NL8603042A - Inrichting voor het verspreiden van materiaal. - Google Patents

Inrichting voor het verspreiden van materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8603042A
NL8603042A NL8603042A NL8603042A NL8603042A NL 8603042 A NL8603042 A NL 8603042A NL 8603042 A NL8603042 A NL 8603042A NL 8603042 A NL8603042 A NL 8603042A NL 8603042 A NL8603042 A NL 8603042A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spreading
members
dosing
coupled
outflow
Prior art date
Application number
NL8603042A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=19848916&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL8603042(A) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8603042A priority Critical patent/NL8603042A/nl
Priority to DE8787202324T priority patent/DE3777125D1/de
Priority to EP19870202324 priority patent/EP0273488B2/en
Publication of NL8603042A publication Critical patent/NL8603042A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Fertilizing (AREA)

Description

Μ C. van der Lely N.V., Maasland.
INRICHTING VOOR HET VERSPREIDEN VAN MATERIAAL
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel, een van ten minste één uitlaatopening 5 voorziene voorraadbak, een doseerinrichting en ten minste één om een draaiingsas beweegbaar verspreidorgaan, waarbij de inrichting is voorzien van bevestigingsorganen waarmede zij aan een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
Een doel van de uitvinding is een gunstige inrichting 10 van bovengenoemde soort te verkrijgen. Volgens de uitvinding kan dit bereikt worden wanneer de voorraadbak nabij de uitlaatopening van bevestigingsdelen is voorzien, waaraan de doseerinrichting en het strooiorgaan hangend onder aan de voorraadbak monteerbaar zijn. Hierbij kan een gunstige mon-15 tage van de doseerinrichting .en het strooiorgaan verkregen worden. De doseerinrichting en het strooiorgaan kunnen hierbij op gunstige wijze ten opzichte van elkaar aangebracht worden en daarna als een eenheid met het reservoir worden verbonden. Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld wordt verkregen 20 wanneer de bevestigingsdelen aan de onderzijde van een afvoertrechter van het reservoir zijn aangebracht, waarbij de bevestigingsdelen een zijdelings uitstekende bevestigingsrand van de voorraadbak omvatten. Hierbij kan de montage van het geheel van de doseerinrichting en het 25 strooiorgaan gemakkelijk uitgevoerd worden. De verbinding van het doseerorgaan en het verspreidorgaan met de voorraadbak is hierbij gemakkelijk uit te voeren door bout-verbindingen.
Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 30 volgens de uitvinding is aan de bevestigingsdelen een tussenstuk van de doseerinrichting bevestigd, op welk tussenstuk met speling een van uitlaatopeningen voorzien uitstroomorgaan aansluit, dat ligt opgesloten tussen het tussenstuk en het verspreidorgaan. Hierbij wordt de onder- 8603042 » 2 > linge ligging van de verschillende onderdelen tijdens montage van de inrichting vergemakkelijkt.
Bij een verdere inrichting van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de inrichting ten minste twee om draaiings-5 assen beweegbare verspreidorganen omvat, zijn volgens de uitvinding twee doseerinrichtingen vast met elkaar verbonden en onder aan een voorraadbak aangebracht nabij twee uitlaatopeningen, waarop de doseerinrichtingen aansluiten. De onderlinge ligging van de doseerinrichtingen is hiermee 10 op goede wijze te verkrijgen. De ligging van de verspreidorganen ten opzichte van de doseerinrichtingen is hierbij op gemakkelijke wijze te verbeteren doordat de beide verspreidorganen onderling zijn gekoppeld met een verbindingsorgaan, dat is vastgebout aan koppelingsorganen 15 die aan de koppelingsbalk zijn bevestigd. Bij een verdere inrichting van de in de aanhef genoemde soort zijn volgens de uitvinding twee verspreidorganen onderling gekoppeld door een verbindingsorgaan dat is bevestigd aan een tussen twee doseerinrichtingen aangebrachte koppelingsbalk. De montage 20 van de inrichting en fabricage daarvan kan hierbij op gunstige wijze beïnvloed worden. Volgens een gunstig uit-voeringsvoorbeeld omvat een doseerinrichting een doseer-schuif die aan een tot de doseerinrichting behorend uit-stroomorgaan aansluit, waarbij de doseerschuif is verbonden 25 met verstelmiddelen die althans gedeeltelijk worden gedragen door een koppelingsbalk waaraan twee doseerinrichtingen zijn aangebracht. De verstelmiddelen voor de doseerschuiven zijn hierbij op gunstige wijze te monteren, terwijl bediening van de doseerschuiven gemakkelijk is door te voeren.
30 Bij een verdere constructie van de inrichting volgens de uitvinding zijn de beide verspreidorganen tegengesteld aan elkaar roteerbaar, waarbij deze rotatie zodanig gekozen kan worden dat de beide verspreidorganen zodanig roteerbaar zijn dat de naar voren gekeerde zijden van de verspreid-35 organen, gerekend ten opzichte van de normale voort-bewegingsrichting van de inrichting, tijdens bedrijf van elkaar af bewegen. Hierbij kan een gunstige verdeling van het door de beide verspreidorganen uit te strooien materiaal 860 3 042 3 over de te bestrooien strook verkregen worden. In het bijzonder is hierbij op gemakkelijke wijze te verkrijgen dat de beide verspreidorganen het materiaal over practisch samenvallende sectoren uitstrooien.
5 Een gunstige montage van de inrichting wordt verkregen wanneer deze volgens de uitvinding in hoofdzaak is opgebouwd uit een gestel, een reservoir en een het doseerorgaan en een verspreidorgaan omvattend afvoermechanisme welke drie delen onafhankelijk van elkaar voorgefabriceerd kunnen worden en 10 na hun fabricage aan elkaar koppelbaar zijn voor het samenstellen van de inrichting. Hierbij kunnen de drie genoemde hoofdonderdelen onafhankelijk van elkaar gefabriceerd worden. Verder kan elk van de onderdelen met elk ander onderdeel verbonden worden voor het vervaardigen van de 15 inrichting. Dit kan verder van voordeel zijn voor verzending van de inrichtingen vanaf de fabricageplaats naar de gebruikers. Ook kan hierbij de voorraad vorming van de verschillende onderdelen op gunstige wijze doorgevoerd worden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand 20 van de tekeningen van een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 1 is een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 2 is een vooraanzicht van de inrichting volgens 25 figuur 1, gezien in de richting volgens de pijl II in fig. 1.
Fig. 3 is op vergrote schaal een bovenaanzicht van een deel van de inrichting gezien volgens de lijn III-III in figuur 1.
30 Fig. 4 geeft een detail weer van de inrichting volgens de figuren 1-3, gezien in de richting volgens de lijn IV-IV in figuur 1.
Het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding bestaat in hoofdzaak 35 uit een gestel 1, een reservoir 2, waaronder twee verspreidorganen 3 en 4 zijn aangebracht en doseer-inrichtingen 5 en 6 die respectievelijk tussen de verspreidorganen 3 en 4 en de voorraadbak 2 zijn gelegen.
860 3 042 4
Het gestel 1 is als één geheel samengesteld en heeft twee in horizontale stand van de inrichting verticaal gelegen steunbalken 10 en 11. De steunbalken 10 en 11 zijn met hun boveneinden met elkaar verbonden door een horizon-5 taal gelegen bevestigingsbalk 12, die zich aan weerszijden van de steunbalken 10 en 11 even ver uitstrekt. Ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 13 van de inrichting ligt achter de steunbalken 10 en 11 een evenwijdig aan de bevestigingsbalk 12 gelegen draagbalk 14. De draagbalk 14 is 10 korter dan de bevestigingsbalk 12 en strekt zich, in vooraanzicht gezien, aan weerszijden van de steunbalken 10 en 11 over slechts korte afstand uit. De draagbalk 14 is met elk van de steunbalken 10 en 11 verbonden door middel van schoorbalken 15 en 16. De balk 14 ligt op een afstand 17 15 lager dan de boveneinden van de steunbalken 10 en 11. De afstand 17 is ongeveer gelijk aan 1/3 van de hoogte 18 van de steunbalken 10 en 11. De ondereinden van de steunbalken 10 en 11 zijn met elkaar gekoppeld door een onderbalk 19 die, in bovenaanzicht gezien, V-vormig is. De onderbalk 19 20 bezit vanaf de steunbalken 10 en 11 convergerend ten opzichte van elkaar gelegen delen die, in zijaanzicht gezien, achter de verspreidorganen 5 en 6 met elkaar zijn gekoppeld. Kort achter de steunbalken 10 en 11 zijn de delen van de onderbalk 19 onderling gekoppeld door een 25 verbindingsbalk 20, die zich evenwijdig aan de balken 12 en 14 dwars op de normale voortbewegingsrichting 13 uitstrekt. De bevestigingsbalk 12 is voorzien van twee lippen 21 die met de topstang van de driepuntshefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar zijn. De steunbalk 30 10 bezit bevestigingsplaten 22 die met de hefarm van een driepuntshefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar zijn. De steunbalk 11 heeft twee bevestigingsplaten 23 die door middel van een scharnieras 24 scharnier-baar zijn gekoppeld met de steunbalk 11. De bevestigings-35 platen 23 kunnen met een tweede hefarm van de driepuntshefinrichting van een trekker gekoppeld worden. De bevestigingsplaten 23 zijn verbonden met een verstelmechanisme 25 bestaande uit een hydraulische cilinder met zuigerstang, een 860 3 04 2 5 en ander zodanig dat de bevestigingsplaten 23 naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van de steunbalk 11 aangebracht kunnen worden voor het instellen van de stand van de inrichting ten opzichte van 5 een trekker of dergelijk voertuig waarmede de inrichting koppelbaar is door middel van de lippen 21 en de bevestigingsplaten 22 en 23. De lippen 21 en de bevestigingsplaten 22 en 23 vormen bevestigingsorganen voor het bevestigen van de inrichting aan een trekker of dergelijk voertuig. De 10 bevestigingsbalk 12 is voorzien van drie ondersteunings-platen 26, waarvan er twee nabij de einden en één in het midden van de bevestigingsbalk 12 zijn aangebracht. De draagbalk 14 is nabij de einden voorzien van twee onder-steuningsplaten 27. Aan de ondersteuningsplaten 26 en 27 is 15 het reservoir 2 bevestigd door middel van bouten 28.
Het reservoir 2 is, in bovenaanzicht gezien, rechthoekig en heeft twee uitstroomtrechters 31 en 32, die in horizontale doorsnede eveneens rechthoekig zijn. De afvoer-trechters 31 en 32 hebben ieder aan hun onderzijde een 20 uitkragende bevestigingsrand 33 die voor de afvoertuit 31 in figuur 4 nader is weergegeven. De bevestigingsranden 33 van de afvoertuiten 31 en 32 zijn aan elkaar gelijk. In dit uitvoeringsvoorbeeld strekken de hartlijnen 34 en 35 van de afvoertrechters 31 en 32 zich in horizontale stand van de 25 inrichting, zoals die in de figuren 1 en 2 is weergegeven, verticaal uit. De ondereinden van de afvoertrechters 31 en 32 met de bevestigingsranden 33 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld rechthoekig, waarbij deze rechthoeken vierkanten vormen. De hartlijnen 34 en 35 liggen midden in de door de 30 bevestigingsranden 33 gevormde vierkanten. De hartlijnen 34 en 35 liggen in vlakken 36 en 37 die zich evenwijdig aan de voortbewegingsrichting 13 uitstrekken. Deze vlakken 36 en 37 bevatten de hartlijnen van de steunbalken 10 en 11.
De doseerorganen 5 en 6 omvatten respectievelijk ver-35 bindingsstukken 41 en 42, die met elkaar gekoppeld zijn door een koppelingsbalk 43. De koppelingsbalk is in dit uitvoeringsvoorbeeld, zoals uit figuur 4 blijkt, gevormd door een holle koker die in doorsnede rechthoekig is. De tussen- 860 3 042 Μ 6 stukken 41 en 42 hebben aan de bovenzijde uitkragende koppelingsranden 44, die aan elkaar gelijk zijn. De koppelingsranden 44 zijn, in bovenaanzicht gezien, rechthoekig en in dit uitvoeringsvoorbeeld vierkant. De hart-5 lijnen 34 en 35 vormen hierbij in hoofdzaak hartlijnen van deze koppelingsranden 44. Vanaf de rechthoekige koppelingsranden 44 zijn de verbindingskokers vormende tussenstukken 41 en 42 zodanig gevormd dat hun ondereinden 45 rond zijn. De tussenstukken 41 en 42 zijn naar onderen 10 toe open. De open bovenzijden van de tussenstukken 41 en 42 sluiten aan op de uitlaatopeningen 53 van het reservoir. De uitlaatopeningen 53 zijn gevormd aan de ondereinden van de trechters 31 en 32. Deze uitlaatopeningen zijn omsloten door de bevestigingsranden 33. Onder de verbindingsstukken 41 en 15 42 zijn uitstroomorganen 46 en 47 aangebracht. De uit- stroomorganen zijn komvormig uitgevoerd en bezitten ieder twee uitstroomopeningen 48 respectievelijk 49. De uitstroomorganen 46 en 47 liggen met hun boveneinden met enige speling 52 om de ondereinden 45 van de verbindingsstukken 41 20 en 42, een en ander zoals in het bijzonder uit de figuur 4 blijkt. De uitstroomorganen 46 en 47 rusten respectievelijk op de centraal gelegen delen van de verspreidorganen 3 en 4, die ieder bestaan uit een schijfvormig deel 50 waarop ver-spreidschoepen 51 zijn aangebracht. De hartlijnen van de 25 uitstroomorganen 46 en 47 vallen samen met de hartlijnen van de verspreidorganen 3 en 4. Op niet nader weergegeven wijze zijn bij voorkeur de uitstroomorganen 46 en 47 door centreermiddelen ten opzichte van de hartlijnen van de verspreidorganen 3 en 4 gecentreerd, zodanig dat deze hart-30 lijnen van de verspreidorganen samenvallen met de hartlijnen van de uitstroomorganen 46 en 47. In dit uitvoerings-voorbeeld vallen de hartlijnen van de verspreidorganen 3 en 4 en daarmede van de uitstroomorganen 46 en 47 althans nagenoeg samen met de hartlijnen 34 en 35 van de afvoer-35 trechters 31 en 32 van het reservoir 2.
De verspreidorganen 3 en 4 zijn, zoals in figuur 1 voor het verspreidorgaan 4 is weergegeven, gelegerd in tandwielkasten 55. Elk van de tandwielkasten is aan de naar de 860 3 042 7 andere tandwielkast toegekeerde zijde gekoppeld met een kokerbalk 56. De kokerbalken 56 zijn onderling met elkaar gekoppeld door een tandwielkast 57. De tandwielkast 57 ligt met het hart in het middenvlak 66 van de inrichting. De 5 tandwielkast 57 heeft een naar voren buiten de tandwielkast uitstekende koppelingsas 59. De tandwielkast 57 omvat een wisselwielkast 58. Door middel van niet nader weergegeven in de tandwielkast 57 aangebrachte tandwielen is de koppelingsas 59 gekoppeld met een zich in de kokerbalken 56 10 uitstrekkende niet nader weergegeven tussenas. Deze tussenas is door middel van de tandwielen in de tandwielkasten 55 gekoppeld met assen van de verspreidorganen 3 en 4. De kokerbalken 56 en de tandwielkast 57 vormen een ver-bindingsorgaan voor de beide verspreidorganen 3 en 4. De 15 kokerbalken 56 zijn voorzien van bevestigingssteunen 61. Via de steunen 61 is het verbindingsorgaan 60 door middel van bouten 62 gekoppeld met koppelingsorganen 63, die vast zijn bevestigd aan de koppelingsbalk 43. De combinatie van het verbindingsorgaan 60 met de koppelingsorganen 63 en de 20 koppelingsbalk 43 is met het gestel 1 gekoppeld door met bouten aan het gestel bevestigde steunarmen 64. De steun-armen 64 zijn aan tot het gestel 1 behorende schoorstrippen 65 bevestigd die zijn aangebracht tussen de onderbalk 19 en de steunbalken 10 en 11. De koppelingsorganen 63 en de 25 steunarmen 64 zijn evenals het verbindingsorgaan 60 en de koppelingsbalk 43 symmetrisch gelegen ten opzichte van het middenvlak 66 van de inrichting. Het middenvlak 66 van de inrichting omvat de hartlijn van de koppelingsas 59 en het midden van de tandwielkast 57 en de wisselwielkast 58. Ten 30 opzichte van het middenvlak 66 is de inrichting in hoofdzaak symmetrisch gevormd.
Elk van de uitstroomorganen 46 en 47 is voorzien van een doseerschuif 70 waarmede de respectieve openingen 48 en 49 naar keuze meer of minder afgesloten kunnen worden. 35 Hiervoor zijn de beide schuiven 70 gekoppeld met een verstelorgaan 71. Het verstelorgaan 71 is naar keuze in één van meerdere standen ten opzichte van een aanwijsorgaan 72 vastzetbaar voor het naar keuze instellen van de schuif 70 860 3 04 2 8 ten opzichte van de afvoeropeningen 48 en 49. De doseer-schuiven 70 zijn door middel van koppelstangen 73 gekoppeld met aan een verstelas 74 aangebrachte verstelarmen 75. De koppelstangen 73 zijn als fijnverstellingen uitgevoerd om de 5 schuiven 70 in te stellen ten opzichte van de uitstroom-organen bij hun koppeling met het verstelorgaan 71. De verstelas 74 is door middel van een verstelarm 77 gekoppeld met een met het verstelorgaan 71 gekoppelde koppelingsstang 76. De verstelarm 71 is scharnierbaar om een scharnieras 78 10 die op niet nader weergegeven wijze is bevestigd aan het gestel 1.
Met de inrichting volgens de uitvinding, waarvan hiervoor aan de hand van de tekeningen een uitvoeringsvoorbeeld is beschreven, wordt een inrichting voor het verstrooien van 15 materiaal verkregen die eenvoudig van constructie is. De constructie volgens de uitvinding is zodanig dat de inrichting op gunstige wijze vervaardigd en gemonteerd kan worden. De inrichting is zodanig samengesteld dat meerdere onderdelen als geheel voorgefabriceerd kunnen worden, waar-20 bij de inrichting daarna uit de meerdere voorgefabriceerde onderdelen samenstelbaar is. De inrichting bestaat volgens de uitvinding in hoofdzaak uit drie voorgefabriceerde hoofddelen, die samengevoegd Kunnen worden voor het vormen van de inrichting. Het gestel 1 vormt een hoofdgedeelte dat 25 geheel voorgefabriceerd kan worden. Het reservoir 2 vormt eveneens een hoofdonderdeel dat geheel is voor te fabriceren. Een derde hoofdgedeelte dat op zichzelf geheel is voor te fabriceren wordt gevormd door de verspreidorganen 3 en 4 met de doseerorganen 5 en 6. De verspreidorganen 5 en 30 6 worden hierbij aan het verbindingsorgaan 60 gekoppeld zodat deze een geheel vormen. De verbindingsstukken 41 en 42 vormen een geheel waarbij zij door middel van de koppelingsbalk 43 met elkaar zijn gekoppeld. De balk 43 en het verbindingsorgaan 60 worden onderling met elkaar 35 gekoppeld door middel van de koppelingsorganen 63. De uit-stroomorganen 46 en 47 kunnen tussen de tussenstukken 41 en 42 en respectieve verspreidorganen 3 en 4 aangebracht worden bij het verbinden van de koppelingsbalk 43 met het 860 3 042 9 verbindingsorgaan 60. De doseerorganen 5 en 6 met de ver-spreidorganen 3 en 4 vormen een voorgefabriceerde eenheid waarbij in het bijzonder de uitstroomorganen 46 en 47 op goede wijze tijdens de voor-montage aansluitend op de ver-5 spreidorganen 3 en 4 aangebracht kunnen worden. De onderlinge afstand van de verspreidorganen 3 en 4 is hierbij eveneens gemakkelijk te verkrijgen door de koppeling van de verspreidorganen met elkaar via het verbindingsorgaan 60. De uitstroomorganen 46 en 47 hebben enige speling 52 ten 10 opzichte van de ondereinden 45 van de tussenstukken 41 en 42. Hierdoor is de montage van de uitstroomorganen 46 en 47 ten opzichte van de tussenstukken 41 en 42 gemakkelijk te bereiken bij montage van het geheel dat een afvoermechanisme 80 vormt en de doseerorganen 5 en 6 en de verspreidorganen 3 15 en 4 omvat.
Bij montage van de inrichting kan het reservoir 2 aan het gestel 1 bevestigd worden door bevestiging van het reservoir 2 door middel van de bouten 28 aan de onder-steuningsplaten 26 en 27 van het gestel 1. Daarna kan het 20 afvoermechanisme 80 dat de verspreidorganen 3 en 4 en de doseerorganen 5 en 6 omvat tegen de onderzijde van het reservoir 2 hangend bevestigd worden. Hiervoor worden de koppelingsranden 44 door middel van bouten 79 met de beves-tigingsranden 33 gekoppeld. Door hetzij de boutgaten in de 25 randen 33 of in de randen 44 meer of minder ruim te houden zal het aanbrengen van de koppelingsranden 44 tegen de bevestigingsranden 33 vereenvoudigd kunnen worden. Het aanbrengen van de verbindingsbouten 79 in de respectieve gaten van de randen 33 en 44 zal hierbij gemakkelijk doorgevoerd 30 kunnen worden zonder dat de ruime gaten nadelen opleveren voor de constructie van de inrichting of de werking daarvan. Aldus kan, zonder een al te precieze passing tussen de bevestigingsranden 33 en de koppelingsranden 44 nodig te hebben, een goede en snelle montage van het af voermechanisme 35 80 met het reservoir 2 bereikt worden.
De weergegeven constructie volgens de uitvinding kan in het bijzonder toegepast worden wanneer de inrichting is voorzien van twee verspreidorganen, die elk via een doseer- 860 3 042 10 orgaan aan het reservoir aansluiten. Met de constructie volgens de uitvinding wordt verkregen dat op eenvoudige en snelle wijze een goede ligging van de doseerorganen en de verspreidorganen ten opzichte van elkaar wordt gewaarborgd 5 zonder dat dit afhankelijk is van de verdere opbouw van de inrichting. De fabricage van de inrichting volgens de uitvinding kan verder op gunstige wijze verkregen worden daar het gestel 1, het reservoir 2 en het afvoermechanisme 80 onafhankelijk van elkaar te vervaardigen zijn. Elk van deze 10 drie genoemde hoofddelen is hierbij met elk willekeurig ander voorgefabriceerd hoofddeel samen te stellen tot het verkrijgen van een inrichting volgens de uitvinding. Het afvoermechanisme 80 kan hierbij tijdens de voorfabricage voorzien worden van de aan de uitstroomorganen aansluitende 15 doseerorganen 70. De doseerorganen 70 kunnen hierbij via de koppelstangen 73 en de bedieningsarmen 75 met de as 74 gekoppeld worden. De as 74 is hierbij op gunstige wijze te verbinden aan de twee vast aan de koppelingsbalk 43 aangebrachte draagarmen 69. Het verstelorgaan 71 is met het 20 gestel 1 te koppelen door het bevestigen daarvan aan de scharnieras 78. Het verstelorgaan 71 kan via de koppelstang 76 verder op eenvoudige wijze gekoppeld worden met de ver-stelarm 77 die aan de verstelas 74 is bevestigd. De verste larm 77 en de verstelarmen 73 behouden hun vaste ligging 25 doordat zij vast met de verstelas 74 zijn gekoppeld. Het af voermechanisme 80 is dan ook tijdens zijn voorfabricage van de doseerschuif 70 en de as 74 met de koppelarmen 73 te voorzien.
De constructie is in het bijzonder op gunstige wijze 30 toe te passen bij inrichtingen waarbij de beide verspreidorganen 3 en 4 zodanig zijn uitgevoerd en het materiaal zodanig krijgen toegevoerd tijdens bedrijf, dat zij ieder het materiaal over dezelfde sector uitstrooien. Hiervoor zijn bij voorkeur de uitstroomopeningen 48 en 49 voor het 35 dwarsvlak 83 gelegen dat de draaiingsassen van de verspreidorganen 3 en 4 bevat. Deze draaiingsassen vallen samen met de hartlijnen 34 en 35 en zijn daarom met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. Hierbij zal elk van de ver- 860 3 04 2 11 spreidorganen het materiaal tijdens normaal bedrijf aan weerszijden van het middenvlak 66 even ver uitstrooien. Bij deze inrichtingen is het gunstig dat de verspreidorganen 3 en 4 op de juiste wijze ten opzichte van elkaar worden 5 opgesteld, terwijl het verder van belang is dat de afvoer-openingen 48 en 49 op de juiste wijze, bij voorkeur spiegel-symmetrisch, ten opzichte van het middenvlak 66 zijn gelegen. Dit kan in het bijzonder verkregen worden doordat het afvoermechanisme 80 als één geheel wordt uitgevoerd. 10 Hoewel de uitvinding in het bijzonder is toe te passen bij strooiers met twee verspreidorganen is de uit drie hoofdonderdelen 1, 2 en 80 opgebouwde constructie op zichzelf ook toe te passen bij inrichtingen voor het verspreiden van materiaal, die zijn voorzien van slechts één verspreidorgaan 15 of meer dan twee verspreidorganen. De ligging van het afvoermechanisme 80 ten opzichte van het gestel 1 kan bij montage op gunstige wijze verder ondersteund worden door de steunarmen 64.
Hoewel in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het 20 afvoermechanisme 80 in principe hangend tegen de onderzijde van het reservoir 2 is aangebracht kan het afvoermechanisme 80 ook op andere wijze aan een ander uitgevoerd gestel bevestigd worden. Bijvoorbeeld kan het gestel 1 zijn voorzien van naar achteren gerichte steunarmen waaraan de 25 koppelingsbalk 43 te bevestigen is. Dergelijke steunarmen kunnen dan bijvoorbeeld nog gekoppeld worden met de onderbalk 19. De steunarmen vormen dan met de onderbalk 19 een stijve ondersteuning voor de balk 43, via welke dan ook althans een gedeelte van het gewicht van de voorraadbak 2 30 naar de genoemde gesteldelen overgebracht kan worden.
Bij het gebruik van de inrichting wordt deze aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld waarbij de lippen 21 met de toparm en de bevesti-gingsplaten 22 en 23 met de hefarmen van de hefinrichting 35 van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld worden. De aftakas van de trekker wordt via een tussenas met de koppelingsas 59 van de tandwielkast 57 gekoppeld. Vanaf de aftakas kunnen dan tijdens bedrijf via de koppelas 59 en de 860 3 042 12 tussen deze as en de verspreidorganen aangebrachte over-brengingsorganen de verspreidorganen 3 en 4 in de gewenste draairichting aangedreven worden. In dit uitvoerings-voorbeeld worden de verspreidorganen tijdens bedrijf in 5 tegengestelde richtingen volgens de pijlen 81 en 82 aangedreven. De ten opzichte van de rijrichting 13 naar voren gekeerde zijden van de verspreidorganen 3 en 4 zullen hierbij van elkaar af bewegen. Tijdens bedrijf zal elk van de verspreidorganen 3 en 4 het materiaal vanaf in hoofdzaak de 10 voorzijde van de verspreidorganen naar tegengestelde richtingen zijwaarts van de inrichting uitstrooien en tijdens rotatie verder naar achteren en zijwaarts langs de achterzijde van het andere verspreidorgaan naar opzij uitstrooien. Elk van de verspreidorganen zal hierbij het 15 materiaal practisch over de gehele breedte van de bestrooide strook verspreiden tijdens voortbewegen in de rijrichting 13. De constructie van de weergegeven inrichting is echter ook toe te passen bij inrichtingen met twee verspreidorganen die bijvoorbeeld tegengesteld aan de beide rotatierichtingen 20 81 en 82 draaien. De ligging van de openingen 48 en 49 zal dan gewoonlijk verplaatst worden zodanig dat deze openingen bijvoorbeeld meer in de naar elkaar toegekeerde zijden van de uitstroomorganen 46 en 47 zijn gelegen. De uitstroom-openingen 48 en 49 zullen dan liggen aan de naar elkaar 25 toegekeerde zijden van de vlakken 36 en 37 die de draaiingsassen 34 en 35 van de verspreidorganen en doseer-organen bevatten. De hartlijnen 34 en 35 vormen hierbij zich omhoog uitstrekkende draaiingsassen van de roteerbare verspreidorganen, welke draaiingsassen tijdens horizontale 30 opstelling van de machine verticaal zijn gelegen.
De rotatiesnelheid van de verspreidorganen 3 en 4 kan op gunstige wijze ingesteld worden door in de wisselwielkast 58 aangebrachte, ten opzichte van elkaar uitwisselbare of ten opzichte van andere wisselwielen uitwisselbare tand-35 wielen, wat verder niet nader is weergegeven. Door het veranderen van de rotatiesnelheid van de verspreidorganen kan de verspreiding van het materiaal op gunstige wijze naar wens worden aangepast bijvoorbeeld over meer of minder grote 860 3 04 2 13 breedte van een strook die tijdens voortbewegen van de inrichting in de richting volgens de pijl 13 wordt bestrooid. Het tijdens bedrijf te verstrooien materiaal wordt meegevoerd in het reservoir 2. Vanuit het reservoir 2 5 zal het materiaal door de aan de onderzijde van de afvoer-trechters 31 en 32 gevormde uitlaatopening 53 en via de tussenstukken 41 en 42 naar de uitstroomorganen 46 en 47 kunnen toestromen. Vanuit deze uitstroomorganen 46 en 47 kan het materiaal door de openingen 48 en 49 respectievelijk aan 10 de verspreidorganen 3 en 4 worden toegevoerd. De hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid door de afvoeropeningen 48 en 49 kan uitstromen kan bepaald worden door deze openingen meer of minder af te sluiten door de doseerschuiven 70. Deze doseerschuiven 70 kunnen versteld worden en in de gewenste 15 stand ten opzichte van de uitstroomorganen worden vastgezet door middel van het verstelorgaan 71.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven doch betreft ook datgene wat in de tekeningen is weergegeven doch niet in detail is beschreven.
8$ö 3 04 2

Claims (20)

1. Inrichting voor het verspreiden van materiaal in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel, een van ten minste één uitlaatopening voorziene voorraadbak, een 5 doseerinrichting en ten minste één om een draaiingsas beweegbaar verspreidorgaan, waarbij de inrichting is voorzien van bevestigingsorganen waarmede zij aan een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat de voorraadbak nabij de uitlaatopening van bevestigingsdelen is 10 voorzien, waaraan de doseerinrichting en het strooiorgaan hangend onder aan de voorraadbak monteerbaar zijn.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bevestigingsdelen aan de onderzijde van een afvoer-trechter van het reservoir zijn aangebracht, waarbij de 15 bevestigingsdelen een zijdelings uitstekende bevestigingsrand van de voorraadbak omvatten.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de doseerinrichting aan de bevestigingsdelen van de voorraadbak door boutverbindingen is bevestigd.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsdelen in bovenaanzicht gezien een rechthoek vormen.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de bevestigingsdelen een tussenstuk 25 van de doseerinrichting is bevestigd, op welk tussenstuk met speling een van uitstroomopeningen voorzien uitstroomorgaan aansluit, dat ligt opgesloten tussen het tussenstuk en het verspreidorgaan.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat een tot de doseerinrichting behorend uitstroomorgaan althans met een gedeelte van zijn gewicht op een verspreidorgaan rust en ten opzichte van de draaiingsas van het verspreidorgaan is gecentreerd.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee verspreidorganen, die elk aansluiten op een doseerinrichting, waarbij de beide doseerinrichtingen met elkaar 860 3 04 2 zijn gekoppeld door een koppelingsbalk, die is verbonden met een verbindingsorgaan waaraan de beide verspreidorganen zijn aangebracht.
8. Inrichting voor het verspreiden van materiaal, in 5 het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel, een van ten minste één uitlaatopening voorziene voorraadbak, een doseerinrichting en ten minste twee om draaiingsassen beweegbare verspreidorganen, waarbij de inrichting is voor-10 zien van bevestigingsorganen waarmede de inrichting aan een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat twee doseerinrichtingen vast met elkaar zijn verbonden en onder aan een voorraadbak zijn aangebracht nabij twee uitlaatopeningen waarop de doseerinrichtingen 15 aansluiten.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de beide verspreidorganen onderling zijn gekoppeld met een verbindingsorgaan, dat is vastgebout aan koppelingsorganen die aan de koppelingsbalk zijn bevestigd.
10. Inrichting voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel, een van ten minst*: één uitlaatopening voorziene voorraadbak, een doseerinrichting en ten minste twee om draaiingsassen 25 beweegbare verspreidorganen, waarbij de inrichting is voorzien van bevestigingsorganen waarmede zij aan een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat de twee verspreidorganen onderling zijn gekoppeld door een verbindingsorgaan, dat is bevestigd aan een tussen twee 30 doseerinrichtingen aangebrachte koppelingsbalk.
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een doseerinrichting een doseerschuif omvat, die aan een tot de doseerinrichting behorend uit-stroomorgaan aansluit, waarbij de doseerschuif is verbonden 35 met verstelmiddelen die althans gedeeltelijk worden gedragen door een koppelingsbalk waaraan twee doseerinrichtingen zijn aangebracht.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 860 3 042 met het kenmerk, dat twee verspreidorganen onderling aandrijvend met elkaar zijn gekoppeld door aandrijfmiddelen die in een verbindingsorgaan zijn aangebracht waarmede de twee verspreidorganen zijn gekoppeld, waarbij de aandrijfmiddelen 5 een koppelingsas omvatten die door middel van een tussenas met de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig koppel-baar is.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de beide verspreidorganen tegengesteld aan elkaar 10 roteerbaar zijn.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de beide verspreidorganen zodanig roteerbaar zijn, dat de naar voren gekeerde zijden van de verspreidorganen, gerekend ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 15 van de inrichting, tijdens bedrijf van elkaar af bewegen.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen van de op de beide verspreidorganen aansluitende uitstroomorganen zijn gelegen, ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting van de 20 inrichting, vóór een vlak dat de beide zich in hoogte-richting uitstrekkende öraaiingsassen van de verspreidorganen omvat.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorraadbak door middel van bout- 25 verbindingen aan het gestel is bevestigd.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel van de inrichting is voor zien van bevestigingsorganen waarmede zij aan de drie-puntshefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig 30 koppelbaar is.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting in hoofdzaak is opgebouwd uit een gestel, een reservoir en een het doseerorgaan en een verspreidorgaan omvattend afvoermechanisme, welke drie delen 35 onafhankelijk van elkaar voorgefabriceerd kunnen worden en na hun voorfabricage aan elkaar koppelbaar zijn voor het samenstellen van de inrichting.
19. Inrichting volgens een der conclusies 11 - 18, met 8603042 het kenmerk, dat de doseerschuif is gekoppeld met een fijn-instelling, zodanig, dat de doseerschuif ten opzichte van de uitstroomopeningen in het uitstroomorgaan instelbaar is, waarbij de middelen voor de fijninstelling zijn gekoppeld 5 met een koppelingsbalk die althans delen van de doseer-inrichting met elkaar verbindt.
20. Inrichting zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. 8603042
NL8603042A 1986-11-28 1986-11-28 Inrichting voor het verspreiden van materiaal. NL8603042A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8603042A NL8603042A (nl) 1986-11-28 1986-11-28 Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
DE8787202324T DE3777125D1 (de) 1986-11-28 1987-11-25 Streuer.
EP19870202324 EP0273488B2 (en) 1986-11-28 1987-11-25 An implement for spreading material

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8603042 1986-11-28
NL8603042A NL8603042A (nl) 1986-11-28 1986-11-28 Inrichting voor het verspreiden van materiaal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8603042A true NL8603042A (nl) 1988-06-16

Family

ID=19848916

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8603042A NL8603042A (nl) 1986-11-28 1986-11-28 Inrichting voor het verspreiden van materiaal.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0273488B2 (nl)
DE (1) DE3777125D1 (nl)
NL (1) NL8603042A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL192240C (nl) * 1983-02-16 1997-04-03 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
DE4421500C1 (de) 1994-06-20 1995-12-07 Nuenchritz Chemie Gmbh Wäßrige, siliciumorganische Verbindungen enthaltende Zusammensetzungen
NL9500565A (nl) * 1994-07-22 1996-03-01 Maasland Nv Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR30870E (fr) * 1924-12-19 1926-10-04 Distributeur d'engrais
US2484325A (en) * 1945-02-05 1949-10-11 Anthony Co Tipping spreader
FR1332723A (fr) * 1962-06-08 1963-07-19 épandeur
FR1453355A (fr) * 1965-07-13 1966-06-03 Dispositif d'épandage
DE1557961A1 (de) * 1966-09-16 1970-05-21 Dreyer Heinrich Wilhelm Vorrichtung zum Ausstreuen von pulvrigem oder gekoerntem Gut

Also Published As

Publication number Publication date
EP0273488A1 (en) 1988-07-06
EP0273488B1 (en) 1992-03-04
EP0273488B2 (en) 1996-03-13
DE3777125D1 (de) 1992-04-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1003292C2 (nl) Hooibouwmachine.
NL8006454A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL7810805A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8603042A (nl) Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
EP0315664A1 (de) Schleuderstreuer für dünger
DE3718663A1 (de) Schleuderstreuer fuer duenger
EP0693251A1 (en) An implement for spreading granular and/or pulverulent material
DE3122331A1 (de) Vorrichtung zum ausbringen von pulverfoermigem oder gekoerntem material
NL7907396A (nl) Inrichting voor het uitstrooien van materiaal.
NL193302C (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
EP0376013B1 (de) Schleuderstreuer für Dünger
DE4301821C2 (de) Mähmaschine mit einer dieser nachgeordneten Konditionierungsvorrichtung
NL8601148A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal.
NL8104119A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
EP0194733B1 (en) Apparatus for spreading granular and/or pulverulent material
BE1027579B1 (de) Feldhäcksler mit zweiteiligem Übergangsgehäuse
NL9201689A (nl) Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
NL8801489A (nl) Grondbewerkingsmachine.
DE4102092A1 (de) Schleuderstreuer
NL8204184A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8502598A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8401620A (nl) Inrichting en werkwijze voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
EP0196728A2 (en) Apparatus for spreading spreadable material
NL8302365A (nl) Inrichting voor het verspreiden van verspreidbare stoffen.
NL1001328C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het over de grond verspreiden van meststoffen.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable