NL8901547A - Inrichting voor het transporteren van een stroom van produkten die moeten worden verpakt, met afvoer van verkeerd geplaatste produkten. - Google Patents

Description

Inrichting voor het transporteren van een stroom van produkten die moe-ten worden verpakt, met afvoer van verkeerd geplaatste produkten.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op transportinrichtingen en werd ontwikkeld met het oog op het mogelijk gebruik in de automatische verpakkingsindustrie, bijvoorbeeld voor voedingsprodukten zoals beschuit, crackers of dergelijke.

De uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op een inrichting voor het transporteren van een stroom van gestapelde produkten die zich voortbewegen met hun hoofdafmeting praktisch loodrecht op hun voortbewegingsrichting, bestaande uit: - eerste en tweede tegenover elkaar gelegen wanden die de produkten in de voortbewegingsrichting geleiden, en - een derde wand tussen de eerste en de tweede wand om de produkten in geleiding te houden op de eerste en de tweede wand; waarbij de derde wand een doorbreking heeft die mogelijk maakt dat produkten, die met hun hoofdafmeting evenwijdig aan de voortbewegingsrichting zijn geplaatst, uit de inrichting worden verwijderd.

Bij een bekende oplossing bestaat de inrichting bijvoorbeeld uit een vrijwel horizontale kanaal vormige geleiding waardoor de produkten voortbewegen in de stand rechtop en leunend tegen elkaar.

Bij een deel van de geleiding is de onderwand vrijwel geheel verwijderd en is slechts een smalle strook overgelaten aansluitend op een van de zijwanden.

Het op deze wijze gevormde geheel dient om verkeerd geplaatste produkten d.w.z. produkten die per ongeluk vlak over de onderwand bewegen de mogelijkheid te bieden om uit de stroom te worden verwijderd.

Het verwijderen van verkeerd geplaatste produkten is van belang om te verzekeren dat de stroomafwaarts geplaatste installatie goed werkt.

Naast het probleem dat verpakkingen worden gemaakt met verkeerd geplaatste produkten, doet zich ook het probleem voor dat de produkten in feite kunnen worden gekraakt of fijn gehakt door de verpakkingsin-stallatie waardoor deze vervuilt en diens werking mogelijk wordt belemmerd. Bovendien bestaat het gevaar dat verkeerd geplaatste produkten vastlopen of blokkeren teweeg kunnen brengen van de te behandelen pro-duktenstroom.

De hierboven genoemde technische oplossing lost het probleem van het afvoeren van verkeerd geplaatste produkten niet volledig op. Het kan in feite gebeuren dat wanneer een plat op de onderwand liggend pro-dukt de stand bereikt waar zich de afvoeropening bevindt dit produkt niet wordt afgevoerd.

In de meeste gevallen zal een blok van produkten die goed zijn georiënteerd maar Iets boven de rest van de stroom zijn opgetild op het produkt rusten. Wanneer het vlak liggende produkt de opening in de onderwand bereikt blijft het met een van zijn randen hangen tussen het er bovenop liggende blok van produkten en het smalle overblijvende gedeelte van de onderwand, die uiteraard aanwezig moet zijn om te beletten dat goed geplaatste produkten ook door de afvoeropening vallen.

Vaak wordt het vlak liggende produkt ook aan tegenover gelegen kanten vastgehouden tussen de direct voorafgaande produkten en die die direct volgen op het er bovenop liggende blok van produkten. Het verkeerd geplaatste produkt wordt in dat geval ook vastgehouden en vervolgt zijn baan in de stroming.

Doel van de uitvinding is een inrichting van het boven beschreven type te verschaffen waarin de beschreven problemen niet meer optreden zodat de verkeerd geplaatste produkten op betrouwbare wijze worden uitgestoten.

Overeenkomstig de uitvinding wordt dit doel bereikt door een inrichting van het boven beschreven type die is gekenmerkt doordat: - de eerste en de tweede wand krommingen hebben in relatie tot de doorbreking in de derde wand waardoor de produkten gedwongen worden te bewegen volgens een gebogen baan met een onderlinge verdraaifng van naburige produkten in de stroom, en - in relatie tot de doorbreking de wanden zich althans uitstrekken volgend een baan die in de richting van voortbeweging van de produkten in wezen naar beneden loopt (bij voorkeur vrijwel verticaal).

De uitvinding zal nu bij wijze van niet beperkend voorbeeld worden beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin: fig. 1 de algemene opstelling toont van een inrichting volgens de uitvinding in een verpakkingslijn, fig. 2 een vooraanzicht van de inrichting volgens de uitvinding is en fig. 3 een zijaanzicht is van de inrichting van fig. 2.

In de tekeningen is de in algemene zin met 1 aangeduide inrichting bestemd voor het transporteren van een stroom gestapelde produkten P (bijvoorbeeld beschuiten of crackers) die moeten worden verpakt, welke produkten voortbewegen in een bepaalde richting met hun hoofdafmeting vrijwel loodrecht op die richting.

Bij wijze van voorbeeld kan de inrichting 1 die in de tekening is getoond direct stroomopwaarts worden geplaatst van een machine voor het vormen van produktenstapels zoals beschreven in het Italiaanse octrooi -schrift 1.186.419 in de naam van dezelfde aanvraagster en in het daarmee overeenkomende Amerikaanse octrooi schrift 4.755.093.

In het getoonde voorbeeld komen de produkten P aan in een continue of praktisch continue stroom van bovenaf met hun hoofdafmeting loodrecht op hun voortbewegingsrichting. Met andere woorden, bij de uitvoering getoond in fig. 1 dalen de produkte P, die in wezen vlak van vorm zijn, volgens een vrijwel verticale stapel.

De inrichting 1 wordt in wezen gevormd door een kanaal vormige geleiding die twee tegenover elkaar gelegen zijwanden 2, 3 heeft, die met elkaar zijn verbonden door een onderwand 4.

De twee tegenover elkaar gelegen zijwanden 2 en 3 geleiden de zich voortbewegende produkten terwijl de onderwand 4 daarmee samenwerkt voor het ondersteunen van de produkten ter geleiding in de voortbewegingsrichting.

Teneinde de samenhoudende werking te verbeteren kan het nuttig zijn aan de werking van de onderwand 4 verdere geleidingselementen toe te voegen, die ten opzichte van de zijwanden 2 en 3 zijn geplaatst aan de tegenover gelegen kant. In de getoonde uitvoeringsvorm worden deze extra geleidingselementen gevormd door stangen 5, die zijn bevestigd op bijbehorende ondersteuningen 6, die zijn vastgemaakt aan de zijwanden 2 en 3 ter weerszijden van de onderwand 4.

Uiteraard kunnen de elementen 2 tot 5 op elke andere wijze worden uitgevoerd dan getoond met behoud van hun functie als omsluitende wand.

De wanden 2, 3 en 4 die getoond zijn in de vorm van ononderbroken wanden kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd op de wijze van een kooi onder gebruikmaking van stangen overeenkomende met de stangen 5.

Het totale overzicht van het toestel 1 toont twee einddelen, een bovengedeelte A en een ondergedeelte B die volgens een rechte lijn verlopen en een tussengelegen gedeelte C waar de twee wanden 2 en 3 in algemene zin een S-vormige curve vormen.

Zoals het best kan worden gezien in het vooraanzicht van fig. 2 betekent de aanwezigheid van het tussengelegen S-vormige gedeelte dat binnen de in wezen verticale opstelling van het toestel 1 de twee rechte delen A en B ten opzichte van elkaar verspringen.

In het tussengelegen S-vormige gedeelte bevindt zich een onderbreking in de onderwand 4 alwaar een gedeelte is verwijderd dat in het algemeen aangeduid met 7.

De onderwand 4 is onderbroken en heeft een uitlaat of stroomop waarts gelegen rand 8a gelegen vlak voor de plaats waar het gedeelte C een normaal S-vormig verloop heeft met een geleldings- of stroomopwaarts gelegen rand 8b (in de richting van voortbeweging van de produk-ten P) die zich in een zodanige stand bevindt dat hij niet interfereerd met de voortbewegingsbaan die wordt bepaald door het bovenste rechte gedeelte van het toestel 1.

In de getoonde uitvoeringsvorm (in het bijzonder fig. 2) betekent de S-vormige curve van de wanden 2 en 3 in het gedeelte C dat het onderste rechte gedeelte B naar rechts is verplaatst ten opzichte van het bovenste rechte gedeelte A. De rand 8b verloopt dus volgens een lijn die in wezen in lijn is met de (rechter) wand 3 van het bovengedeelte A en die de (linker) wand 2 van het ondergedeelte B van het toestel ontmoet in het ondergedeelte van het gebogen gedeelte C.

Met andere woorden, de rand 8b stroomopwaarts van de doorbreking verloopt zodanig dat hij niet interfereert met de rechter baan die wordt gevolgd door de produkten, die bewegen volgens het bovengedeelte A van het toestel en dit vergemakkelijkt het uitstoten van verkeerd geplaatste produkten overeenkomstig de hieronder te beschrijven criteria.

De zijdelingse doorsnede volgens fig. 3 toont hoe het gebogen gedeelte 7 van het toestel 1 in wezen naar beneden verloopt in de algemene richting van voortbeweging van de produkten P, volgens een gebogen baan die verbindt met het ondergedeelte B van het toestel 1, welk ondergedeelte in het algemeen verticaal of vrijwel verticaal loopt terwijl het bovengedeelte A in hoofdzaak staat onder een hoek tot de verticaal (bijvoorbeeld van 30-60", bij voorkeur 45").

Het bovengedeelte A is bestemd om de van bovenaf toegevoerde produkten P te verzamelen. Bij de meeste toepassingen bewegen de in aanmerking komende produkten op een horizontale toevoertransporteur (niet getoond) waarbij zij (naast elkaar) zijn gestapeld met hun grootste afmeting verticaal gericht.

Een geleidingstong aangeduld met 9 strekt zich vanaf de onderwand 4 (de uitlaatrand 8a) tenslotte uit in het gebied 7 ter verbetering van de geleiding van de produkten P overeenkomstig de criteria die hieronder verder zullen worden beschreven.

Voor dit doel -in het bijzonder om de geleidende wrijving te verminderen- is er voor gezorgd dat een of beide zijwanden 2, 3 een ondergesneden gedeelte hebben in het gebogen gedeelte C in de zijkant die naar de onderwand 4 toe is gekeerd.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding berust op ver schillende gedragingen bij het bewegen door het gebogen gedeelte C van op de juiste wijze geplaatste produkten P en verkeerd geplaatste pro-dukten d.w.z. produkten die naar beneden glijden in het bovengedeelte A en daarbij vlak liggen op de onderwand 4.

Zodra de op de juiste wijze geplaatste produkten het gebogen gedeelte C bereiken trachten zij de S-vormige baan die wordt bepaald door de wanden 2 en 3 te volgen. De afwezigheid van de onderwand 4 in dit gedeelte heeft geen waarneembaar effect op de beweging van de produkten want de dalende opstelling van het gedeelte C betekent dat elk produkt P licht is ingeklemd tussen aangrenzende produkten (d.w.z. het eronder liggende produkt en het erboven liggende produkt) zodat, zolang er geen positieve druk is in de uitdrukrichting door het open gedeelte 7, elk produkt zijn juiste stand in de stapel spontaan behoudt.

Wanneer deze produkten bewegen volgens de gebogen baan C draaien de op juiste wijze geplaatste produkten P iets weg van elkaar, eerst in een richting, daarna in de andere richting (in overeenstemming met de richting van de twee opeenvolgende buigingen van de kromme), welke beweging tot op zekere hoogte kan worden gedefinieerd als "wervel" of "ruggegraat" want hij lijkt in grote mate op de relatieve bewegingen van de wervels tijdens het buigen van de wervelkolom.

De samenhang van de op juiste wijze geplaatste produkten P kan in elk geval worden verbeterd door gebruik te maken van de tong 9 waarvan de lengte kan wisselen afhankelijk van de zich voordoende omstandigheden (afmetingen en gewicht van de produkten, hellingshoek van het gebogen gedeelte C enz.).

Zodra de produkten de stroomopwaarts gelegen rand 8a van het gebied 7 hebben bereikt, trachten de onjuist geplaatste produkten de rechte baan te volgen die wordt bepaald door het bovengedeelte A van het toestel en worden dus uit het toestel afgevoerd.

Zodra zij de rand 8a zijn gepaseerd trachten de produkten die vlak over de onderwand 4 glijden naar beneden te kantelen als gevolg van de zwaartekracht. Aangezien er nu geen samenhang meer bestaat doordat de doorbreking in de onderwand volledig is worden de verkeerd geplaatst produkten afgevoerd en vallen uit het toestel 1. Bovendien sluit de ruggegraatbeweging van de op juiste wijze geplaatste produkten elke mogelijkheid uit om verkeerd geplaatste produkten vast te houden die zouden zijn ingeklemd tussen de produkten die zich direct stroomopwaarts en direct stroomafwaarts bevinden van het erop geplaatste blok van produkten. De "ruggegraatbeweging" reduceert de klemming in elk geval effectief.

Verder kan geen vasthoudwerking voortvloeien uit het inklemmen van produkten tussen op de juiste wijze geplaatste produkten en de onderwand want deze is, anders dan bij de bekende toestellen, althans in een deel van het gebogen gedeelte C (nabij de rand 8a) volledige verwijderd.

Uiteraard is het met behoud van het principe van de uitvinding mogelijk vormen en uitvoeringen en details van de constructie in grote mate te variëren ten opzichte van de beschreven en getoonde zonder van de strekking van de uitvinding af te wijken.

Claims (9)

1. Toestel voor het transporteren van een stroom gestapelde pro-dukten (P) die voortbewegen met hun grootste afmeting vrijwel loodrecht op de richting van voortbeweging, bestaande uit: - eerste (2) en tweede (3) tegenover elkaar gelegen wanden die de produkten (P) In de voortbeweglngsrichtlng geleiden en - een derde wand (4) die zich tussen de eerste wand (2) en de tweede wand (3) uitstrekt teneinde de produkten (P) geleidend te houden binnen de eerste wand (2) en de tweede wand (3), welke derde wand (4) een onderbreking (7) heeft teneinde produkten die met hun hoofdafmeting evenwijdig aan de richting van bewegen zijn geplaatst uit het toestel af te kunnen voeren, met het kenmerk, dat - de eerste wand (2) en de tweede wand (3) met elkaar overeenkomende krommingen hebben ter plaatse van de doorbreking (7) in de derde wand (4) zodat produkten (4) worden gedwongen te bewegen volgens een gebogen baan (C) met onderlinge verdraaiing van nabij elkaar gelegen produkten (P) in de doorstroming, en - althans ter plaatse van de onderbreking (7) de wanden (2) tot (4) verlopen volgens een baan die in algemene zin daalt in de richting van voortbeweging van de produkten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze twee delen (A, B) omvat die volgens rechte banen verlopen en de eerste wand (2) en de tweede wand (3) in overeenstemming met het tussen de twee delen (A, B) gelegen gedeelte (C) zijn gebogen zodanig dat de resp. rechte banen ten opzichte van elkaar verspringen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat, in bedrijf, de twee rechte haandelen (A, B) een bovengedeelte (A) en een ondergedeelte (B) vormen ten opzichte van het tussengelegen gedeelte (C) en dat het ondergedeelte (B) met zijn rechte baan vrijwel verticaal is geplaatst terwijl het bovengedeelte (A) met zijn rechte baan staat onder een bepaalde hoek ten opzichte van de verticaal.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de omvang van de bepaalde hoek ligt in de orde van grootte van 30 tot 60° bij voorkeur 45°.

5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste wand (2) en de tweede wand (3) gebogen zijn volgens een in wezen S-vorm ter plaatse van de onderbreking.

6. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderbreking (7) wordt bepaald door eindranden (8a, 8b) die zich stroomopwaarts resp. stroomafwaarts bevinden, gezien in voortbewegingsrichting van de produkten en er een volledige onderbreking in de derde wand (4) is, althans nabij de stroomopwaarts gelegen rand (8a).

7. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de onderbreking (7) wordt bepaald door eindranden (8a, 8b) die zich in de richting van voortbewegen van de produkten stroomopwaarts resp. stroomafwaarts bevinden en dat de stroomafwaarts gelegen rand (8b) zodanig verloopt dat hij niet interfereerd met de rechte baan van het gedeelte (A) van de twee delen dat zich stroomopwaarts van het tussengelegen gedeelte bevindt.

8. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wanden (2) of (4) zijn uitgevoerd in de vorm van ononderbroken wanden.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat verdere wandmiddelen (5) zijn aangebracht die verlopen tussen de eerste wand (2) en de tweede wand (3) en zijn gelegen tegenover de derde wand (4).