NL8701545A - Samengesteld pompmechanisme voor worststopmachines en dergelijke. - Google Patents

Description

V.

W'

Samengesteld pompmechanisme voor worststopmachines_en dergelijke.

De techniek van het gelijktijdig extruderen van een vlees-emulsie materiaal in een omhulsel terwijl eveneens een tweede materiaal zoals nitraat of kaas in het inwendige van het omhulsel wordt geextrudeerd teneinde uiteindelijk een Frankfurterworst 5 of dergelijke, die gevuld is met het inwendige materiaal,te vormen, is een oude techniek. Echter hebben pogingen voor de toepassing van deze werkwijze op moderne worststopmachines, zoals die welke in het algemeen zijn getoond in het Amerikaans octrooischrift 3.115.668, niet het succes dat noodzakelijk is voor aanpassing van 10 deze werkwijze aan de eisen van een snelle massaproduktie.

Zo zijn bijvoorbeeld pogingen van de laatste tijd voor het tot stand brengen van deze aanpassing bij het vullen van het midden van een Frankfurterworst of dergelijke met kruiden, getoond in de Amerikaanse octrooischriften 4.569.101 en 4.570.298.

15 Echter neemt men aan dat het ontwerp van deze octrooischriften de vrije stroming van het gebruikte materiaal belemmert en dit leidt tot beschadiging van het materiaal dat gebruikt wordt.

Ook zijn de inrichtingen van deze octrooischriften en andere wat hun constructie betreft ingewikkeld, minder sterk dan 20 gewenst is voor de eisen van massaproduktie, en moeilijker te reinigen.

Bovendien treedt bij de bekende inrichtingen een moeilijkheid op in zoverre als de gecoördineerde snelheid van extruderen van twee materialen tegelijkertijd in het omhulselmateriaal wordt 25 geregeld.

Daarom beoogt de onderhavige uitvinding een samengesteld pompmechanisme voor worststopmachines en dergelijke te verschaffen waarbij dubbele pompen worden gebruikt voor de werkwijze met dubbele extusie en waarbij de werkingen van de twee pompen nauw-30 keurig kan worden gecoördineerd en geregeld.

Een ander onderwerp van deze uitvindingen is het verschaffen van een samengesteld pompmechanisme voor worststopmachines en dergelijke, waarbij twee pompen zijn voorzien van één enkele ver-mogensbron voor de aandrijving.

35 Nog een ander onderwerp van de onderhavige uitvinding is * - 2 - het verschaffen van een samengesteld pompmechanisme, waarbij de pompcapaciteit van één pomp naar keuze kan worden ingesteld ten opzichte van de andere pomp.

Voorts verschaft de uitvinding een samengesteld pompmecha-5 nisme waarbij twee pompen worden aangedreven door dezelfde gemeen schappelijke aandrijfas, waarbij de pompcapaciteit van de ene pomp naar keuze instelbaar is ten opzichte van de andere pomp, en waarbij de bedrijfssnelheid van de gemeenschappelijke aandrijfas de evenredige pompcapaciteiten van beide pompen zal handhaven.

^q Ook verschaft de uitvinding een samengesteld pompmechanisme, waarbij dubbele pompen materiaal kunnen leveren dat gepompt wordt naar de einden van concentrisch geplaatste binnenste en buitenste vulhoorns zonder dat het verpompte materiaal wordt beschadigd.

Nog een ander onderwerp van de uitvinding is het verschaffen van een samengesteld pompmechanisme, waarbij de gehele inrichting gemakkelijk kan worden gereinigd en waarbij de pompconstructie en de organen voor de toevoer van het verpompte materiaal naar de einden van de concentrisch aangebrachte vulhoorns eenvoudig te vervaardigen zijn en constructief gaaf zijn.

2Q De uitvinding verschaft een samengesteld pompmechanisme dat vlak bij de inlaateinden van concentrisch geplaatste binnenste en buitenste vulhorens of buizen van een worststopmachine is geplaatst. Het eerste pompmechanisme staat in verbinding met een bron van een gebruikelijke vleesemulsie, en wordt aangedreven door 25 een verticaal geplaatste aandrijfas. Deze aandrijfas strekt zich uit in het huis van een tweede pomp die is aangebracht vlakbij en bij voorkeur op de bovenzijde van het huis van de eerste pomp. De aandrijfas van het huis van de eerste pomp bedient' het pompmechanisme in het huis van de tweede pomp.

3Q Beide pompen hebben inlaat en uitlaatpoorten voor het trans port van te verpompen materiaal. De uitlaatpoorten van beide pompen voeren het veipompte materiaal af in een blokelement dat verschuifbaar de einden van twee concentrisch geplaatste binnenste en buitenste vulhoorns opneemt. Het verpompte materiaal uit het huis van de tweede 35 pomp levert het verpompte materiaal aan het einde van de binnenste vulhoorn, en het verpompte materiaal uit de eerste pomp levert een vleesemulsie of dergelijke af in het einde van de buitenste vulhoorn.

Het huis van de bovenste pomp of tweede pomp bevat een pompmechanisme van het schoeptype. De pompcapaciteit van dat pomp- * --3- mechanisme wordt naar keuze geregeld door de stand van het huis van de tweede pomp ten opzichte van het huis van de eerste pomp te draaien.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van 5 de bijgaande tekening.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een vlees-stopmachine welke een samengesteld pcmpmechanisme en een vulhoorn-koppeling volgens onderhavige uitvinding bevat.

Figuur 2 toont een gedeeltelijk aanzicht op grote schaal 10 van de essentiele bestanddelen van de in figuur 1 getoonde machine.

Figuur 3 toont op grote schaal een verticale doorsnede, gaande door het mechanisme met twee pompen, gezien volgens de pijlen 3-3 in figuur 1.

Figuur 4 toont op grote schaal de twee pompen, waarbij het 15 bovenste pomphuis in doorsnede is getoond teneinde het pompmechanisme daarin te tonen.

Figuur 5 toont een aanzicht, gelijk aan dat van figuur 4, maar waarbij het bovenste pomphuis in een ingestelde stand ten opzichte van de in figuur 4 getoonde stand is getoond.

20 Figuur 6 toont een gedeeltelijke doorsnede, gezien volgens de pijlen 6-6 van figuur 5.

Figuur 7 toont een gedeeltelijke doorsnede, gezien volgens de pijlen 7-7 van figuur 6.

Figuur 8 toont een aanzicht, in uiteen genomen toestand, 25 van de constructie van een plugelement in bijzonderheden, dat dient voor het gedeeltelijk ondersteunen van de concentrisch aangebrachte binnenste en buitenste vulhooms.

Met 10 is een gebruikelijke worststopmachine getoond, waarvan de hoofdbestanddelen in wezen zijn getoond in het Amerikaans 30 octrooischrift 3.115.668. Deze machines bevatten bijvoorbeeld een gestel 12 en een aantal benen 14. Een pompconstructie 16 is bevestigd op het bovendeel van het gestel 12 en wordt aangedreven door een aandrijfmechanisme (niet getoond), dat normaliter in het gestel is gemonteerd. Een vulhoornconstructie 18 is werkzaam heen en weer 35 beweegbaar verbonden met de pompconstructie. Een inspanconstructie 20 ondersteunt het buiteneinde van de vulhoornconstructie 18 en verschaft normaliter een draaibare beweging aan een omhulsel dat is aangebracht op een vulhoorn, die zich uitstrekt in de inspanconstructie. Een gebruikelijk draaibaar verbindingsmechanisme 21 is f '·* · - 4

J

stroomafwaarts van de inspanconstructie 20 geplaatst. Een afvoer-hoorn 22 is stroomafwaarts van het draaibare verbindingsmechanisme gemonteerd voor het opnemen van de gekoppelde worsten of Frankfur-terworsten. Een gebruikelijk transportorgaan 24 is stroomafwaarts 5 van de afvoerhoorn geplaatst en kan het gekoppelde produkt uit de afvoerhoorn opnemen. Zo zijn bijvoorbeeld deze bovenstaande bestanddelen alle aanwezig in moderne worststopmachines, en zij vormen zelf niet het wezen van de onderhavige uitvinding.

Een benedenste pomp 25 bevat een benedenste pomphuis 26 10 dat op elke gebruikelijke wijze is vastgezet op de bovenzijde van het gestel 12. Het benedenste pomphuis 26 heeft een uitlaatpoort 28, met gestippelde lijnen in figuur 3 aangegeven. Dit pomphuis heeft eveneens een inlaatpoort dië verbonden is met een bron met vleesemulsie of dergelijke, die niet getoond zijn.

15 De pomp 25 is een gebruikelijke doseerpomp van het tand- wieltype, die tandwielen 30 bevat die draaibaar worden aangedreven door een as 32. Het benedenste pomphuis 26 kan een losmaakbaar deksel 33 hebben dat op zijn plaats wordt bevestigd door elk geschikt orgaan.

20 De bovenste pomp 34 bevat een bovenste pomphuis 36 dat een cirkelvormige schacht 38 heeft die in zijn benedenste centraaldeel is gevormd. Een middenboring 40 is gevormd in het bovendeel van de schacht 38. Het bovenste van spiebanen voorzien einddeel 42 van de as 32 strekt zich opwaarts uit door de schacht 38 en eindigt in 25 de middenboring 40.

Het pompmechanisme voor de pomp 34 bevat een cylindrische naaf 44 die een aantal schoepen 46 bevat die radiaal verschuifbaar zijn aangebracht in radiaal geplaatste sleuven (niet getoond) in de naaf 44.

30 De schachten 48 zijn gevormd in de bovenste en benedenste oppervlakken van de naaf 44 en nemen cylindrische ringen 50 verplaatsbaar op, die op afstand staan van het van spiebanen voorziene deel 42 van de as 32. De buitenoppervlakken van de ringen 50 zijn in aangrijping met de binnenste benedendelen van elk der schoepen 35 46.

De bouten 52 strekken zich uit door boog/ormige sleuven 54 die zich verticaal uitstrekken door het bovenste pomphuis 36 en die met schroefdraad zijn vastgezet in het deksel 33. Dit huis is op het benedenste pompmechanisme 26 draaibaar bevestigd door t; / - ·' ' -' - 5 - middel van een bout 56 die met schoefdraad in het deksel 33 is bevestigd.

Zoals met gestippelde lijnen is getoond in de figuren 4 en 5 bevat de bovenste pomp 34 een inlaatpoort 58 die in verbinding 5 staat met een inlaathulpstuk 60, en dit huis heeft eveneens een uitlaatpoort 62 die verbonden kan Worden met de materiaalafvoer-leiding 64(zie figuur 2).

De bovenste pomp 34 is een gebruikelijke pomp van het schoeptype. Zijn pompcapaciteit kan worden gewijzigd door draaiing 10 van het pomphuis 36 inueen horizontaal vlak ten opzichte van het benedenste pomphuis 26. Dit komt enkel en alleen tot stand door het losmaken van de bouten 52 en 56. Figuur 5 toont een stand waarbij de pompcapaciteit voor de bovenste pomp 34 nul is.

Wanneer in deze stand, zijn de ringen 50 en schoepen 46 concentrisch 15 en symmetrisch geplaatst rondom de verticale hartlijn van de as 32.

Figuur 4 toont dat het bovenste pomphuis 36 in geringe mate is gedraaid in een richting tegen die van de bewegingsrichting van de wijzers van een klok in ten opzichte van het benendenste pomphuis 26. Figuur 4 toont de bovenste pomp in een stand waarin de 20 pompcapaciteit maximaal is. Ook hier weer is de constructie van de bovenste pomp 34 een gebruikelijke constructie en deze bevat zelf niet het wezen van de onderhavige uitvinding.

Zoals getoond is in de figuren 2,4 en 5 is een montage-blok 66 op een gebruikelijke wijze bevestigd op één zijde van het 25 benedenste pomphuis 26 van de benedenste pomp 25. Het montageblok 66 heeft een eerste inlaatpoort 68 die in verbinding staat met een afdeling 69 (figuur 7) voor inwendig materiaal. Een tweede inlaatpoort 70 staat in verbinding met de uitlaatpoort 28 van het benedenste pomphuis 26. De inlaatpoort 70 eindigt in een afdeling 30 72 voor inwendig materiaal.

Een langwerpige longitudinale boring 74 strekt zich uit door het montageblok 66 , zoals getoond is in figuur 7. De boring 74 strekt zich uit "door" beide materiaalafdelingen 69 en 72.

Er zijn geschikte ringvormig groeven aangebracht rondom de boring 35 74 op overstaande zijden van de afdeling 69 en in de nabijheid van de afdeling 72 teneinde afdichtingsringen 76 op te nemen.

Een cylindrische plug 78 is verschuifbaar gemonteerd in de boring 74. De plug 78 bevat een opening 80 die zich volledig £ 7 <' - 7 » » - 6.- daar doorheen uitstrekt en die in verbinding kan staan met de materi-aalafdeling 69 tijdens de pompwerking.

Een langwerpige boring 82 (figuur 7) is aangebracht in het binneneinde van de plug 78 en staat in verbinding met de opening 80. Een 5 binnenhoorn 84 met kleinere middellijn is door middel van een geschikt orgaan stijf bevestigd in het buiteneinde van de boring 82 (figuur 7) Een buitenhoorn 86 met grotere middellijn heeft een einde dat zich uitstrekt in en door het deel van de boring 74 vlak bij de materiaal-afdeling 72 heen, en het einde daarvan staat in verbinding met de af-10 deling 72. Een paar langwerpige longitudinale lippen 88 strekken zich+ longitudinaal uit van het einde van de buitenhoorn 86 door de afdeling 72, en zijn opgenomen in sleuven 90 van de plug 98. De einden van de lippen 98 zijn gesoldeerd of op andere wijze bevestigd in sleuven 90.

De buitenhoorn 86 (soms vulbuis of vulhoorn genoemd) heeft een gebrui-15 kelijke constructie met uitzondering van de lippen 88. Deze strekt zich op passende wijze verschuifbaar uit van de pomp naar de inspan-constructie 70. Deze kan verschuifbaar worden teruggetrokken uit de inspanconstructie teneinde een opgerekt omhulsel 92 op te nemen, dat is aangebracht op het buitenoppervlak van de hoor 86 en dat raakt aan 20 het volgorgaan of het houderelement 94. De binnenhoorn 84 is concen trisch in de buitenhoorn 86 gemonteerd. Zoals getoond is in figuur 2 kan het buiteneinde van de hoorn 86 uitsteken, ofschoon deze opstelling niet absoluut noodzakelijk is bij de werkwijze met dubbele extru-sie.

25 Er kan een aanwijsteken 94(figuur 2) geplaatst zijn op de bui tenzijde van het bovenste pomphuis 36. Zoals hierna is uiteengezet kan het aanwijsteken 94 op één lijn worden gebracht met een aantal aanwijstekens 96 (figuur 4) die zijn aangebracht op de bovenzijde van het deksel 33 van het benedenste pomphuis 26.

30 Tijdens bedrijf kan de stand van het bovenste pomphuis 36 in de gewenste stand worden ingesteld op de hierboven beschreven manier teneinde de pompcapaciteit van de bovenste pomp 34 in te stellen. Er kunnen aanwijstekens 94 en 96 worden gebruikt teneinde de bedienende persoon behulpzaam te zijn bij het vastzetten van het bovenste pomphuis 35 36 in een bepaalde gewenste stand. Vervolgens wordt de aandrijfinrich ting van de machine 20 in werking gesteld met behulp van gebruikelijke middelen teneinde de as 32 te doen draaien. Hierdoor begint het pomp-mechanisme van beide pompen 25 en 34 te werken. Zo is bijvoorbeeld een hoeveelheid kaas, nitraat , of '7 Λ «!* T- f V ! - · X * * . . * . I \ ,. » a •f - 7 - andere kruiden werkzaam verbonden met de inlaatpoort 58 van de bovenste pomp teneinde de bedienende persoon behulpzaam te zijn bij het bevestigen van het bovenste pomphuis 36 in een bepaalde gewenste stand. Eveneens komt een gebruikelijke toevoer van vleesemulsie ter 5 beschikking bij de inlaatpoort van de benedenste pomp 25.

De werking van de twee pompen zorgt ervoor dat de vleesemulsie naar de materiaalafdeling 72 van het montageblok 66 stroomt en vandaar in het einde van de buitenhoom 86. Er wordt zo goed als geen belemmering in deze stroom verschaft door de lippen 88 die 10 zich uitstrekken over de materiaalafdeling 72.

Tegelijkertijd worden kruiden van de bovenste pomp 34 door de leiding 94 en in de inlaatpoort 68 van het montageblok 66 verpompt.

Dit materiaal stroomt in de opening 80, van daaruit in de longitudinale boring 82, en van daaruit in het einde van de binnenhoorn 84.

15 De vleesemulsiestroom in de buitenhoorn 86 is in het algemeen met de pijlen 98 in figuur 6 aangegeven. Eveneens is de kruidenstroom in het einde van de binnenhoorn 84 in het algemeen met de pijlen 100 in figuur 6 aangegeven.

Aangezien de twee pompen 25 en 34 worden aangedreven door 20 dezelfde as 32, is hun pompende werking altijd nauwkeurig gecoördineerd. Doordat de pompcapaciteit van de bovenste pomp 34 kan worden ingesteld, kan de kruidenstroom eveneens nauwkeurig worden geregeld. Wanneer de pompcapaciteit van de bovenste pomp 34 eenmaal is ingesteld op de gewenste stroom, zal de pompcapaciteit van de twee pompen altijd 25 nauwkeurig gecoördineerd blijven zelfs al wordt de rotatiesnelheid van de as 32 gewijzigd.

Het verpompte materiaal van deze uitvinding kan nagenoeg vrij stromende eigenschappen hebben zodat het materiaal onderweg niet wordt beschadigd. De constructie van de onderhavige uitvinding is 30 eenvoudig, sterk en gemakkelijk te reinigen. Dienovereenkomstig wordt met behulp van de onderhavige uitvinding het hierboven vermelde doel bereikt.

... f ^

Claims (24)

1. Samengestelds pompmechanisme met het kenmerk dat dit een eerste pomphuis bevat, een eerste pompmechanisme in het genoemd eerste pomphuis, inlaat en uitlaatpoorten in het genoemde eerste pomphuis in verbinding met het genoemde eerste pompmechanisme voor de 5 verplaatsing van het te verpompen materiaal naar en uit het genoemde eerste pomphuis, een aandrijfas in het genoemde eerste pomphuis en verbonden met een roterende aandrijfbron en met het genoemde eerste pompmechanisme teneinde er voorte zorgen dat het genoemde eerste pompmechanisme materiaal verpompt dat aan de genoemde inlaatpoort is 10 toegevoerd door middel van het genoemde eerste pompmechanisme en uit de genoemde uitlaatpoort, een tweede pomphuis dat op het genoemde eerste pomphuis is gemonteerd, een tweede pompmechanisme in het genoemde tweede pomphuis, inlaat en uitlaatpoorten in het genoemde tweede pomphuis is verbinding met het genoemde tweede pompmechanisme voor 15 de verplaatsing van te verpompen materiaal naar en uit het genoemde tweede pomphuis, waarbij de genoemde aandrijfas in het genoemde eerste pomphuis zich uitstrekt in het genoemde tweede pomphuis en verbonden is met het genoemde tweede pompmechanisme, waardoor een rotatie van de genoemde aandrijfas beide eerste en tweede pompmechanismen zal aan-20 drijven.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de materiaalafgifteorganen toebehoren aan elk der genoemde eerste en tweede pomphuizen, waarin materiaal kan worden toegevoed aan de inlaatpoor-ten van de beide genoemde eerste en tweede pomphuizen.

3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat instel- organen toebehoren aan het genoemde tweede pomphuis, waarbij de ma-teriaalverpompings capaciteit van het genoemde tweede pompmechanisme kan worden ingesteld.

4. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat het 30 genoemde instelorgaan een draaibare verbinding bevat tussen het eerste en tweede pomphuis, waarbij één van de genoemde pomphuizen naar keuze kan worden gedraaid met betrekking tot de stand van het genoemde andere pomphuis teneinde naar keuze hët genoemde tweede pomphuis met betrekking tot de genoemde aandrijfas en het genoemde tweede pomp-mechanisme te plaatsen teneinde de pompcapaciteit van het genoemde tweede pompmechanisme te wijzigen.

5. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat ge-leidingsorganen zijn verbonden met de uitlaatpoorten van de genoemde t - 9 - eerste en tweede pomphuizen teneinde het materiaal, dat uit de ge’-, noemde huizen is verpompt, samen te brengen voor de vorming van een produkt uit de genoemde verpompte materialen.

6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de 5 geleidingsorganen afzonderlijke leidingen bevatten, die het genoemde verpompte materiaal naar de inlaatpoorten van binnenste en buitenste, concentrisch gemonteerde vulhoorns op een worststop-machine brengen.

7. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de 10 genoemde worststopmachine een montageblok met een paar gescheiden materiaalopnemende poorten daarin bevat die verbonden zijn met de genoemde afzonderlijke leidingen, waarbij de inlaatpoorten van de genoemde vulhoorns elk in verbinding staan met één der genoemde materiaal'-opneempoorten.

8. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de inlaatpoorten van de genoemde vulhoorns een van de einden van de genoemde vulhoorns zijn die met het genoemde montageblok zijn gemonteerd.

9. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de 20 inlaatpoort van de binnenste der genoemde concentrisch gemonteerde vulhoorns verpompt materiaal uit het genoemde tweede pompmechanisme kan opnemen, terwijl de buitenste der genoemde vulhoorns verpomp-materiaal uit het genoemde eerste pompmechanisme kan opnemen.

10. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk dat de 25 inlaatpoort van de binnenste van de genoemde concentrisch gemonteer de vulhoorns verpompt materiaal uit het genoemde tweede pompmechanisme kan opnemen, terwijl de andere der genoemde vulhoorns. verpompt materiaal uit het eerste pompmechanisme kan opnemen.

11. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat het genoemde 30 montageblok een horizontale boring heeft die zich daar doorheen uitstrekt, een plugelement met een middellijn die nagenoeg dezelfde is als die van de genoemde boring en voorzien van een einde dat zich uitstrekt in de genoemde boring vlakbij één der genoemde materiaal-opneempoorten, door een van de genoemde afzonderlijke, leidingen 35 verbonden met de uitlaatpoort van het genoemde tweede pomphuis, een dwarsgeplaatste boring in het genoemde plugelement vlakbij één van de genoemde materiaalopneempoorten, een longitudinale boring in dat ene einde van het genoemde plugelement en in verbinding staand met de genoemde dwarsgeplaatste boring, waarbij één van >v r -10 - ' I de einden van de binnenste vulhoorn in de genoemde longitudinale boring is gemonteerd, en waarbij één van de einden van de genoemde buitenste vulhoorn in verbinding staat met de andere der genoemde materiaalopneempoorten.

12. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat het genoemde ene einde van de genoemde buitenste vulhoorn twee afzonderlijk geplaatste longitudinale lippen heeft die zich uitstrekken in een longitudinale richting en die bevestigd zijn op het genoemde ene einde van de genoemde plug, welke lippen 10 vlakbij de andere der genoemde materiaalopneempoorten zijn. geplaatst zodat de genoemde buitenste vulhoorn verpompt materiaal uit het genoemde eerste pompmechanisme kan opnemen door een stroming rondom en tussen de genoemde lippen naar de genoemde buitenste vulhoorn.

13. Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk dat de genoemde binnenste vulhoorn een middellijn heeft die kleiner is dan de inwendige middellijn van de genoemde buitenste vulhoorn, en dat de genoemde binnenste vulhoorn zich uitstrekt door de ruimte tussen de genoemde lippen.

14. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het+ genoemde eerste pompmechanisme een doseertandwielpompmechanisme is, en het genoemde tweede pompmechanisme een van schoepen voorzien pompmechanisme is.

15. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat het 25 genoemde ene einde van de genoemde buitenste vulhoorn tenminste één longitudinale lip heeft die zich uitstrekt in een longitudinale richting en die op het genoemde ene einde van de genoemde plug is vastgezet, welke lip vlakbij de andere van de genoemde materiaalopneempoorten is geplaatst zodat de genoemde buitenste vulhoorn 30 verpompt materiaal uit het genoemde eerste pompmechanisme kan op nemen door een stroming rondom de genoemde lip naar de genoemde buitenste vulhoorn.

16. Montageblok voor het opnemen van afzonderlijke verpompte materialen voor het inbrengen in de einden van concentrisch geplaat- 35 ste binnenste en buitenste vulhoorns voor een worststopmachine gekenmerkt door een montageblok met een horizontale boring die zich daar doorheen uitstrekt en die voorzien is van eerste en tweede materiaalopneempoorten daarin; een plugelement met een middellijn die ;hagenoeg dezelfde is als die van de genoemde boring en één i ·- - - Λ Γ - 11 - V « einde heeft dat zich uitstrekt in de genoemde boring vlakbij de genoemde eerste materiaalopneempoort, een dwarsgeplaatste boring in het genoemde plugelement vlakbij de genoemde eerste materiaal -opneempoort, een longitudinale boring in het genoemde ene einde 5 van het genoemde plugelement en in verbinding staand met de genoem de dwarsgeplaatste boring/ waarbij één.einde van de genoemde binnenste vulhoorn gemonteerd is in genoemde longitudinale boring, en waarbij één einde van de genoemde buitenste vulhoorn in verbinding staat met de genoemde tweede materiaalopneempoort.

17. Inrichting volgens conclusie 16 met het kenemerk dat het genoemde ene einde van de genoemde buitenste vulhoorn twee afzonderlijke op afstand geplaatste longitudinale lippen heeft die zich uitstrekken in een longitudinale richting en die bevestigd zijn op het genoemde ene einde van de genoemde plug, welke lippen 15 geplaatste zijn vlakbij de genoemde tweede materiaalopneempoort zodat materiaal uit de genoemde tweede materiaalopneempoort in de genoemde buitenste vulhoorn kan binnentreden door stroming door de ruimte tussen de genoemde lippen.

18. Inrichting volgens conclusie 17 met het kenmerk dat de 20 genoemde binnenste vulhoorn een middellijn heeft die kleiner is dan de inwendige middellijn van genoemde buitenste vulhoorn, en dat de genoemd binnenste vulhoorn zich uitstrekt door de ruimte tussen de genoemde lippen.

19. Inrichting volgens conclusie 16 met het kenmerk dat het 25 ene einde van de genoemde buitenste vulhoorn tenminste één longi tudinale lip heeft die zich uitstrekt in een longitudinale richting en die bevestigd is op het genoemde ene'.'.einde van de genoemde plug, welke lip geplaatst is vlakbij de andere der genoem&materi-aalopneempoorten zodat de genoemde buitenste vulhoorn verpompt 30 materiaal uit het genoemde eerste pompmechanisme kan opnemen door stroming rondom de genoemde lip in de genoemde buitenste vulhoorn.

20. Worststopmachine, bevattende een eerste doseerpomp met een inlaat en een uitlaat, een tweede doseerpomp met een inlaat en een uitlaat, een bron met stroombaar vlees die verbonden is met 35 de inlaat der genoemde eerste pomp, een bron met stroombare krui den die verbonden is met de inlaat van de genoemde tweede pomp, een heen en weer beweegbare vulhoornconstructie die is gemonteerd op de genoemde machine voor een beweging tussen een voorwaartse stand en een teruggetrokken stand, welke genoemde vulhoornconstruc- fc; iM · ' * - 12 - tie een langwerpige cylindrische buitenste vulhoorn bevat die een open voorwaarts einde heeft dat een uitlaatopening vormt, welke buitenste vulhoorn een binneneinde heeft dat een inlaat-opening vormt, een langwerpige, cylindrisch gevormde binnenste 5 vulhoorn die concentrisch is geplaatst in de genoemde buitenste vulhoorn en die radiaal binnenwaarts daarvan op afstand is geplaatst voor de vorming van een cylindrische kamer tussen de binnenste en buitenste vulhoorns, welke binnenste vulhoorn een open vooreinde heeft dat een uitlaatopening vormt en een open 10 binneneinde dat een inlaatopening vormt, gekenmerkt door een montageblok met een paar afzonderlijkemateriaal cpneempoorten daarin die respectievelijk zijn verbonden met de uitlaten van de genoemde eerste en tweede pompen, waarbij het binneneinde van de genoemde binnenste vulhoorn in verbinding staat met de materiaalopneem-15 poort, verbonden met de genoemde tweede pomp, en het binneneinde van de genoemde buitenste vulhoorn verbonden is met de materi-aalopneempoort verbonden met de genoemde eerste pomp.

21. Inrichting volgens conclusie 20 met het kenmerk dat het genoemde montageblok een horizontale boring heeft die zich daar 20 doorheen uitstrekt, een plugelement met een middellijn die nagenoeg dezelfde is als die van de genoemde boring en waarvan één einde zich uitstrekt in de genoemde boring vlakbij één.der genoemde materiaalopneempoorten verbonden met de genoemde tweede pomp, een dwarsgeplaatste boring in het genoemde plugelement 25 vlakbij de genoemde poort van de genoemde materiaalopneempoorten, een longitudinale boring in het genoemde ene einde van de genoemde plugelement en in verbinding met de genoemde dwarsgeplaatste boring, waarbij het binneneinde van de genoemde binnenste vulhoorn in de genoemde longitudinale boring is gemonteerd, en het binnen-30 einde van de genoemde buitenste vulhoorn in verbinding staat met de genoemde^vopne^mpoort, verbonden met de genoemde eerste pomp.

22. Inrichting volgens conclusie 21 met het kenmerk dat het genoemde ene einde van de genoemde buitenste vulhoorn tenminste één longitudinale lip heeft die zich uitstrekt in een longi-35 tudinale richting en die op het genoemde ene einde van de genoemde plug is bevestigd.

23. Inrichting volgens conclusie 20 met het kenmerk dat de genoemde eerste en tweede pompen elk pompmechanismen hebben die verbonden zijn met één enkele aandrijfas. > ''< · ' ' - ; ? £ - 13 -

24. Inrichting volgens conclusie 23 met het kenmerk dat de pompcapaciteit van de genoemde tweede pomp naar keuze kan worden ingesteld. O-O-O-O-O-O £ > Γ- J , ;»