NL8901670A - Scherm voor de afdekking van een spleet tussen schuifdeksel en dakfreem van een schuifdak of schuif-hefdak voor motorvoertuigen. - Google Patents

Description

Titel: Scherm voor de afdekking van een spleet tussen schuifdeksel en dakfreem van een schuifdak of schuif-hefdak voor motorvoertuigen.

De uitvinding heeft betrekking op een meerdelig in elkaar schuifbaar scherm voor het afdekken van de zijdelingse spleet tussen de onderzijde van een stijf, bij voorkeur transparant schuifdeksel, waarmede dit verschuifbaar is en het dakfreem van een schuifdak of schuif-hefdak voor motorvoertuigen, waarbij het schuifdeksel met voorste en achterste geleidings-schoenen over zijdelings aan het dakfreem aangebrachte gelei-dingsrails geleid is en waarvan de met het vaste voertuigdak gevormde, achterste randspleet door een met het schuifdeksel verschuifbaar watergeleidingselement omsloten is. Dergelijke schermen hebben tot taak, de voor de bewegingsbesturing van het schuifdeksel noodzakelijke functionele delen, welke naargelang de stand van het schuifdeksel in de spleet tussen schuifdeksel en dakfreem van binnen uit het voertuig min of meer zichtbaar zijn, te bedekken, om een harmonische gezamenlijke indruk van de dekselbekleding en de dakhemel te verkrijgen.

Een dergelijk bekend scherm (Duits o. s. 28 27 889) is aan elke dekselzijde tweedelig uitgevoerd en bestaat uit een losneembaar aan het schuifdeksel aangebracht bovenst scherm-deel en een daarmee ingrijpend losneembaar aan het freem aangebracht onderst schermdeel, dat daarbij verschuifbaar over een afdekking van het freem geleid is. De beide schermdelen zijn in hoofdzaak strookvormig uitgevoerd en kunnen voor het verbeteren van de toegankelijkheid voor de instelmiddelen van het schuifdeksel volgens de hoogte-instelling aangebracht worden. Door de schuifgeleiding van het onderste schermdeel kunnen bij dekselverschuiving aanzienlijke wrijvingskrachten optreden, welke de schuifdakbediening moeilijk beweegbaar kunnen maken, in het bijzonder wanneer het onderste schermdeel ook nog voor de geleiding van de van het schuifdeksel onafhankelijk verschuifbare dakhemel moet dienen.

Daarenboven is het bekende scherm slechts voor het gebruik bij schuifdaken echter niet voor schuif-hefdaken uitgevoerd.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een scherm van het boven omschreven type ter beschikking te stellen, waarbij voor het verschuiven van het scherm tezamen met het schuifdeksel geen extra wrijvingskrachten overwonnen moeten worden en tevens voor schuifdaken alsmede ook voor schuif-hefdaken toepasbaar is.

Volgens de uitvinding wordt dit probleem opgelost, door dat het op op zichzelf bekende wijze door extra geleidings-schoenen verschuifbaar over de geleidingsrails geleide water-geleidingselement door als scherm uitgevoerde verbindingsarmen met de voorste geleidingsschoenen verbonden is en dat alle delen van het scherm uitsluitend aan de verbindingsarmen aangebracht zijn.

Volgens de grondgedachte van de onderhavige uitvinding is geen deel van het scherm rechtstreeks aan het schuifdeksel aangebracht en het scherm staat ook niet rechtstreeks in wrijvende geleidingsingrijping met het dakfreem of een ander vast met het dak verbonden constructiedeel. Daardoor ontstaan ook geen extra wrijvingskrachten bij het verschuiven van het scherm. De uitvoeringsvorm, waarbij een verschuifbaar over de geleidingsrails geleide watergeleidingsplaat zonder meer aanwezige verbindingsarmen als meerdelig in elkaar verschuifbaar scherm zorgt ervoor, dat het scherm geen extra schuivende geleidingselementen behoeft. Door de volgens de uitvinding voorgestelde aansluiting van de verbindingsarmen aan de voorste geleidingsschoenen, kan praktisch de volle lengte van de verbindingsarmen voor het vormen van het scherm benut worden, waardoor het scherm naar verhouding een aanzienlijke lengte heeft.

Volgens een uitvoeringsnorm bestaan de verbindingsarmen elk uit een van een langgerekte en naar boven toe geopende holle ruimte voorzien onderdeel van tenminste één in de holle ruimte beweeglijke ingrijpende lamelstrook en zijn tussen het onderdeel en de lamelstrook eventueel ook tussen meerdere lamelstroken, veren aangebracht, welke de neiging hebben, de lamelstrook of -stroken in de richting van het schuifdak te verplaatsen.

Het lamelachtig uitgevoerde scherm wordt door de aanwezigheid van op de lamelstroken werkende veren steeds zover waaierachtig uit elkaar gespreid, als de zwenk-, resp. uit-zetstand van het schuifdeksel dit mogelijk maakt. De zwenk-bewegingen van het schuifdeksel, waartegen het scherm van onderen aanligt, sturen dus de de spleet sluitende vorm van * het schema. Daarbij kan de plaatsing zodanig zijn uitgevoerd, dat de bovenste lamelstrook bij maximaal uitgezet schuifdeksel over zijn gehele lengte, dan wel slechts in het voorste bereik aanligt.

Voor de montage van het scherm is het voordelig, wanneer bij de in elkaar schuifbare delen van de verbindingsarmen de naar boven gerichte verschuivingsbaan begrenzende aanslagen behoren. Hierdoor wordt gewaarborgd, dat de afzonderlijke in elkaar schuifbare delen van het scherm niet uit elkaar kunnen vallen. Voorts, maakt het aanbrengen van aanslagen voor het begrenzen van de relatieve verschuivingsbaan tussen de afzonderlijke delen van het scherm, het verkrijgen van een gewenste maximale spreiding van het scherm mogelijk, welke niet of niet geheel met de verticale spleetafmetingen bij geheel uitgezet schuifdeksel moet overeenstemmen.

Doordat de verbindingsarmen op de voorste geleidings-schoenen door rastelementen aansluitbaar zijn, ontstaat een bijzonder gunstig aanbrengen van de verbindingsarmen aan de voorste geleidingsschoenen. Dit aanbrengen maakt het mogelijk, dat de zijdelingse, functionele delen van de dakconstructie steeds zonder grote montagemoeite toegankelijk blijven, b.v. ook voor een naderhand instellen van de dekselhoogtestand. Daartoe behoeven slechts de rastverbindingen losgemaakt te worden en de verbindingsarmen tezamen met het daarmede verbonden watergeleidingselement naar achteren geschoven te worden.

Voor het aanbrengen van de afzonderlijke onderdelen van het scherm, is de in de holle ruimte van het betreffende onderdeel van de verbindingsarmen ingrijpende lamelstrook wederom van een langgerekte en naar boven open holle ruimte voorzien, waarin een andere lamelstrook grijpt, waarbij het onderdeel en de lamelstrook langs tegen elkaar aanliggende zijwanden geleid zijn.

Op deze wijze kan het scherm b.v. uit drie in elkaar schuifbare delen opgebouwd zijn, waarbij de plaatsing, in doorsnede gezien, overeenstemt met een meervoudige telesco-perende constructie.

Deze constructie maakt het ook mogelijk de veren in de holle ruimtes aan te brengen.

Doelmatig is het scherm zodanig uitgevoerd, dat de ver-bindingsarmen aan hun voorste einden door een voorste scherm-lijst met elkaar verbonden zijn. Daardoor wordt tegelijk ook een afdekking van de voorste spleet tussen schuifdeksel en dakfreem mogelijk.

Wanneer het scherm zodanig is uitgevoerd, dat de onderdelen van de verbindingsarmen, het watergeleidingselement en de voorste schermlijst als een eendelig stijf raam zijn uitgevoerd, maakt dit een zeer gemakkelijke hantering bij de montage mogelijk en vergemakkelijkt ook de fabricage, in het bijzonder dan, wanneer alle delen van het stijve freem, b.v. uit een geschikte kunststof, uit éën stuk gevormd zijn.

Wanneer de veren als bladveren zijn uitgevoerd, welke enerzijds aan één van de delen van de verbindingsarmen bevestigd zijn en anderzijds met hun vrije einden tegen een naburig deel van de verbindingsarmen aanliggen, ontstaat een plaats-besparende constructie, zonder dat tussen de afzonderlijke delen van het scherm losse delen gelegd zijn.

Voor het verkrijgen van een gemakkelijk toegankelijke rastverbinding van het scherm met de bijbehorende voorste geleidingsschoenen, zijn de voorste geleidingschoenen van een zijdelings uitsteeksel voorzien, waaraan een deel van het rastelement is aangebracht.

Verdere details van de uitvinding worden aan de hand van uitvoeringsvoorbeeldweergevende tekeningen nader toegelicht. Daarin toont: fig. 1 een afgebroken bovenaanzicht·op een dakfreem met daarop aangebrachte functionele delen, echter zonder schuifdeksel ; fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1, echter met ingetekend en in zijn sluitstand zich bevindend schuifdeksel; fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1, eveneens met in de sluitstand getekend schuifdeksel; fig. 4 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1, met maximaal uitgezet schuifdeksel; fig. 5 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1, met voor het verschuiven neergelaten schuifdeksel; fig. 6 een doorsnede volgens de lijn VI-VI in fig. 1; fig. 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII in fig. 1; fig. 8 een doorsnede volgens de lijn VIII-VIII in fig.l; fig. 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX van fig. 4 bij maximale spreiding van het scherm; en fig. 10 een doorsnede volgens de lijn X-X in fig. 5 bij maximaal samendrukken van het scherm.

In fig. 1 is een vast voertuigdak 1 door streeppunt-lijnen aangeduid. In het voorste bereik van het vaste voertuigdak 1 bevindt zich een door streeppuntlijnen gemarkeerd en door een schuifdeksel 2 (fig. 2) afsluitbare dakuitsnij-ding 3. Onder het vaste voertuigdak 1 is een de dakuitsnij-ding 3 aan drie zijden omgevend dakfreem 4 bevestigd, dat in het getekende voorbeeld als één stuk met een doorgaand, gelijkblijvend geprofileerd geleidingsfreem 5 uitgevoerd is.

Over zijdelingse geleidingsrails 6 van het geleidingsfreem 5 is aan elke zijde van de in spiegelbeeld uitgevoerd en in fig. 1 slechts met de rechterzijde weergegeven dakconstructie het schuifdeksel 2 met een voorste geleidingsschoen 7 en een achterste geleidingsschoen 8 verschuifbaar geleid.

Het stijve schuifdeksel 2 is in het getekende uitvoe-ringsvoorbeeld een doorzichtig glazen deksel, dat aan een freemvormige schuifdekselverstijving 9 bevestigd is, welke in de figuren 3-5 eenvoudigheidshalve niet getekend is. De schuifdekselverstijving 9 en de buitenrand van het schuifdeksel 2 zijn in een omlopend aangespoten opneemfreem 10 ingebed. Aan de buitenomtrek van het opneemfreem 10 is een randspleetafdichting 11 bevestigd, welke het schuifdeksel 2 ten opzichte van een de dakuitsnijding 3 omlopende begrenzen- de omgezette kant 2 in dekselsluitstand afdicht.

De voorste geleidingsschoen 7 heeft een naar voren gerichte, vorkvormige zwenklageruitsteeksel 13 (fig. 1,7), dat via een lagerpen 14 op een geleidingsschuifstaaf 15 scharniert. De verschuifbare geleidingsstaaf 15 is op tenminste twee uit elkaar liggende plaatsen in hoogterichting instelbaar met aan de schuifdekselverstijving 9 aangebrachte lippen, waarvan er één in fig. 6 te zien is, vast verbonden.

De lagerpen 14 vormt het voorste zwenklager van het schuifdeksel 2 en dus een horizontale, dwars op de schuifrichting verlopende as, waarom het schuifdeksel 2 zwenkbaar gelagerd is.

In het achterbereik van de geleidingsschuifstang 15 bevindt zich een (niet-weergegeven) sleuf, waarin een gelei-dingsstift 17 (fig. 1) ingrijpt, welke aan de achterste geleidingsschoen 8 bevestigd is. Op de achterste geleidingsschoen 8 grijpt een onder druk stijve en verschuifbare in het geleidingsfreem 5 gevoerde aandrijfkabel 18 (fig. 6, 7) aan, welke met een krukaandrijfinrichting of een elektromotor (beide niet weergegeven) voor zijn langsverschuiving in aandrijvende verbinding staat. De aandrijfkabel 18 bewerkstelligt zowel schuifbewegingen alsook zwenk-, resp. uit-zetbewegingen van het schuifdeksel 2. Bij zwenk- en uitzet-bewegingen verschuift de geleidingsstift 17 in de genoemde sleuf, waarvan de vorm en afmetingen in samenwerking met de verschuiving van de achterste geleidingsschoen 8 over de geleidingsrail 6 richting en de mate van de zwenkbeweging van het schuifdeksel 2 om de lagerpen 14 bepalen.

Zoals uit fig. 1 blijkt, is in het bereik van de achterkant Van de dakuitsnijding 3 een extra geleidingsschoen-constructie 19 verschuifbaar over de geleidingsrails 6 gelagerd, welke vanwege het spiegelbeeld van de constructie een tegenstuk aan de overliggende zijde van het schuifdeksel 2 heeft. Deze extra geleidingsschoenconstructie 19 zijn door een watergeleidingselement 20 vast met elkaar verbonden en geleiden het watergeleidingselement verschuifbaar over de beide zijdelingse geleidingsrails 6 van het geleidingsfreem 5. Het watergeleidingselement 20 heeft in hoofdzaak de door- snedevorm van een naar boven open U-profiel en omsluit de achterste randspleet, welke tussen de achterkant van het schuifdeksel 2 en de achterkant van de dakuitsnijding 3 gevormd is. Het watergeleidingselement 20 is aan de zijkant open en eindigt voor de waterafvoer boven een in het dak-freem 4 gevormde watergoot 21 (fig. 6, 7). Het watergeleidingselement 20 neemt aan de schuifbewegingen van het schuifdeksel 2 deel en is daartoe aan beide zijden van de dakuitsnijding 3 via een verbindingsarm 22 met de bijbehorende voorste geleidingsschoen 7 op nog te beschrijven wijze verbonden.

Elke verbindingsarm 22 heeft een onderdeel 23, dat van langgerekte en naar boven open holle ruimte voorzien is. In het uitvoeringsvoorbeeld zijn de onderdelen 23 van de ver-bindingsarmen 22, het watergeleidingselement 20 en een voorste schermlijst 25 als een ééndelig stijf freem uitgevoerd. De voorste schermlijst 25 verbindt de voorste einden van de verbindingsarmen 22 en heeft een L-vormige doorsnede (fig.

2) .

Voor een nadere toelichting van de als scherm uitgevoerde verbindingsarmen 22 wordt nu naar de figuren 2-5 en 9, 10 verwezen. Het onderdeel 23 is in doorsnede eveneens ongeveer L-vormig uitgevoerd, waarbij het verticale been van het L-profiel uit twee evenwijdige en op afstand ten opzichte van elkaar aangebrachte zijwanden bestaat, waartussen een holle ruimte 24 is gevormd. Het horizontale been 26 van het, het onderdeel 23 vormende profiel wijkt, van de dakuitsnijding 3 uit gezien, naar buiten en overlapt de binnenrand van het dakfreem 4, zoals de figuren 6, 7 verduidelijken. In de langgerekte holle ruimte 24 grijpt beweeglijk een middelste lamelstrook 27 in, welke eveneens een langgerekte en naar boven open holle ruimte 28 heeft, waarin een bovenste lamelstrook 29 beweeglijk ingrijpt. Onderdeel 23, middelste lamelstrook 27 en bovenste lamelstrook 29 zijn te-lescoperend in elkaar schuifbaar, zoals de figuren 9,10 illustreren en vormen een in hun verticale afmetingen'in grootte veranderbaar scherm. In de holle ruimtes 24 en 28, waarvan de zijwanden de middelste lamelstrook 27, resp. de bovenste lamelstrook 29 leiden, zijn als bladveren uitgevoerde veren 30, resp. 31 aangebracht, welke de neiging hebben, de lamelstroken 27 en 29 in de in fig. 9 getoonde stand te verzetten. De veren 30 zijn in hun middenbereik van onderen aan de middelste lamelstrook 27 bevestigd en liggen met hun vrije einden tegen de bodem van de holle ruimte 24 in het onderdeel 23 aan. De eendelig uitgevoerde veer 31 is eveneens van onderen in de middelste lamelstrook 27 bevestigd en ligt met zijn vrije einden tegen de onderzijde van de bovenste lamelstrook 29, zoals duidelijk uit fig. 4 blijkt.

Zoals fig. 4 in samenhang met de figuren 9 en 10 toont, bevinden zowel in een zijwand van het onderdeel 23 alsook in een zijwand van de middelste lamelstrook 27 van voren en van achteren zich verticaal gerichte gleufuitsparingen 32, 33, vanwaaruit de in de figuren 9 en 10 getoonde doorsneden slechts de achterste sleufuitsparing 33 in de middelste lamelstrook 27 blijkt. De sleufuitsparingen 32 en 33 zijn niet • over de volle hoogte van de betreffende zijwand gevoerd, doch eindigen vóór de bovenkant daarvan, zodat aanslagruggen 34, resp. 35 overblijven. De middelste lamelstrook 27 grijpt met onderste, daaraan aangebrachte aanslagnokken 36 in de sleufuitsparingen 32, terwijl de bovenste lamelstrook 29 met van onderen daaraan aangebrachte aanslagnokken 37 in de sleufuitsparingen 33 grijpt. Het is duidelijk, dat de aanslagruggen 34, 35 en de aanslagnokken 36, 37 aanslagparen vormen, welke de naar boven gerichte verschuivingsbaan van de lamelstroken 27 en 29 begrenzen.

In het uitvoeringsvoorbeeld zijn het onderdeel, de lamelstroken 27 en 29 en de aanslagparen zodanig uitgevoerd, resp. aanwezig, dat een scherm ontstaat, dat in de sluit-stand van het schuifdeksel (figuren 2, 3) met de bovenste lamelstroken 29 over de volle lengte van de onderzijde van het schuifdeksel 2 aanligt. Bij uitgezet schuifdeksel 2 (fig. 4) ligt de bovenste lamelstrook 9 nog met zijn vooreinde tegen de onderzijde van het schuifdeksel 2 aan. Hierbij blijft boven het scherm aan beide zijden van het schuifdeksel een'wigvormige zij spleet. De constructie kan uiter aard ook zodanig zijn, dat de bovenste lamelstrook 29 ook tegen de onderzijde van het geheel uitgezette schuifdeksel 2 met zijn gehele lengte aanligt.

Uit montage- en onderhoudsgronden zijn de verbindings-armen 22 losneembaar met de voorste geleidingsschoenen 7 verbonden. Daartoe zijn de voorste geleidingsschoenen 7 elk van een zijdelings uitsteeksel 38 voorzien, waaraan een vaste nok 39 (fig. 8) zich bevindt. Het uitsteeksel 38 ligt in het bereik van de rastnok 39 met zijn ondervlak op een steunend uitsteeksel 40, dat op het horizontale been 26 van het onderdeel 23 is aangesloten. Het aan het steunende uitsteeksel 34 is een met de rastnok 39 ingrijpende rastveer 41 bevestigd.

Bij de eerste montage wordt het uit de onderdelen 23 van de verbindingsarmen 22, het watergeleidingselement 20 en de voorste schermlijst 25 gevormde ééndelige stijve freem met de daaraan zich bevindende geleidingsschoenconstructies 19 in de betreffende geleidingskanalen van de naar onderen open geleidingsrails 6 gestoken en naar voren geschoven, zodat de rastveren 41 met de rastnokken 39 in de voorste geleidingsschoenen 7 rasten. Moeten op grond van toezicht, b.v. correctie in de hoogteinstelling, de dekselbevestigingsele-menten op het dekselbewegingsmechanisme toegankelijk zijn, dan wordt het beschreven stijve freem tegen de rastrichting in teruggeschoven. Dan zijn de dekselbewegingselementen bij gesloten of uitgezet schuifdeksel 2 vanaf het inwendige van het voertuig gemakkelijk toegankelijk. Dit verschuiven van het stijve freem is mogelijk, omdat dit noch in het bereik van de zijdelingse schermen, noch met zijn voorste schermlijst 25 met het schuifdeksel 2 verbonden is.

De genoemde sleufuitsparingen 32 en 33 in het onderdeel 23, resp. de middelste lamelstrook 27 zijn vanuit het inwendige van het voertuig niet zichtbaar, omdat zijn naar de omgezette kant 12 van het vaste voertuigdak 1 toegekeerd zijn. Van binnen uit het voertuig gezien, is het scherm een glad vlak en wordt slechts door de delen 23, 27 en 29 onderverdeeld, zoals fig. 2 toont. Wordt het schuifdeksel 2 uit de in fig. 4 getoonde uitgezette stand weer in de in fig. 3 weergegeven sluitstand gezwenkt, of wordt het schuifdeksel 2, uitgaande van de schuifstand volgens fig. 3 in de in fig. 5 weergegeven neergelaten stand gezwenkt, dan drukt het schuifdeksel 2 de schermen verend tezamen, waarbij de middelste lamelstrook 27 in de holle ruimte 24 van het onderdeel 23 en de bovenste lamelstrook 29 in de holle ruimte 28 van de middelste lamelstrook 27 reikt.

Claims (10)

1. Meerdelig in elkaar schuifbaar scherm voor de afdekking van de zijdelingse spleet tussen de onderzijde van een stijf, bijvoorkeur transparant schuifdeksel, waarmede dit verschuifbaar is in het dakfreem van een schuifdak of schuif-hefdak van motorvoertuigen, waarbij het schuifdeksel met voorste en achterste geleidingsschoenen over zijdelings aan het dakfreem aangebrachte geleidingsrails geleid is en waarvan de met het vaste voertuigdak gevormde, achterste randspleet door een met het schuifdeksel verschuifbaar water-geleidingselement omsloten is, met het kenmerk, dat het, op op zichzelf bekende wijze door extra geleidingsschoenen (19) verschuifbaar over de geleidingsrails (6) geleide watergeleidingselement (20) door als scherm uitgevoerde verbindingsarmen (22) met de voorste geleidingsschoenen (7) verbonden is en dat alle delen van het scherm uitsluitend aan de verbindingsarmen (22) aangebracht zijn.

2. Scherm volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbindingsarmen (22) elk uit een van een langgerekte en naar boven open holle ruimte (24) voorzien onderdeel (23) en ten minste één in de holle ruimte beweeglijk ingrijpende lamel-strook (27) bestaan en dat tussen het onderdeel (23) en de lamelstrook, eventueel ook tussen meerdere lamelstroken veren (30, 31) aangebracht zijn, welke de neiging hebben de lamelstrook of lamelstroken in de richting van het schuifdeksel (2) te verschuiven.

3. Scherm volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat bij de in elkaar schuifbare delen (onderdeel 23, lamelstroken 27, 29) van de verbindingsarmen (22) de naar boven gerichte verschuivingsweg begrenzende aanslagen (34, 36; 35, 37) behoren.

4. Scherm volgens ëën van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de verbindingsarmen (22) aan de voorste geleidingsschoenen (7) door rastelementen (39, 41) aansluitbaar zijn.

5. Scherm volgens ëën van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de in de holle ruimte (24) van het betreffende onderdeel (23) van de verbindingsarmen (22) ingrijpende lamel- strook (27) wederom van een langgerekte en naar boven open holle ruimte (28) voorzien is, waarin een andere lamelstrook (29) ingrijpt, waarbij het onderdeel (23) en de lamelstroken (27, 29) langs tegen elkaar liggende zijwanden geleid zijn. i

6. Scherm volgens ëén van de conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de veren (30, 31) in de holle ruimtes (24, 28) gebracht.zijn.

7. Scherm volgens ëén van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de verbindingsarmen (22) aan hun vooreinden door een voorste schermlijst (25) met elkaar verbonden zijn.

8. Scherm volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de onderdelen (23) van de verbindingsarmen (22), het watergelei-dingselement (20) en de voorste schermlijst (25) als ééndelig stijf freem uitgevöerd zijn,

9. Scherm volgens één van de conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de veren (30, 31) als bladveren uitgevoerd zijn, welke enerzijds aan ëén van de delen van de verbindingsarmen (22) bevestigd zijn en anderzijds met hun vrije einden tegen een naburig deel van de verbindingsarmen aanliggen.

10. Scherm volgens conclusies 1 en 4, met het kenmerk, dat de voorste geleidingsschoenen (7) elk van een zijdelings uitsteeksel (38) voorzien zijn, waaraan een deel van de rastele-menten (39, 41) bevestigd is.