NL9000963A - Randprofiel of randlijst. - Google Patents

Description

Randprofiel of randlijst.

De vinding heeft betrekking op een metalen randprofiel of randlijst van metaal dat is verankerd in een goot- of put-lichaam voor het op een draagvlak ondersteunen en binnen een op-sluitvlak fixeren van deksels of roosters op afwateringsgoten of putten en tevens als kantenbescherming hiervan.

Het is bekend om in verharde oppervlakken zoals wegen, trottoirs, voetpaden, bedrijfsvloeren en dergelijke, voor de opvang en afvoer van hemelwater of afvalwater en voor het blijvend bereikbaar installeren van kabels, leidingen en dergelijke, hiervoor geëigende goten of putten toe te passen, welke dan worden af-gedekt met uitneembare - al of niet vergrendelbare - roosters, c.q. deksels.

Voor voornoemde situaties wordt het goot/putlichaam zowel in cement- als in polyester gebonden beton uitgevoerd waarbij, ter voorkoming van te verwachten mechanische beschadigingen van zowel het gedeelte waarop en waartussen de roosters/deksels dragen als de bovenvlakken van de wanden als gevolg van het zich daarover bewegend verkeer, deze vlakken kunnen worden voorzien van een - meestal metalen - randprofiel; dit is bekend uit bijvoorbeeld het DE-OS-1.708.669, EP-0.204.278, bladzijde 7, regel 31 en volgende en DE-OS-2.844.748.

Belangrijk hierbij is, dat dergelijke randprofielen onwrikbaar met het goot- of putlichaam verbonden zijn en hiermede één geheel vormen hetgeen op optimale wijze kan worden bereikt door het randprofiel tevoren in de gietvorm waarin het goot- of putlichaam wordt vervaardigd op te nemen, waarna het vullen van de gietvorm kan plaatsvinden.

Ofschoon bij een uitvoering in polyester-beton, de polyester een uitstekende hechting aan een metalen randprofiel verschaft, is gebleken dat voor een blijvend onwrikbare verbinding tussen randprofiel en het goot/putlichaam, de randprofielen tevens daarin verankerd dienen te zijn.

Een oplossing hiervoor tonen de reeds eerder ver- melde DE-OS-1.708.669 en EP-0.204.278, met aan het randprofiel bevestigde ankers.

Een andere verankeringsvorm toont het DE-GM-7.122. 579, waar sprake is van een randprofiel waarvan de naar het gootli-chaam toegekeerde zijde voorzien is van verankeringselementen welke in het gootlichaam aangrijpen.

Weer een andere verankeringsvorm toont het EP-81762 met een randprofiel hetwelk voorzien is van naar het gootlichaam toegekeerde flensdelen met openingen.

Dergelijke randprofielen worden voor het vullen van de gietvorm hierin bevestigd of geklemd, teneinde ze bij de fabricage van het gootlichaam hierin te integreren.

Een verwerking van randprofielen op deze wijze stelt relatief hoge eisen ten aanzien van de nauwkeurigheid van de vlakken welke tijdens de fabricage van het gootlichaam met de gietvorm contact dienen te maken teneinde een goede aansluiting tussen randprofiel en gootlichaam te verkrijgen, zowel aan de buiten- als de binnenzijde van de goot.

Daarnaast is de uitvoering van verankeringsvormen uit het reeds genoemde DE-GM-7.122.579, productie-technisch kostbaar en vindt de verankering als getoond in het EP-81762 slechts plaats in de buitenste zones van de wand van het goot/putlichaam.

Doel van de vinding is een randprofiel of randlijst voor eerder geschetste toepassingen te verschaffen, waaraan op eenvoudige wijze bijvoorbeeld door middel van gieten - bij voorkeur in gietijzer - , een zodanige vorm is gegeven, dat zonder hiervoor ankers te hoeven aanbrengen, een optimale verankering wordt verkregen en aan de hiervoor geschetste bezwaren tegemoet gekomen wordt, door middel van een andere vormgeving dan de tot nu toe bekende, een andere positionering van de verankeringselementen en een daarmee verband houdende aanzienlijke reductie van het contact-oppervlak tussen randprofiel en gietvorm.

Dit doel is bereikt met de in de conclusies omschreven maatregelen.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een randprofiel volgens de utivinding is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een bovenaanzicht van een randprofiel volgens de vinding/ figuur 2 een binnenaanzicht volgens de lijn II-II in figuur 1 doch voorzien van een grendelhuisje/ figuur 3 een buitenaanzicht volgens de lijn III-III in figuur 1 doch tevens voorzien van een grendelhuisje, figuur 4 een kopaanzicht volgens de lijn IV-IV in figuur 2 doch zonder grendelhuisje, figuren 5 en 6 doorsneden volgens de lijnen V-V en VI-VI in figuur 2, doch zonder grendelhuisje.

figuur 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII in figuur 2, figuur 8 een doorsnede volgens de lijn VIII-VIII in figuur 2 doch zonder grendelhuisje, figuur 9 een gedeeltelijk aanzicht van een randprofiel als in figuur 3, met verankeringselementen van een tweede uitvoeringsvorm, figuur 10 een doorsnede volgens de lijn X-X in figuur 9, figuur 11 een gedeeltelijk aanzicht van een randprofiel als in figuur 3, met verankeringselementen van een derde uitvoeringsvorm, en figuur 12 een doorsnede volgens de lijn XII-XII in figuur 11.

In de figuren liggen de met 2 aangeduide bovenvlakken van een metalen - bijvoorbeeld gietijzeren - randprofiel 1 volgens de vinding gewoonlijk gelijk of nagenoeg gelijk met het bovenvlak van een door dit randprofiel te ondersteunen deksel/rooster (niet weergegeven) en met het vlak van de (eveneens niet weergegeven) omringende vloer of verharding.

Het met 3 aangeduide draagvlak loopt evenwijdig danwel nagenoeg evenwijdig aan het bovenvlak 2 ter ondersteuning van het deksel/rooster, waartoe het samenwerkt met zich aan dit deksel/rooster bevindende steunvlakken.

Een verticaal danwel nagenoeg verticaal opsluitvlak 4 verbindt bovenvlak 2 met draagvlak 3 en dient ter zijdelingse opsluiting van zich bij een goot of put tussen twee parallel en op zekere afstand van elkaar bevindende randprofielen geplaatste deksel/roosters, waarbij deze opsluitvlakken samenwerken met zich aan deze deksels/roosters bevindende zijvlakken. Nabij de randeinden kan het draagvlak 3 zich verbreden, waarbij een terugliggend verticaal opsluitvlak 4' ontstaat om de deksels/roosters tegen verschuiven te borgen. Dit is voor de uitvinding echter niet van essentieel belang.

Bij het bovenvlak 2 behoort een onderflensvlak 2a, bij het draagvlak 3 behoort een ondervlak 3a, en bij het opsluitvlak 4 behoort een buitenvlak 4a.

Zoals uit de figuren 1-8 blijkt, bezitten de randprofielen ter plaatse van de vlakken 2a, 4a en 3a één of meerdere min of meer zwaluwstaartvormige of trapeziumvormige aangietsels 5 resp. 6 zodanig, dat hun schuine vlakken 5a resp. 6a met eerdergenoemde vlakken 2a en 3a een hoek insluiten die kleiner is dan 90° en daardoor als verankeringselement fungeren.

In de figuren 2, 3 en 7 is een grendelhuisje getekend dat voor het wezen van de uitvinding verder niet van belang is en daarom ook niet van een verwijzingscijfer is voorzien.

Het zal duidelijk zijn, dat voor het verkrijgen van de beoogde ankerwerking bij een integreren van de randprofielen in het goot/putlichaam, de hoek welke voornoemde vlakken 5a en 6a met het vlak 2a resp· 3a maken van belang is, en bij voorkeur ongeveer 60° is.

De verankerings elementen 5 en 6 zijn in de tweede uitvoeringsvorm van de figuren 9 en 10 tevens van een inkassing 5b resp. een opening 6b voorzien. De figuren 11 en 12 tonen een derde uitvoeringsvorm van de verankeringselementen. Deze bestaan uit aan vlak 4a gevormde en vanaf vlak 2a omlaag reikende ribben 9 welke zodanig geplaatst zijn dat hun schuine vlakken 9a een iets kleinere dan 90° zoals ongeveer 80° zijnde hoek met vlak 2a maken, en uit ten opzichte van vlak 3a omlaag gerichte ankerbenen 10 met in hoofdzaak vierkante-, rechthoekige- of trapeziumvormige doorsnede welke voorzien zijn van een nabij hun beeneinde gevormd uitsteeksel 10a en waarvan het vlak 10b in het verlengde van vlak 7 ligt, dan wel ten opzichte daarvan terug springt.

Bij een in de gietvorm fixeren van de randprofielen volgens de vinding, blijft het contact tussen gietvorm en randpro-fiel slechts beperkt tot de in de figuren met 7 en 8 aangegeven vlakken Bij een speciale uitvoeringsvorm staan voornoemde vlakken 7 en 8 onder een kleine hoek ten opzichte van vlak 3 resp. 2 en wel zodanig, dat de hoek gevormd tussen de vlakken 3 en 7 en de vlakken 2 en 8 kleiner dan 90° is, waardoor het contactoppervlak tussen randprofiel en gietvorm tot een minimum wordt gereduceerd.

Eén en ander betekent een dusdanige vergroting van de toelaatbare toleranties met betrekking tot de rechtheid en op-pervlaktenauwkeurigheid van de - onbewerkte - randprofielen op die plaatsen, waar deze tijdens de fabricage in de gietvorm dienen aan te liggen teneinde lekkage van gietmateriaal tijdens de fabricage van het goot/putlichaam te voorkomen, dat nabewerking achterwege kan blijven.

Claims (8)

1. Metalen randprofiel of randlijst dat is verankerd in een goot- of putlichaam voor het op een draagvlak ondersteunen en binnen een opsluitvlak fixeren van deksels dan wel roosters op afwateringsgoten of putten en als kantenbescherming hiervan, met het kenmerk, dat de verankering bestaat uit aan een onderflensvlak (2a) van het randprofiel (1) en een bij het opsluitvlak (4) behorende buitenvlak (4a) gevormde min of meer trapeziumvormige aangietsels (5) of ribben (9) met schuine vlakken (5a, 9a) die ten opzichte van het onderflensvlak (2a) een scherpe hoek vormen.

2. Randprofiel of randlijst volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het voorzien is van een aantal aan een bij het draagvlak (3) behorend ondervlak (3a) gevormde min of meer trapeziumvormige verankeringselementen (5) met schuine vlakken (6a) die ten opzichte van ondervlak (3a) een scherpe hoek vormen.

3. Randprofiel of randlijst volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat in de aangietsels (5) inkassingen (5b) gevormd zijn.

4. Randprofiel of randlijst volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat in de verankeringselementen (6) openingen (6b) gevormd zijn.

5. Randprofiel of randlijst volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het voorzien is van een aantal vanaf het ondervlak (3a) omlaag reikende ankerbenen (10) met in hoofdzaak vierkante-, rechthoekige- of trapeziumvormige doorsnede, die nabij het einde voorzien zijn van uitsteeksels (10a).

6. Randprofiel of randlijst volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat het binnenvlak (10b) van een ankerbeen (10) in het verlengde ligt van het binnenbegrenzingsvlak (7) dat het draagvlak (3) met het bijbehorende ondervlak (3a) verbindt danwel ten opzichte daarvan terugspringt.

7. Randprofiel of randlijst volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het bovenvlak (2) door een buitenbegren-zingsvlak (8) met het onderflensvlak (2a) is verbonden, gekenmerkt doordat de begrenzingsvlakken (7 en 8) met de respectieve vlakken (3 en 2) een hoek insluiten die iets kleiner is dan 90°, zoals ongveer 80°.

8. Randprofiel of randlijst zoals weergegeven in de figuren en/of besproken aan de hand daarvan.