NL8601018A - Inrichting voor het uitspreiden van een kabel van continue filamenten. - Google Patents

Inrichting voor het uitspreiden van een kabel van continue filamenten. Download PDF

Info

Publication number
NL8601018A
NL8601018A NL8601018A NL8601018A NL8601018A NL 8601018 A NL8601018 A NL 8601018A NL 8601018 A NL8601018 A NL 8601018A NL 8601018 A NL8601018 A NL 8601018A NL 8601018 A NL8601018 A NL 8601018A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
drum
stretching
extensible
elongated
Prior art date
Application number
NL8601018A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Rhone Poulenc Fibres
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rhone Poulenc Fibres filed Critical Rhone Poulenc Fibres
Publication of NL8601018A publication Critical patent/NL8601018A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D04BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
    • D04HMAKING TEXTILE FABRICS, e.g. FROM FIBRES OR FILAMENTARY MATERIAL; FABRICS MADE BY SUCH PROCESSES OR APPARATUS, e.g. FELTS, NON-WOVEN FABRICS; COTTON-WOOL; WADDING ; NON-WOVEN FABRICS FROM STAPLE FIBRES, FILAMENTS OR YARNS, BONDED WITH AT LEAST ONE WEB-LIKE MATERIAL DURING THEIR CONSOLIDATION
    • D04H3/00Non-woven fabrics formed wholly or mainly of yarns or like filamentary material of substantial length
    • D04H3/02Non-woven fabrics formed wholly or mainly of yarns or like filamentary material of substantial length characterised by the method of forming fleeces or layers, e.g. reorientation of yarns or filaments
    • DTEXTILES; PAPER
    • D02YARNS; MECHANICAL FINISHING OF YARNS OR ROPES; WARPING OR BEAMING
    • D02JFINISHING OR DRESSING OF FILAMENTS, YARNS, THREADS, CORDS, ROPES OR THE LIKE
    • D02J1/00Modifying the structure or properties resulting from a particular structure; Modifying, retaining, or restoring the physical form or cross-sectional shape, e.g. by use of dies or squeeze rollers
    • D02J1/18Separating or spreading

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)
  • Storing, Repeated Paying-Out, And Re-Storing Of Elongated Articles (AREA)
  • Ropes Or Cables (AREA)
  • Forwarding And Storing Of Filamentary Material (AREA)
  • Spinning Methods And Devices For Manufacturing Artificial Fibers (AREA)

Description

NO 33790 I
Inrichting voor het uitspreiden van een kabel van continue filamenten.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitspreiden van een kabel bestaande uit continue filamenten teneinde een laag te verkrijgen die in het bijzonder nuttig is bij het vervaardigen van niet-geweven artikelen.
5 Er zijn talrijke middelen bekend voor het uitvoeren van het uit spreiden of uitbreiden - de twee temen hebben dezelfde betekenis in de onderhavige tekst - van een uit continue filamenten bestaande kabel met het doel om een laag te verkrijgen.
In het Franse octrooischrift 1.418.403 is het gebruik beschreven 10 van gekromde staven, en van met lucht werkende uitbreidingsmachines. In het Franse octrooi schrift 1.498.481 is een transporttafel beschreven van materiaal dat elastisch kan worden uitgerekt en dat in dwarsrich-ting groter wordt al naar gelang zijn voortbewegen. Het oppervlak van het tapijt kan voorzien zijn van dicht bijeen geplaatste kleine punten 15 die tijdelijke verbinding verschaffen van het genoemde oppervlak met het net van filamenten en een meer gelijkmatiger verdeling verschaffen van de filamenten. Uit het Amerikaanse octrooi schrift 3.808.639 is het bekend om een laag filamenten te spreiden door ze over een reeks schijven te leiden die dichtbij elkaar geplaatst zijn en die rond dezelfde 20 as draaien in divergerende richtingen; de omtrek van de schijven is voorzien van soepele uitsteeksels die bestemd zijn on samen te verken met de filamenten. In de Japanse aanvrage 72/04.738 is een transporttafel beschreven die groter wordt in dwarsrichting al naar gelang zijn voortbewegen en die gevormd wordt door schroeflijnvormige veren die 25 dwars geplaatst zijn ten opzichte van zijn voortbewegingsrichting, waarbij het spreiden van de kabel of de band te danken is aan het glijden over de spiralen van de veren terwijl deze langer worden bij het voortbewegen van de tafel.
De hierboven genoemde inrichtingen echter zijn in het bijzonder 30 niet geschikt wanneer een grote mate van spreiden gewenst is (7 a 8 maal de aanvankelijke breedte). Van de nadelen die zij vertonen worden de volgende genoemd: - een beperkte prestatie, een kleine mate van uitbreiding voor gekromde staven, 35 - hinderlijke geluiden en een hoge flufdum-consumptie voor de ni et lucht werkende uitbreidingsinrichtingen volgens het Franse octrooi -schrift 1.418.403, -< Λ, ✓
. V
2 - een beperkte mate van uitbreiden, zo niet een beperkte levensduur van de elastische tafel van de inrichting volgens het Franse octrooi schrift 1.498.481, - een gebrek aan homogeniteit van de laag die verkregen wordt van-5 wege het feit dat zij niet voldoende vastgezet is tijdens het spreiden, en een beperkte mate van uitbreiden voor de inrichting volgens het Amerikaanse octrooi schrift 3.808.639.
- een onregelmatigheid van de laag die voortvloeit uit de ongelijkmatige groepering, problemen met betrekking tot de levensduur van 10 de veren, beperkte mate van uitbreiden voor de inrichting volgens de Japanse aanvrage 72/04.378.
Teneinde de nadelen van de hierboven genoemde inrichtingen te vermijden is door aanvraagster in een andere octrooiaanvrage een inrichting verschaft voor het spreiden van de continue filamenten van een ka-15 bel beschreven die gekenmerkt wordt door het feit dat hij ten minste een spreidingssamenstelling bevat welke ten minste bevat: - een rol die gemonteerd is op een as die in draairichting aangedreven wordt, - ui trekbare langwerpige organen, die in draairichting vast zijn 20 ten opzichte van de rol, en die aan de omtrek van deze laatste geplaatst zijn volgens een richting evenwijdig aan de beschrijvende lijnen, waarbij elk orgaan voorzien is van ten minste een reeks punten die naar buiten gekeerd zijn, - middelen om de langwerpige organen aan een uitrekkingsfase en 25 aan een samentrekkingsfase te onderwerpen tijdens een omwenteling van de rol, - middelen om de kabel in aanraking te brengen met de langwerpige organen bij het begin van de uitrekkingsfase en middelen voor het weer opnemen van de kabel aan het einde van de uitrekkingsfase.
30 Tijdens de werking dringen de punten in de kabel bij het begin van de uitrekkingsfase en verwijderen zich van elkaar gedurende deze fase, waarbij de filamenten worden meegenomen en dus gespreid worden. Aan het eind van de uitrekkingsfase wordt de gespreide kabel opgenomen door op-neemmiddelen en daardoor onttrokken aan de werking van de punten; al-35 leen de langwerpige organen (zonder de kabel) ondergaan de samentrekkingsfase, aan het eind waarvan zij hun oorspronkelijke lengte weer hebben aangenomen. Met voordeel bevat de spreidingsinrichting verschillende samenstellen (bijvoorbeeld 10 tot 12) zoals die hierboven welke achter elkaar geplaatst zijn in een horizontaal vlak; waarbij de alge-40 mene mate van spreiding het produkt is van de mate van spreiding van - ' *» - 1 Λ * ' * s 3 alle samenstenen.
De hierboven genoemde inrichting is bevredigend met betrekking tot het feit dat daarmee de nadelen van deze oudere inrichtingen worden vermeden en dat het in het bijzonder mogelijk is om een zeer homogene 5 en regelmatige laag te verkrijgen. Vanwege de horizontale plaatsing van de spreidingssamenstellen, bezit hij echter nogal omvangrijke horizontale afmetingen, welke niet altijd passen bij de beschikbare ruimte. Bovendien vormt de vermenigvuldiging van de spreidingssamenstellen, en in het bijzonder van de nokken welke kostbare organen zijn, problemen 10 met betrekking tot de kostprijs.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het spreiden, of het öitbreiden, van een uit continue filamenten bestaande kabel, waarmee deze problemen kunnen worden opgelost. Hij heeft betrekking op een inrichting voor het spreiden van een uit continue 15 filamenten bestaande kabel welke gekenmerkt wordt door het feit dat hij ten minste een spreidingssamenstel bevat dat ten minste in combinatie bevat: - een in draairichting aangedreven trommel; - ui trekbare langwerpige organen, die in draairichting bevestigd 20 zijn aan de trommel en die aan de omtrek van deze laatste zijn aangebracht, volgens beschrijvende lijnen, waarbij elk orgaan voorzien is van ten minste een reeks punten die naar buiten gekeerd is, - middelen teneinde de langwerpige organen tijdens verschillende opeenvolgende afgewisselde fasen te onderwerpen aan een uitrekking en 25 aan een samentrekking tijdens een omwenteling van de trommel, - middelen voor het toevoeren van de kabel aan de uitrekbare langwerpige organen en middelen voor het opnieuw opnemen van de gespreide kabel, - middelen teneinde de kabel aan de werking van de punten te 30 onderwerpen tijdens de uitrekkingsfasen en middelen om hem aan de werking daarvan te onttrekken tijdens de samentrekkingsfasen.
De omtrek van de trommel bepaalt een weg voor de kabel, tijdens de loop waarvan hij onderworpen is aan een uitspreiden in een spreidings-gebied dat zich over het geheel of een gedeelte van de omtrek van de 35 trommel uitstrekt en verschillende spreidingstrappen bevat. De toegang tot het spreidingsgebied wordt bepaald door de vaste plaats van ten minste een gedeelte van de aanvoermiddelen voor de kabel. Evenzo is de uitgang van het spreidingsgebied bepaald door de vaste plaats van ten minste een gedeelte van de middelen voor het opnieuw opnemen van de ge-40 spreide kabel. De tronrael kan met voordeel gevormd worden door twee _· * v ¥ 4 eindflenzen die zich op afstand van elkaar op een as bevinden; de twee flenzen zijn eventueel onderling verbonden aan hun omtrek door een dichte of van openingen voorziene cilindrische mantel, of eenvoudigweg door dwarsstukken.
5 De ui trekbare langwerpige organen zijn in hoekrichting regelmatig verdeeld rond de as van de trommel. Zij worden elk door ten minste een riem of elastische band gevormd waarvan de doorsnede vierkant of min of meer afgeplat rechthoekig kan zijn. Het uitwendige vlak van de band, dat hetzij de platte zijde van de band kan zijn dan wel de smalle zij-10 de, is voorzien van ten minste een reeks punten die zich uitstrekken in een richting evenwijdig aan de beschrijvende lijnen van de rol. Er kunnen verschillende reeksen punten zijn en in dat geval zijn zij bij voorkeur om en om (verspringend) geplaatst. Elk uitrekbaar langwerpig orgaan kan verschillende aan elkaar grenzende elastische banden bevat-15 ten, die verbonden zijn aan hun twee uiteinden.
De uitrekbare langwerpige organen komen voor in een even aantal, en dat bedraagt ten minste vier. Tijdens het draaien van de rol wordt elk orgaan over een gedeelte van de omwenteling onderworpen aan een uitrekkingsfase en vervolgens op het volgende gedeelte met dezelfde 20 lengte aan een samentrekkingsfase; de cyclus van uitrekken en samentrekken herhaalt zich over elke omwenteling, met een aantal keren dat gelijk is aan de helft van het aantal uitrekbare langwerpige organen, waarbij twee opeenvolgende organen zich in twee verschillende fasen bevinden. Elke uitrekfase in het spreidingsgebied komt overeen met een 25 spreidingstrap.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de middelen waarmee de uitrekbare langwerpige organen onderworpen worden aan verschillende afwisselende opeenvolgende uitrekkings- en samentrekkingsfasen: - een reeks krukdrijfstangsystemen die gemonteerd zijn aan twee 30 uiteinden van de trommel, en die elk behoren bij en verbonden zijn aan het uiteinde van ten minste een uitrekbaar langwerpig orgaan, - een vast konisch tandwiel, coaxiaal ten opzichte van de as waarop zich de trommel bevindt, geplaatst aan elk van de twee uiteinden van de genoemde trommel, 35 - planeetwiel en die gemonteerd zijn op de trommel, behorend bij elk krukdrijfstangsysteem, en die samenwerken met het bijbehorende konische tandwiel teneinde de verdraaiing van de kruk te verzekeren.
De kruk van elk krukdrijfstangsysteem is coaxiaal en vast ten aanzien van verdraaiing verbonden met het bijbehorende planeetwiel, ter-40 wijl de voet van de drijfstang direkt of indirekt verbonden is aan het
- - j 4 'O
* * 5 uiteinde van een uitrekbaar langwerpig orgaan of van twee opeenvolgende organen zodanig dat een heen en weer gaande beweging van de voet van de drijfstang overeenkomt met een uitrekkings-samentrekkingscyclus. In het geval dat hetzelfde krukstang-kruksysteem verbonden is aan twee opeen-5 volgende langwerpige organen, is de verbinding zo uitgevoerd dat wanneer een van de organen wordt uitgerekt, het andere wordt samengetrokken·
Tijdens een omwenteling van de kruk, dat wil zeggen tijdens een heen en weer gaande beweging van de voet van de drijfstang of tijdens 10 een uitrekkings-samenstrekkingscyclus, maakt het bijbehorende planeetwiel een omwenteling. Indien N het aantal uitrekkings-samentrekkings-cycli is per omwenteling van de rol (waarbij het aantal uitrekbare langwerpige organen 2N is), en indien D het aantal tanden van het koni-sche tandwiel is, zal het aantal tanden van elk planeetwiel D/N bedra-15 gen.
De middelen waarmee de ui trekbare langwerpige organen onderworpen worden aan verschillende achtereenvolgende uitrekkings- en samentrek-kingsfase kunnen echter ook op een andere manier uitgevoerd zijn.
Bijvoorbeeld een uitvoeringsvorm, omvatten: 20 - een draaiende cilindrische nok die voorzien is van een links draaiende omtreksgroef, die gemonteerd is op de trommel, behorend bij elk van de twee uiteinden van elk ui trekbaar langwerpig orgaan, - een rol die kan bewegen in de sleuf van elke nok en een verbin-dingsstaafje tussen de genoemde rol en het bijbehorende uiteinde van 25 het uitrekbare langwerpige orgaan, - en zoals hiervoor een vast konisch tandwiel dat coaxiaal is ten opzichte van de as welke de trommel draagt, aangebracht aan elk van de twee uiteinden van de genoemde trommel en de planeetwielen, welke verbonden zijn aan elke nok en waardoor de verdraaiing verzekerd wordt 30 door het bijbehorende konische tandwiel.
In deze uitvoering bevat de aan de omtrek verkregen sleuf van elke nok met voordeel twee stukken van een schroeflijn met tegenovergestelde spoed, welke zich elk uitstrekken over 180° en waarbij de ene behoort bij een uitrekkingsfase en de andere bij een samentrekkingsfase; en 35 waarbij een omwenteling van de nok overeenkomt met een complete cyclus.
Zoals in de hiervoor beschreven uitvoeringswijze zal, indien N het aantal uitrekkings-samentrekkingscycli bedraagt per omwenteling van de rol en D het aantal tanden is van het konische tandwiel, het aantal tanden van elk planeetwiel -jij· bedragen.
40 De middelen voor het toevoeren van de kabel naar de uitrekbare ' ' ; ï * * i 6 langwerpige organen kunnen een gekromde vaste staaf bezitten, die geplaatst is in de direkte nabijheid van de trommel en welke de ingang bepaalt voor het spreidingsgebied.
De middelen voor het opnieuw opnemen van de gespreide kabel kunnen 5 een stel drukrollen bezitten waarvan ten minste een positief wordt aangedreven, waarbij de onderlinge plaats van dit stel ten opzichte van de trommel de uitgang bepaalt voor het spreidingsgebied.
De middelen waarmee de kabel onderworpen wordt aan de werking van de punten tijdens de uitrekkingsfase en teneinde deze te onttrekken aan 10 hun werking tijdens de samentrekkingsfase bevatte volgens de voorkeursuitvoeringsvorm: - een beweegbaar orgaan voor het optillen van de kabel aangrenzend en evenwijdig aan elk uitrekbaar langwerpig orgaan, - een hefboom behorend bij elk van de twee uiteinden van elk op-15 tilorgaan van de kabel, scharnierend bevestigd aan de trommel, - een vaste bedieningsnok van de hierboven genoemde hefbomen, aangebracht op elk van de twee uiteinden van de trommel en coaxiaal ten opzichte van deze laatste.
Het beweegbare optil orgaan van de kabel is in radiale richting be-20 weegbaar. Het wordt bijvoorbeeld gevormd door een langwerpige plaat die zich uitstrekt langs het ui trekbare langwerpige orgaan of een profiel, bijvoorbeeld met een U-vormige doorsnede welke het uitrekbare orgaan gedeeltelijk omgeeft. De bedieningsnok voor de hefbomen die bij elk op-tilorgaan van de kabel behoren, bevat in het gebied van zijn omtrek een 25 weg van de nok die gevormd wordt door herhaalde gebieden, welke elk overeenkomen met een uitrekkings-samentrekkingscyclus.
Elk optil orgaan wordt bediend door de twee hefbomen die geplaatst zijn bij zijn uiteinden, welke verbonden zijn aan de weg van de nok en welke zijn profiel volgen. Het genoemde profiel is in elk gebied zoda-30 nig gevormd dat tijdens het draaien van de trommel de bewegingen van het optil orgaan verkregen worden bij het begin van elke fase. Bij het begin van de samentrekkingsfase treedt er een verplaatsing naar het uitwendige op van het optil orgaan, waardoor de kabel buiten de werking gebracht wordt van de punten tijdens de gehele samentrekkingsfase. Bij 35 het begin van de uitrekkingsfase treedt er een beweging op naar het inwendige van het optil orgaan waardoor zodoende de kabel onderworpen wordt aan de.werking van de punten tijdens de gehele uitrekkingsfase.
Op gunstige wijze behoren bij elk uitrekbaar langwerpig orgaan middelen die een bijdrage leveren tot de vervorming (uitrekking en 40 samentrekking), en welke het genoemde orgaan vergezellen tijdens het 7 vervormen.
In de uitrekkingsfase hebben zij ten doel de rekspanningen te verlichten van het langwerpige orgaan en in de samentrekkingsfase maken zij mogelijk dat dit gelijkmatig uitgevoerd wordt over de gehele lengte 5 van het genoemde langwerpige orgaan.
Deze middelen bevatten twee coulissen waarmee elk uitrekbaar langwerpig orgaan direkt danwel in direkt in aanraking staat met ten minste een gedeelte van zijn lengte - in wezen de helft in de samengetrokken toestand - en met ten minste een gedeelte van de omtrek van zijn door-10 snede buiten het gebied met punten. De coulissen zijn vast en beweegbaar met telkens een van de middelen waarmee de uitrekbare langwerpige organen onderworpen worden aan de uitrekkings-samentrekkingscycli en bewegen in tegengestelde richting bij het vergezellen van elk element tijdens de uitrekkings- en samentrekkingsbeweging daarvan. Tijdens de 15 uitrekkingsfase verplaatsen de twee coulissen zich naar het uitwendige en werken, indien zij in aanraking zijn met het langwerpige orgaan, op deze laatste waarbij de rekspanningen verlicht worden waaraan hij wordt onderworpen. Tijdens de samentrekkingsfase worden de twee coulissen naar het inwendige gedrukt onder invloed van de middelen welke de lang-20 werpige organen onderwerpen aan de uitrekkings-samentrekkingscycli (de drijfstangen van de drijfstang-kruksystemen of verbindingsstaafjes). Indien de aanraking tussen de uitrekbare langwerpige organen en de coulissen blijft gehandhaafd, draagt de druk van deze laatsten ertoe bij dat de eersten zich op gelijkmatige wijze samentrekken over hun gehele 25 lengte.
De inrichting volgens de uitvinding kan verschillende spreidings-samenstellingen zoals hierboven beschreven bevatten, welke achter elkaar zijn geplaatst. Bijvoorbeeld kan hij drie samenstellingen bevatten, waarbij de assen van drie trommels geplaatst zijn op de toppen van 30 een gelijkzijdige driehoek.
Tijdens de werking verwijderen in elke cyclus tijdens de uitrekkingsfase de punten, die in de kabel gedrongen zijn, zich van elkaar en nemen de filamenten derhalve mee waarbij deze gespreid worden; tijdens de samentrekkingsfase komen de punten dichter naar elkaar toe, doch 35 aangezien zij uit de kabel getrokken zijn, behoudt deze de breedte welke hij bezat aan het eind van de uitrekkingsfase, en dit tot de volgende cyclus.
De uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de uitvoe-ringsvoorbeelden in de bijgevoegde schematische figuren, welke als 40 voorbeeld gegeven zijn en geen beperking vormen.
8
Figuren 1 en 2 tonen een inrichting volgens de uitvinding met drie spreidingssamenstellingen respectievelijk gezien van bovenaf en aan de zijkant.
Figuur 3 toont een langsdoorsnede van een spreidingssamenstel- 5 ling.
Figuur 4 toont een gedeeltelijk aanzicht van het uiteinde van een spreidingssamenstelling, en in het bijzonder de optil organen voor de kabel.
Figuur 5 toont een gedeeltelijk aanzicht van een uitvoeringsvorm 10 van een ui trekbaar langwerpig orgaan.
Figuur 6 toont een langsdoorsnede van een ui trekbaar langwerpig orgaan dat gemonteerd is op de trommel.
Figuur 7 toont een dwarsdoorsnede van een ui trekbaar langwerpig orgaan gemonteerd op de trommel.
15 Figuur 8 toont een dwarsdoorsnede van de middelen voor het op de trommel monteren van een ui trekbaar langwerpig orgaan.
Figuren 9 en 10 tonen uitrekbare langwerpige organen en de bijbehorende middelen teneinde hen aan de uitrekkings- en samentrekkingsfa-sen te onderwerpen, welke laatste in twee verschillende vormen zijn 20 uitgevoerd.
De inrichting volgens de figuren 1 en 2 bevat drie spreidings-samenstellingen en omvat drie draaiende trommels 2, 3, 4 waarvan de assen geplaatst zijn op de punten van een gelijkzijdige driehoek, op een gestel 5; de kabel 1 doorloopt de trommels in de volgorde 2, 3, 4.
25 De trommel 2 bevat 24 uitrekbare langwerpige organen 6 die schematisch met strepen zijn aangeduid, en welke 7 theoretische spreidings-trappen bepalen; de trommel 3 bevat 10 uitrekbare langwerpige organen welke 5 theoretische spreidingstrappen bepalen, en de trommel 4 bevat 6 uitrekbare langwerpige organen welke 3 theoretische spreidingstrappen 30 bepalen. Gegeven de onderlinge plaats van de trommels en de weg van de kabel die daaruit volgt, bedraagt het aantal werkzame trappen resp. 5, 3, 2 voor de trommels 2, 3, 4, hetgeen tot een geheel van 10 spreidingstrappen leidt. Een gekromde staaf 7, welk onderdeel vormt van de toevoermiddelen voor de kabel, is in de nabijheid geplaatst van de eer-35 ste trommel 2. Hij vormt de toegang tot het spreidingsgebied en vormt eveneens een rem voor de toevoer welke de uitbreiding naar achteren toe beperkt van de spreiding. In de nabijheid van de rol 4 is een stel 8 geplaatst bestaande uit drukwalsen 81-82 waarvan ten minste 1 positief wordt aangedreven. Dit stel vormt het middel voor het weer opnemen van 40 de gespreide laag en bepaalt de afvoer van het spreidingsgebied van de 9 trommel 4. De onderlinge plaats van de trommels 2 en 3 bepaalt de afvoer van het spreidingsgebied van de trommel 2 en de ingang naar het spreidingsgebied van de trommel 3. Evenzo wordt de afvoer van het spreidingsgebied van de trommel 3 en de toegang van het spreidingsge-5 bied van de trommel 4 bepaald door de onderlinge plaatsen van de trommels 3 en 4. De tremels 2, 3, 4 zijn voorzien van scharnierende veiligheidskleppen 9 welke het oprollen verhinderen. Het eventueel oprollen van de kabel over de gehele omtrek van een trommel leidt tot het kantelen van de klep, welke vervolgens een alarm in werking zet en de 10 machine tot stilstand brengt.
In figuur 2 is te zien dat de trommels 2, 3, 4 een toenemende lengte bezitten, samenhangend met de toenemende breedte van de kabel tijdens het spreiden en dat zij worden aangedreven door een gemeenschappelijke samenstelling 10 met een motor en een variatie-inrich-15 ting.
In figuur 3 is schematisch in langsdoorsnede een spreidingssamen-stelling afgebeeld. Duidelijk is dat een trommel, bijvoorbeeld de trommel 3, twee zich aan de uiteinden bevindende flenzen 11 bevat, voorzien van zich in langsrichting uitstrekkende verlengingen, die door middel 20 van spieën vastgezet zijn op een as 12 die draaiend aangebracht is in het gestel 5. De aandrijving wordt verkregen door middel van een schijf of een konisch tandwiel 14 en een riem of een ketting 15, door middel van een motor met variatie-inrichting 10. De twee flenzen 11 zijn verbonden door tussenbalken die niet afgebeeld zijn. Op deze fi-25 guur 3 is eveneens een uitrekbaar langwerpig orgaan 6 te zien, voorzien van punten 25, dat gemonteerd is op de omtrek van de trommel 3 en waarvan de uiteinden elk verbonden zijn aan middelen voor het uitrekken 13 (welke de langwerpige organen onderwerpen aan achtereenvolgende uitrek-kings-samentrekkingsfasen) op de basis van het beginsel van het kruk-30 drijfstangsysteem volgens de uitvoering van figuur 10. De kruk 16 van het kruk-drijfstangsysteem is vast en coaxiaal ten opzichte van het planeetwiel 17 dat op zijn beurt vast is ten opzichte van het konische tandwiel 18 dat coaxiaal aangebracht is op de as 12. Het konische tandwiel 18 is coaxiaal vastgezet op een buisvormig orgaan 19, dat vast be-35 vestigd is op het gestel 5 en dat als lagerblok dient voor de as 12.
De trommel 3 die 10 uitrekbare langwerpige organen bevat, is aan elk uiteinde van de trommel 3 voorzien van 10 middelen voor het uitrekken 13 en van 10 planeetwiel en 17. Bij elk uiteinde van de trommel 3 is een vaste nok 20 coaxiaal op het buisvormig orgaan 19 bevestigd. Hij is 40 voorzien van een weg van de nok 21 met herhaalde gebieden die elk over- 10 eenkomen met een· uitrekkings-samentrekkingscyclus. De weg voor de nok 21 bedient de hefbomen zoals 22 die voor de beweging dienen van de op de organen 23 van de kabel. In figuur 4 is in het bijzonder afgeheeld de trommel 3, zijn as 12, het buisvormige orgaan 19, de nok 20 die 5 daaraan bevestigd is, ui trekbare langwerpige organen 6 die aangebracht zijn op de omtrek van de trommel 3 in hun bevestigingsmiddelen 24, optil middel en 23 voor de kabel en hefbomen 22 die op de organen 23 werken, De weg van de nok 21 is een sleuf die aangebracht is in het lichaam van de nok 20 en bevat een aantal achtereenvolgende sectorge-10 bieden S, die elk een gedeelte van een deel A bevatten dat overeenkomt met een uitrekkingsfase tijdens welke de kabel onderworpen wordt aan de werking van de punten 25, en een gedeelte B dat overeenkomt met een sa-mentrekkingsfase gedurende welke de kabel onttrokken wordt aan de invloed van de punten, waarbij de hefbomen 22 de organen 23 voor het op-15 tillen van de kabel naar het uitwendige hebben gedrukt (zie de hefboom 22b). De hefbomen 22 zijn L-vormig. Een van hun uiteinden is scharnierend bevestigd rond een as 26 evenwijdig aan de as 12 van de trommel 3, terwijl de andere vast is aan de weg van de nok 21 door middel van een uitsteeksel 27, waarbij het centrale gedeelte van de hefboom vast is 20 aan de uiteinden van het bijbehorende orgaan 23 voor het optillen van de kabel.
Zoals te zien is wordt het optil orgaan 23 voor de kabel gevormd door een U-vormig profiel, dat het uitrekbare langwerpige orgaan 6 en zijn montagemiddelen 24 omgeeft. Hij wordt derhalve onderworpen aan de 25 werking van de hefbomen 22 in verband met zijn radiale beweging naar het uitwendige en zijn terugkeer naar de uitgangstoestand, en hij wordt in deze beweging geleid door de niet afgebeelde geleidingsmiddelen.
Een uitvoeringsvorm van een ui trekbaar langwerpig orgaan is afgeheeld in figuur 5, in gedeeltelijk aanzicht. Hij bestaat uit een riem 30 28 van elastomeermateriaal die aan elk van zijn uiteinden voorzien is van een bevestigingsorgaan 29 dat een van schroefdraad voorziene pen 30 bevat in verband met zijn bevestiging op de trommel door middel van geschikte middelen die afgebeeld zijn in figuren 6, 7, 8. In deze uitvoering zijn de punten 25 te zien, welke evenwijdig aangebracht zijn op 35 het vlak van de riem en die door haken zijn bevestigd. De dichtheid van de punten is afhankelijk gekozen van parameters zoals de dikte van de kabel, dikte van de vezels, de breedte, de mate van uitspreiden en dergelijke.
In de figuren 6 t/m 9 is een ui trekbaar langwerpig orgaan afge-40 beeld en zijn bevestigingsmiddelen op de trommel. Figuur 6 toont een i t 11 vereenvoudigde langsdoorsnede. Figuur 7 toont een meer gedetailleerd aanzicht volgens de lijn a-a van figuur 6. Figuur 8 toont eveneens een gedetailleerde doorsnede volgens b-b. Figuur 9 toont schematisch een uitrekbaar langwerpig orgaan, zijn bevestigingsmiddelen evenals een 5 uitvoeringsvorm van de middelen waarmee hij aan achtereenvolgende uitrekkings-samentrekkingscycli wordt onderworpen, welke middelen in drie posities zijn afgebeeld (9-1, 9-2, 9-3).
De middelen voor het monteren van elk uitrekbaar langwerpig orgaan (figuren 6 t/m 9) bevatten aan elk uiteinde van het element een profiel 10 32 van een materiaal zoals roestvrij staal dat kan glijden in een geschikte geleidingsweg die aangebracht is in de omtrek van de trommel.
Het profiel 32 is voorzien van een eindstuk 33, van polyamide, dat daaraan bevestigd is. Het uiteinde van het uitrekbare langwerpige orgaan 6 is door middel van een schroef met een moer bevestigd op het 15 eindstuk 33 door middel van zijn van schroefdraad voorziene pen 30 die door een gat 34 gestoken is, aangebracht in het genoemde stuk 33. Deze bevèstigingswijze maakt een regeling mogelijk van de spanning van de riem 28 in de rusttoestand. De geleidingsweg van het profiel 32 wordt aan de ene kant gevormd door lagerrollen 35, en aan de andere kant door 20 een coulisse 36 die aangebracht is op de omtrek van de flenzen 11 of op hun verlengstukken 110 (fig. 7-8). Het profiel 32 wordt in het coulisse 36 gemonteerd door middel van wrijvingsstukken 37 van kunststof (figuur 7), en geleid door de lagerrollen 35 door middel van de geleidingsstuk-ken 38 (figuur 8).
25 In figuur 9 en gedeeltelijk in figuur 8 zijn de middelen te zien waarmee een uitrekbaar langwerpig orgaan onderworpen kan worden aan uitrekkings-samentrekkingscycli. Zij worden gevormd door een kruk-drijfstangsysteem, zoals een wiel met een kruk 16 (reeds genoemd in de beschrijving van figuur 3), bevestigd aan het planeetwiel 17 dat zelfs 30 samenwerkt met het konische tandwiel 18 en een drijfstang 39 waarmee de kruk 16 verbonden is aan het bijbehorende profiel 32. De bevestigingsmiddelen van de drijfstang 39 aan het profiel 32 zijn te zien in figuur 8. Er bevindt zich een kruk-drijfstangsysteem aan het uiteinde van elk uitrekbaar langwerpig orgaan.
35 In figuur 9 is in de stand 9-1 is het langwerpige orgaan afgebeeld met de maximumuitrekking, in een positie 9-2 in de samengetrokken toestand, en in de positie 9-3 in een tussentoestand. De standen 9-1 en 9-2 vormen ook een weergave van de onderlinge standen van de twee achtereenvolgende langwerpige organen op de trommel.
40 Een andere uitvoeringsvorm van de middelen voor het onderwerpen τ » ϊ 12 van de ui trekbare langwerpige organen aan uitrekkings-samentrekkings-cycli is afgebeeld in figuur 10.
Hier worden twee achtereenvolgende ui trekbare langwerpige organen 61 en 62 bediend aan elk van hun uiteinde door een enkel kruk-drijf-5 stangsysteem. De voet van de drijfstang 39, bediend door de kruk 16 is vast bevestigd op een tandwiel 40 dat met twee over 180° tegenover elkaar liggende punten samenwerkt met twee tandheugels 411, 412, die respectievelijk vast zijn aan de profielen 321 en 322 behorend bij de langwerpige elementen 61 en 62. Duidelijk is dat de twee langwerpige 10 organen goed vervormen in tegengestelde richting, terwijl het orgaan 61 maximaal uitgerekt is (in het geval van de figuur), en het orgaan 62 een zo klein mogelijke lengte bezit.
In de uitvoeringsvorm die hierboven beschreven is, dragen de coulissen bij tot de uitrekkings- en samentrekkingsfase van elk uitrekbaar 15 langwerpig orgaan, welke gevormd worden door profielen 32 die zich uitstrekken tot in het middengedeelte van de ui trekbare langwerpige organen. Elk profiel, aangedreven door het kruk-drijfstangsysteem, wekt een druk op op de ruiters 42 waarmee zij in aanraking komen, welke ruiters vast zijn aan de riem 28 en willekeurig langs deze zijn verdeeld. De 20 druk die elke keer werkt in de richting van het vervormen van de riem, leidt tot een verlichting van de rekspanningen van de riem bij het uitrekken, en begunstigt een uniforme samenstrekking van de riem over de gehele lengte in de samentrekkingsfase.
Tijdens de werking, onder verwijzing naar figuur 1, is de kabel 25 geplaatst en is de machine gestart, waarbij de helft van de uitrekbare langwerpige organen 6 zich in de samentrekkingsfase bevindt en met de punten samenwerkt, terwijl de andere helft in de samentrekkingsfase verkeert en niet met de punten samenwerkt. Op elke trommel (2, 3, 4), bevindt zich een achtereenvolgend aantal vaste sectoren S, S', ... en 30 dergelijke, die elk overeenkomen met een uitrekkings-samentrekkingsfa-se, de uitrekkingsfase komt overeen met een halve sector A, A" ... en dergelijke en de samentrekkingsfase met een halve sector B, B' ... en dergelijke. Indien bij de eerste uitrekkingstrap S, op de trommel 2, een uitrekbaar langwerpig orgaan 6 aankomt bij de plaats a bij het be-35 gin van de sector A, begint hij op dit punt zijn uitrekkingsfase en tegelijkertijd wordt de samenwerking met de punten verkregen. De uitrekking wordt verkregen tijdens de hele weg over de boog ab, en de kabel ondergaat een eerste uitspreid!ngsfase. Aangekomen op punt b, wordt tegelijkertijd de samenwerking met de punten gestopt, en begint de 40 samentrekkingsfase. Het langwerpige orgaan 6 doorloopt de boog bc 13 (sector B) en trekt daarbij samen en de kabel is niet langer onderworpen aan de punten van dit langwerpige element en ondergaat geen enkele verandering van zijn breedte. Op dit punt aangekomen heeft het langwerpige orgaan 6 zijn eerste uitrekkings-samentrekkingscyclus doorlopen, 5 en begint aan de tweede (sector Sl). Opnieuw werkt de kabel samen met de punten, wordt over zijn breedte bij de uitgang van de sector A opgenomen, wordt het langwerpige element uitgerekt over de weg van de boog cd (sector A‘) en de tweede fase van het spreiden uitgevoerd. Er wordt op gewezen dat het opnieuw samenwerken met de punten op dezelfde plaats 10 plaatsvindt op de kabel als het samenwerken met de punten bij a. Over de boog (sector B'), vindt de samentrekking plaats en wordt de samenwerking met de punten beëindigd. De uitrekkings-samentrekkingscycli worden zodoende uitgevoerd over vijf actieve trappen van de trommel 2, vervolgens over drie actieve trappen van de trommel 3 en tenslotte over 15 twee actieve trappen van de trommel 4. Bij de uitgang van de machine op het niveau van het stel 8, is de kabel onderworpen aan tien uitbrei-dingstrappen.
Bij het verlaten van de inrichting kan de laag opgenomen worden door een bekend middel teneinde hem daarna te behandelen of hem toe te 20 voeren aan een behandelingsinrichting voor de laag.
De werkingssnelheid van de inrichting hangt af van de dikte van de kabel, van zijn toevoer en van de herstel!ingssnelheid van de laag. Indien natuurlijk de laag direkt continu toegevoerd wordt aan andere behandelingsinrichtingen, zal de afvoersnelheid afhangen van de toe-25 voersnelheid voor de andere inrichting.
Als voorbeeld is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gebruikt voor het uitspreiden van een uit filamenten bestaande kabel die continu zijn en uit polytereftalaat bestaan van ethyleenglycol met een algemene dikte van 70 ktex, met 6,7 dtex voor de vezels. De machine 30 bevat 10 spreidingstrappen, waarbij de mate van uitspreiden voor elke trap 1,25 bedraagt. De breedte van de kabel bij de invoer in de eerste trap bedraagt 22 cm. De breedte van de laag bij de uitgang van de machine bedraagt 207,5 cm. De werkingssnelheid is 70 m/min. De verkregen laag is volkomen regelmatig. Het geleidelijk laden van de laag van 35 de ene trap naar de andere verzekert een uniforme spreiding van de kabel. Op dit punt worden de ongemakken van de bekende inrichtingen vermeden. De vermenigvuldiging van de uitspreidingstrappen maakt het daarenboven mogelijk om een aanzienlijke algemene mate van uitspreiding te verkrijgen, groter dan 10, waarbij de mate van uitspreiding in elke 40 trap beperkt blijft, hetgeen een goed gedrag van de mechanische organen 14 verzekert, in het bijzonder van de uitrekbare langwerpige organen met punten.
Daarenboven maakt de onderhavige inrichting, in vergelijking met de inrichting uitgevonden door de aanvraagster en genoemd in de stand 5 van de techniek van de onderhavige aanvrage, het mogelijk om op materiaal te besparen en dus op de kosten, en levert kleinere afmetingen. Voor hetzelfde aantal uitspreidingstrappen, waren voor de eerste inrichting veertig ui trekbare langwerpige organen nodig, terwijl er bij de onderhavige slechts dertig nodig zijn.
10 In de middelen voor het uitrekken en samentrekken, maakt de ver vanging van de nokken door kruk-drijfstangsystemen, waartoe de onderhavige inrichting zich goed leent, ook een kostenbesparing mogelijk. Daarenboven brengt de plaatsing in een driehoek van de trommels een plaatswinst op de grond die aanzienlijk is. Er wordt ook op het ratio-15 nele karakter gewezen van het samenwerken met de punten en het niet samenwerken met de punten, dat loodrecht op de laag en met behulp van een positieve bediening wordt uitgevoerd.
Met de inrichting volgens de uitvinding is het mogelijk om elke kabel te behandelen die uit continue filamenten bestaat, gekroesd of 20 niet, en die uit kunstmatig materiaal danwel synthetisch materiaal bestaan.
De verkregen niet geweven laag kan gebruikt worden in een groot aantal toepassingen van niet geweven artikelen bijvoorbeeld: meubels (behang, kleding), ondersteuning voor het aanbrengen van een laag door 25 onderdompeling, kleding, opvullen of versterken (bij kleding of bedde-goedartikelen), industriële toepassingen en dergelijke. Hij kan gebruikt worden voor het vervaardigen van samengestelde gelaagde artikelen, door middel van naaien, of andere middelen voor andere dragers, van textiel of niet. Het is ook mogelijk om het uitspreiden van diverse 30 op elkaar gestapelde kabels uit te voeren, bijvoorbeeld met verschillende dikte, aanzicht, (gekroesd of niet gekroesd) en/of met verschillende kleuren.
Natuurlijk is de uitvinding niet beperkt tot het beschreven voorbeeld maar omvat alle andere uitvoeringsvormen van de verschillende or-35 ganen van de machine, waarbij binnen de omvang van de algemene bepaling wordt gebleven.

Claims (10)

1. Inrichting voor het uitspreiden van een uit continue filamenten bestaande kabel, met het kenmerk, dat hij ten minste een uitspreid!ngs-5 samenstel bevat welke ten minste in combinatie bevat: - een in draairichting aangedreven trommel, - uitrekbare langwerpige organen die in draarichting vast zijn ten opzichte van de trommel, aangebracht op de omtrek van deze laatste volgens de beschrijvende lijnen, waarbij elk orgaan voorzien is van ten 10 minste een reeks punten die naar het uitwendige gekeerd zijn, - middelen waarmee de langwerpige onderdelen onderworpen worden aan verscheidene afwisselende fasen voor het uitrekken en samentrekken tijdens een omwenteling van de trommel, - middelen voor het toevoeren van de kabel naar de uitrekbare 15 langwerpige organen en middelen om de uitgespreide kabel opnieuw op te pakken, - middelen voor het onderwerpen van de kabel aan de werking van de punten tijdens de uitrekkingsfase en hem te onttrekken aan hun werking tijdens de samentrekkingsfase.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de midde len voor het onderwerpen van de uitrekbare langwerpige organen aan achtereenvolgende afwisselende fasen voor het uitrekken en samentrekken . bevatten: - een reeks kruk-drijfstangsystemen, gemonteerd aan de twee uit- 25 einden van de trommel, die elk behoren bij en verbonden zijn aan het uiteinde van ten minste een uitrekbaar langwerpig orgaan, - een konisch tandwiel dat coaxiaal vast bevestigd is aan de trommel en aangebracht op elk van de twee uiteinden van deze, - planeetwielen behorend bij elk kruk-drijfstangsysteem welke de 30 verdraaiing van de kruk verzekeren door middel van het bijbehorende konische tandwiel.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kruk-drijfstangsysteem behoort bij en verbonden is aan het uiteinde van een enkel uitrekbaar langwerpig orgaan zodanig dat een heen en weer gaande 35 beweging van de voet van de drijfstang overeenkomt met een ui trekki ngs-samentrekki ngscyclus.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk kruk-drijfstangsysteem behoort bij en verbonden is aan het uiteinde van twee uitrekbare langwerpige organen die op elkaar volgen zodanig dat een 40 heen en weer gaande beweging van de voet van de drijfstang overeenkomt met een uitrekkings-samentrekkingscyclus en dat wanneer een orgaan wordt uitgerekt, het andere bijbehorende element samentrekt.
5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk. dat de toevoermiddelen van de kabel naar de uitrekbare langwerpi- 5 ge organen een gekromde staaf bevatten en dat de middelen voor het opnieuw opnemen van de uitgespreide kabel een stel aandrukrollen bevat.
6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat de middelen voor het onderwerpen van de kabel aan de werking van de punten tijdens de uitrekkingsfasen, en om hem te onttrekken aan 10 hun werking tijdens de samentrekkingsfasen, bevatten: - een optil orgaan voor de kabel aangrenzend aan een evenwijdig aan elk ui trekbaar langwerpig orgaan, - een vaste bedieningsnok die aangebracht is op elk van de twee uiteinden van de trommel coaxiaal ten opzichte van de laatste, welke 15 nok voorzien is van een nokweg welke sectorgebieden bevat die op elkaar volgen, die elk overeenkomen met een uitrekkings-samentrekkingscyclus, - een hefboom behorend bij elk van de uiteinden van elk orgaan voor het optillen van de kabel, welke hefboom aan de ene kant scharnierend bevestigd is op de trommel en aan de andere kant verbonden is aan 20 de weg van de nok en aan het optil orgaan.
7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat elk ui trekbaar langwerpig orgaan gevormd wordt door ten minste een riem van elastisch materiaal.
8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 7, met het ken-25 merk, dat bij elk langwerpig uitrekbaar orgaan twee coulissen behoren die direkt of indirekt daarmee in aanraking zijn, welke coulissen aangedreven worden door middelen welke de uitrekbare langwerpige organen onderwerpen aan de uitrekkings- en samentrekkingsfasen, en welk een bijdrage leveren tot het vervormen van het langwerpige orgaan tijdens 30 deze fasen.
9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 8, met het kenmerk. dat hij verscheidene samenstellingen bevat volgens de conclusies 1 t/m 8, die achter elkaar geplaatst zijn.
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat hij drie 35 samenstellingen bevat volgens de conclusie 1 t/m 8, waarvan de assen aangebracht zijn op de toppen van een gelijkzijdige driehoek. \ ‘ Λ • - 1
NL8601018A 1985-04-29 1986-04-21 Inrichting voor het uitspreiden van een kabel van continue filamenten. NL8601018A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR8506636A FR2581086B1 (fr) 1985-04-29 1985-04-29 Dispositif pour l'etalement d'un cable de filaments continus
FR8506636 1985-04-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8601018A true NL8601018A (nl) 1986-11-17

Family

ID=9318871

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8601018A NL8601018A (nl) 1985-04-29 1986-04-21 Inrichting voor het uitspreiden van een kabel van continue filamenten.

Country Status (9)

Country Link
BE (1) BE904690A (nl)
CH (1) CH667678A5 (nl)
DE (1) DE3614396A1 (nl)
ES (1) ES8704561A1 (nl)
FR (1) FR2581086B1 (nl)
GB (1) GB2175614B (nl)
IT (1) IT1191738B (nl)
LU (1) LU86378A1 (nl)
NL (1) NL8601018A (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6311377B1 (en) * 1998-04-28 2001-11-06 Owens Corning Fiberglass Technology, Inc. Apparatus and method for spreading fibrous tows into linear arrays of generally uniform density and products made thereby
US20080289743A1 (en) 2003-05-02 2008-11-27 Tsotsis Thomas K Highly porous interlayers to toughen liquid-molded fabric-based composites
EP2147776A1 (de) 2008-07-23 2010-01-27 SGL Carbon SE Verfahren zur Herstellung eines Fasergelege-verstärkten Verbundwerkstoffs, sowie Fasergelege-verstärkte Verbundwerkstoffe und deren Verwendung
FR2975939B1 (fr) 2011-06-01 2014-05-09 Hexcel Reinforcements Ruban voile presentant une resistance au delaminage amelioree
EP2796599B1 (en) * 2011-12-22 2016-12-14 Teijin Limited Method for manufacturing reinforcing fiber strands
CN110482322B (zh) * 2019-09-21 2021-11-30 义乌市明爱针织有限公司 一种理线盘及其纺织机

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH344806A (de) * 1955-04-06 1960-02-29 Glanzstoff Ag Vorrichtung zum Führen der Einzelfäden von Fadenscharen
US2952893A (en) * 1956-10-31 1960-09-20 Chicopee Mfg Corp Spring belt cross stretching machine
FR1222394A (fr) * 1958-04-30 1960-06-09 Peigne extensible
FR1418403A (fr) * 1963-11-21 1965-11-19 Celanese Corp Bande diaphane de filaments continus crêpés et son procédé de fabrication
US3303547A (en) * 1964-12-01 1967-02-14 Johnson & Johnson Cross stretching machine for nonwoven webs
FR1498481A (fr) * 1965-07-29 1967-10-20 Snia Viscosa Procédé et appareillage pour la fabrication d'étoffes non tissées et produits obtenus suivant ce procédé
US3747161A (en) * 1971-08-20 1973-07-24 Johnson & Johnson Method for producing a rearranged fabric having improved cross-strength

Also Published As

Publication number Publication date
FR2581086A1 (fr) 1986-10-31
GB8610338D0 (en) 1986-06-04
BE904690A (fr) 1986-10-28
ES8704561A1 (es) 1987-04-01
LU86378A1 (fr) 1986-10-06
DE3614396A1 (de) 1986-10-30
IT1191738B (it) 1988-03-23
ES554456A0 (es) 1987-04-01
GB2175614B (en) 1988-06-02
IT8620194A1 (it) 1987-10-23
CH667678A5 (fr) 1988-10-31
GB2175614A (en) 1986-12-03
FR2581086B1 (fr) 1987-06-12
IT8620194A0 (it) 1986-04-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE2644309C2 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Behandeln von textilen Warenbahnen
DE2237335A1 (de) Verfahren zum herstellen von tuechern aus kunststoffaeden
EP0535288B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Krumpfen von textilen Geweben
NL8601018A (nl) Inrichting voor het uitspreiden van een kabel van continue filamenten.
DE1927863A1 (de) Maschine zur Querlegung von gekardetem Vlies
US3408709A (en) Method for softening fibrous sheet material
DE2318243C2 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Breitstrecken und Korrigieren von Stoffbahnen
EA003723B1 (ru) Устройство непрерывного натягивания для вязальной машины
EP0358136B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Behandeln von textilen Warenbahnen
US4249981A (en) Device for forming a web of parallel threads
DE2353431B2 (de) Vorrichtung zum kontinuierlichen behandeln einer in laengsrichtung zusammengesetzten textilbahn
DE1635124A1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Behandeln insbesondere von bahnfoermigem Textilgut
DE3601017A1 (de) Vorrichtung zum kompressiven schrumpfen von stoffen
DE3113046A1 (de) &#34;vorrichtung zum trocknen und heissmangeln&#34;
EP0107002B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Schrumpffreimachen von schlauchförmigem Textilgut
FI83380C (fi) Foerfarande foer utformning av degstaenger och anordning foer uttaenjning av deg.
EP2857577A1 (de) Vorrichtung zum Mangeln von Wäschestücken
DE2951295C2 (nl)
US4418856A (en) Apparatus for plaiting tow onto a conveyor
DE2803079C2 (de) Vorrichtung zum mechanischen Krumpfen einer Textilbahn
DE102008049344B3 (de) Trägerelement mit versetzten, seitlichen Aussparungen für eine Bürste
EP1522622A1 (de) Vorrichtung zum Entnadeln einer Warenbahn in einem Spannrahmen
DE919346C (de) Vorrichtung zum Vermindern des Schrumpfens von schlauchfoermiger Wirk- und Strickware
AT408670B (de) Verfahren und vorrichtung zum kontinuierlichen trocknen und krumpfen von textiler maschen- oder webware
CH331470A (de) Bäummaschine für bahnartiges Gut, z. B. Fadenscharen

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed