NL8803064A - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een meerkleurenbeeld. - Google Patents

Description

Océ-Nederland B.V., te Venlo

Werkwijze en inrichting voor het vormen van een meerkleurenbeel d

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een meerkleurenbeeld, omvattende beeldelementen in een eerste kleur die langs tenminste een deel van hun omtrek aansluiten tegen beeldelementen van een tweede en/of derde en/of volgende kleur, waarbij deel beelden in de eerste, tweede, derde en eventueel volgende kleur worden gegenereerd, welke deel beelden elk zijn opgebouwd uit beeldpuntpatronen van gekleurd tonerpoeder, deze deel beelden worden overgedragen op een tussenmedium om ze daar te verzamelen tot een meerkleurenbeeld en het meerkleurenbeeld vervolgens van het tussenmedium wordt overgedragen op een beeldontvangstmateriaal.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

Werkwijzen zoals hierboven omschreven, alsmede inrichtingen voor het uitvoeren van zulke werkwijzen, zijn onder meer beschreven in de Japanse octrooiaanvrage 58/44459 en Brits octrooi schrift 1 277 233.

Een probleem dat zich bij de uitvoering van deze werkwijzen voordoet is het optreden van registerfouten: de deel beelden worden ten opzichte van elkaar verschoven op het tussenmedium afgezet.

Oorzaken van deze registerfouten zijn onder andere toleranties in de onderdelen van de inrichting waarin de werkwijze wordt uitgevoerd en slijtage van de bewegende onderdelen van deze inrichting.

Als gevolg van een registerfout zullen beeldelementen van verschillende deel beelden, die in het meerkleurenbeeld aangrenzend tegen elkaar moeten zijn gelegen, elkaar plaatselijk overlappen en op andere plaatsen los van elkaar komen te liggen.

Overlapping van beeldelementen kan informatieverlies opleveren, terwijl niet-volledige aansluiting van beeldelementen tot gevolg heeft dat in het meerkleurenbeeld de (witte) ondergrond van het ontvangst-materiaal tussen de beeldelementen zichtbaar wordt.

Wanneer bijvoorbeeld met behulp van opake, gekleurde tonerpoeders mengkleuren worden gerealiseerd door fijne, met het oog niet onderscheidbare, beeldpunten van een eerste, tweede en eventueel volgende kleur in de juiste verhouding naast elkaar te drukken, leidt een registerfout eveneens tot problemen.

Doordat beeldpunten van de verschillende deel beelden elkaar dan geheel of gedeeltelijk overlappen, ontstaat een verkeerde verhouding van beeldpunten van de deel kleuren en dus een andere dan de gewenste mengkleur.

De hiervoor genoemde defecten In het uiteindelijk gevormde meerkleurenbeeld zijn storender, naarmate de opgetreden registerfout groter is.

Met de uitvinding wordt beoogd de nadelige effecten van een optredende registerfout in het meerkleurenbeeld geheel of althans grotendeels onzichtbaar te maken. De uitvinding voorziet daartoe in een werkwijze volgens de aanhef, die is gekenmerkt doordat het als tweede en elk volgend gegenereerde deel beeld zo wordt gegenereerd, dat de beeldelementen die bij de overdracht op het tussenmedium dienen aan te sluiten tegen beeldelementen van een reeds eerder daarop overgedragen deelbeeld, deze eerder overgedragen beeldelementen tenminste gedeeltelijk overlappen, doordat de overdracht van het tweede en elk volgend deelbeeld naar het tussenmedium geschiedt door het deelbeeld-dragende element tegen het tussenmedium te drukken met een kracht van ten hoogste 1000 N per strekkende meter en doordat een tussenmedium wordt toegepast met een oppervlak van elastisch deformeerbaar materiaal.

Door het tweede en elk volgend deelbeeld zo te genereren dat zij een eerder op het tussenmedium overgedragen deelbeeld tenminste gedeeltelijk overlappen in die gebieden waar zij tegen dat deelbeeld dienen aan te sluiten, wordt bereikt dat open ruimten die tengevolge van een registerfout tussen de deelbeelden zouden kunnen ontstaan worden opgevuld. Het daarbij toepassen van een tussenmedium met een oppervlak van elastisch deformeerbaar materiaal en het realiseren van de overdracht van het tweede en elk volgend deelbeeld onder invloed van gematigde druk, resulteert in een selectieve overdracht van de deelbeelden naar het tussenmedium. Het tussenmedium neemt het tweede deelbeeld en de daaropvolgende deelbeelden slechts aan op die plaatsen waar nog geen gekleurd tonerpoeder van een eerder overgedragen deelbeeld aanwezig is. Waar zulk tonerpoeder reeds aanwezig is, wordt van een volgend (overlappend) aangeboden deelbeeld niet of althans nauwelijks poeder-deeltjes aangenomen, waardoor een hinderlijke beeldoverlap op het tussenmedium niet optreedt. Bovendien geldt bij gebruik van opake tonerpoeders dat de, op het tussenmedium, toch nog bovenopliggende tonerdeeltjes na overdracht op het beeldontvangstmateriaal onderop komen te liggen en door de eerder gevormde opake tonerlaag/tonerlagen vrijwel volledig worden afgeschermd.

Het in de werkwijze volgens de uitvinding toegepaste tussenmedium heeft een elastisch deformeerbare oppervlaktebekleding, bijvoorbeeld bestaande uit rubber of rubberachtig materiaal. De dikte van deze bekleding bedraagt ten minste 0,5 mm en bij voorkeur tussen 1,5 en 3,5 mm. Zij kan uit één enkele laag bestaan of uit een aantal over elkaar aangebrachte lagen. Het oppervlak van de bekleding wordt bij voorkeur gevormd door een gladde laag siliconenrubber, waarbij de siliconenrubber een hardheid heeft tussen ongeveer 15° en ongeveer 80° Shore A.

Geschikte siliconenrubbers zijn onder andere beschreven in de Britse octrooi schriften 1 245 426 en 1 279 687 en de Europese octrooiaanvrage 0 146 980, voorbeeld 1.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de hiernavolgende beschrijving en de daarbij behorende figuren waarin:

Fig. 1 een schematische weergave is van een drukinrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding,

Fig. 2 een illustratie is van de gevolgen van een registerfout bij werkwijzen volgens de stand der techniek,

Fig. 3 een weergave is van de oplossing volgens de uitvinding voor de registerfout van Fig. 2,

Fig. 4 een schematische weergave is van een drukinrichting om een mengkleur te vormen,

Fig. 5 een illustratie is van de gevolgen van een registerfout in de drukinrichting van Fig. 4,

Fig. 6 een weergave is van de oplossing volgens de uitvinding om de registerfout van Fig. 5 te corrigeren, en Fig. 7 een schematische weergave is van een voorbeeld hoe volgens de uitvinding een mengkleurpatroon wordt gerealiseerd.

De in Fig. 1 getoonde drukinrichting omvat een cylindrisch tussenmedium 1, dat door niet weergegeven aandrijfmiddelen in de door pijl 3 aangegeven richting kan worden aangedreven. Het tussenmedium 1 heeft een metalen mantel, bijvoorbeeld van aluminium en daarop een bekleding 2 van siliconenrubber. De bekleding 2 bestaat uit een circa 2 mm dikke onderlaag gevormd uit siliconenrubber RTV 200/201 van de Firma Possehl, W-Duitsland en daarover een ongeveer 200 micrometer dikke toplaag van siliconenrubber volgens voorbeeld 8 van Brits octrooi schrift 1 279 687 en met een hardheid van ongeveer 40° Shore A. Langs de omloopbaan van het tussenmedium 1 zijn beeldvormingsstations 4, 5 en 6 opgesteld. Elk van deze beeldvormingsstations omvat een cylindrisch beeldregistratieelement 7 waarop een deel beeld wordt * gevormd. De beeldregistratieelementen 7 hebben dezelfde diameter en zijn alle in drukkontakt met het tussenmedium 1, waarbij de kracht waarmee de beeldregistratie-elementen 7 tegen het tussenmedium 1 worden gedrukt ten hoogste 1000 N per strekkende meter bedraagt. In dit geval bedraagt de kracht 250 N.

Elk beeldregistratieelement 7 bestaat uit een cylinder met een fotoge-leidende oppervlaktelaag, waarbij over de omtrek van deze cylinder verdeeld de verschillende beeldvormingsunits zijn opgesteld.

Deze beeldvormingsunits omvatten elk een coronainrichtïng 11 voor het uniform opladen van de fotogeleidende laag, een LED-array 12 waarmee de beeldmatige belichting plaatsvindt, een magneetborstelinrichting 13 om het ontstane latente ladingsbeeld te ontwikkelen tot een poederbeeld en een reinigingsinrichting 14 voor het verwijderen van resttoner na transfer van het deel beeld naar het tussenmedium 1.

De LED-array 12, die bijvoorbeeld van het type is zoals beschreven in het Amerikaanse octrooi schrift 4,524,372, is verbonden met een elektronische schakeling 15 voor het bekrachtigen van elke LED in het array in overeenstemming met een te drukken informatiepatroon.

De elektronische schakeling 15 van elk beeldvormingsstation is weer verbonden met een centrale besturingseenheid 16, die de informatie over het af te drukken deelbeeld lijn voor lijn aan elke elektronische schakeling 15 toevoert.

De magneetborstelinrichting 13 omvat een op geringe afstand van de omtrek van het beeldregistratieelement 7 opgestelde magneetrol 17, die bestaat uit een roteerbare mantel met een daarbinnen stationair opgesteld magneetstelsel.

Bij de mantel van elke magneetrol 17 is een voorraadhouder 18 opgesteld die is gevuld met elektrisch geleidend, magnetisch aantrek-baar tonerpoeder. Elke voorraadhouder 18 bevat een tonerpoeder in een bepaalde kleur. Bij elke voorraadhouder 18 bevindt zich een afstrijker 19 die ervoor zorgt dat op de mantel van de magneetrol 17 een egale laag tonerpoeder wordt aangebracht.

Langs de omloopbaan van het tussenmedium 1 zijn voorts nog opgesteld toevoermiddelen voor een blad beeldontvangstmateriaal, die bestaan uit samenwerkende transportrollen 21 en een geleideplaat 22, een drukrol 23, afvoermiddelen voor het blad beeldontvangstmateriaal bestaande uit samenwerkende transportbanden 24 en 25 en een reinigingsinrichting 30.

De aandrijving van elk beeldregistratieelement 7 geschiedt door een tandwiel 26 dat gemonteerd is op de rotatieas van het beeldregistratieelement 7 en dat ingrijpt in een tandwiel 27 dat bevestigd is op de aangedreven as van het tussenmedium 1. (In de figuur zijn de tandwielen 26 en 27 weergegeven als onderbroken cirkels, welke cirkels de steekcirkels van de tandwielen aangeven).

Met het tussenmedium 1 is een pulsgever 28 verbonden die pulsen afgeeft in relatie tot de hoekverdraaiing van het tussenmedium 1.

De hoekverdraaiing tussen opeenvolgende pulsen komt daarbij overeen met een verplaatsing van het oppervlak van het tussenmedium 1 over de breedte van één beeldlijn. Het schrijven van de opeenvolgende beeldlijnen op de beeldregistratielementen 7 door de LED-arrays 12 kan aldus door de besturingseenheid 16 worden gestuurd aan de hand van de pulsen die door de pulsgever 28 worden afgegeven en via de verbinding 29 aan de besturingseenheid 16 worden toegevoerd.

Wanneer de drukinrichting in werking is worden het tussenmedium 1, de beeldregistratielementen 7 en de magneetrollen 17 in de door de pijlen 3, 31 en 32 aangegeven richting aangedreven.

Daarbij wordt de fotogeleidende laag van een beeldregistratieelement 7, nadat deze door de coronainrichting 11 is voorzien van een uniforme elektrostatische lading, door het LED-array 12 beeldmatig belicht, waarna het latente ladingsbeeld door de magneetborstelinrichting 13 wordt ontwikkeld tot een deel beeld van gekleurd tonerpoeder.

Door selectief, volgens een beeldpatroon, de LED's in het array te bekrachtigen wordt een beeldpuntpatroon van gekleurd tonerpoeder op het beeldregistratieelement 7 gevormd.

De informatie over de te schrijven beeldlijnen van de verschillende deelbeelden wordt door de besturingseenheid 16, serieel, lijn voor lijn uitgevoerd aan een schuifregister van de elektronisch schakelingen 15. Bij de ontvangst daarna van de eerstvolgende puls van de pulsgever 28 wordt de informatie die is opgeslagen in het schuifre-gister van het eerste beeldvormingsstation 4, overgezet in een uitgangsregister en worden, via drivers, bepaalde LED's overeenkomstig de te schrijven beeldlijn, bekrachtigd. Het schuifregister wordt intussen gevuld met de informatie van de volgende beeldlijn. Bij ontvangst van de volgende puls van de pulsgever 28 wordt deze beeldlijn geschreven. Bij de ontvangst van een bepaalde puls van pulsgever 28, worden ook de beeldvormingsmiddelen van het tweede beeldvormingsstation 5 geactiveerd en weer een aantal pulsen later, ook die van het volgende beeldvormingsstation 6. Na welk aantal pulsen de beeldvormingsmiddelen van het tweede en het volgende beeldvormingsstation (of de volgende beeldvormingsstations) geactiveerd worden is tevoren bepaald uit de afstand die de beeldvormingsstations, gezien langs de omtrek van het tussenmedium 1, uit elkaar liggen.

Het juiste aantal pulsen is vastgelegd in een besturingsprogramma dat in een geheugen van de besturingseenheid 16 is opgeslagen.

De op de beeldregistratieelementen 7 gevormde deel beelden worden in de verschillende drukkontaktzones overgedragen op het tussenmedium 1.

Het op het tussenmedium 1 aanwezige poederbeeld wordt vervolgens op een op zich bekende wijze verwarmd, waardoor het poederbeeld verweekt. Het verweekte poederbeeld wordt vervolgens in de drukzone tussen het tussenmedium 1 en de drukrol 23 overgedragen op een beeldontvangstmateriaal (bijvoorbeeld een blad papier), dat op het juiste tijdstip via de toevoermiddelen 21, 22 is aangevoerd. Het bedrukte beeldontvangstmateriaal wordt door de samenwerkende transportbanden 24 en 25 afgevoerd. Het tussenmedium 1 loopt daarna langs de reinigingsinrichting 30.

In Fig. 2a - 2e zijn de nadelige effecten van een optredende register-fout bij werkwijzen volgens de stand der techniek geïllustreerd. Fig.

2a toont het weer te geven originele beeld, dat bestaat uit een blauw vlak (B) tegen een groene achtergrond (Gr). Het beeld wordt gevormd door een uit blauwe beeldpunten (B) opgebouwd deelbeeld volgens Fig.

2b en een uit groene beeldpunten (Gr) opgebouwd deelbeeld volgens Fig. 2c op een tussenmedium samen te brengen.

Tengevolge van een optredende registerfout worden de deel beelden enigszins verschoven ten opzichte van elkaar op het tussenmedium aangebracht, waardoor het in Fig. 2d of Fig. 2e weergegeven meerkleurenbeeld ontstaat, afhankelijk van of eerst het blauwe (Fig.

2d) of eerst het groene (Fig. 2e) deelbeeld op het tussenmedium wordt overgedragen.

Zoals uit de figuren 2d en 2e blijkt, sluiten de beeldelementen als gevolg van de registerfout niet meer correct op elkaar aan. Hierdoor ontstaat plaatselijk een overlap (gearceerd gebied) van groene en blauwe beeldelementen, wat een vervuilde kleur in dat gebied tot gevolg heeft.

Daarnaast blijft er plaatselijk ruimte open tussen de twee beeldelementen die niet door een van de beeldelementen is bedekt, waardoor uiteindelijk op de kopie de (witte) ondergrond van het beeldontvangst-materiaal zichtbaar wordt. Deze ruimte is met W aangeduid. Gebruikmakend van de werkwijze volgens de uitvinding worden de in de figuren 2d en 2e aangegeven nadelige effecten van de registerfout nagenoeg opgeheven. Zoals weergegeven in de figuren 3a - 3c, wordt volgens de uitvinding het tweede deelbeeld, in dit geval het groene deel beeld (Fig. 3b), overlappend met het blauwe deelbeeld (Fig. 3a) gevormd.

Nadat eerst het blauwe deelbeeld op het tussenmedium is aangebracht, wordt vervolgens het groene deelbeeld door het uitoefenen van gematigde druk overgedragen op het tussenmedium. Het resultaat van deze werkwijze is weergegeven in Fig. 3c. Het groene deelbeeld sluit nu overal aan tegen het blauwe deelbeeld, maar als resultaat van de uitgevoerde druktransfer van het tweede deelbeeld, overlappen de kleuren elkaar niet op storende wijze.

De opgetreden registerfout leidt wel nog tot een relatieve verschuiving van het groene deelbeeld ten opzichte van het blauwe, terwijl het meerkleurenbeeld ook over de registerfout verschoven op de kopie wordt geplaatst. Maar, ook deze relatieve verschuiving van de deel beelden kan nog worden voorkomen door het groene deelbeeld als eerste te vormen (Fig. 3d), daarna het blauwe deelbeeld overlappend met het groene deelbeeld te genereren (Fig. 3e) en de deel beelden in deze volgorde op het tussenmedium over te dragen. Het resultaat is in Fig. 3f geïllustreerd.

Indien in de inrichting van Fig. 1 het beeldvormingsstation voor de vorming van het groene deelbeeld na dat voor de vorming van het blauwe deelbeeld is gelegen, kan de met betrekking tot de figuren 3d en 3e beschreven werkwijze worden uitgevoerd door in een eerste omwenteling van het tussenmedium 1 het groene deelbeeld te vormen en in een tweede omwentelingscyclus het blauwe deelbeeld.

De poederdeeltjes van een tweede of volgend deelbeeld, die niet of nauwelijks door het tussenmedium 1 worden aangenomen omdat daar al een reeds eerder gevormd poederbeeld aanwezig is, worden door de reini-gingsinrichting 14 verwijderd van het beeldregistratie-element 7.

Om het tweede en elk volgend deel beeld, dat dient aan te sluiten tegen beeldpuntpatronen van één of meer eerder gevormde deel beelden, overlappend met die deelbeelden te kunnen genereren is de besturingseenheid 16 uitgerust met beeldbewerkingsmiddelen. Deze beeldbewerkingsmiddelen omvatten vergelijkingsmiddelen, die de kleur-separatiebeelden (ongecorrigeerde deelbeelden), die samen het meerkleurenbeeld vormen, vergelijken om vast te stellen welke beeld-puntpatronen van een volgend deel beeld aansluiten tegen beeldpunt-patronen van voorgaande deelbeelden. Gezien in de volgorde waarin de deelbeelden op het tussenmedium worden overgedragen, wordt het tweede (ongecorrigeerde) deel beeld vergeleken met het eerste, het derde ongecorrigeerde deel beeld met het tweede ongecorrigeerde deel beeld en met het eerste deelbeeld, enzovoort. Verder zijn bewerkingsmiddelen aanwezig, die aan de hand van de resultaten verkregen uit de door de vergelijkingsmiddelen uitgevoerde vergelijkingen, het tweede en elk volgend ongecorrigeerd deelbeeld met beeldpuntpatronen uitbreiden, op die plaatsen waar zij tegen voorgaande deelbeelden moeten aansluiten. De aldus bewerkte deelbeelden kunnen in een geheugen, bijvoorbeeld een bit-map geheugen, worden opgeslagen en daarna lijn voor lijn worden toegevoerd aan het schuifregister van de elektronische schakeling 15.

Een andere beeldverstoring als gevolg van een registerfout kan ontstaan in de toepassing waarin met behulp van gekleurde tonerpoeders mengkleuren worden gerealiseerd door fijne, met het oog niet onderscheidbare, beeldpunten van een eerste, tweede en eventueel volgende basiskleur in de juiste verhouding naast elkaar te drukken. Een werkwijze die bij gebruik van opake tonerpoeders noodzakelijk is om mengkleuren te kunnen genereren.

Hierbij wordt een algoritme toegepast om bijvoorbeeld in.de centrale besturingseenheid 16 van de drukinrichting volgens Fig. 1 uit te rekenen door welke kleur tonerpoeder de verschillende beeldpuntplaatsen in een kleurvlak moeten worden bezet om de vereiste (meng)kleur te realiseren .

Het algoritme omvat enerzijds een separatie-algoritme waarmee een bedekkingsgraad voor elke basiskleur wordt berekend om de juiste verhouding van beeldpunten van de basiskleuren te realiseren, en anderzijds een halftoonalgoritme om uitgaande van de bedekkingsgraad de bezetting van de beeldpuntplaatsen in een kleurvlak met een specifieke basiskleur te berekenen.

Met behulp van de via het algoritme verkregen informatie stuurt de centrale besturingseenheid 16 vervolgens de LED-array's aan van de beeldregistratie-elementen 7, die elk een deel beeldvorming voor hun rekening nemen.

Een registerfout zou er daarbij toe kunnen leiden dat beeldpunten van de verschillende deelbeelden elkaar geheel of gedeeltelijk overlappen, waardoor een verkeerde verhouding tussen de beeldpunten van de diverse basiskleuren en dus een andere dan de gewenste mengkleur ontstaat.

Aan de hand van de Fig. 4 en 5 wordt duidelijk gemaakt hoe een dergelijke verkeerde mengkleur kan ontstaan.

In Fig. 4a is schematisch een gedeelte van het beeldvormingssysteem weergegeven, waarin met behulp van twee beeldregistratie-elementen 7 op het tussenmedium 1 een oranje mengkleur moet worden gevormd door een kleurvlak op te bouwen uit evenveel rode (R) als gele (Ge) beeldpunten (zie Fig. 4b).

Door een registerfout tussen het rode en het gele beeldregistratie-element ter grootte van de afmeting van een beeldpunt, zoals in Fig.

5a is geïllustreerd, ontstaat een kleurvlak met een verkeerde mengkleur. De gele beeldpunten vallen samen met de rode beeldpunten die al op het tussenmedium 1 zijn overgedragen, zodat deze gele beeldpunten niet meer op deze drager 1 worden afgezet. Op de kopie wordt zodoende een kleurvlak volgens Fig. 5b gevormd: een patroon van rode beeldpunten op een witte ondergrond waardoor een roze mengkleur wordt verkregen.

De oplossing voor dit probleem is er ook nu weer in gelegen dat de als tweede en volgende gegenereerde deelbeelden zodanig worden gegenereerd dat de daarin gevormde beeldelementen van een overlap zijn voorzien.

Om dit te realiseren wordt met behulp van een correctie-algoritme voor elke deel beeldvorming per kleurvlak de berekende bedekkingsgraad omgezet in een gecorrigeerde bedekkingsgraad.

Deze gecorrigeerde bedekkingsgraad wordt dan als informatie gebruikt om via het halftoonalgoritme de aansturing van de beeldvormingsstations op de juiste manier te doen plaatsvinden.

De hiervoor genoemde oplossing wordt geïllustreerd in Fig. 6a.

Nadat in de eerste deelbeeldvormingsstap de beeldelementen in de rode kleur (R) zijn gevormd en overgedragen naar het tussenmedium 1, wordt in de tweede deelbeeldvormingsstap een geel deel beeld (Ge) gevormd met een bedekkingsgraad ter grootte van de gewenste bedekkingsgraad voor geel vermeerderd met de bedekkingsgraad van het daarvoor gevormde rode deel beeld. In dit voorbeeld betekent dit dat er een geel deelbeeld ter grootte van het complete kleurvlak wordt gegenereerd. Bij de overdracht van dit gele deelbeeld naar het tussenmedium 1 wordt alleen in die gebieden waar nog geen rode beeldelementen aanwezig zijn het gele deel beeld aangenomen, zodat als eindresultaat het correcte mengkleurpatroon in het kleurvlak ontstaat (Fig. 6b).

In een meerkleurenprinter die werkt volgens de werkwijze volgens de uitvinding kunnen vrijwel alle mengkleuren worden samengesteld uit bijvoorbeeld de basiskleuren zwart, blauw, groen, rood en geel door dez kleuren in opvolgende beeldregistratie-elementen te vormen en over te dragen op het elastische tussenmedium op een wijze zoals ten aanzien van Fig. 1 is aangegeven.

Het correctie-algoritme berekent daarbij, uitgaande van de gewenste bedekkingsgraad, de gecorrigeerde bedekkingsgraad voor elk deelbeeld (basiskleur).

Voor het halftoonalgoritme kan gebruik worden gemaakt van uit de techniek bekende halftoonmethoden. Binnen de bekende methoden kan een globale verdeling worden gemaakt in twee groepen: - dithermethoden: beeldpunten worden volgens een vast patroon weggezet (bijvoorbeeld een matrix-dithermethode), en - halftoonmethoden waarbij beeldpunten met een zekere willekeur worden weggezet (bijvoorbeeld een error- diffusion-methode).

Volgens de matrix-dithermethodiek wordt een beeld opgebouwd uit een raster van matrixstructuren, die elk bestaan uit een groep van bijelkaarhorende beeldpunten van een of meer verschillende basiskleuren om een bepaalde kleur of mengkleur te realiseren. Zo'n matrixstructuur (ook wel macro-beeldpunt genoemd) bestaat uit een groep beeldpunten van bijvoorbeeld 6 bij 6 beeldpunten.

Volgens deze matrix-dithermethode wordt vastgesteld door welke kleur tonerpoeder elk beeldpunt in het macrobeeldpunt moet worden bezet door, uitgaande van de vereiste bedekkingsgraad per deelbeeld, voor dit macrobeeldpunt een vergelijking te maken met een matrix van drempelniveaus (drempel matrix) om de juiste verhouding tussen de verschillende basiskleuren te realiseren.

Teneinde nadelige effecten van registerfouten zoveel mogelijk onzichtbaar te maken worden de deel beelden per macrobeel dpunt daarbij met een overlap gegenereerd. Met behulp van het eerder genoemde correctie-algoritme wordt daartoe een gecorrigeerde bedekkingsgraad voor elk deel beeld berekend, die overeenkomt met de vereiste bedekkingsgraad voor dat deel beeld vermeerderd met de gecumuleerde bedekkingsgraad voor alle reeds eerder gegenereerde deel beelden.

In Fig. 7a-7c wordt in een voorbeeld aangegeven hoe met behulp van het correctie-algoritme -en een dither-al goritme gebaseerd op een matrix-dithermethode uit de deel beelden zwart (Z), rood (R) en geel (Ge) het gewenste mengkleurpatroon qua bezettingsgraad wordt gerealiseerd, waarbij registerfouten het eindresultaat (Fig. 7d) niet of nauwelijks beïnvloeden.

Andere bekende halftoonmethoden gaan niet uit van de opbouw uit macro-beeldpunten, maar nemen als uitgangspunt een kleurvlak waarvoor een bepaalde (meng)kleur dient te worden gerealiseerd. Daarbij worden de beeldpuntplaatsen binnen dat kleurvlak op een vrij willekeurige wijze met een van de basiskleuren ingevuld, om gemiddeld de juiste bedekkingsgraad voor elke basiskleur te verkrijgen.

Om het wegvallen van beeldpunten die over elkaar zouden vallen te compenseren wordt ook hier een gecorrigeerde bedekkingsgraad voor elk deel beeld berekend.

Deze gecorrigeerde bedekkingsgraad voor elk deel beeld komt overeen met het quotiënt van de vereiste bedekkingsgraad voor dat deel beeld en het complement van de gecumuleerde bedekkingsgraad voor alle reeds eerder gegenereerde deel beelden.

Een kleurvlak dat voor het verkrijgen van een bepaalde mengkleur met een bedekkingsgraad voor zwart van 50%, voor rood van 25% en voor blauw van 25% moet worden ingevuld, wordt dus gerealiseerd door in de deel beeldvolgorde zwart, rood, blauw gecorrigeerde bedekkingsgraden van 50% zwart, 50% rood en 100% blauw te hanteren.

Het invullen van de beeldpuntplaatsen kan plaatsvinden met behulp van uit de techniek bekende halftoonmethoden zoals error-diffusion.

Deze laatste methoden handelen over de uitvoering van de werkwijze om de statistische fout die wordt gemaakt bij het invullen van een bepaald beeldpunt door te geven aan naastliggende beeldplaatsen om uiteindelijk gemiddeld de juiste bedekkingsgraad per kleurvlak te realiseren.

Gebruikmakend van de werkwijze volgens de uitvinding is het vanzelfsprekend ook mogelijk om een meerkleurenbeeld te drukken met een of meer mengkleurvlakken, opgebouwd uit naast elkaar gelegen beeldpunten van twee of meer basiskleuren, die aansluiten tegen kleurvlakken van slechts één basiskleur.

Voor de realisatie van zulke beelden wordt met behulp van een van de hiervoor beschreven algoritmen de bezetting van de beeldpuntplaatsen in de mengkleurvlakken bepaald en dit bezettingspatroon wordt voor elke kleur op de betreffende plaatsen ingevuld in het deelbeeld. Uit een vergelijking met het tweede deelbeeld en elk volgend deelbeeld wordt vervolgens vastgesteld op welke plaatsen aan de randen van kleurovergangen, een volgend deelbeeld een of meer voorgaande deel beelden dient te overlappen waarna de noodzakelijke overlap door de beeldbewerkingsmiddelen in de betreffende deel beelden wordt ingevuld. Wanneer op deze wijze een meerkleurenbeeld wordt gedrukt dat bestaat uit een mengkleurvlak van twee basiskleuren, die niet in direct op el kaarvolgende deelbeeldvormingen worden gedrukt, welk mengkleurvlak aansluit tegen een kleurvlak van één kleur die in volgorde van deelbeeldvormingen tussen beide kleuren van het mengkleurvlak wordt gedrukt, kan aan de rand van het mengkleurvlak een geringe kleur-verstoring ontstaan. Deze kleurverstoring ontstaat doordat het éénkleurvlak gedeeltelijk overlappend met aansluitende, reeds gedrukte beeldpunten van het mengkleurvlak wordt gegenereerd waardoor beeldpunten van het eenkleurvlak, als gevolg van een registerfout, in het mengkleurvlak en gedeeltelijk naast de daar aanwezige beeldpunten worden afgezet.

Deze kleurverstoring kan voorkomen worden wanneer de werkwijze zo wordt gemodificeerd dat in een eerste omwentelingscyclus van het tussen-medium alleen ofwel de éénkleurvlakken ofwel de mengkleurvlakken worden gedrukt en in een tweede omwentelingcyclus daarna de andere vlakken (mengkleurvlakken of éénkleurvlakken), die dan overlappend met de reeds in de eerste cyclus gedrukte vlakken worden gegenereerd.

Hoewel de werkwijze volgens de uitvinding geïllustreerd is aan de hand van de drukinrichting volgens Fig. 1, is de uitvinding hier zeker niet toe beperkt.

In de drukinrichting volgens Fig. 1 zijn bij wijze van voorbeeld weliswaar drie beeldvormingsstations 4,5,6 aangegeven, maar om een groter scala kleuren en mengkleuren te realiseren is een groter aantal beeldvormingsstations noodzakelijk.

Ook kan de werkwijze volgens de uitvinding worden uitgevoerd in een inrichting die slechts één beeldvormingsstations of een beperkt aantal beeldvormingsstations omvat waarop beelden in verschillende kleuren kunnen worden gegenereerd. Het meerkleurenbeeld wordt dan in opvolgende omwentelingscycli van het, met het (de) beeldvormingsstation(s) samenwerkende, tussenmedium gevormd.

Tevens kan het in een bepaalde toepassing (zoals hiervoor al is aangegeven) nodig zijn een andere drukvolgorde van de basiskleuren te hanteren dan de volgorde van de beeldvorm!ngsstations, gezien in de omwentelingsrichting van het tussenmedium. Dit kan worden gerealiseerd door de vorming van het meerkleurenbeeld in meer dan één omwentel ingscyclus van het tussenmedium uit te voeren, om zodoende de gewenste drukvolgorde te verkrijgen.

Daarnaast kan de hier geïllustreerde uitvoeringsvorm van de beeldvor-mingsstations worden vervangen door één of meer andere, uit de stand der techniek bekende, beeldvormingsinrichtingen, bijvoorbeeld berustend op een magnetografisch, elektrografisch of elektrofotogra-fisch procédé, waarbij een latent magnetisch of elektrostatisch beeld-puntpatroon op een beeldregistratiemedium wordt gevormd en dit beeld met gekleurd tonerpoeder wordt ontwikkeld, of waarbij (gekleurd) en eventueel geleidend tonerpoeder, door het selectief bekrachtigen van beeldvormingselectroden, volgens een beeldpuntpatroon naar een diëlectricum wordt getrokken vanaf een toneraanvoerorgaan dat met het diëlectricum in kontakt is of op korte afstand daarvan is geplaatst.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het vormen van een meerkleurenbeeld, omvattende beeldelementen in een eerste kleur die langs ten minste een deel van hun omtrek aansluiten tegen beeldelementen van een tweede en/of derde en/of volgende kleur, waarbij deelbeelden in de eerste, tweede, derde en eventueel volgende kleur worden gegenereerd, welke deelbeelden elk zijn opgebouwd uit beeldpuntpatronen van gekleurd tonerpoeder, deze deelbeelden worden overgedragen op een tussenmedium om ze daar te verzamelen tot een meerkleurenbeeld en het meerkleurenbeeld vervolgens van het tussenmedium wordt overgedragen op een beeldontvangst-materiaal, met het kenmerk, dat het als tweede en elk volgend gegenereerde deel beeld zo wordt gegenereerd, dat de beeldelementen die bij de overdracht op het tussenmedium dienen aan te sluiten tegen beeldelementen van een reeds eerder daarop overgedragen deel beeld, deze eerder overgedragen beeldelementen ten minste gedeeltelijk overlappen, dat de overdracht van het tweede en elk volgend deel beeld naar het tussenmedium geschiedt door het deelbeeld-dragende element tegen het tussenmedium te drukken met een kracht van ten hoogste 1000 N per strekkende meter en dat een tussenmedium wordt toegepast met een oppervlak van elastisch deformeerbaar materiaal.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de overlap, die bij elke deel beeldvorming wordt gegenereerd, alle beeldelementen van reeds eerder gevormde deelbeelden omvat.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat bij het genereren van de beeldpuntpatronen van elk deel beeld een algoritme wordt toegepast om de gewenste kleur of mengkleur in een bepaald kleurvlak te realiseren, welk algoritme een separatie-algoritme, een correctie-algoritme en een halftoonalgoritme omvat, waarbij met het separatie-algoritme de bedekkingsgraad voor elk deel beeld wordt berekend om de juiste verhouding van beeldpunten van de verschillende kleuren te realiseren, met het correctie-algoritme een gecorrigeerde bedekkingsgraad voor elk deel beeld wordt berekend om de vereiste overlap te realiseren en met het halftoonalgoritme de bezetting van de beeldpuntplaatsen in het kleurvlak voor elk deel beeld wordt berekend.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het meerkleurenbeeld wordt opgebouwd uit een raster van matrixstructuren, die elk bestaan uit een groep van bijelkaarbehorende beeldpunten van een of meer verschillende kleuren, dat met het correctie-algoritme een gecorrigeerde bedekkingsgraad voor elk deel beeld wordt berekend, die overeenkomt met de vereiste bedekkingsgraad voor dat deel beeld vermeerderd met de gecumuleerde bedekkingsgraad voor alle reeds eerder gegenereerde deel beelden, en dat het halftoonalgoritme is gebaseerd op een matrixdithermethode waarbij de bezetting van de beeldpuntplaatsen wordt berekend door vergelijking met een drempel matrix.

5. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat met het correctie-algoritme een gecorrigeerde bedekkingsgraad voor elk deel beeld wordt berekend, die overeenkomt met het quotiënt van de vereiste bedekkingsgraad voor dat deel beeld en het complement van de gecumuleerde bedekkingsgraad voor alle reeds eerder gegegeneerde deel beelden, en dat het halftoonalgoritme is gebaseerd op een methode waarbij beeldpunten op vrij willekeurige plaatsen in het kleurvlak worden weggezet.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het half-toonalgoritme is gebaseerd op een error-diffusion-methode.

7. Inrichting voor het drukken van een meerkleurenbeeld omvattende ten minste één beeldregistratie-element (7), middelen voor het genereren van deel beelden, die elk zijn opgebouwd uit beeldpunt-patronen van tonerpoeder in een andere kleur en een tussenmedium (1) voor het verzamelen van de verschillend gekleurde deel beelden tot een meerkleurenbeeld, met het kenmerk, dat het tussenmedium (1) is voorzien van een oppervlaktebekleding van elastisch deformeerbaar materiaal, dat middelen aanwezig zijn om ten minste elk beeldregistatie-element (7) waarop het tweede en elk volgend deel beeld wordt gevormd, tegen het tussenmedium (1) te drukken met een kracht van ten hoogste 1000 N per strekkende meter en dat de middelen voor het genereren van de deelbeelden vergelijkingsmiddelen omvatten om vast te stellen of het tweede en elk volgend deel beeld, gezien in de volgorde waarin de deelbeelden op het tussenmedium (1) worden overgedragen, beeldpunt-patronen bevatten die dienen aan te sluiten tegen beeldpuntpatronen van één of meer voorgaande deelbeelden, alsmede bewerkingsmiddelen om aan de hand van het vergelijkingsresultaat, het tweede en elk volgend deel beeld in gebieden waar het tegen één of meer voorgaande deelbeelden dient aan te sluiten, met beeldpuntpatronen uit te breiden, zó dat het die voorgaande deelbeelden ten minste gedeeltelijk overlapt.