NL9001927A - Werkwijze en opstelling voor het voor roken en/of een andere behandeling gereedmaken van een verpakte substantie. - Google Patents

Description

Werkwijze en opstelling voor het voor roken en/of een andere behandeling gereedmaken van een verpakte substantie.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het voor roken en/of een andere behandeling gereedmaken van een verpakte substantie, in het bijzonder vlees, omvattende het machinaal in een verpakking brengen van de substantie, het machinaal afsluiten en van een op-hanglus voorzien van de verpakking, het aan de ophanglus opnemen en naar een aangevoerde drager transporteren van de afgesloten verpakking, het met de ophanglus op de drager rijgen van de verpakking, en het uiteindelijk afvoeren en in een rek ophangen van de gevulde drager, alsmede op een opstelling voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Het is algemeen bekend om verpakt vlees, zoals bijvoorbeeld worsten, hammen en dergelijke, op de beschreven wijze gereed te maken om gerookt te worden en/of om andere (warmte)behandelingen te ondergaan. Het zo gereed gemaakte vlees wordt vervolgens hangend in het rek naar een ruimte gebracht waar het gerookt wordt en/of aan een andere (warmte) behandeling wordt onderworpen. Het op de drager rijgen van het verpakte vlees, en het in het rek hangen van de gevulde dragers is echter een zeer inspannende en geestdodende bezigheid, die bovendien gezien de aard van de gevraagde bewegingen eenvoudig kan leiden tot het optreden van rugklachten en uiteindelijk zelfs tot arbeidsongeschiktheid.

De onderhavige uitvinding heeft derhalve als doel te voorzien in een werkwijze van het hierboven beschreven soort waarbij dit nadeel zich niet voordoet. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de verpakking machinaal opgenomen, getransporteerd en op de drager geregen wordt. Door het op deze wijze machinaal uitvoeren van een aantal zware en onaangename werkzaamheden, wordt de arbeidsvreugde vergroot en nemen bovendien de produktiekosten af. Daarnaast wordt zo een beter produkt verkregen, omdat eenvoudig kan worden bewerkstelligd dat het vlees op regelmatige afstanden op de drager geregen wordt.

Bij voorkeur wordt de drager machinaal aangevoerd, afgevoerd en opgehangen. Zo worden de arbeider nog meer zware en de rug in het bijzonder belastende handelingen uit handen genomen.

De ophanglus en de verpakking blijven bij voorkeur tijdens het rijgen in hoofdzaak vrij van de drager. Dit is vooral van belang bij ronde worsten, zoals bijvoorbeeld rookworsten, waarbij het voor kan komen dat door aanraking van de ophanglus en de drager tijdens het rijgen de worst enigszins geroteerd wordt, waardoor niet de lus, maar een deel van de worst op de drager komt te rusten. Dit resulteert in witte plekken na het roken op de plaatsen waar de worst op de drager gerust heeft. Dergelijke plekken maken de worst onverkoopbaar.

De drager is bij voorkeur een in de vleesindustrie gebruikelijke standaarddrager. Door dergelijke standaarddragers, met in het algemeen een Y-vormig, rond of vierkant profiel, toe te passen zijn de kosten van het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding minimaal.

Wanneer de dragers in hoofdzaak dwars op hun lengterichting aangevoerd en afgevoerd worden, kunnen de bewerkingen in een relatief kleine ruimte plaatshebben.

De uitvinding beoogt verder te voorzien in een opstelling voor het uitvoeren van de werkwijze. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door een opstelling, omvattende een op zich bekende inrichting voor het met de substantie vullen van een verpakking, een met de vulinrichting in serie geplaatste inrichting voor het op dragers rijgen van de gevulde verpakkingen, alsmede een met de rijginrichting in serie geplaatste inrichting voor het in een rek ophangen van de dragers.

Een opstelling waarbij de vulinrichting middelen voor het in de verpakking persen van de substantie, middelen voor het afsluiten van de verpakking en middelen voor het aan de verpakking bevestigen van een ophanglus omvat, ver toont bij voorkeur met de ophanglusbevestigingsmiddelen samenwerkende middelen voor het openhouden van de lus.

Een bijzonder doelmatige uitvoering van de opstelling wordt verkregen wanneer de openhoudmiddelen een met een matrijs van de afsluitmiddelen samenwerkende buigveer en een in de nabijheid van de matrijs aangebrachte bek omvatten.

Bij voorkeur omvat de rijginrichting middelen voor het uit een afvoeropening van de vulinrichting transporteren van de gevulde, afgesloten en van een ophanglus voorziene verpakkingen, en middelen voor het in de juiste onderlinge positie brengen van de verpakkingen en de dragers.

Bij voorkeur omvatten de transportmiddelen een om ten minste één aslijn zwenkbare transportarm. Hierdoor wordt een compacte inrichting verkregen.

Wanneer de transportarm een gevorkt uiteinde met omgekeerd V-vormige doorsnedeprofiel vertoont, wordt een uit de vulinrichting genomen verpakking altijd goed gericht, en kan deze eenvoudig overgenomen worden.

De positioneringsmiddelen omvatten bij voorkeur middelen voor het naar een rijgplaats aanvoeren van de dragers, alsmede ten minste één langs een de transportmiddelen en de rijgplaat verbindende baan beweegbare transport-haak. De toepassing van langs een baan beweegbare transport-haken levert een grote flexibiliteit met betrekking tot de lokatie van de rijgplaats t.o.v. de vulinrichting.

Wanneer de transporthaak tenminste twee ten opzichte van elkaar beweegbare haakdelen vertoont, kan de ophanglus van de verpakking goed open- en vastgehouden worden.

Wanneer de transporthaak een bedienbare losinrichting omvat, en de positioneringsmiddelen een met de losinrichting samenwerkend bedieningsorgaan omvatten, waarbij het bedieningsorgaan en de rijgplaats t.o.v. elkaar verplaatsbaar zijn, wordt gewaarborgd dat opeenvolgende transportha-ken elk een gevulde verpakking op de juiste afstand van zijn voorganger op de drager achterlaten.

De ophanginrichting omvat bij voorkeur middelen voor het van de rijgplaats afvoeren van gevulde dragers en midde len voor het op onderlinge afstand in een rek ophangen van de afgevoerde dragers.

De afvoermiddelen vertonen bij voorkeur ten minste één zwenkbaar parallellogram. Zo wordt op eenvoudige wijze een gewenste afvoerbeweging verkregen.

Genoemde en andere kenmerken van de werkwijze en opstelling volgens de uitvinding zullen hierna worden toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de tekening, waarin overeenkomstige onderdelen aangeduid worden met overeenkomstige verwijzingscijfers, en waarin: fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een opstelling volgens de uitvinding, waarbij de vulinrichting schematisch weergegeven is; fig. 2 een schematische weergave is van het vullen van een verpakking met vlees? fig. 3 een schematisch perspectivisch aanzicht geeft van de eerste fase van het afsluiten van de gevulde verpakking? fig. 4 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de tweede fase van het afsluiten? fig. 5 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de derde fase van het afsluiten; fig. 6 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de vierde fase van het afsluiten; fig. 7 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is van de bek van de vulinrichting tijdens het openen van de ophanglus? fig. 8 een perspectivisch aanzicht is van de bek met opengehouden ophanglus; fig. 9 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de transportmiddelen van de rijginrichting volgens de uitvinding ? fig. 10 een gedeeltelijk opengebroken perspectivisch aanzicht is van een transporthaak volgens de uitvinding; fig. 11 een schematisch zijaanzicht is van een deel van de rijginrichting en de ophanginrichting volgens de uitvinding; fig. 12 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van de rijginrichting; fig. 13 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de derde uitvoeringsvorm van de rijginrichting? en fig. 14 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een vierde uitvoeringsvorm van de rijginrichting.

Een opstelling voor het voor roken en/of een andere (warmte)behandeling gereedmaken van verpakt vlees volgens de uitvinding omvat een vulinrichting 1 (fig. 1), een daarmee in serie geplaatste rijginrichting 2 en een met de rijginrichting 2 in serie geplaatste ophanginrichting 3.

In de vulinrichting 1 (fig. 2) wordt vlees 4 door hier niet getoonde persmiddelen in een verpakking 5 geperst. Wanneer de verpakking 5 gevuld is wordt hij samengeknepen door bekken 6, welke vervolgens in de persrichting van elkaar af bewegen, waarna de gevulde verpakking 5 door afsluitmiddelen 7 afgesloten wordt. Met de afsluitmiddelen 7 overeenkomende middelen 8 sluiten het begin van een volgende verpakking 5 af, waarna snijmiddelen 9 de gevulde en de te vullen verpakking 5 van elkaar scheiden.

De afsluitmiddelen 7 omvatten een tweetal naar elkaar toe beweegbare matrijzen 10 (fig. 3), waartussen zich een vervormbare, in het algemeen metalen afsluiter 11 bevindt. Aan de onderste matrijs 10 is een tweetal buigveren 12,13 bevestigd, de buigende beweging waarvan geregeld wordt door bijbehorende beweegbare aanslagen 14,15. Wanneer de gevulde verpakking 5 wordt vastgehouden door de bekken 6 (fig. 3), wordt de bij de eerste buigveer 12 behorende eerste beweegbare aanslag 14 omhoog bewogen (fig. 4). Dan wordt een ophanglus 16 over de nog geopende afsluiter 11 en de nu langs de matrijs 10 gerichte eerste buigveer 12 geplaatst. Vervolgens wordt de bij de tweede buigveer 13 behorende tweede beweegbare aanslag 15 naar beneden bewogen (fig. 5), waardoor de tweede buigveer 13 de lus 16 vastklemt op de onderste matrijs 10. Nu worden de matrijzen naar elkaar toe bewogen, waardoor de afsluiter 11 gesloten wordt en de ophanglus 16 daaraan bevestigd wordt (fig. 6). Door de opwaartse beweging van de onderste matrijs 10 wordt de daarin aangebrachte eerste buigveer 12 omhoog bewogen t.o.v. zijn bijbehorende aanslag 14, waardoor hij weer uit kan veren. Door de specifieke U-vorm van het opstaande been van de buigveer 12 wordt bij het uitveren daarvan de lus 16 meegenomen, waardoor deze opengetrokken wordt. De snijmiddelen 9 bewegen nu omlaag en scheiden de gevulde van de te vullen verpakking 5.

De door de eerste buigveer 12 opengehouden ophanglus 16 wordt nu opgepakt door zich om de lus 16 sluitende kaken 17 van een bek 18 (fig. 7). De kaken 17 worden in hun gesloten toestand verbonden door een tweetal pennen 19,20, de ene 19 waarvan bevestigd is aan één van de kaken 17, en het andere 20 waarvan daarin verschuifbaar opgenomen is, en verbonden is met een in een pneumatische cilinder 21 beweegbare zuiger 22. Wanneer de matrijzen 10 van elkaar bewegen wordt de pen 20 onder pneumatische druk in de richting van het scharnierpunt van de bek 18 bewogen, waardoor de ophanglus 16 in geopende toestand overgenomen wordt van de matrijs 10 in de bek 18 (fig. 8). In plaats van pneumatisch kunnen de pennen 19,20 natuurlijk ook (electro)magnetisch of anderszins bediend worden.

Hoewel de beschrijving betrekking heeft op verpakkingen met een afzonderlijke ophanglus, is de uitvinding ook toepasbaar bij ronde worsten, zoals rookworsten, waarbij de ophanglus 16 gevormd wordt door een de beide uiteinden van de worst verbindende draad.

De opengehouden ophanglus 16 wordt vervolgens overgenomen door een transportarm 23 van de rijginrichting 2 (fig. l,fig. 9). Het uiteinde 24 van de transportarm 23 vertoont een omgekeerd V-vormig doorsnedeprofiel, zodat ook ronde worsten, zoals rookworsten, waarvan de lus 16 bij het verlaten van de vulinrichting 1 niet recht voor de transportarm 23 zit, langs het uiteinde 24 glijden tot hun lus 16 in de inkeping 25 valt.

De transportarm 23 is zwenkbaar om twee nagenoeg dwars op elkaar staande assen 26,27. De transportarm 23 wordt over een riem of ketting 28 met een daarop bevestigde pen 29 aangedreven door een krachtbron 30. De pen 29 loopt in een gleuf 31 die aangebracht is in een met een wagen 32 verbonden plaat 33. In de gleuf 31 loopt ook een pen 34 van een over de as 27 met de transportarm 23 verbonden aandrijf-arm 35. In de in fig. 9 weergegeven stand zal de pen 29 de aandrijfarm 35 naar beneden duwen, waardoor de transportarm 23 de aangegeven stand inneemt. Wanneer de riem 28 verder beweegt in de met pijlen aangegeven richting zal de aandrijfarm 35 nog iets verder naar beneden geduwd worden, en het uiteinde 24 van de transportarm 23 derhalve nog iets omhoog komen, waarna de plaat 33 vervolgens in de richting van de krachtbron 30 getrokken wordt, waardoor de wagen 32 en de daarop aangebrachte transportarm 23 eveneens in die richting bewegen. Op een bepaald moment zal een stuurplaat 36 tussen de aandrijfarm 35 en de plaat 33 met sleuf 31 komen, waardoor de pen 34 van de aandrijfarm 35 in zijn laagste positie gehouden wordt.

Ongeveer op hetzelfde moment zal een eveneens aan de wagen 32 bevestigde hefboom 37 in contact komen met een tweede stuurplaat 38, en verder langs het gekromde oppervlak 39 van deze stuurplaat 38 bewegen. Hierdoor roteert de hefboom 37 om een as 40 en doet een uiteinde 41 van de hefboom 37 de transportarm 23 roteren om zijn as 26. In het uiterste punt van de rotatiebeweging, wanneer de pen 29 in zijn keerpunt is, wordt de ophanglus 16 overgenomen door een transporthaak 43 (fig. 1).

Wanneer de pen 29 voorbij zijn keerpunt is en weer in de richting van de vulinrichting 1 beweegt zal op een gegeven moment de pen 34 van de aandrijfarm 35 buiten aan-grijping geraken met de onderzijde van de eerste stuurplaat 36, waardoor de pen 34 en de aandrijfarm 35 langs de schuine zijde 42 van de eerste stuurplaat 36 naar boven zullen bewegen en het uiteinde 24 van de transportarm 23 dientengevolge naar beneden zal zwenken. De transportarm 23 is dan weer gereed om een gevulde verpakking 5 uit de vulinrichting 1 te nemen.

De transporthaak 43 (fig. 10) omvat een tweetal ten opzichte van elkaar in de richting van de pijlen beweegbare haakdelen (46), welke in de uitgangspositie gespreid zijn, maar op het moment dat een ophanglus 16 overgenomen wordt, nagenoeg tegen elkaar geplaatst zijn, teneinde in het gevorkte uiteinde 24 van de transportarm 23 binnen te kunnen dringen voor het overnemen van de ophanglus 16. De sluit-beweging van de haakdelen 46 wordt bewerkstelligd door het naar beneden zwenken van een hefboom 47, welke een met de bovenzijde van de haakdelen 46 in aangrijping verkerend T-stuk 48 tegen de werking van een tweetal voorspanveren 49 in naar beneden duwt. De hefboom 47 wordt naar beneden gezwenkt wanneer de transporthaak 43, die voorzien is van een viertal rollen 50, een in een baan 51 (fig. 1) waarin hij beweegt aangebrachte nok ontmoet.

De transporthaak 43 omvat verder een losinrichting 52, bestaande uit een hefboom 53, een daarmee verbonden tweede T-stuk 54 en twee ten opzichte van elkaar beweegbare benen 55,56 van elk haakdeel 46. Wanneer de hefboom 53 door een in de bewegingsbaan 51 aanwezig bedieningsorgaan 57 (fig. 1) naar beneden geduwd wordt, wordt over het met de hefboom 53 verbonden T-stuk 54 het ene been 55 van elk van de haakdelen 46 naar boven bewogen ten opzichte van het andere been 56. Zo zwenken de voeten 58 van de haakdelen 46 om hun zwenkassen 59,60 naar beneden, waardoor een op de transporthaak 43 meegevoerde ophanglus 16 losgelaten kan worden.

Nadat de transporthaak 43 de gevulde verpakking 5 heeft overgenomen van de transportarm 23 van de transportmiddelen 44 (fig. 1), worden de ten opzichte van elkaar beweegbare haakdelen 46 gespreid, waardoor de ophanglus 16 van de verpakking 5 stevig vast- en opengehouden wordt. Zo wordt het rijgen sterk vereenvoudigd. Ingeval van ronde worsten wordt door het spreiden van de haakdelen 46 de ophanglus 16 naar het midden gedwongen en de worst zelf gericht. De transporthaak 43 beweegt nu op zijn rollen 50 langs de baan 51. De baan 51 voert naar een rijgplaats 61, waar een inmiddels aangevoerde drager 62 gereed ligt om gevuld te worden. De transporthaak 43 wordt zodanig langs de rijgplaats 61 geleid, dat de ophanglus 16 van de verpakking 5 op de drager 62 wordt geregen. De rijgplaats 61 is aan zijn aanvoerzijde voorzien van een tweetal achtereenvolgens wegklapbare ondersteuningen 63. Wanneer de hefbomen 47 en 53 van de losinrichting 52 van de transporthaak 43 in aanraking komen met het bedieningsorgaan 57, worden de haakdelen 46 gesloten en de voeten 58 van de transporthaak 43 naar beneden gezwenkt, en wordt de ophanglus 16 van de verpakking 5 op de drager 62 gehangen. Het bedieningsorgaan 57 beweegt nu over een vastgestelde afstand naar rechts, teneinde de volgende verpakking op een volgende positie langs de drager 62 te lossen.

Wanneer een drager 62 geheel met verpakkingen 5 gevuld is, wordt hij door afvoermiddelen 64 van de rijgplaats 61 afgevoerd. De afvoermiddelen 64 (fig. 11) omvatten een tweetal zwenkbare parallellogrammen 65, welke aangedreven worden door een krachtbron 66, en welke de dragers 62 op een bandtransporteur 67 plaatsen. De transporteur 67 brengt de gevulde drager 62 naar ophangmiddelen 68, welke de drager 62 in een rek 69 ophangen. In plaats van de getoonde ophangmiddelen 68 is ook de toepassing van op verticaal beweegbare sledes aangebrachte zogeheten harmonica-armen denkbaar.

Wanneer een gevulde drager 62 afgevoerd is, wordt door aanvoermiddelen 70 (fig. 1), welke een bandtransporteur 71 en een naar de rijgplaats 61 toe beweegbare, door zuigers 72 aangedreven steunorgaan 73 omvat, een lege drager 62 aangevoerd.

Zoals aangegeven in fig. 12 kunnen de transportmiddelen 44 ook een tweetal transportbanden 74 omvatten, welke de gevulde verpakkingen 5 uit de vulinrichting 1 transporteren, en aan weerszijden om een aangevoerde drager 62 geplaatst zijn. De transportbanden 74 kunnen beweegbaar opgenomen zijn in een gestel (hier niet getoond), en kunnen wanneer zij volledig gevuld zijn in de door de pijlen aange- geven richting om de drager 62 heen bewogen worden, waardoor de gevulde verpakkingen 5 met hun ophanglus 16 op de drager 62 gehangen worden. Doordat de ophanglus bij het zo op de drager 62 rijgen niet met de drager in aanraking komt, is 5 het vooral bij ronde worsten bestaande gevaar dat een deel van de verpakking 5 op de drager 62 komt te rusten niet aanwezig.

Bij een andere uitvoeringsvorm (fig. 13) omvatten de transportmiddelen 44 een enkele transportband 74, welke ) boven een aangevoerde drager 62' beweegt. Wanneer de transportband 74 geheel gevuld is kan de drager 62, die opgenomen is in een gestel (hier niet getoond) op de met pijlen aangegeven wijze langs de binnenzijde van de ophanglussen 16 als het ware naar boven rollen, tot de gevulde verpakkingen 5 5 aan de drager 62 hangen. Ook hier treedt geen beweging op tussen de drager 62 en de ophanglus 16, zodat het gevaar dat een deel van de verpakking 5 op de drager 62 komt te rusten ook hier niet aanwezig is.

Bij weer een andere uitvoeringsvorm (fig. 14) omvat-3 ten de transportmiddelen 44 een enkele transportband 74, welke gevulde verpakkingen 5 naar een met een bepaalde snelheid onder de transportband 74 doorlopende drager 62 voert. Wanneer de ophanglussen 16 het eind van de transportband 74 bereiken, vallen de gevulde verpakkingen met hun ophanglus 5 16 op de drager 62.

De aanvoermiddelen 70 en de afvoermiddelen 64 (fig. 1) kunnen zodanig groot uitgevoerd worden, dat zij een buffercapaciteit vertonen, zodat dragers 62 bijvoorbeeld in grote hoeveelheden in één keer aangevoerd kunnen worden, en D de verwerking niet stilgelegd behoeft te worden wanneer een rek 69 vol is en gewisseld moet worden.

De rijginrichting 2 kan nog voorzien zijn van middelen voor het naar keuze lossen van een gevulde verpakking 5 voordat deze op een drager 62 geregen is. Zo kunnen bijvoor-5 beeld verpakkingen 5 die niet aan bepaalde eisen voldoen uit het proces verwijderd worden, en kunnen ook steekproeven genomen worden.

De vul-, rijg- en ophanginrichtingen 1,2,3 kunnen modulair opgebouwd zijn.

Claims (19)

1. Werkwijze voor het voor roken en/of een andere behandeling gereedmaken van een verpakte substantie, in het bijzonder vlees, omvattende het machinaal in een verpakking brengen van de substantie, het machinaal afsluiten en van i een ophanglus voorzien van de verpakking, het aan de ophang-lus opnemen en naar een aangevoerde drager transporteren van de afgesloten verpakking, het op de drager rijgen van de ophanglus, en het uiteindelijk afvoeren en in een rek ophangen van de gevulde drager, met het kenmerk, dat de verpak- i king (5) machinaal opgenomen, getransporteerd en op de drager (62) geregen wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drager (62) machinaal aangevoerd, afgevoerd en opgehangen wordt.

> 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ophanglus (16) en de verpakking (5) tijdens het rijgen in hoofdzaak vrij blijven van de drager (62).

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de drager (62) een in de vleesindustrie ) gebruikelijke standaarddrager is.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager (62) in hoofdzaak dwars op zijn lengterichting aan- en afgevoerd wordt.

6. Opstelling voor het voor roken en/of een andere > behandeling gereedmaken van een verpakte substantie, in het bijzonder vlees, omvattende een op zich bekende inrichting (1) voor het met de substantie vullen van een verpakking (5), een met de vulinrichting (1) in serie geplaatste inrichting (2) voor het op dragers (62) rijgen van de gevulde ) verpakkingen (5), alsmede een met de rijginrichting (2) in serie geplaatste inrichting (3) voor het in een rek (69) ophangen van de dragers (62).

7. Opstelling volgens conclusie 6, waarbij de vulinrichting middelen voor het in de verpakking persen van de 5 substantie, middelen voor het afsluiten van de verpakking en middelen voor het aan de verpakking bevestigen van een ophanglus omvat, gekenmerkt door met de ophanglus-bevesti-gingsmiddelen samenwerkende middelen voor het openhouden van de lus (16).

8. Opstelling volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de openhoudmiddelen een met een matrijs (10) van de afsluitmiddelen (7) samenwerkende buigveer (12), en een in de nabijheid van de matrijs (10) aangebrachte bek (18) omvatten.

9. Opstelling volgens één der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de rijginrichting (2) middelen (44) voor het uit een afvoeropening van de vulinrichting (1) transporteren van de gevulde, afgesloten en van een ophanglus voorziene verpakkingen (5) en middelen (45) voor het in de juiste onderlinge positie brengen van de verpakkingen (5) en de dragers (62) omvat.

10. Opstelling volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de transportmiddelen (44) een om ten minste één aslijn zwenkbare transportarm (23) omvatten.

11. Opstelling volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de transportarm een gevorkt uiteinde (24) met omgekeerd V-vormig doorsnede-profiel vertoont.

12. Opstelling volgens één der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen (45) middelen (70) omvatten voor het naar een rijgplaats (61) aanvoeren van de dragers (62), alsmede ten minste één langs een de transportmiddelen (44) en de rijgplaats (61) verbindende baan (51) beweegbare transporthaak (43).

13. Opstelling volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de transporthaak (43) ten minste twee ten opzichte van elkaar beweegbare haakdelen (46) vertoont.

14. Opstelling volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de transporthaak (43) een bedienbare losinrichting (52) omvat, en de positioneringsmiddelen (45) een met de losinrichting (52) samenwerkend bedieningsorgaan (57) vertonen, waarbij het bedieningsorgaan (57) en de rijgplaats (61) ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn.

15. Opstelling volgens één der conclusies 6-14, met het kenmerk, dat de middelen (64) voor het van de rijgplaats (61) afvoeren van gevulde dragers (62) en middelen (68) voor het op onderlinge afstand in een rek (69) ophangen van de afgevoerde dragers (62) omvat.

16. Opstelling volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de afvoermiddelen (64) ten minste één zwenkbaar parallellogram (65) omvatten.

17. Vulinrichting (1), kennelijk bestemd voor toepassing in de opstelling volgens één der conclusies 6-16.

18. Rijginrichting (2), kennelijk bestemd voor toepassing in de opstelling volgens één der conclusies 6-16.

19. Ophanginrichting (3), kennelijk bestemd voor toepassing in de opstelling volgens één der conclusies 6-16.