NL8903114A - Platenspeler, alsmede detectie-eenheid ten gebruike in de platenspeler. - Google Patents

Description

De uitvinding heeft betrekking op een platenspeler met een inrichting voor het aftasten van schijfvormige informatiedragers, van onderling verschillende diameter, omvattende een gestel, een draaitafel met een oplegvlak voor een omtreksrand vertonende informatiedragers, een inrichting voor het volgens een invoerrichting verplaatsen en in een gedefinieerde positie ten opzichte van de draaitafel brengen van genoemde informatiedragers, welke inrichting is voorzien van ten minste een ten opzichte van de invoerrichting in zijwaartse richting verplaatsbaar positioneerorgaan met een voor samenwerking met de omtreksrand van genoemde informatiedragers ingericht positioneerelement, een detectie-eenheid voor het detecteren van de positie van genoemde informatiedragers, welke detectie-eenheid is voorzien van een volgens de invoerrichting van genoemde informatiedragers en een daaraan tegengestelde richting verplaatsbaar schuiflichaam, een met het positioneerorgaan verbonden, met een geleidingsrand van het schuiflichaam samenwerkend, geleidingselement, en een om een draaiingsas verplaatsbaar draailichaam met een voor samenwerking met de omtreksrand van genoemde informatiedragers ingericht detectie-element, en een servo-element.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een detectie-eenheid ten gebruike in de platenspeler.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 4,470,136 (herewith incorporated by reference) is een platenspeler met een laadmechanisme voor het in en uit de speler brengen van grammofoonplaten van onderling verschillende diameter bekend. Het laadmechanisme is voorzien van twee parallelle schuifbare positioneerorganen, die elk zijn voorzien van een positioneerelement voor samenwerking met de omtreksrand van een te positioneren plaat. De positioneerorganen zijn met elkaar gekoppeld door middel van een tandwiel en zijn dwars op de invoerrichting van de platen en ten opzichte van elkaar in tegengestelde richtingen verplaatsbaar. Het laadmechanisme omvat voorts een volgens de invoerrichting verplaatsbaar schuiflichaam met een geprofileerde geleidingsrand, alsmede een in een richting dwars op de invoerrichting van de plaat verplaatsbare vergrendelplaat. Een van de positioneerorganen is voorzien van een pen, welke selectief samenwerkt met de geleidingsrand van het schuiflichaam en met de vergrendelplaat. Het laadmechanisme is voorts voorzien van een om een vaste draaiingsas draaibare arm met een detectie-element voor samenwerking met de omtreksrand van de te positioneren plaat, waarbij de draaiarm is voorzien van een pen, welke in een geleidingsgleuf van het schuiflichaam steekt. Een en ander is zodanig uitgevoerd, dat aan het einde van de invoerbeweging van een plaat, waarbij deze in een centreerpositie is gebracht, een op de vergrendelplaat bevestigd actuatorelement een microschakelaar bedient voor het beëindigen van de invoerbeweging. De inrichting voor het achtereenvolgens in de invoerrichting verplaatsen, in de centreerpositie brengen en detecteren van de centreerpositie van de platen van de bekende * platenspeler is uit een relatief groot aantal onderdelen samengesteld en gecompliceerd van opbouw en werking. Als gevolg van de vele met elkaar samenwerkende onderdelen is de optredende wrijving in de constructie relatief groot, waardoor extra aandrijfvermogen nodig is.

De uitvinding beoogt ondermeer een platenspeler met een inrichting voor het registreren en/of uitlezen van informatie op schijfvormige informatiedragers, in het bijzonder optische platen, van onderling verschillende diameter en met een inrichting voor het volgens een invoerrichting verplaatsen en in een gedefinieerde positie brengen van de informatiedragers te verschaffen, waarbij de platenspeler is voorzien van een uit weinig onderdelen samengestelde detectie-eenheid voor het detecteren van de positie van de informatiedragers.

De platenspeler volgens de uitvinding vertoont daartoe als kenmerk, dat het geleidingselement is aangebracht op het draailichaam, dat draaibaar is gelagerd op het positioneerorgaan, waarbij het geleidingselement zich naast een door de draaiingsas en het detectie-element gaande rechte lijn bevindt, en waarbij het servo-element op het schuiflichaam is aangebracht. Op deze wijze is een platenspeler verkregen met een goedkoop en eenvoudig te vervaardigen, doch doelmatig en geruisarm werkende mechanische detectie-eenheid, waarin slechts geringe wrijvingskrachten optreden. De detectie-eenheid kan een lage bouwhoogte hebben. Dit maakt de platenspeler volgens de uitvinding uitermate geschikt als inbouwapparaat, bijvoorbeeld in het dashboard van een auto. Een voordeel van de platenspeler volgens de uitvinding is voorts nog, dat de uit een klein aantal delen opgebouwde detectie-eenheid bij geschikte dimensionering en materiaalkeuze geen last heeft van hinderlijk trillende onderdelen, hetgeen met name van belang is bij toepassing in auto's.

Een praktische uitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het positioneerorgaan is uitgevoerd als een om een parallel aan de draaiingsas van het draailiehaam lopende zwenkas verplaatsbare zwenkarm, waarbij de geleidingsrand van het schuiflichaam ten minste twee gebieden bezit, welke zich althans nagenoeg op een cirkel met een nagenoeg op de zwenkas van de zwenkarm liggend middelpunt bevinden. Deze platenspeler is geschikt voor het aftasten van informatiedragers van-verschillende in principe onbeperkt aantal diameters.

Een uitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de draaiingsas van het draailiehaam althans nagenoeg samenvalt met een hartlijn van het positioneerelement van het positioneerorgaan. Het voordeel van deze praktische uitvoeringsvorm is vooral gelegen in het bijzonder kleine aantal benodigde onderdelen.

Een zeer efficiënt werkende detectie-eenheid is aanwezig in de uitvoeringsvorm, welke het kenmerk heeft, dat de door de draaiingsas van het draailiehaam en het detectie-element gaande lijn althans nagenoeg loodrecht staat op een door de draaiingsas en het geleidingsele-ment gaande rechte lijn. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is de optimale gevoeligheid van de detectie-eenheid als gevolg van de grote optredende verschuiving van het schuiflichaam als functie van de draaiing van het draailiehaam.

De uitvinding zal nu bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin

Figuur 1 in een uiteengenomen toestand de van een detectie-eenheid voor het detecteren van de positie van informatiedragers voorziene platenspeler volgens de uitvinding toont,

Figuur 2 in bovenaanzicht de detectie-eenheid met een zich in een centreerpositie bevindende CD-single toont en

Figuur 3 in bovenaanzicht de detectie-eenheid met een zich in een centreerpositie bevindende CD toont.

De in figuur 1 weergegeven platenspeler volgens de uitvinding is geschikt voor het inschrijven en/of uitlezen van optische informatiedragers, zoals CD’s en CD-singles. De platenspeler omvat een ten dele uit metaal vervaardigd huis 2, een in het huis 2 bevestigd plat kunststof gestel 4 en een in het huis 2 bevestigde optische aftastinrichting 6. Het huis 2 is opgenomen in een kast, waarvan slechts een frontwand 8 is getoond. In de frontwand 8, welke is voorzien van bedieningsknoppen en -toetsen 10 en 12, bevindt zich een gleufvormige opening 14 voor het volgens een invoerrichting A1 en volgens een uitvoerrichting A2 in respectievelijk uit de platenspeler brengen van een optische plaat, bijvoorbeeld een CD, aangeduid met het cijfer 16.

Het huis 2 is voorzien van een hoofdwand 18 en twee zijwanden 20 en 22. In de hoofdwand 18 zijn een zestal gaten 24 aangebracht, welke corresponderen met een zestal gaten 26 in het gestel 4. Het gestel 4 is door middel van niet getekende, door de gaten 24 en 26 stekende bouten bevestigd aan de binnenzijde van de hoofdwand 18 van het huis 2.

De platenspeler van figuur 1 omvat voorts een detectie-eenheid 30 voor het detecteren van de positie van de informatiedragers, welke detectie-eenheid verbonden is met een inrichting 28 voor het volgens een invoerrichting A1 verplaatsen en in een gedefinieerde positie brengen van een CD of CD-single. De laatstgenoemde inrichting wordt verder als positioneerinrichting aangeduid. De positioneerinrich-ting 28 is voorzien van van een paar zwenkbare positioneerorganen 32 en 34, en een paar zwenkbare positioneerorganen 36 en 38. De positioneerorganen 32 en 34 zijn met behulp van astappen 40 respectievelijk 42, op het gestel 4 gelagerd en zwenkbaar om zwenkassen 41, respectievelijk 43. De tweede positioneerorganen 36 en 38 zijn met behulp van astappen 44 respectievelijk 46, op het gestel 4 gelagerd en zwenkbaar om zwenkassen 45, respectievelijk 47. Tussen de als zwenkarmen uitgevoerde positioneerorganen 32 en 34, welke door middel van een pen-slobgat-verbinding 48 beweegbaar gekoppeld zijn, is een trekveer 50 aangebracht. De eveneens als zwenkarmen uitgevoerde positioneerorganen 36 en 38 zijn door middel van twee pen-slobgatverbindingen 52 en 54 beweegbaar gekoppeld met de positioneerorganen 32 respectievelijk 34. De positioneerorganen 32 en 34 zijn voorzien van een positioneerelement 56 respectievelijk 58, en de positioneerorganen 36 en 38 zijn voorzien van positioneerelementen 60 en 62. De positioneerelementen 56, 58, 60 en 62, welke bedoeld zijn voor samenwerking met een omtreksrand 6¾ van een optische plaat, kunnen als cilindrische rollen of pennen uitgevoerd zijn, doch hebben bij voorkeur een conisch of dubbel conisch verloop, waarbij de hartlijnen van de positioneerelementen 56, 58, 60 en 62 parallel lopen aan de zwenkassen 41, 43, 45 en 47. Teneinde de samenwerking met de omtreksrand 64 van een optische plaat mogelijk te maken is het gestel 4 voorzien van een viertal gleuven 66, 67, 68 en 69, waardoorheen de positioneerelementen 56, 58, 60 en 62 steken.

De optische aftastinrichting 6 van een op zich zelf bekende soort, bijvoorbeeld getoond in het Amerikaanse octrooischrift 4,403,316 (PHN 10.134; herewith incorporated by reference), is met behulp van een viertal door gaten 70 in de zijwanden 20 en 22 van het huis 2 stekende pennen en een montageplaat 72 met een viertal verende en dempende ophangelementen 74 verbonden met het huis 2. De aftastinrichting 6 is voorzien van een om een rotatie-as 76 roteerbare draaitafel 78 met een centreerdoorn 80 en een oplegvlak 82 voor een optische plaat. De rotatie-as 76 loopt parallel aan de onderling parallelle eerste en tweede zwenkassen 41, 43» 45 en 47. De aftastinrichting 6 is voorts voorzien van een een objectief omvattende aftasteenheid 84, die in dit voorbeeld bevestigd is op een zwenkbare arm 86.

Een in de opening 14 in de frontwand 8 gestoken optische plaat 16 wordt door geeigende onderdelen van de positioneerinrichting 18 tussen de positioneerelementen 56, 58, 60 en 62 en boven de draaitafel 78 van de aftastinrichting 6 gebracht. De inrichting 28 is daartoe in dit voorbeeld voorzien van een plaataandrijfrol 88, welke draaibaar gelagerd is in een zwenkbare rolhouder 90. De rolhouder 90 is voorzien van twee gaten 92, welke corresponderen met twee gaten 94 in de zijwanden 20 en 22 van het huis 2, waarbij de rolhouder 90 gelagerd is door middel van twee door de gaten 92 en 94 stekende lagerpennen. De rol 88, welke op zich zelf bekend is uit de Europese octrooiaanvrage 0,296,829 (herewith incorporated by reference), wordt via een niet getoonde tandwieloverbrenging aangedreven door een aan een bevesti-gingsdeel 96 van de zijwand 22 van het huis 2 bevestigde electromotor 97. Tijdens het invoeren van een optische plaat 16, werken twee licht-conische manteloppervlakken 89 van de rol 88 samen met een zijvlak 91 van de optische plaat, waarbij de optische plaat zich tussen de rol 88 en het gestel 4 bevindt, en achtereenvolgens met de positioneerelemen- ten 56 en 58 en de positioneerelementen 60 en 62 in aanraking komt. De invoerbeweging wordt beëindigd, zodra de optische plaat in de gewenste positie is gebracht.

In figuur 2 is een situatie weergegeven, waarin een CD-single aangegeven door 16S, met een diameter van 8 cm met behulp van de positioneerinrichting 28 in een gewenste positie is gebracht. In de platenspeler volgens de uitvinding is die positie bepaald door de plaats van de draaitafel 78, en wel zodanig, dat de hartlijn van de plaat samenvalt met de rotatie-as 76 van de draaitafel 78. In deze positie, ook wel centreerpositie genoemd, is de plaat 16S ingeklemd tussen de positioneerelementen 56, 58, 60 en 62. De tegen de omtreks-rand 64S van de plaat 16S drukkende positioneerelementen 56, 58, 60 en 62 liggen op een cirkel, waarvan het middelpunt op de rotatie-as 76 ligt. De cirkel correspondeert derhalve met de omtreksrand 64S van de CD-single en heeft een diameter van 8 cm.

In de in figuur 3 getoonde situatie bevindt zich een CD, aangeduid door 16, in de centreerpositie, waarbij de hartlijn van de plaat samenvalt met de rotatie-as 76 van de draaitafel. Ook in deze situatie liggen de positioneerelementen 56 en 58 en de positioneerelementen 60 en 62 gezamenlijk op een cirkel met een op de rotatie-as 76 liggend middelpunt. De laatstgenoemde cirkel correspondeert met de omtreksrand 64 van de CD en heeft een diameter van 12 cm. Zoals uit de tekening duidelijk blijkt, zijn de positioneerorganen 32 en 34 en de positioneerorganen 36 en 38 in de situatie van figuur 3 om hun zwenkas-sen 41, 43, 45 respectievelijk 47 over een zekere hoek van elkaar af gezwenkt ten opzichte van de situatie in figuur 2.

De detectie-eenheid 30 van de in figuur 1 getoonde platenspeler volgens de uitvinding, welke is bedoeld voor het detecteren van de positie, in het bijzonder de centreerpositie, van een in de platenspeler gebrachte optische plaat, is voorzien van een volgens de invoer-richting A1 en de daaraan tegengestelde uitvoerrichting A2 verplaatsbaar schuiflichaam 98. Het schuiflichaam 98 is ten opzichte van het huis 2 verschuifbaar gelagerd door middel van twee in gleuven 100 in het huis stekende lagerpennen 102. Tussen het van een servo-element 104 voorziene schuiflichaam 98 en het huis 2 is een schroefveer 101 aangebracht. De detectie-eenheid 30 is voorts voorzien van een om een draai-ingsas 108 draaibaar en op het positioneerorgaan 34 gelagerd draai- lichaam 106. De draaiingsas 108 valt samen met de hartlijn van het positioneerelement 58 en parallel loopt aan de zwenkas 43 van het zwenkorgaan 34. Het draailiehaam 106 is voorzien van een als nok of pen uitgevoerd geleidingselement 110 voor samenwerking met een geleidings-rand 112 van het schuiflichaam 98. Aan de geleidingsrand 112 zijn ten minste twee gebieden 112a en 112b (zie de figuren 2 respectievelijk 3) te onderscheiden, welke zich bij benadering op een cirkel met een nabij de zwenkas 43 liggend middelpunt bevinden. Op het draailiehaam 106 is een als pen of rol uitgevoerd detectie-element 114 aangebracht, dat bedoeld is voor samenwerking met de omtreksrand 64 of 64S van een in de platenspeler geschoven optische plaat 16 respectievelijk 16S. Het draailiehaam is zodanig gevormd, dat de door de draaiingsas 108 en het detectie-element 114 gaande rechte lijn a een hoek van 90° maakt met de door de draaiingsas 108 en het geleidingselement 110 gaande rechte lijn b (zie figuur 2). Om constructieve redenen kan, zonder wezenlijk afbreuk aan de uitvinding te doen, de genoemde hoek iets groter of kleiner zijn dan 90°.

De werking van de detectie-eenheid 30 zal aan de hand van de figuren 2 en 3 nader worden belicht. Figuur 2 geeft, zoals reeds eerder is beschreven, de situatie weer, waarin een CD-single 16S zich in de aan de positie van de draaitafel 78 gerelateerde centreerpositie bevindt, waarbij de hartlijn van de plaat 16S samenvalt met de rotatie-as 76 van de draaitafel 78. Het draailiehaam 106 van de detectie-eenheid 30 neemt een zodanige positie in, dat het detectie-element 114 tegen de omtreksrand 64S van de plaat ligt. Tijdens het naar de centreerpositie brengen van de plaat 16S, wordt als gevolg van de samenwerking van het geleidingselement 110 met de geleidingsrand 112, in het bijzonder deel 112a, het schuiflichaam tegen de werking van de veer 101 in, in een richting parallel aan de invoerrichting A1 verplaatst. Door de bijzondere constructie van de detectie-eenheid 30 volgens de uitvinding passeert het servo-element 104 een vooraf gedefinieerde marke-ringslijn 116 op het gestel 4 precies op het moment dat een ingevoerde optische plaat de centreerpositie bereikt. Indien in de platenspeler geen plaat aanwezig is, bevindt het servo-element 104 zich ter hoogte van de getekende stippellijn 117.

In figuur 3 is, zoals reeds eerder is vermeld, de situatie weergegeven, waarbij een Compact Disc 16 zich in de gewenste centreer- positie bevindt. De positioneerorganen 32 en 34, alsmede de positio-neerorganen 36 en 38 vertonen ten opzichte van de situatie in figuur 2 een grotere spreidstand, als gevolg van de grotere diameter van de plaat 16 ten opzichte van de plaat 16S. Door de verplaatsing van het positioneerorgaan 34 is de draaiingsas 108 van het draailichaam 106 in zijwaartse richting verplaatst, terwijl het detectie-element 114 als gevolg van de grotere plaatdiameter eveneens in zijwaartse richting is verplaatst. Door de omschreven verplaatsingen is het geleidingselement 110 naar het gebied 112b van de geleidingsrand 112 verschoven, waarbij het schuiflichaam 98 is verplaatst in de richting A1. In de getekende stand, waarin de plaat 16 zich precies in de centreerpositie bevindt, bevindt het servo-element 104 zich weer precies op de markeringslijn 116. De oriëntatie van het draailichaam 106 is in figuur 3 nagenoeg gelijk aan de oriëntatie van het draailichaam in figuur 2.

De in figuur 1 getoonde platenspeler is voorzien van een commando-element 118, dat verplaatsbaar in de richtingen A1 en A2 is gelagerd op het huis 2. Daartoe heeft het commando-element 118 een viertal geleidingssleuven 120, 121, 122 en 123, waarin geleidingspennen van de hoofdwand 18 en de zijwand 22 van het huis 2 steken. Het commando-element 118 wordt via een tandwieloverbrenging door de electromotor 97 aangedreven. Van de tandwieloverbrenging is een tandwiel, aangeduid met het cijfer 124 getoond. Het tandwiel 124 bevindt zich op een in de zijwand 22 van het huis 2 gelagerd, om een kantelas 126 beweegbare kantelarm 128. De kantelarm 128 is voorzien van een vlak 130 voor samenwerking met het servo-element 104 van de detectie-eenheid 30. Tijdens het invoeren van een optische plaat drukt als gevolg van wrijving of veerkracht de kantelarm 128 ter plaatse van het vlak 130 tegen het servo-element 104. Bereikt echter een optische plaat de gedefinieerde positie, de centreerpositie, dan geeft het servo-element als gevolg van de verschuiving van het schuiflichaam 98 in de richting A1 het vlak 130 vrij en voert de kantelarm een kanteling uit, totdat het tandwiel 124 in aangrijping komt met een tandheugel 132 van het commando-element 118, waarbij een mechanische koppeling tot stand is gebracht tussen de motor 97 en het commando-element 118. Na het genoemde kantelen van de kantelarm 128 wordt, via een slechts gedeeltelijk getoond mechanisme de aandrijving van de plaataandrijfrol 88 beëindigd.

Het commando-element 118 is voorzien van een hellend verlopende gleuf 134, waarin een niet getekende as van een met de rolhouder 90 gekoppeld mechanisme steekt. Het commando-element 118 is voorts voorzien van twee randdelen 136 en 138 voor samenwerking met het gelei-dingselement 110, waarbij in de centreerpositie van een CD-single het geleidingselement 110 zich bevindt ter plaatse van het randdeel 136, terwijl in de centreerpositie van een CD het geleidingselement 110 zich bevindt ter plaatse van het randdeel 138. Het commando-element 118 is verder nog voorzien van twee oploopranden 140 en 142 voor samenwerking met een lip of nok 144 van het draailichaam 106, waarbij in de centreerpositie van een CD-single de lip 144 zich bevindt ter plaatse van de oplooprand 140, terwijl de lip 144 zich in de centreerpositie van een CD bevindt ter plaatse van de oplooprand 142. Het commando-element 118 heeft verder aan een zijkant een bedieningsnok 146 voor samenwerking met een plaataandrukker 148. Wordt nu na het in de centreerpositie brengen van een optische plaat 16 of 16S het commando-element 118 door kanteling van de kantelarm 128 met de aandrijfmotor 97 gekoppeld, dan worden tijdens de verschuiving van het commando-element 118 in de richting A1 de eerste centreerelementen 56 en 58, de tweede centreerelement 60 en 62, het detectie-element 114 en de rol 88 op een gewenste afstand van de plaat gebracht, en wordt de plaat door de plaataandrukker 148 tegen het oplegvlak 82 van de draaitafel 78 gedrukt.

Om een op de draaitafel liggende optische plaat van de draaitafel af te nemen en naar buiten te brengen, wordt het commando-element met behulp van de motor 97 in de richting volgens de getekende pijl A2 verplaatst, waarbij de tussen de positioneerorganen 32 en 34 aangebrachte veer 50, en de tussen het schuiflichaam 98 en een rand 150 van het huis 2 aangebrachte veer 101 er voor zorgen, dat alle positio-neerelementen 56, 58, 60 en 62, alsmede het detectie-element 114, naar de omtreksrand van de plaat verplaatst worden. Daarbij levert de veer 50 voldoende veerkracht, om de op de draaitafel liggende plaat met behulp van de dubbel conisch uitgevoerde positioneerelementen 56, 58, 60 en 62 zover langs de rotatie-as 76 van de draaitafel 78 te verplaatsen, dat bij een geschikte aandrijfrichting van de rol 88 de plaat over de centreerconus 80 heen naar buiten gebracht kan worden. Eventueel kan de laatstgenoemde functie van de centreerelementen 56 en 58 overgenomen Λ 3 A Λ L -* worden door de zich onder de plaat bevindende omhoogbewegende rol.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding vanzelfsprekend niet beperkt is tot de in de tekening getoonde uitvoeringsvorm. Zo vallen bijvoorbeeld ook platenspelers, die ingericht zijn voor het aftasten van meer dan twee platen van onderling verschillende diameter binnen het kader van de uitvinding, evenals platenspelers die ingericht zijn voor het inschrijven en/of uitlezen van twee platen met andere dan in het voorbeeld genoemde diameters.

Claims (5)

1. Platenspeler met een inrichting voor het aftasten van schijfvormige informatiedragers, van onderling verschillende diameter, omvattende een gestel, een draaitafel met een oplegvlak voor een om-treksrand vertonende informatiedragers, een inrichting voor het volgens een invoerrichting verplaatsen en in een gedefinieerde positie ten opzichte van de draaitafel brengen van genoemde informatiedragers, welke inrichting is voorzien van ten minste een ten opzichte van de invoer-riohting in zijwaartse richting verplaatsbaar positioneerorgaan met een voor samenwerking met de omtreksrand van genoemde informatiedragers ingericht positioneerelement, een detectie-eenheid voor het detecteren van de positie van genoemde informatiedragers, welke detectie-eenheid is voorzien van een volgens de invoerrichting van genoemde informatiedragers en een daaraan tegengestelde richting verplaatsbaar schuif-lichaam, een met het positioneerorgaan verbonden, met een geleidings-rand van het schuiflichaam samenwerkend, geleidingselement, en een om een draaiingsas verplaatsbaar draailichaam met een voor samenwerking met de omtreksrand van genoemde informatiedragers ingericht detectie-element, en een servo-element, met het kenmerk, dat het geleidingselement is aangebracht op het draailichaam, dat draaibaar is gelagerd op het positioneerorgaan, waarbij het geleidingselement zich naast een door de draaiingsas en het detectie-element gaande rechte lijn bevindt, en waarbij het servo-element op het schuiflichaam is aangebracht.

2. Platenspeler volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het positioneerorgaan is uitgevoerd als een om een parallel aan de draaiingsas van het draailichaam lopende zwenkas verplaatsbare zwenkarm, waarbij de geleidingsrand van het schuiflichaam ten minste twee gebieden bezit, welke zich althans nagenoeg op een cirkel met een nagenoeg op de zwenkas van de zwenkarm liggend middelpunt bevinden.

3. Platenspeler volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de draaiingsas van het draailichaam althans nagenoeg samenvalt met een hartlijn van het positioneerelement van het positioneerorgaan.

4. Platenspeler volgens conclusie 1, 2 of 3» met het kenmerk, dat de door de draaiingsas van het draailichaam en het detectie-element gaande lijn althans nagenoeg loodrecht staat op een door de draaiingsas en het geleidingselement gaande rechte lijn.

5. Detectie-eenheid ten gebruike in de platenspeler volgens conclusie 1, 2, 3 of 4.