NL8701366A - Drukinrichting met een beeldontvangstdrager en een aantal langs de omloopbaan daarvan opgestelde beeldvormingsstations. - Google Patents

Description

8710

Océ-Nederland B.V., te Venlo

Drukinrichting met een beeldontvangstdrager en een aantal langs de omloopbaan daarvan opgestelde beeldvormingsxstations

De uitvinding heeft betrekking op een drukinrichting met een beeldontvangstdrager in de vorm van een roteerbare cylinder en een aantal langs de omloopbaan van de beeldontvangstdrager opgestelde beeldvormingsstations, die elk een deel beeld van het te vormen beeld 5 genereren en dit deel beeld in een beeldoverdrachtszone op de beeldontvangstdrager overdragen en elk een roteerbaar, cylindrisch beeldregi strati eelement omvatten en afbeeldingsmiddelen om het betreffende deel beeld op het beeldregistratieelement te vormen.

Een dergelijke drukinrichting is bekend uit de Japanse 10 octrooiaanvrage no. 58/44459. Bij deze bekende drukinrichting is bij de opeenvolgende beeldvormingsstations een toenemende afstand tussen de plaats waar een deel beeld op het beeldregistratieelement wordt gevormd en de plaats waar dat deel beeld op de beeldontvangstdrager wordt overgedragen. Het afstandsverschil is bij twee opeenvolgende 15 beeldvormingsstations gelijk aan de afstand tussen de beeldo- verdrachtsplaatsen van die beeldvormingsstations, gemeten langs de omtrek van de beeldontvangstdrager. Met deze opstelling is bereikt dat het startsignaal voor de vorming van de deel beelden voor alle beeldvormingsstations tegelijkertijd kan worden gegeven. Een bezwaar van de 20 inrichting is evenwel, dat de diverse onderdelen ervan, en met name de beeldregistratieelementen en de beeldontvangstdrager, aan hoge nauwkeurigheidseisen moeten voldoen om een goede register-nauwkeurigheid bij de overdracht van de deelbeelden naar de beeldontvangstdrager te bereiken.

25 Brits octrooischrift 1 227 233 beschrijft een drukinrichting die voor het vormen van de deelbeelden slechts één beeldvormingsstation omvat. De diverse deelbeelden worden in opeenvolgende cycli geproduceerd en na elkaar op de beeldontvangstdrager overgedragen. Met deze inrichting kan een hoge registernauwkeurigheid worden bereikt. Het 30 bezwaar is evenwel dat de deelbeelden na elkaar worden gevormd, waardoor het drukproces tijdrovend is. Een ander bezwaar is dat in de inrichting geen beelden kunnen worden gedrukt, die langer zijn dan de omtrek van de beeldontvangstdrager.

Met de uitvinding wordt beoogd de hiervoor genoemde nadelen te 8701366 m 4- 2 vermijden en daartoe wordt voorzien in een inrichting volgens de aanhef, die gekenmerkt is doordat in de beeldvormingsstations de afbeeldingsmiddelen ten opzichte van het beeldregistrati element zo zijn opgesteld dat in elk beeldvormingsstation, gezien langs de omtrek 5 van het beeldregistratieelement en in de bewegingsrichting daarvan, een gelijke afstand bestaat tussen de plaats waar het deel beeld op het beeldregistratieelement wordt gevormd en het centrum van de beeldover-drachtszone tussen het beeldregistratieelement en de beeldontvangst-drager en doordat besturingsmiddelen aanwezig zijn die het start-10 tijdstip van de beeldregistratie in elk beeldvormingsstation afleiden uit de positie van de beeldontvangstdrager ten opzichte van dat beeldvormingsstation.

Volgens de uitvinding wordt bij de overdracht van de deelbeelden naar de beeldontvangstdrager een hoge registernauwkeurigheid bereikt, ter-15 wijl het tevens mogelijk is om beelden af te drukken die langer zijn dan de omtrek van de beeldontvangstdrager. Verrassenderwijze is gebleken dat vormonnauwkeurigheden van de beeldontvangstdrager de registernauwkeurigheid niet beïnvloeden en dat ook aan de beeldregistratie-elementen, wat betreft de vormnauwkeurigheid, geen extreme eisen 20 hoeven te worden gesteld en voor deze onderdelen een voor de praktijk aanvaardbaar tolerantiegebied bestaat.

Een voordeel van de drukinrichting volgens de uitvinding is verder dat de registernauwkeurigheid onafhankelijk is van de plaatsing van de afbeeldingsmiddelen rond de beeldontvangstdrager en van de relatie 25 tussen de diameter van de beeldontvangstdrager en de beeldregistrati eelementen en die van de beeldregistratieelementen onderling. Hierdoor bestaan voor de constructie van de drukinrichting ruime keuzemogelijkheden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de 30 cylindrische beeldregistratieelementen dezelfde diameter, worden zij met dezelfde omtreksnelheid aangedreven en worden de signalen voor het besturen van de afbeeldingsmiddelen opgewekt door een pulsgever die met de beeldontvangstdrager is verbonden. Hierdoor wordt een eenvoudige constructie van de drukinrichting bereikt.

35 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt elk beeldregistratieelement aangedreven door een tandwiel dat direkt gekoppeld is aan een tandwiel op de as van de beeldontvangstdrager en zijn de tandwielen die aan de beeldregistratieelemen- 8701366 3 ten gekoppeld zijn, zo bevestigd, dat van elk tandwiel de tand met de grootste excentriciteit dezelfde positie inneemt ten opzichte van het tandwiel op de as van de beeldontvangstdrager. Hierdoor wordt een ver-5 dere verbetering van de registernauwkeurigheid bereikt.

Volgens nog weer een voorkeursuitvoeringsvorm van deze laatste uit-voeringvorm zijn de beeldregistratieelementen in drukkontakt met de beeldontvangstdrager en is de overbrengingsverhouding in de aandrijving tussen de beeldontvangstdrager en de beeldregistratieele-10 menten iets groter dan de overbrengingsverhouding die zou ontstaan wanneer de beeldregistratielementen uitsluitend door wrijving op grond van het drukkontakt met de beeldontvangstdrager zouden worden aangedreven. Hierdoor wordt bereikt dat steeds hetzelfde tandwiel als het aandrijvende tandwiel funktioneert, waardoor snelheidsvariaties 15 als gevolg van het doorlopen van de tandspeling worden voorkomen.

De uitvinding alsmede de voordelen ervan zullen nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuur die een schematische weergave is van een drukinrichting volgens een voorkeursuitvoerings-vorm van de uitvinding.

20 De drukinrichting zoals in de figuur is weergegeven omvat een cylindrische beeldontvangstdrager 1, waarvan de metalen mantel (bijvoorbeeld bestaande uit aluminium) is bekleed met een laag siliconenrubber 2. De beeldontvangstdrager 1 kan door in de figuur niet weergegeven aandrijfmiddelen in de door pijl 3 aangegeven richting 25 worden aangedreven.

Langs de omloopbaan van de beeldontvangstdrager 1 zijn beeldvor-mingsstations 4, 5 en 6 opgesteld. Elk van deze beeldvormingsstations omvat een cylindrisch beeldregistratieelement 7 en afbeeldingsmiddelen 8 om een deel beeld op het beeldregistratieelement 7 te vormen. De 30 beeldregistratieelementen 7 hebben dezelfde diameter (± 0,1 mm) en zijn alle in drukkontakt met de beeldontvangstdrager 1, waarbij de druk in de drie drukzones vrijwel dezelfde is en zó hoog is dat een op de beeldregistratieelementen gevormd deelbeeld onder invloed van deze druk op het siliconenrubberen oppervlak 2 van de beeldontvangstdrager 35 1 wordt overgedragen.

Elk beeldregistratieelement 7 bestaat uit een cylinder met een isolerende oppervlaktelaag waarop een groot aantal elektroden is aangebracht, welke elektroden van elkaar zijn geïsoleerd en zich als 8701366 φ i 4 eindloze banen, evenwijdig aan elkaar in de omtreksrichting van de cylinder uitstrekken. Over de elektroden en de daartussen gelegen delen van de isolerende laag is een dunne gesloten diëlektrische toplaag aangebracht. Via perforaties in de cylinderwand zijn alle 5 elektroden verbonden met een binnen de cylinder gemonteerde elektronische schakeling 9 voor het overeenkomstig een te drukken informatiepatroon toevoeren van een spanning aan de elektroden. De elektronische schakeling 9 in elk beeldregistratieelement 7 is weer verbonden met een centrale besturingseenheid 10, die de informatie 10 over het af te drukken deelbeeld lijn voor lijn aan elke elektronische schakeling 9 toevoert.

De afbeeldingsmiddelen 8 omvatten elk een op geringe afstand (±0,2 mm) van de omtrek van het beeldregistratielement 7 opgestelde magneetrol, die een roteerbare mantel 11 heeft van elektrisch geleidend, diamagne-15 tisch materiaal (bijvoorbeeld koper). Binnen de mantel 11 is een stationair magneetstelsel opgesteld bestaande uit magneten 12, 13, 14, 15, 16 en een weekijzeren mes 17, dat tussen gelijknamige polen van de magneten 15 en 16 is geklemd. De punt van het weekijzeren mes 17 bevindt zich op de plaats waar de afstand tussen de mantel 11 en het 20 oppervlak van het beeldregistratieelement 7 het kleinste is. Deze plaats is de plaats waar het deelbeeld op het beeldregistratieelement 7 wordt gevormd. (Beeldregistratieelementen en afbeeldingsmiddelen zoals hiervoor beschreven worden uitvoerig geïllustreerd in de Europese octrooiaanvrage nr. 0 191 521).

25 Bij alle beeldvormingsstations bestaat, gezien langs de omtrek van het beeldregistratieelement 7 en in de bewegingsrichting daarvan, een gelijke afstand tussen de plaats waar het deelbeeld op het beeldregi strati element wordt gevormd (dus de plaats op het beeldregistrati eelement die tegenover de punt van het mes 17 is gelegen) en het 30 centrum van de drukkontaktzone tussen het beeldregistratieelement 7 en de beeldontvangstdrager 1.

Bij de mantel 11 van elke magneetrol is een voorraadhouder 18 opgesteld die is gevuld met elektrisch geleidend, magnetisch aantrek -baar tonerpoeder. Bij elke voorraadhouder 18 bevindt zich een 35 afstrijker 19 die ervoor zorgt dat op de mantel 11 van de magneetrol een egale laag tonerpoeder wordt aangebracht.

Langs de omloopbaan van de beeldontvangstdrager 1 zijn voorts nog opgesteld een warmtestraler 20, toevoermiddelen voor een blad 8701366 * < 5 beeldontvangstmateriaal, die bestaan uit samenwerkende transportrollen 21 en een geleideplaat 22, een drukrol 23, afvoermiddelen voor het blad beeldontvangstmateriaal bestaande uit samenwerkende transportbanden 24 en 25 en een reinigingsinrichting 30.

5 De aandrijving van elk beeldregistratieelement 7 geschiedt door een tandwiel 26 dat gemonteerd is op de rotatieas van het beeldregistratieelement 7 en dat ingrijpt in een tandwiel 27 dat bevestigd is op de aangedreven as van de beeldontvangstdrager 1. (In de figuur zijn de tandwielen 26 en 27 weergegeven als onderbroken cirkels, welke cirkels 10 de steekcirkel van elk tandwiel aangeven). Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de tandwielen 26 zó gemonteerd dat van elk tandwiel 26 de tand met de grootste excentriciteit dezelfde positie inneemt ten opzichte van het tandwiel 27, zodat deze tanden steeds gelijk ingrijpen in het tandwiel 27. De overbrengings-15 verhouding tussen het tandwiel 27 en de tandwielen 26 is zó gekozen dat deze iets groter is dan de overbrengingsverhouding die ontstaat wanneer de beeldregistratielementen 7 door wrijving als gevolg van het drukkkontakt met de beeldontvangstdrager worden aangedreven. Deze iets grotere overbrengingsverhouding is gerealiseerd doordat de diameter 20 van de steekcirkel van tandwiel 27 iets groter is gekozen dan de buitendiameter van de beeldontvangstdrager 1 en de diameter van de steekcirkel van de tandwielen 26 iets kleiner is gekozen dan de buitendiameter van de beeldregistratieelementen. Bijvoorbeeld bedragen de diameters van de beeldontvangstdrager 1 en de beeldregistratieele-25 menten 7 respectievelijk 269 mm en 177 mm en die van de steekcirkels van de tandwielen 27 en 26 respectievelijk 270 mm en 176 mm.

Met de beeldontvangstdrager 1 is een pulsgever 28 verbonden die pulsen afgeeft in relatie tot de hoekverdraaiing van de beeldontvangstdrager 1.

De hoekverdraaiing tussen opeenvolgende pulsen komt daarbij overeen 30 met een verplaatsing van het oppervlak van de beeldontvangstdrager 1 over de breedte van één beeldlijn. Het schrijven van de opeenvolgende beeldlijnen op de beeldregistratielementen 7 door de afbeeldingsmid-delen 8 kan aldus door de besturingseenheid 10 worden gestuurd aan de hand van de pulsen die door de pulsgever 28 worden afgegeven en via de 35 verbinding 29 aan de besturingseenheid 10 worden toegevoerd.

Wanneer de drukinrichting in werking is worden de beeldontvangstdrager 1, de beeldregistratielementen 7 en de mantels 11 van de afbeeldings-middelen 8 in de door de pijlen 3, 31 en 32 aangegeven richting 8701366 I» ( 6 aangedreven. De mantels 11 worden daarbij van een dunne, egale laag tonerpoeder voorzien. In de zone tussen de mantels 11 en de beeldre-gistratieelementen 7 wordt ter plaatse van het week ijzeren mes 17, als gevolg van het daar uittredende sterke magneetveld, een compacte 5 tonerborstel gevormd die met het beeldregistrati element 7 in aanraking komt. Wanneer geen spanning op de elektroden onder het oppervlak van de beeldregistratieelementen 7 wordt aangelegd, wordt geen ont-wikkelpoeder op de beeldregistratieelementen afgezet. Door selectief, volgens een beeldpatroon, een spanning op de elektroden aan te leggen, 10 wordt een poederbeeldpatroon op de beeldregistratieelementen 7 gevormd.

De informatie over de te schrijven beeldlijnen van de verschillende deelbeelden wordt door de besturingseenheid 10, serieel, lijn voor lijn toegevoerd aan een schuifregister van de elektronische schake-15 lingen 9. Bij de ontvangst daarna van de eerstvolgende puls van de pulsgever 28 wordt de informatie die is opgeslagen in het schuifregister van het eerste beeldvormingsstation 4, overgezet in een uitgangsregister en worden, via drivers, bepaalde elektroden, overeenkomstig de te schrijven beeldlijn, aan een spanning gelegd. Het 20 schuifregister wordt intussen gevuld met de informatie van de volgende beeldlijn. Bij ontvangst van de volgende puls van de pulsgever 28 wordt deze beeldlijn geschreven. Bij de ontvangst van een bepaalde puls van pulsgever 28, worden ook de afbeeldingsmiddelen van het tweede beeldvormingsstation 5 geactiveerd en weer een aantal pulsen 25 later, ook die van het volgende beeldvormingsstation 6. Na welk aantal pulsen de afbeeldingsmiddelen van het tweede en het volgende (of de volgende) beeldvormingsstations geactiveerd worden is tevoren bepaald uit de afstand die beeldvormingsstations, gezien langs de omtrek van de beeldontvangstdrager 1, uit elkaar liggen. Het juiste aantal pulsen 30 is vastgelegd in een besturingsprogramma dat in een geheugen van de besturingseenheid 10 is opgeslagen.

De op beeldregistratieelementen 7 gevormde deelbeelden worden in de verschillende drukkontaktzones in register overgedragen op de beeldontvangstdrager 1. De van het poederbeeld voorziene beeldont-35 vangstdrager 1 doorloopt daarna een verwarmingszone, waar het poederbeeld door de warmtestraler 20 wordt verweekt. Het verweekte poederbeeld wordt vervolgens in de drukzone tussen de beeldontvangstdrager 1 en de drukrol 23 overgedragen op een beeldontvangstmateriaal 870 1 36.6 4 * 7 (bijvoorbeeld een blad papier), dat op het juiste tijdstip via de toevoermiddelen 21, 22 is aangevoerd. Het bedrukte beeldontvangst-materiaal wordt door de samenwerkende transportbanden 24 en 25 afgevoerd. De beeldontvangstdrager 1 loopt daarna langs de reinigings-5 inrichting 30.

Op de zojuist beschreven voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, zijn diverse varianten mogelijk. Zo kan in plaats van een tandwielaandrijving met direct gekoppelde tandwielen (26, 27) een tandriem of kettingaandrijving worden toegepast of een aandrijving met 10 behulp van wrijvingsrollen. De geïllustreerde tandwielaandrijving wordt evenwel geprefereerd vanwege de eenvoud van de constructie en de grotere nauwkeurigheid en duurzaamheid in vergelijking tot met name een aandrijving onder toepassing van wrijvingsrollen.

De beeldregistratieelementen 7 zijn bij voorkeur in op zichzelf 15 bekende wijze zó in de drukinrichting gemonteerd, dat zij, wanneer de drukinrichting is uitgeschakeld of in de wachtstand verkeert, worden vrijgezet van de beeldontvangstdrager 1, maar de tandwielen 26 en 27 blijven ingrijpen om de juiste positionering van de tandwielen 26 ten opzichte van het tandwiel 27 te handhaven. Wanneer een beeld moet wor-20 den gedrukt, worden de beeldregistratieélementen 7 weer in drukkontakt gebracht met de beeldontvangstdrager 1, waarbij de uitvoering zó kan zijn dat alle beeldregistratieelementen 7 worden aangedrukt of alleen die welke bij de beeldvorming in bedrijf moeten komen.

In plaats van beeldregistratieelementen 7 met dezelfde diameter kunnen 25 beeldregistratieelementen met verschillende diameter worden toegepast, die met dezelfde omtreksnelheid worden aangedreven. Ook dan dient bij alle beeldvormingsstations, gezien langs de omtrek van elk beeldregi strati eelement en in de bewegingsinrichting daarvan, dezelfde afstand te bestaan tussen de plaats waar het beeld op het beeldre-30 gistratieelement wordt gevormd en het centrum van de beeldoverdrachts- zone.

Het moment waarop de beeldvorming in elk afbeeldingsstation moet worden gestart kan ook worden bepaald met langs de omloopbaan van de beeldontvangstdrager opgestelde detectoren die een op de beeldont-35 vangstdrager aangebrachte markering detecteren. Het schrijven van de opeenvolgende beeldlijnen kan dan verder worden gestuurd aan de hand van pulsen die worden gegenereerd door pulsgevers die met de roterende beeldregistratieelementen zijn verbonden. In plaats van de hiervoor 8701366 * 8 geïllustreerde afbeeldingsmiddelen kunnen ook andere op zichzelf bekende afbeeldingsmiddelen worden toegepast. Bijvoorbeeld kan gebruik worden gemaakt van een elektrodenstelsel dat een elektrostatisch ladingspatroon op de beeldregistratieelementen aanbrengt, welk 5 ladingspatroon daarna met tonerpoeder wordt ontwikkeld tot een poeder-beeld.

Wanneer de drukinrichting langere tijd in werking is kan het beeldregi ster in de richting loodrecht op de transportrichting onnauwkeuriger worden door een verschil in thermische uitzetting van 10 de beeldregistratieelementen 7 dat het gevolg is van ongelijke verwarming van de beeldregistratieelementen door de warmtestraler 20. Om deze registerfout te vermijden kan de drukinrichting worden voorzien van een temperatuurregeling die een te groot temperatuursverschil tussen de beeldregistratieelementen 7 voorkomt respectievelijk opheft 15 als het optreedt. De temperatuurregeling omvat temperatuuropnemers om de temperatuur van elk beeldregistratieelement te meten en een meet-en regel eenheid die het temperatuurverschil tussen het warmste en het koudste beeldregistratieelement bepaalt en dit met een referentiewaarde vergelijkt. Is het verschil groter dan de referentiewaarde, dan 20 wordt de temperatuur van de beeldregistratieelementen aangepast om het verschil beneden de referentiewaarde te brengen. Om de temperatuur van de beeldregistratieelementen te regelen, zijn bijvoorbeeld koelmid-delen aanwezig waarvan de koel intensiteit voor elk beeldregistra-tieelement afzonderlijk kan worden gevarieerd. Bijvoorbeeld kan bij 25 elk beeldregistratieelement een ventilator met een (traploos) regelbaar toerental zijn opgesteld of een ventilator (eventueel met een vast toerental) die wordt ingeschakeld wanneer het betreffende beeldregistratieelement moet worden gekoeld.

De temperatuurregeling wordt uitgevoerd door de temperatuur van (te 30 warme) beeldregistratieelementen tot de laagste gemeten temperatuurwaarde terug te brengen. Verder kan nog een schakeling worden voorzien die de start van een drukproces alleen vrijgeeft als het temperatuursverschil tussen de beeldregistratieelemten 7 beneden de referentiewaarde ligt.

35 Voor de vakman zullen verdere varianten van de uitvinding duidelijk zijn, die evenwel alle tot uitvinding behoren zoals gedefinieerd in de hiernavolgende conclusies.

8701366

Claims (7)

1. Drukinrichting met een heeldontvangstdrager (1) in de vorm van een roteerbare cylinder en een aantal langs de omloopbaan van de cylinder opgestelde beeldvormingsstations (4, 5, 6), die elk een deelbeeld van het te vormen beeld genereren en dit deelbeeld in een 5 beeldoverdrachtszone op de beeldontvangstdrager (1) overdragen en elk een roteerbaar cy1i ndri sch beeldregi s trati eelement (7) omvatten alsmede afbeeldingsmiddelen (8) om het betreffende deelbeeld op het beeldregistratielement (7) te vormen, met het kenmerk, dat in de beeldvormingsstations (4, 5, 6) de afbeeldingsmiddelen (8) ten 10 opzichte van het beeldregistratielement (7) zo zijn opgesteld, dat in elk beeldvormingsstation, gezien langs de omtrek van het beeldregi stratieelement (7) en in de bewegingsrichting daarvan, een gelijke afstand bestaat tussen de plaats waar het deelbeeld op het beeldregi stratieelement (7) wordt gevormd en het centrum van de beeldo-15 verdrachtszone tussen het beeldregistratielement (7) en de beeldontvangstdrager (1) en dat besturingsmiddelen (28, 10) aanwezig zijn die het starttijdstip van de beeldregistratie in elk beeldvormingsstation (4, 5, 6) afleiden uit de positie van de beeldontvangstdrager (1) ten opzichte van dat beeldvormingsstation.

2. Drukinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de cylindrische beeldregistratieelementen (7) dezelfde diameter hebben, en met dezelfde omtreksnelheid worden aangedreven en dat met de beeldontvangstdrager (1) een pulsgever (28) is verbonden voor het opwekken van signalen voor het besturen van de afbeeldingsmiddelen (8).

3. Drukinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk beeldregistratielement (7) wordt aangedreven door een tandwiel (26) dat direkt is gekoppeld aan een tandwiel (27) op de rotatieas van de beeldontvangstdrager (1).

4. Drukinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 30 tandwielen (26) die zijn gekoppeld aan de beeldregistratieelementen (7) zo zijn bevestigd dat van elk tandwiel (26) de tand met de grootste excentriciteit dezelfde positie inneemt ten opzichte van het tandwiel (27) op de as van de beeldontvangstdrager (1).

5. Drukinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 35 beeldregistrati elementen (7) in drukkontakt zijn met de beeldont- 8701366 9 vangstdrager (1) en dat de overbrengingsverhouding in de aandrijving tussen de beeldontvangstdrager (1) en de beeldregistratieelementen (7) iets groter is dan de overbrengingsverhouding die zou ontstaan wanneer de beeldregistratieelementen (7) uitsluitend door wrijving op grond 5 van het drukkontakt met de beeldontvangstdrager (1) zouden worden aangedreven.

6. Drukinrichting met een beeldontvangstdrager (1) in de vorm van een roteerbare cylinder, een aantal langs de omloopbaan van de beeldontvangstdrager opgestelde beeldvormingsstations (4, 5, 6) die elk een 10 beeldregistratieelement (7) omvatten, waarop een deel beeld van het te vormen beeld wordt gegenereerd, welk deel beeld in een overdrachtszone op de beeldontvangstdrager (1) wordt overgedragen en middelen (20, 21, 22, 23) om een beeld van de beeldontvangstdrager (1) op een ontvangst-materiaal over te dragen en te fixeren, met het kenmerk, dat tem-15 peratuuropnemers aanwezig zijn om de temperatuur van elk beeldregi strati eelement te bepalen en dat middelen aanwezig zijn die het grootste temperatuurverschil tussen de beeldregistratieelementen bepalen en met een referentiewaarde vergelijken en die de temperatuur van de beeldregistratieelementen (7) regelen naar een niveau waarbij het 20 genoemde verschil lager is dan de referentiewaarde.

7. Drukinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen voor het regelen van de temperatuur koelmiddel en omvatten waarvan de koel intensiteit voor elk beeldregistratieelement afzonderlijk regelbaar is. 8701366