C wordt getoond. De opwindspoeltafel 4 wordt door het overdrachttandwiel 28 met een hoge snelheid in de door pijl £ (zie fig. 16C) aangegeven richting gero-30 teerd, en de tweede grendelhefboom 37 wordt door het tweede houdjuk 105 vastgehouden.
Na een korte vertraging na het inschakelen van de tweede elektromagneetspoel 109, wordt de eerste elektromagneetspoel 108 uitgeschakeld. Het eerste houdjuk 104 laat het 35 armatuur 112 dus vrij. De VOORWAARTS grendelpen 126 op de koppenplaat 14 duwt tegen het schuine oppervlak 140a op de gren-delarm 140, en de eerste grendelhefboom 35 roteert dus in de richting van de pijl m^ in fig. 17C. De koppenplaat 14, die 83 0 1 1 4 4 23 in zijn werkzame stand was geblokkeerd, beweegt vervolgens door de kracht van de veer 119 in de richting van de pijl _i.
De koppenplaat 14 beweegt totdat de ASD grendelpen 127 de door de stippellijnen in fig. 16C aangegeven stand 5 heeft bereikt, in welke stand deze tegen de grendelhaak 150 van de tweede grendelhefboom 37 is aan gekomen. Met andere woorden, de ASD grendelpen 127 beweegt over een slag SI, zoals getoond in fig. 16C, totdat deze in contact komt met de grendelhaak 150, zodat de koppenplaat 14 weer in die stand 10 wordt vergrendeld. Wanneer de koppenplaat 14 over de slag SI beweegt, wordt de opneem/weergeefkop 11 van de band 19 teruggetrokken, zoals aangegeven door de tussenliggende uniform gestreepte lijnen in fig. 1. In deze positie wordt een licht contact tussen de opneem/weergeefkop 11 en de band 19 gehand-15 haaf d.
Aangezien de tweede aandrijfhefboom 36 in de richting van de pijl n_^ is gezwenkt, is de pauze schuif 42 tegen de voorbelastingskracht van de veer 125 in verschoven en dus door de arm 36a in de richting van de pijl 1' bewogen. Het ge-20 volg is dat de drukrolhefboom 16 tegen de voorbelastings-kracht van de veer 124 in is gezwenkt in de richting van de pijl k, door de werking van de nok 42a aan de pauze schuif |
42. De .drukrol 13 wordt dus over een kleine afstand van de I
kaapstander 5 gescheiden, zoals getoond met de uniform ge-25 streepte lijnen in fig. 1.
Het gevolg is dat de band 19 in de cassette snel doorgespoeld kan worden in de richting van de pijl v, terwijl de daarop opgenomen signalen door de opneem/weergeefkop 11 j worden gereproduceerd.
30 Wanneer de VOORWAARTS en TERÜGSPOEL toetsen tegelij kertijd worden ingedrukt, treedt hetzelfde op als wanneer de VOORWAARTS en DOORSPOEL toets tegelijkertijd worden ingedrukt. De motor 25 wordt echter niet onmiddellijk ingeschakeld wanneer de VOORWAARTS posities van de koppenplaat 14 en 35 de drukrol 13 zijn ingesteld. In plaats daarvan wordt de motor 25, na een korte vertraging voor het tot stand laten komen van deze instellingen, in de tegengestelde richting aangedreven zoals aangegeven met de pijl aj^ in fig. 16C. De band 830 1 1 4 4 24 19 in de cassette 2 wordt dus teruggewikkeld in de door de pijl v' in fig. 1 aangegeven richting, terwijl de daarop opge-noraen signalen worden weergegeven door de opneem/weergeefkop 11.
5 Zoals voor de deskundigen duidelijk zal zijn zal een geschikte logische schakeling nodig zijn voor het regelen van de volgordes waarin de verschillende elementen worden ingeschakeld en uitgeschakeld teneinde de DOORSPOEL/ASD en TERUG-SPOEL/ASD toestanden in te stellen. Het ontwerp van een derge-10 lijke logische schakeling ligt binnen het bereik van de vakman en wordt daarom hier niet beschreven.
PAUZE toestand. Een PAUZE toestand kan worden ingesteld terwijl de recorder zich in de VOORWAARTS toestand bevindt. Wanneer een PAUZE toets wordt ingedrukt, wordt de elek-15 tromagneetspoel 109 ingeschakeld. Zoals in fig. 16D wordt getoond, wordt de koppenplaat 14 in zijn werkzame stand vergrendeld, terwijl de drukrolhefboom 16 in de door pijl k aangegeven richting wordt gezwenkt onder invloed van de schuifbewe- ging van de pauze schuif 42 in de door pijl 1' aangegeven » 1 20 richting. Deze beweging scheidt de drukrol 13 van de kaapstander 5.
Zoals hierboven beschreven worden, in de VOORWAARTS toestand, de opwindspoeltandwielen 66 en 73 naar de VOORWAARTS toestand bewogen, zoals aangegeven door de getrokken 25 lijnen in fig. 15. In tegenstelling daarmee zwenkt, in de DOORSPOEL· toestand, de tweede aandrijfhefboom 37 in de door pijl n_[_ in fig. 16D aangegeven richting en het einde van de arm 36b beweegt in de richting van de pijl c[ in fig. 15, en, zoals met streep-stippellijnen in fig. 15 wordt aangegeven, 30 werkt deze samen met het hellende nokoppervlak 161 van de duw-hefboom 41 teneinde de tandwielen 66 en 73 van de opwindspoel-tafel in de richting van de pijl r te bewegen. In die toestand bevindt het hulptandwiel 66 van de opwindspoel zich in een positie, waarin dit door het overdrachttandwiel 28 aange-35 grepen kan worden en het hoofdtandwiel 73 van de opwindspoel wordt uit aangrijping met het hoofdaandrijftandwiel 29 bewogen.
De normale voorwaartse rotatie van de opneemspoelta- 83 0 1 1 4 4 m - s 25
fel 4 wordt onderbroken en de opwindspoeltafel 4 zou in de DOORSPOEL· toestand worden aangedreven door het overdrachttand-wiel 28/ ware het niet dat de PAUZE toestand is gekozen. In de PAUZE toestand beweegt, zoals in fig. 19D is getoond, op 5 dezelfde wijze als in de DOORSPOEL toestand, de plaatsbepa-lingsarm 152 van de tweede grendelhefboora 37 weg van de kan-telhefboom 80 tengevolge van het inschakelen van de elektromagneet 109- Met andere woorden, de tweede grendelhefboora 37 beweegt alsof de DOORSPOEL· toestand was gekozen. Het einde 10 van de scharnierpen 81 van het overdrachttandwiel 28 is echter in de uitsparing 164 in de koppenplaat 14 gepositioneerd, I
zodat de kantelhefboora 80 niet in de richting van de pijl f zal zwenken.
Wanneer dus de PAUZE toets is ingedrukt in de DOOR-15 SPOEL toestand, wordt de band 19 in de cassette 2, die raet normale snelheid in de richting van de pijl v is aangedreven, stilgezet.
Wanneer een STOP toets ingedrukt wordt voor het weer instellen van de STOP toestand van de inrichting, wan-20 neer deze zich in de VOORWAARTS, DOORSPOEL·, TERUGSPOEL, ASD of PAUZE toestand bevindt, wordt de motor 25 stilgezet en worden de elektromagneetspoelen 108 en 109 uitgeschakeld. Wanneer de elektromagneetspoel 109 ingeschakeld is, bevinden de tweede aandrijfhefboom 36 en de grendelhefboom 37 zich in de 25 in fig. 18D getoonde toestand. De kracht op de pauze schuif 42 tengevolge van de veer 125 dwingt de aandrijfhefboom 36 tegen het einde van de volgerarm 151 van de grendelhefboom 37.
Deze dwingt de grendelhefboom 37 in de richting van de pijl o', teneinde de tweede aandrijfhefboom 36 uit de in fig. 18D 30 getoonde positie vrij te laten. De tweede aandrijfhefboom 36 en de tweede grendelhefboom 37 worden dus door de PAUZE schuif 42 terug bewogen naar hun ruststand. De koppenplaat 14 beweegt tengevolge van de veer 119 terug naar zijn rustposi-tie. De kopplaat 14 beweegt de koppelhefboom 39 naar zijn 35 ruststand, waardoor de drukrolschuif 38 en de drukrolhefboom 16 in hun rustposities bewegen. De lip 137 aan de koppenplaat 14 beweegt de eerste aandrijfhefboom 14 naar zijn ruststand.
De VOORWAARTS grendelpen 126 op de koppenplaat 14 werkt in op 8301144 0 26 de rand 140a van de grendelarm 140 van de eerste grendelhef-boom 35/ teneinde deze naar zijn ruststand terug te bewegen. De torsieveer 160 beweegt de aangrijpingshefboora 40 naar zijn ruststand/ waardoor dus de duwhefboom 41 naar zijn ruststand 5 wordt bewogen, en de opwindspoeltandwielen 66 en 73 hun ruststanden weer in kunnen nemen. Wanneer de STOP toestand vanuit de DOORSPOEL toestand wordt ingesteld, wordt de plaatsbepa-lingsarm 152 van de tweede grendelhefboom 37 in de door pijl o' in fig. 19C aangegeven richting gezwenkt. Door de gelei-10 dingswerking van een hellend oppervlak 152a gevormd aan het einde van de plaatsbepalingsarm 152 wordt vervolgens de kan-telarm 80 in de richting van de pijl f_|_ bewogen vanuit de in fig. 19C getoonde DOORSPOEL toestand naar de in fig. 19A getoonde STOP toestand.
15 In de bovenstaande beschrijving zijn de termen “ver ticaal” , "omhoog”, "boven” enz. gebruikt om de beschrijving van de hier weergegeven uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding duidelijker te maken. Deze termen zijn niet bedoeld om het kader van de onderhavige uitvinding te beperken 20 tot een bedrijfswijze-omschakelinrichting met de in de bijgevoegde tekeningen getoonde stand.
Alhoewel de onderhavige uitvinding beschreven is aan de hand van een verduidelijkende uitvoeringsvorm daarvan, is het kader van de uitvinding niet tot de getoonde uitvoerings-25 vorm beperkt. Verscheidene wijzigingen en modificaties, andere dan reeds specifiek beschreven, kunnen door een deskundige worden aangebracht zonder de geest of het kader van de onderhavige uitvinding te verlaten.
8301144

Claims (4)

4 ..1
1. Bedrijfswijze-omschakelinrichting voor een band-opneem/weergeefapparaat omvattende een roteerbaar omschakeltandwiel met een tandvrij gedeelte in de getande omtrek daar- j van? een aandrijftandwiel dat in aangrijping kan komen met j 5 het omschakeltandwiel voor het over een hoek verplaatsen van het omschakeltandwiel, uitsluitende gedurende de tijd dat het aandrijftandwiel naar het tandvrije gedeelte toegekeerd is? en startmiddelen voor het veroorzaken van de hoekverplaatsing van het omschakeltandwiel, omvattende een met het omschakel-10 tandwiel mee roteerbare magneet, jukmiddelen met ten minste gedeelten die zich nabij de magneet uitstrekken en een op de jukmiddelen gewikkelde elektromagneetspoel? gekenmerkt door één geheel met het omschakeltandwiel (31) vormende nokmiddelen? het paar bedrijfswijze-omschakelorganen 15 (36, 37) voor terugkeer uit een werkzame positie naar een niet-werkzame positie belastende meegevende middelen (125); een in reactie op de beweging van ten minste één van de bedri jfswi jze-omschakelorganen (37) uit de niet-werkzame positie naar de werkzame positie tegen de kracht van de meegeven-20 de middelen (125) in, van een startpositie naar een grendelpo-sitie bewegende houdarm (149); en aan de houdarm (149) bevestigde armatuurmiddelen (113) die uit een vrije positie op een afstand van de jukmiddelen (105) naar een houdpositie in contact met de jukmiddelen (105) worden bewogen in reactie op de 25 beweging van de houdarm (149) uit de startpositie naar de grendelpositie? waarbij, in reactie op rotatie van de nokmiddelen (94) te zamen met het omschakeltandwiel (31), dit omschakeltandwiel (31) ten gevolge van inschakeling van de elektromagneetspoel (109) in aangrijping komt met het aandrijf-30 tandwiel (29), en het paar bedrijfswijze-omschakelorganen (36, 37) tegen de kracht van de meegevende middelen (125) in uit de niet-werkzame positie naar de werkzame positie wordt bewogen, terwijl anderzijds de jukmiddelen (105) de armatuurmiddelen (113) magnetisch in de houdpositie houden ten gevolge 35 van continue inschakeling van de elektromagneetspoel (109), waarbij de houdarm (149) dan resp. het paar bedrijfswijze-ora- 8301144 schakelorganen (36, 37) in de werkzame positie vergrendelt.
2. Bedrijfswijze-omschakelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat één van de bedrijfswijze-omscha-kelorganen (37) als één geheel daarmee een volgerarm (151) 5 evenals de houdarm (149) omvat, welke volgerarm (151) het andere bedrijfswijze-omschakelorgaan (36) in de werkzame positie kan vergrendelen doordat één van de bedrijfswijze-omscha-kelorganen (37) door de jukmiddelen (105) in de werkzame positie wordt gehouden.
3. Bedrijfswijze-omschakelinrichting volgens conclu sie 1, met het kenmerk, dat het paar bedrijfswijze-omschakel-organen (36, 37) gelijktijdig de posities van een eerste be-dieningsmechanisme en een tweede bedieningsmechanisme kan wijzigen.
4. Bedrijfswijzë-omschakelinrichting volgens conclu sie 3, met het kenmerk, dat het de VOORWAARTS toestand veroorzakende eerste bedieningsmechanisme met één van de bedrijfswi jze-omschakelorganen (37) wordt bewogen voor het onderbreken van de aandrijving, waarbij de magneetkop (11) van de op- 20 neem/weergeefinrichting in zijn heersende positie blijft, en het de TERUGSPOEL of DOORSPOEL toestand instellende tweede bediening smechanisme met het andere bedrijfswijze-omschakelor-gaan (36) wordt bewogen, in reactie op inschakeling van de elektromagneetspoel (109). 830 1 1 4 4
NL8301144A 1982-03-31 1983-03-31 Bedrijfswijze-omschakelinrichting. NL192149C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP5289582 1982-03-31
JP57052895A JPS58171748A (ja) 1982-03-31 1982-03-31 テ−プレコ−ダのモ−ド切換機構

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8301144A true NL8301144A (nl) 1983-10-17
NL192149B NL192149B (nl) 1996-10-01
NL192149C NL192149C (nl) 1997-02-04

Family

ID=12927589

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8301144A NL192149C (nl) 1982-03-31 1983-03-31 Bedrijfswijze-omschakelinrichting.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4547823A (nl)
JP (1) JPS58171748A (nl)
KR (1) KR910007198B1 (nl)
AT (1) AT378073B (nl)
CA (1) CA1206942A (nl)
DE (1) DE3311944C2 (nl)
FR (1) FR2524682B1 (nl)
GB (1) GB2120830B (nl)
NL (1) NL192149C (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH07118123B2 (ja) * 1982-06-23 1995-12-18 ソニー株式会社 電子機器における操作切換機構
JPS6044235U (ja) * 1983-08-30 1985-03-28 株式会社ゼロエンジニアリング カム作動機構
AU576565B2 (en) * 1984-04-06 1988-09-01 Clarion Co. Ltd. Operating a plunger in a tape player
US4717983A (en) * 1984-04-06 1988-01-05 Clarion Co., Ltd Device for operating a plunger in a tape player
JPH061568B2 (ja) * 1984-06-25 1994-01-05 ソニー株式会社 オ−トリバ−ス式記録再生装置
US4723184A (en) * 1984-10-25 1988-02-02 Clarion Co., Ltd. Power cam driving mechanism for a tape recorder
USRE33483E (en) * 1984-12-03 1990-12-11 Tokyo Pigeon Co., Ltd. Tape recorder
US4720755A (en) * 1984-12-03 1988-01-19 Tokyo Pigeon Co., Ltd. Tape recorder
NL8502055A (nl) * 1985-07-17 1987-02-16 Philips Nv Magneetbandapparaat.
US4764831A (en) * 1985-08-07 1988-08-16 Apple Computer, Inc. Apparatus and method for retaining a head arm of a disk drive assembly
US4708302A (en) * 1986-01-14 1987-11-24 Clarion Co., Ltd. Mode switching over gear mechanism for reel
DE3622859A1 (de) * 1986-07-08 1988-01-21 Grundig Emv Video-magnetbandgeraet
JPS63121156A (ja) * 1986-11-08 1988-05-25 Sony Corp テ−プレコ−ダ
AT390153B (de) * 1988-06-14 1990-03-26 Philips Nv Aufzeichnungs- und/oder wiedergabegeraet fuer einen bandfoermigen aufzeichnungstraeger
JPH02142956A (ja) * 1988-11-18 1990-06-01 Sony Corp 偏心カム機構
JP2737178B2 (ja) * 1988-11-18 1998-04-08 ソニー株式会社 テーププレーヤのモード切換機構
DE69030979T2 (de) * 1989-03-31 1997-10-23 Sony Corp System zur Gewährleistung eines stabilen Bandlaufs in Aufzeichnungs- und/oder in Wiedergabegeräten
JPH082820Y2 (ja) * 1989-09-04 1996-01-29 株式会社三協精機製作所 テープレコーダ
KR100314623B1 (ko) * 1998-10-22 2001-11-15 이형도 테이프 플레이어의 모드 절환장치
US6254024B1 (en) * 1999-02-24 2001-07-03 Mec Co., Ltd. Rotational load applying mechanism for a tape recorder

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2534661A1 (de) * 1974-08-02 1976-02-19 Itsuki Prof Ban Magnetbandgeraet mit kassettenhalterung
US3976263A (en) * 1974-10-29 1976-08-24 Technical Incorporated Operating system in a magnetic tape reproducer and recorder
JPS53140007A (en) * 1977-05-13 1978-12-06 Hitachi Ltd Power transmission system for cassette tape recorder
JPS6020815B2 (ja) * 1977-08-22 1985-05-23 ソニー株式会社 記録再生装置におけるモ−ド選択機構
JPS5443704A (en) * 1977-09-14 1979-04-06 Sony Corp Operation change-over device
JPS5462806A (en) * 1977-10-28 1979-05-21 Pioneer Electronic Corp Cassette tape recorder
JPS5923238Y2 (ja) * 1978-10-25 1984-07-11 ソニー株式会社 操作切換装置
GB2072918B (en) * 1980-03-24 1984-02-01 Tokyo Rokuon Kogyo Kk Tape recorder drive
JPS56149370U (nl) * 1980-04-09 1981-11-10
US4399475A (en) * 1980-04-14 1983-08-16 Trio Kabushiki Kaisha Tape recorder
JPS5719553U (nl) * 1980-07-07 1982-02-01
JPS5870448A (ja) * 1981-10-21 1983-04-26 Sony Corp 切換機構

Also Published As

Publication number Publication date
NL192149C (nl) 1997-02-04
AT378073B (de) 1985-06-10
FR2524682A1 (fr) 1983-10-07
CA1206942A (en) 1986-07-02
KR840004283A (ko) 1984-10-10
KR910007198B1 (ko) 1991-09-19
NL192149B (nl) 1996-10-01
DE3311944C2 (de) 1996-12-05
JPS58171748A (ja) 1983-10-08
GB2120830B (en) 1985-06-19
JPH0258694B2 (nl) 1990-12-10
US4547823A (en) 1985-10-15
FR2524682B1 (fr) 1988-09-02
DE3311944A1 (de) 1983-10-13
GB2120830A (en) 1983-12-07
ATA116283A (de) 1984-10-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8301144A (nl) Bedrijfswijze-omschakelinrichting.
KR940006387B1 (ko) 자기 기록 및 재생 장치
KR900003601B1 (ko) 자기 기록 재생 장치의 브레이크 장치
US5459626A (en) Apparatus for driving a dual deck type video recorder having a specific tape guiding configuration
US4405962A (en) Cassette loading and unloading apparatus
JPS63313337A (ja) 磁気テープカセット装置
US5031471A (en) Sequence control mechanism employing gear mechanism
US5029036A (en) Normal/reverse mode changing mechanism for tape transport apparatus
KR100210336B1 (ko) 회전 헤드 테이프 기록 및 재생장치
US5006941A (en) Reversible drive mechanism for a tape recording apparatus
JPS6129060B2 (nl)
US4495534A (en) Tape player
JPH0528576Y2 (nl)
US6512656B1 (en) Recording and/or reproducing apparatus for a magnetic tape
KR940002809A (ko) 자기기록 및/또는 재생장치
JPS619855A (ja) テ−プレコ−ダのモ−ド切換装置
NL8006257A (nl) Apparaat voor het opnemen en/of weergeven van signalen op een magneetband.
JPH0725871Y2 (ja) テープレコーダ
US6636373B1 (en) Tape running drive device and tape recording and or reproducing device
JPH0355154Y2 (nl)
JPH0422429Y2 (nl)
JPH0817102A (ja) 駆動力伝達切り換え機構及びテーププレーヤ装置
JPS6125076Y2 (nl)
JPH0516645Y2 (nl)
KR920000435Y1 (ko) 테이프 레코더

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed