NL8600451A - Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler. - Google Patents

Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler. Download PDF

Info

Publication number
NL8600451A
NL8600451A NL8600451A NL8600451A NL8600451A NL 8600451 A NL8600451 A NL 8600451A NL 8600451 A NL8600451 A NL 8600451A NL 8600451 A NL8600451 A NL 8600451A NL 8600451 A NL8600451 A NL 8600451A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
motor
housing
motor housing
walls
elements
Prior art date
Application number
NL8600451A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8600451A priority Critical patent/NL8600451A/nl
Priority to EP87200282A priority patent/EP0234661A3/en
Priority to BR8700847A priority patent/BR8700847A/pt
Priority to JP1987024307U priority patent/JPH0450637Y2/ja
Priority to US07/018,212 priority patent/US4766587A/en
Publication of NL8600451A publication Critical patent/NL8600451A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B33/00Constructional parts, details or accessories not provided for in the other groups of this subclass
    • G11B33/02Cabinets; Cases; Stands; Disposition of apparatus therein or thereon
    • G11B33/08Insulation or absorption of undesired vibrations or sounds
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02KDYNAMO-ELECTRIC MACHINES
    • H02K5/00Casings; Enclosures; Supports
    • H02K5/24Casings; Enclosures; Supports specially adapted for suppression or reduction of noise or vibrations

Description

Λ ΡΗΝ 11.650 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler"
De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler, voorzien van een behuizing, van welke motor het motorhuis gerekend ten opzichte van de raotoras in radiale richting elastisch is opgehangen 5 aan motorsteunen, die een vaste positie binnen de behuizing innemen, waartoe ophangelementen uit elastisch en trillingen dempend materiaal tussen bevestigingselementen op het motorhuis en de motorsteunen aangebracht zijn.
Bij veel elektrische apparaten, zoals platenspelers, is het 10 gewenst om de aandrijfmotor zodanig aan te brengen binnen de behuizing dat motortrillingen goed gedempt worden, zodat geen hinder van deze trillingen ondervonden wordt. Hiertoe worden tussen het motorhuis en de behuizing van het apparaat ophangelementen, gevormd door veren aangebracht, welke bij voorkeur in radiale richting op het motorhuis aan-15 grijpen en voldoende stijfheid bezitten om draaibewegingen van het mo-torhuis effektief tegen te gaan. Een voorbeeld van een dergelijke be-vestigingsinrichting is bekend uit het Zwitserse octrooischrift ‘467.424. Bij de bevestiging van het motorhuis is de montage van de ophangelementen tussen het motorhuis en de motorsteunen een betrekkelijk gecompliceerde bezigheid, waarbij veel oplettendheid nodig is en welke betrekkelijk veel tijd vraagt.
Bij de bekende bevestigingsinrichting is het mogelijk dat het motorhuis ten gevolge van een stoot of schok een overmatige beweging in axiale richting uitvoert. Dit kan bijvoorbeeld optreden tijdens 25 transport.
De uitvinding beoogt derhalve een bevestigingsinrichting van hiervoor genoemde soort te verschaffen, waarbij de montage eenvoudig en snel uitvoerbaar is, terwijl na aanbrengen de bevestiging van het motorhuis beveiligd is tegen optredende overmatige belasting van de op-30 hangelementen.
De uitvinding wordt hiertoe gekenmerkt doordat de bevestigingsinrichting ophangringen omvat, welke de ophangelementen vormen en v ,· h o i ¢. r PHN 11.650 2 om de bevestigingselementen en de motorsteunen geslagen liggen, alsmede op het motorhuis aanwezige aanslagdelen, welke bij bewegingen van het motorhuis in axiale richting oplopen tegen vast binnen de behuizing opgestelde begrenzingswanden en daardoor genoemde bewegingen begrenzen.
Het toepassen van de ophangringen verschaft de mogelijkheid 5 om snel en eenvoudig de demping van de bevestigingsinrichting in voorkomend geval te optimaliseren door ringen toe te passen, welke aangepast zijn aan de trillingspatronen van de toegepaste delen van het apparaat, in het bijzonder de aandrijfmotor en het gestel. De aanslagdelen, welke de axiale bewegingen van het motorhuis in twee tegengestelde 10 richtingen begrenzen, leveren een transportveiligheid op, toch zijn tevens van voordeel indien het motorhuis van buiten de behuizing met de hand aangeraakt kan worden, waarbij door het oplopen tegen de begrenzingswanden een te grote beweging van het motorhuis voorkomen wordt.
Daar aldus effektief voorkomen wordt dat ten gevolge van een te grote 15 beweging de bevestigingselementen los komen van de ophangringen, biedt de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding voldoende zekerheid dat het motorhuis na montage in het apparaat in de ringen opgehangen blij ft.
Een voorkeursvorm van een bevestigingsinrichting volgens de 20 uitvinding wordt gekenmerkt, doordat positioneringsmiddelen aanwezig zijn, welke na een draaiing van het motorhuis om de motoras en een uitrekken van de ophangringen genoemde aanslagdelen en begrenzingswanden onderling zodanig positioneren dat de aanslagdelen ongehinderd in axiale richting langs de begrenzingswanden beweegbaar zijn. Doordat de po-25 sitioneringsmiddelen tijdens het aanbrengen van het motorhuis ervoor zorgen dat- de aanslagdelen ongehinderd in axiale richting langs de begrenzingswanden bewegen kunnen, kan tijdens de montage na draaiing van het motorhuis tijdens een gelijktijdig uittrekken van de ophangringen het motorhuis gemakkelijk en snel aan de motorsteunen bevestigd 30 worden.
• Een verdere voorkeursvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat het motorhuis althans ten dele in een uitsparing in een wand van de behuizing van het apparaat gestoken ligt en althans een axiale eindwand van het motorhuis van v9 buiten de behuizing toegankelijk is, waarbij de begrenzingsdelen een beweging van het motorhuis ten opzichte van genoemde wand en de behui- i ’J - 4 0 1 PHN 11650 3 ♦“SSrfP · ...
zing in binnenwaartse richting begrenzen.
Door het raotorhuis door te laten lopen tot in genoemde uitsparing neemt het motorhuis binnen de behuizing in axiale richting zo gering mogelijk hoogte in. Hierdoor kan bijvoorbeeld bij een platenspeler de hoogte van het apparaat beperkt blijven. Ook indien vanwege de uitsparing de motor van buitenaf met de hand toegankelijk is, is de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding van groot voordeel, daar immers de begrenzingsdelen voorkomen dat het motorhuis tijdens aanraken te ver verplaatst kan worden, waardoor de ophangringen en/of de aansluitdraden van de motor beschadigd zouden kunnen worden.
Nog een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de aanslagdelen gelegen zijn op zich in radiale richting uitstrekkende nokken, welke tevens stuurwanden omvatten, die deel uitoaken van de positioneringsmiddelen, welke stuurwanden na genoemde draaiing van het motorhuis langs vast binnen de behuizing opge- 15 stelde, tot de positioneringsmiddelen behorende geleidingswanden geleid worden, waardoor de aanslagdelen gepositioneerd worden ten opzichte van de begrenzingswanden. Door de nokken te combineren met de stuurwanden vindt de onderlinge positionering van de aanslagdelen en begrenzingsde-len gemakkelijk plaats, zodat na genoemde verdraaiing van het motorhuis tijdens geleiding van de stuurwanden langs de geleidingswanden een gemakkelijke montage van het motorhuis verkregen wordt.
Een verdere voorkeursvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de positioneringsele-raenten voorzien zijn van zich ongeveer evenwijdig aan de motoras uit-strekkende eerste geleidingswanden en van een scherpe hoek met de motoras insluitende tweede geleidingswanden, langs welke tweede geleidingswanden tijdens het in axiale richting bewegen van het motorhuis de stuurwanden naar de eerste geleidingswanden geleid worden, ten gevolge van welke geleiding het motorhuis de draaibeweging uitvoert. Door de
Ou een scherpe hoek met de motoras insluitende tweede geleidingswanden vindt tijdens het monteren van het motorhuis een gemakkelijk verlopende geleiding van stuurwanden naar de eerste geleidingswanden plaats, zodat tijdens de montage een minimum aan oplettendheid nodig is en de montage 3g gemakkelijk en snel kan plaatsvinden.
Nog een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de positioneringselementen tevens de motorsteunen ^ * · ·-» • 1 i *» .. - 1 ‘ j PHN 11.650 4 en de nokken op het motorhuis tevens de bevestigingselementen vormen. Door de positioneringselementen ook de motorsteunen en de nokken op het motorhuis tevens de bevestigingselementen te laten vormen omvat de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding slechts een minimum aantal onderdelen.
5
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een aantal in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. Hierbij tonen:
Figuur 1 een perspektivisch aanzicht op een bevestigingsin-richting volgens de uitvinding met delen van een elektrisch apparaat, 10 gevormd door een platenspeler;
Figuur 2a een bovenaanzicht op de bevestigingsinrichting volgens figuur 1 tijdens het aanbrengen van de aandrijfmotor;
Figuur 2b een bovenaanzicht als in figuur 2a na het aanbrengen van de aandrijfmotor; 15
Figuur 3 op afwijkende schaal een zijaanzicht op een deel van de bevestigingsinrichting en de aandrijfmotor volgens figuur 1;
Figuur 4 een zijaanzicht als in figuur 3 op de bevestigingsinrichting, aangepast voor de toepassing van een anders gevormde op-hangring; 20
Figuur 5 op andere schaal een explosie-aanzicht op een bevestigingsinrichting met bijbehorende aandrijfmotor in een tweede uitvoeringsvorm;
Figuur 6 een explosie-aanzicht op een bevestigingsinrichting met bijbehorende aandrijfmotor in een derde uitvoeringsvorm.
25
Figuur 7 een explosie-aanzicht op een bevestigingsinrichting met bijbehoudende aandrijfmotor in een vierde uitvoeringsvorm.
In Figuur 1 is een deel van een elektrisch apparaat weergegeven, dat bij wijze van voorbeeld wordt gevormd door een platenspeler. Deze omvat een behuizing 1 met een wand 2 , waarop een draaitafel 30 3 roteerbaar is gelagerd. De platenspeler is van een op zich bekende soort, welke algemeen toegepast wordt. Een voorbeeld van een dergelijke platenspeler is getoond in de tervisiegelegde Nederlandse octrooiaanvrage nummer 83-04334 van aanvraagster (PHN10.889) en derhalve zijn verdere delen van de platenspeler niet weergegeven. De wand 2 vormt 35 een bodemwand van de behuizing 1. Op de bovenzijde van de wand 2 zijn een drietal motorsteunen 4 aanwezig, welke door middel van spuitgieten : 51 i ___ PHN 11.650 5 als een eenheid met de wand 2 uit kunstof zijn vervaardigd. Als weergegeven in Figuur 1 zijn een drietal steunen 4 aanwezig. Deze strekken zich ongeveer loodrecht op de wand 2 uit en zijn elk voorzien van een drietal verstevigingsribben 5a, 5b en 5c.
5 Als zichtbaar in Figuur 2 zijn de steunen 4 regelmatig ver deeld opgesteld om het motorhuis 6 van een aandrijfmotor 7 en bezitten de steunen 4 in bovenaanzicht een halfronde vorm. Ter bevestiging van de motor 7 zijn aan het motorhuis 6 nabij de bovenste axiale eindwand 8 van het motorhuis een drietal bevestigingsdelen 9 aangebracht, bij 1(} voorkeur eveneens gevormd uit kunststof. De bevestigingsdelen strekken zioh vanaf het motorhuis 6 uit in radiale richting tot op enige afstand van de bijbehorende motorsteun 4. Nabij het van het motorhuis 6 afgekeerde einde is aan de onderzijde van elk bevestigingsdeel 9 een beves-tigingselement TO aanwezig, dat de vorm van een haak bezit.
Om de motorsteunen 4 liggen ophangelementen vormende ringen-11 geslagen, bestaande uit elastisch en trillingen dempend materiaal, welke ringen dienen voor het bevestigen van de motor 7 en door de keuze van het materiaal effectief voorkomen dat trillingen afkomstig van de motor 7 kunnen worden doorgegeven aan de draaitafel 3. De ringen 11 20 zijn bijvoorbeeld uit een kunstrubber vervaardigd en hebben in de situatie dat nog geen motor aangebracht is een dusdanige afmeting dat deze om de halfronde motorsteunen 4 blijven hangen. Hierbij is van belang dat elke motorsteun 4 voorzien is van uitsparingen 12 in de twee buitenste ruggen 5a, 5b terwijl de middelste rug 5c vanaf de wand 2 door-25 loopt tot onder de ring 11. Aldus kan elke ophangring op eenvoudige wijze aangebracht worden op de motorsteun 4,alvorens het bevestigings-element 10 op nog nader te beschrijven wijze ingehaakt wordt.
Aan de omtrek van het motorhuis 6 zijn nokken 13 aanwezig, welke als zichtbaar in Figuur 2b eveneens gelijkmatig verdeeld liggen 3Q aan de omtrek van het motorhuis, terwijl elke nok 13 op ongeveer gelijke afstand van twee aangrenzende motorsteunen 4 opgesteld is. In aangebrachte toestand ligt elke nok onder een begrenzingswand 14 van een po-sitioneringselement 15, dat eveneens als een eenheid met de wand 2 uit kunststof gevormd is. Het positioneringselement 15 heeft de vorm van 35 een strip die zich vanaf de wand 2 in opwaartse richting uitstrekt, waarbij gezien in bovenaanzicht volgens figuur 2b de bovenzijde van het positioneringselement een radiaal gericht verloop ten opzichte van de
: I
1 _ * PHN 11.650 6 motoras 7 a bezit. Hierbij vormen de opstaande hoofdwanden van het posi-tioneringselement 15 eerste geleidingswanden 16, waarvan de functie nog nader beschreven zal worden. Het positioneringselement 15 omvat nabij de bovenzijde een zich in de richting van het motorhuis 6 uitstrekkend 5 been, dat aan de onderzijde de begrenzingswand 14 omvat. De bovenzijde van het positioneringselement 15 omvat twee onderling aansluitende, een scherpe hoek insluitende tweede geleidingswanden 17» welke met de bo venzijde van de wand 2 een hoek van ongeveer 45 graden insluiten. In gemonteerde toestand ligt het motorhuis 6 althans ten dele gestoken in 10 een uitsparing 18 van de wand 2. In deze positie is de in de uitsparing 18 gelegen axiale eindwand 19 van de motorbehuizing vanaf de buitenzijde toegankelijk. Het voordeel van een dergelijke constructie is dat de bouwhoogte, welke door het motorhuis binnen de behuizing wordt ingenomen, relatief gering is. Daar in de praktijk de hoogte van motorhuis 6 15 voor een belangrijk deel bepalend is voor de totale hoogte van de be-'huizing van het apparaat kan op deze wijze de totale hoogte van de behuizing beperkt gehouden worden. Aldus is het van groot voordeel dat motorhuis 6 zich tot onder de bovenzijde van de wand 2 uitstrekt (zie Figuur 3).
20 Alvorens de motor aan te brengen worden eerst de elektri sche aansluitdraden op de motor aangebracht. Deze bedrading is niet in de tekening weergegeven. Vóór het aanbrengen van de aandrijftaotor 7 in de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding kan plaatsvinden worden de ophangringen 11 om de motorsteunen 4 geslagen. Dit kan eenvoudig en 25 snel plaatsvinden, daar de ringen gezien hun afmeting ten opzichte van de motorsteunen en de aanwezigheid van de uitsparingen 12 hun positie na aanbrengen op de steunen behouden. Vervolgens wordt de electromotor 7 met de bevestigingselementen 10 gehaakt in de ringen 11. Teneinde het monteren van de motor in de bevestigingsinrichting mogelijk te maken 30 wordt op een wijze als schematisch weergegeven in Figuur 3 de motor gekanteld en wordt het gezien volgens Figuur 2a op dit linkerbevesti-gingsdeel 9 gelegen bevestigingselement 10 gehaakt in de ring 11. Teneinde nu de nokken 13 onder de begrenzingswanden 14 van de positione-ringselementen 15 te kunnen brengen wordt vervolgens de motor gedraaid 35 in de richting tegengesteld aan de pijl A in Figuur 2a. Dit verdraaien kan gemakkelijk geschieden door de nokken 13 langs de tweede geleidingswanden 17 te laten glijden bij een gelijktijdig neerwaarts drukken . , f > · 1 * * 3 ΡΗΝ Π.650 7 van de motor. Bij het neerwaarts bewegen glijden zijwanden 20 van de nokken 13 langs de eerste geleidingswanden 16, zodat na de draaiing van het motorhuis om de as 7a en een uitrekken van de ring 11 de nokken gemakkelijk in axiale richting neerwaarts beweegbaar zijn langs de uit-5 stekende benen van de positioneringselementen 15. In de verdraaide stand wordt nu het motorhuis 6 met het bevestigingselement 10, dat gezien volgens Figuur 2a op het rechtsboven gelegen bevestigingsdeel 9 aanwezig is, bewogen naar de aangrenzende motorsteun 4 en wordt het bevestigingselement 10 gestoken in de aangrenzende ring 11. Hierop vindt 10 eenzelfde beweging van het motorhuis plaats in de richting van de rechtsonder gelegen motorsteun 4 en wordt het aldaar aanwezige bevestigingselement 10 gestoken in de bevestigingsring 11. Nadat dit geschied is en de nokken 13 tot onder de begrenzingswanden 14 bewogen zijn, wordt de motor 7 teruggedraaid in de richting volgens de pijl A onder 15 invloed van de elasticiteit van de ringen 11. In de eindstand neemt nu het motorhuis 6 een positie in als weergegeven in Figuur 2b. Na het monteren van de aandrijfmotor in de bevestigingsinrichting wordt vervolgens cm een aan de bovenzijde van het huis 6 aanwezige motorpoelie 21 een aandrijfsnaar 22 geslagen, welke verder aangebracht wordt om de 20 omtrek van de draaitafel 3. Aldus is nu de aandrijving van de draaitafel vanaf de motor 7 gereed.
Wanneer bijvoorbeeld tijdens transport stoten op de behuizing 6 worden uitgeoefend, wordt effectief voorkomen dat een te grote axiale beweging van het motorhuis 7 kan optreden. Een opwaartse respec-25 tievelijk neerwaartse axiale beweging wordt begrensd door een oplopen van de aanslagdelen 13 tegen de begrenzingswanden 14, respectievelijk tegen de wand 2. Deze begrenzing is verder van voordeel daar in de weergegeven uitvoeringsvorm de wand 2 onder de motor 7 open is en de motor 7 bij aanraken abusievelijk naar binnen gedrukt zou kunnen wor-30 den. Dit naar binnen drukken wordt steeds begrensd door het oplopen van de aanslagdelen 13 tegen de begrenzingswanden 14. Aldus wordt voorkomen dat de bevestigingselementen 10 loskomen van de ringen 11, en dat beschadiging aan de bevestigingsinrichting en/of de eleotrische bedrading kan optreden, terwijl verder verhinderd wordt dat de aandrijfsnaar ten 35 gevolge van een te grote beweging van de aandrijfmotor los komt van de aandrijfpoelie 21 en/of de draaitafel. Om het motorhuis te kunnen losmaken uit de bevestigingsinrichting dient men het motorhuis opnieuw te 7 v PHN 11.650 8 verdraaien om de as 7a; eerst daarna kunnen de aanslagdelen 13 voorbij de begrenzingswanden 14 bewogen worden. Opgemerkt wordt dat bij voorkeur in de gemonteerde stand een geringe afstand aanwezig is tussen de aanslagdelen 13 en de begrenzingswanden 14 teneinde optredende trek-5 spanningen in de aandrijfsnaar 22 te kunnen compenseren. Dergelijke trekspanningen kunnen een geringe kanteling van het motorhuis tot gevolg hebben. Een te grote kanteling wordt evenwel voorkomen door een oplopen van de nokken 13 tegen de begrenzingswanden 14, Ook is de eenvoudige montage bij de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding van 10 belang. Tijdens het monteren van de aandrijfmotor kunnen de bevesti-gingselementen 10 eenvoudig en snel in de ringen 11 gestoken worden, terwijl voor het passeren van de begrenzingswanden 14 geen speciale aandacht nodig is daar bij het neerwaarts drukken van de motor 7 automatisch ten gevolge van de schuin verlopende tweede geleidingswanden 17 15 een verdraaiing optreedt van het motorhuis. Hierdoor kunnen de nokken 13 eenvoudig onder de begrenzingswanden 14 gebracht worden. De toegepaste ophangringen 11 bieden de mogelijkheid om eenvoudig de gewenste demping van de motortrillingen aan te passen aan de specifieke tril-lingseigenschappen van het apparaat, in het bijzonder van de 20 betreffende motor 7. Dit is in het bijzonder van belang bij toepassing van de bevestigingsinrichting in apparaten zoals platenspelers, welke veelal van verschillend uitgevoerde motoren en behuizingen voorzien worden.
In Figuur 4 is weergegeven in een alternatieve uitvoering 25 van de bevestigingsinrichting volgens de 'Figuren 1 tot 3 hoe met eenvoudige wijzigingen de bevestigingsinrichting ook geschikt is voor het aanbrengen van een ophangring 23 met een grotere hoogte, gemeten evenwijdig aan de motoras 7a. Overeenkomstige onderdelen zijn met eenzelfde verwijzingscijfer weergegeven. Figuur 4 geeft daarmee duidelijk aan dat 30 bevestigingsinrichting volgens de uitvinding geschikt is voor het toepassen van ophangringen met uiteenlopende afmetingen.
In Figuur 5 is een andere uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij het belangrijkste verschil ten opzichte van de vorige uitvoeringsvorm is dat nu 35 de positioneringselementen tevens de motorsteunen en de nokken op het motorhuis tevens de bevestigingselementen vormen. Hiertoe zijn een drie-tal positioneringselementen 24 aanwezig op de wand 2. Deze bestaan' 1 -4 - j r Λ PHN 11.650 9 uit twee opstaande benen 25, die zich onderling evenwijdig uitstrekken en die aan de bovenzijde onderling verbonden zijn door een brugstuk 26. Dit brugstuk is voorzien van uitsparingen 27, waarom de ophangring-en 11 geslagen liggen. Aldus zijn ook in deze uitvoeringsvorm de op-5 hangringen gemakkelijk vooraf te monteren. In elk brugstuk is een eerste geleidingswand 28 aanwezig, welke zich evenwijdig uitstrekt aan de motoras 7a. Aansluitend op de eerste geleidingswand 28 is een tweede geleidingswand 29 op het brugstuk 26 gevormd, welke wand 29 een scherpe hoek insluit met de geleidingswand 28. Zoals weergegeven in Figuur 5 10 loopt de geleidingswand 2 vanaf de linkerzijde van het brugstuk 26 in de richting van de geleidingswand 28 neerwaarts ten opzichte van de bovenzijde van de wand 2. Zoals reeds vermeld draagt het motorhuis 6 be-vestigingselementen, gevormd door nokken 30 met een dubbele funktie.
Hierbij zijn de nokken 30 aan de naar het huis 6 toegekeerde zijde 15 voorzien van uitsparingen 31, bestemd om de ringen 11 in te kunnen haken. Verder dragen de nokken 30 aan de buitenzijde aanslagdelen 32a en 32b, in funktie vergelijkbaar met de aanslagdelen 13 in de vorige uitvoeringsvorm en welke bij beweging in axiale richting oplopen tegen een begrenzingswand op de onderzijde van het brugstuk 26, respektievelijk 20 tegen de wand 2. Het aanbrengen van de aandrijflnotor 7 geschiedt hier op een wijze vergelijkbaar met de eerste uitvoeringsvorm. Eén der nokken 30 wordt in de ring 11 gehaakt, waarbij het aanslagdeel 32b glijdt over de tweede geleidingswand 29 en vervolgens een stuurwand 30a op de nok 30 glijdt langs de eerste geleidingswand 28. Hierbij neemt de motor 25 de verdraaide stand in vergelijkbaar met de wijze als in Figuur 2a weergegeven. Vervolgens wordt de motor achtereenvolgens achter de twee andere ringen 11 gehaakt. Het voordeel bij deze constructie is dat het aanbrengen van de nokken 30 geschiedt tijdens een zeer gemakkelijk verlopende verdraaiing van het motorhuis ten gevolge van de schuin verlo-30 pende tweede geleidingswanden 29. Ha aanbrengen is de onderste axiale wand 19 van de motor opnieuw gelegen in de uitsparing 18. Bij deze constructie kan ten gevolge van de integratie van een aantal onderdelen de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding samengesteld worden uit een gering aantal onderdelen.
35 In de alternatieve uitvoeringsvorm, weergegeven in Figuur 6, is aangegeven dat het ook mogelijk is de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding toe te passen bij een motorhuis, welke een relatief ' ! PHN 11.650 10 <τ· ς- grote axiale hoogte bezit. Hiertoe wordt het motorhuis voorzien van twee series bevestigingselementen, waarbij eerste bevestigingselementen 32 aan de bovenzijde en tweede bevestigingselementen 33 nabij de onderzijde van het motorhuis gelegen zijn. Hierbij zijn de bevestigingsele-5 menten van de eerste en de tweede serie onderling verdraaid opgesteld. De eerste bevestigingselementen 32 worden via ringen 11 verbonden met positioneringselementen 24 die identiek zijn uitgevoerd als de positio-neringselementen 24 in Figuur 5. De tweede bevestigingselementen 33 worden verbonden met verdere motorsteunen 34, tevens, voorzien van ring-10 en 11. Op deze wijze kan ook bij een relatief hoge motor een stabiele bevestiging met bevestigingsinrichting volgens de uitvinding verkregen worden. Het bevestigen van de motor geschiedt in principe op een wijze vergelijkbaar met de voorgaande uitvoeringsvormen.
In fig. 7 is weergegeven dat in een alternatieve uitvoe-15 ringsvorm de montage van het motorhuis 6 ook zonder verdraaiing kan geschieden. In deze uitvoeringsvorm is het brugstuk niet voorzien van de geleidingswanden 28a en 29a. Hier geschiedt het aanbrengen alleen door een kantelen van het motorhuis. Ook in deze uitvoeringsvorm is een beveiliging tegen grote axiale bewegingen van het motorhuis 6 aanwezig, 20 zij het zonder de extra beveiliging van de vorige uitvoeringsvorm, bij welke ten behoeve van de montage eerst het motorhuis verdraaid dient te worden.
25 30 35 * "3 ;
.· V J

Claims (9)

1. Bevestigingsinrichting voor een aandrijfinotor in een elek trisch apparaat, zoals een platenspeler, voorzien van een behuizing, van welke motor het motorhuis gerekend ten opzichte van de motoras in radiale richting elastisch is opgehangen aan motorsteunen, die een 5 vaste positie binnen de behuizing innemen, waartoe ophangelementen uit elastisch en trillingen dempend materiaal tussen om bevestigingselemen-ten op het motorhuis en de motorsteunen aangebracht zijn, met het kenmerk, dat de bevestigingsinrichting omvat - ophangringen, welke de ophangelementen vormen en om de bevestigings-10 elementen en de motorsteunen geslagen zijn, - op het motorhuis aanwezige aanslagdelen, welke bij bewegingen van het motorhuis in axiale richting oplopen tegen vast binnen de behuizing opgestelde begrenzingswanden en daardoor genoemde bewegingenbegren-zen.
2. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat positioneringsmiddelen aanwezig zijn, welke na een draaiing van het motorhuis om de motoras en een uitrekken van de ophangringen genoemde aanslagdelen en begrenzingswanden onderling zodanig positioneren dat de aanslagdelen ongehinderd in een axiale richting langs de begrenzings-20 wanden beweegbaar zijn.
3. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het motorhuis althans ten dele in een uitsparing in een wand van de behuizing van het apparaat gestoken ligt en althans één axiale eindwand van het motorhuis van buiten de behuizing toegankelijk 25 is, waarbij de begrenzingsdelen een beweging van het motorhuis ten opzichte van genoemde wand en de behuizing in binnenwaartse richting begrenzen.
4. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de aanslagdelen gelegen zijn op zich in radiale richting 30 uitstrekkende nokken, welke tevens stuurwanden omvatten, die deel uitmaken van de positioneringsmiddelen, welke stuurwanden na genoemde draaiing van het motorhuis langs vast binnen de behuizing opgestelde, tot de positioneringsmiddelen behorende geleidingswanden geleid worden, waardoor de aanslagdelen gepositioneerd worden ten opzichte van de be-35 grenzingswanden.
5. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat binnen de behuizing met genoemde wand van de behuizing verbonden . ' i t ς PHN 11,650 12 positioneringselementen aanwezig zijn, die elk van geleidingswanden en begrenzingswanden voorzien zijn.
6':. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de positioneringselementen voorzien zijn van zich ongeveer evenwij-5 dig aan de motoras uitstrekkende eerste geleidingswanden en van een scherpe hoek met de motoras insluitende tweede geleidingswanden, langs welke tweede geleidingswanden tijdens het in axiale richting bewegen van het motorhuis de stuurwanden naar de eerste geleidingswanden geleid worden, ten gevolge van welke geleiding het motorhuis de draaibeweging 10 uitvoert.
7* Bevestigingsinriohting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk positioneringselement twee onderling aansluitende, een scherpe hoek insluitende tweede geleidingswanden omvat, alsmede twee eerste geleidingswanden . 15
8, Bevestigingsinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de positioneringselementen tevens de motorsteunen en de nokken op het motorhuis tevens de bevestigingselementen vormen.
9. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het motorhuis eerste en tweede bevestigingselementen draagt, welke 20 nabij een eerste respektievelijke tweede axiale eindwand van het motorhuis gelegen zijn en elk door middel van ophangringen aan een motor-steun bevestigd liggen. 25 30 35
NL8600451A 1986-02-24 1986-02-24 Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler. NL8600451A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600451A NL8600451A (nl) 1986-02-24 1986-02-24 Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler.
EP87200282A EP0234661A3 (en) 1986-02-24 1987-02-20 Electrical apparatus such as a disc-record player, comprising a mounting device for a drive motor
BR8700847A BR8700847A (pt) 1986-02-24 1987-02-23 Aparelho eletrico tal como um toca-discos
JP1987024307U JPH0450637Y2 (nl) 1986-02-24 1987-02-23
US07/018,212 US4766587A (en) 1986-02-24 1987-02-24 Electrical apparatus such as a disc-record player, comprising a mounting device for a drive motor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600451A NL8600451A (nl) 1986-02-24 1986-02-24 Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler.
NL8600451 1986-02-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8600451A true NL8600451A (nl) 1987-09-16

Family

ID=19847612

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600451A NL8600451A (nl) 1986-02-24 1986-02-24 Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4766587A (nl)
EP (1) EP0234661A3 (nl)
JP (1) JPH0450637Y2 (nl)
BR (1) BR8700847A (nl)
NL (1) NL8600451A (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE9200956D0 (sv) * 1992-03-27 1992-03-27 Peter Forsell Anordning foer drivning av skivspelare med svaenghjul enligt luftlagringsprincipen med hoeg rotationshastighet samt massa (gyro)
US5561658A (en) * 1994-02-06 1996-10-01 Nakamichi Corporation Friction drive for a disc player
DE19651735A1 (de) * 1996-12-12 1998-06-18 Behr Gmbh & Co Halterung für einen Motor, insbesondere einen Gebläserad-Elektromotor
DE19711079C2 (de) * 1997-03-18 1999-05-12 Georg Schlomka Elastische Halterung für schwingungsempfindliche bzw. schwingungsemittierende Baugruppen
US7251100B1 (en) * 1998-11-13 2007-07-31 Hitachi Global Storage Technologies Netherlands B.V. Mounting interface for a spindle motor
US6557816B2 (en) * 2000-02-07 2003-05-06 Fuji Photo Film Co., Ltd. Motor mounting structure and drive shaft mounting structure
US7585295B2 (en) * 2003-12-23 2009-09-08 Itos International Ltd. Thermal airflow tool and system
WO2008069091A1 (ja) * 2006-11-30 2008-06-12 Komatsu Ltd. 作業機械のキャブ支持装置
FR2926411B1 (fr) * 2008-01-15 2015-05-22 Valeo Systemes Thermiques Dispositif de support de moteur pour systeme de ventilation, chauffage et/ou climatisation.
US20130075572A1 (en) * 2010-06-18 2013-03-28 Suzuki Motor Corporation Structure for mounting electric vacuum pump

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE417966C (de) * 1925-08-22 Adolf Haase Elektromotorisch angetriebene Sprechmaschine
US1833789A (en) * 1929-04-03 1931-11-24 Theodore R Mitchell Sound reproducing instrument
US2070018A (en) * 1934-05-05 1937-02-09 Jerome W Mecklenburger Mounting for timepieces
DE714877C (de) * 1939-05-12 1941-12-09 Telefunken Gmbh Einrichtung zur Beseitigung des Brummgeraeusches bei elektroakustischen Geraeten
US2576271A (en) * 1943-05-20 1951-11-27 Felix L Yerzley Shock and vibration insulator
BE548144A (nl) * 1956-10-29 1956-06-15 Carrette Geb Pvba Ophanging van de motor van een droogmand
FR1166138A (fr) * 1957-01-16 1958-11-03 Suspension élastique pour moteur d'essoreuse ou application similaire et machines ainsi équipées
DE1109392B (de) * 1959-09-10 1961-06-22 Telefunken Patent Federnde Motoraufhaengung fuer Plattenspieler
DE1430171C3 (de) * 1961-09-01 1974-06-20 Maschinenfabrik Augsburg-Nuernberg Ag, 8500 Nuernberg Elastische Abstützanordnung zur Aufhängung eines Motors am Rahmen eines Straßen- oder Schienenfahrzeuges
DE1252785B (de) * 1963-07-09 1967-10-26 Licentia Gmbh Federelement zur Isolierung der axialen und Drehschwingungen kleiner Elektromotoren in Tongeraeten
FR1427312A (fr) * 1964-03-20 1966-02-04 Erwin Bonn Perfectionnements apportés aux essoreuses centrifuges
US3389881A (en) * 1965-07-17 1968-06-25 Philips Corp Resilient supports for rotating machine parts
FR1497829A (fr) * 1965-12-27 1967-10-13 Leybold S Nachfolger Fa E Suspension élastique
DE2802036A1 (de) * 1978-01-18 1979-07-19 Wolfgang Dockhorn Vorrichtung zur verbindung einer membran- oder schwingankerpumpe mit einem rahmen
US4396807A (en) * 1980-09-04 1983-08-02 Brewer George W Microphone mounting device
GB2115203B (en) * 1981-11-12 1985-10-30 Logic Limited A resilient mounting
BE897066A (fr) * 1983-06-16 1983-10-17 Staar Sa Dispositif destine a soustraire un appareil de lecture et/ou d'enregistrement a l'influence des sollicitations mecaniques

Also Published As

Publication number Publication date
US4766587A (en) 1988-08-23
JPS62142797U (nl) 1987-09-09
JPH0450637Y2 (nl) 1992-11-30
BR8700847A (pt) 1987-12-15
EP0234661A3 (en) 1988-03-23
EP0234661A2 (en) 1987-09-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8600451A (nl) Bevestigingsinrichting voor een aandrijfmotor in een elektrisch apparaat, zoals een platenspeler.
EP1785660B1 (en) Stand for a display device
KR101339200B1 (ko) 조립식 완구의 자석 장착구조
KR20140043277A (ko) 모터의 무캡 장착
CN106655554A (zh) 用于外转子电机的端盖
CN108070985A (zh) 一种洗衣机减震装置及洗衣机
US5493158A (en) Motor capacitor bracket
KR20090075389A (ko) 스탠드 장치 및 디스플레이 기기
KR101522647B1 (ko) 개방형 케이블 행거
CN206181158U (zh) 一种旋转支架手机套
JP6372852B2 (ja) 給電用ハーネスクランプ
CN107338616A (zh) 衣物处理装置
US2428285A (en) Vibration isolator
US10544847B2 (en) Linear damper with axially offset friction pad
JP2020529876A (ja) 洗濯機
DE60010369D1 (de) Elektrischer Brotröster und Teile dafür
US2641425A (en) Support
KR101453491B1 (ko) 빨래 건조대
KR20200017633A (ko) 옷걸이
JP2007117555A (ja) ドラム式洗濯機
JPH07100566B2 (ja) あや振り糸ガイド
US1327581A (en) Work-stand
JP4054203B2 (ja) 物干し竿掛け具
EP3152356B1 (en) A household appliance comprising a damping member
US900220A (en) Clothes-guard.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed