NL8501175A

NL8501175A - Draagbare balkklem.

Info

Publication number: NL8501175A
Application number: NL8501175A
Authority: NL
Original assignee: Gagnon Paul L
Priority date: 1984-04-26
Filing date: 1985-04-23
Publication date: 1985-11-18
Also published as: FR2563586B1; GB2157758B; AU4109285A; FR2563586A1; BR8501968A; JPS60252808A; DE3514562A1; AU571322B2; KR850007468A; US4541155A; GB8507832D0; LU85866A1; BE902268A; GB2157758A

Description

N.0. 33150

Draagbare balkklem.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op klemsamenstellen en meer in het bijzonder op inrichtingen die losneembaar bevestigd kunnen worden aan draagconstructies en in een verbinding daarvan voorzien naar last-dragende middelen.

5 Tijdelijke ophangstelsels zijn beschreven in de Amerikaanse oc- trooischriften 3.039.161 en 3.350.755. Het in het Amerikaanse octrooi-schrift 3.350.755 getoonde stelsel gebruikt een wig om onderling aanzettende vingers tegen de flenzen van een balk te drijven. De wig is voorzien van een oogbout voor verbinding met verschillende voorwerpen. 10 Een probleem met het vinger-wigstelsel is dat dit slechts gebruikt kan worden met I-balken. De doelmatigheid daarvan is enerzijds afhankelijk van het recht zijn van de randen van de balkflens en anderzijds of deze evenwijdig zijn. Het stelsel is eveneens onderhavig aan het losraken bij trilling of buigen van de balk. Bovendien is het zeer moeilijk 15 om gelijke verdeling van de belasting naar elke vinger te verzekeren, zowel uit het oogpunt van ontwerpen als uit het oogpunt van de gebruiker.

Het klem/ophangstelsel dat het dichtst bij de inrichting volgens de onderhavige uitvinding komt wordt getoond in de Amerikaanse octrooi-20 schrift 3.039.161 op naam van aanvrager. In dat octrooischrift is een U-vormige steun afgeheeld als scharnierend aan een stilstaande bek aangebracht. Een oogbout is met schroefdraad door de bek aangebracht en wordt gedraaid om een kracht tegen de steun uit te oefenen die op zijn beurt een balk tegen de bek houdt.

25 Een wezenlijk nadeel van het bovengenoemde stelsel is het gebrek aan veelzijdigheid daarvan. Dit kan niet gebruikt worden met grote I-balken of balken met lange flenzen vanwege de korte bepaalde klemope-ning. Bovendien heeft de klem een smal bekvlak en daarom ontbreekt het deze aan het vermogen om afdraaien te beletten veroorzaakt door dwars-30 krachten.

Bovendien wordt de belastingsterkte van de klem beperkt door de sterkte van de oogbout. In elke stand anders dan horizontaal beperken afschuifkrachten op de oogbout de omvang van de belasting die de klem veilig op kan nemen aanzienlijk. Dit nadeel is in het bijzonder wezen-35 lijk doordat vaak geen horizontale balken aanwezig zijn in het gebied waar men de klem wil gebruiken.

De onderhavige uitvinding voorziet in een verbeterde klem die aan alle soorten balken bevestigd kan worden. Binnen bepaalde ontwerpcrite-

. - Mi C

!' ’

- » ί ί. . V

r £ * 2 ria kan deze veilig zware lasten dragen onafhankelijk van de richting van de balk en biedt weerstand aan het afdraaien door dwarskrachten.

De klem omvat een beweegbare bek scharnierend aangebracht aan een stilstaande bek en een opening daartussen vormend. Een verankeringsas 5 is bevestigd aan de stilstaande bek en een klemschroef strekt zich door de as uit. Draaiing van de schroef brengt de beweegbare bek naar boven of naar beneden en opent of sluit de klemopening.

De ankeras is voorzien van een zwenkkraag, waarvan zich een draaibaar lastverbindingsmiddel uitstrekt. Dit maakt het direct in de rich-10 ting van de zwaartekracht belasten mogelijk terwijl draaien door krachten dwars op de klem beperkt wordt. Extra druk kan eveneens aanwezig zijn om de doelmatigheid van de klemkracht verder te verbeteren.

De beweegbare bek omvat een in langsrichting verstelbare klamp met een wigvormig aangrijpoppervlak. De klamp kan samenwerken met een aan-15 grijporgaan op de stilstaande bek om het flensdeel van een balk gewaarborgd aan te grijpen.

De uitvinding zal hieronder meer gedetailleerd aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden beschreven worden, die in de tekeningen afge-beeld zijn en waarin: 20 Fig. 1 een algemeen perspectivisch aanzicht is van de balkklem volgens de onderhavige uitvinding,

Fig. 2 een bovenaanzicht is van fig. 1,

Fig. 3 een dwarsdoorsnedeaanzicht is genomen langs de lijnen III-III uit fig. 2 en een balkdeel gestippeld op zijn plaats geklemd 25 tonend,

Fig. 4 een dwarsdoorsnedeaanzicht is genomen langs de lijnen IV-IV uit fig. 2,

Fig. 5 een gedeeltelijk zijaanzicht is van de klem uit fig. 1 dat de werking daarvan toont bij het bevestigen van een balk die gedeelte-30 lijk in dwarsdoorsnede afgebeeld is,

Fig. 6 een vergroot gedeeltelijk aanzicht is genomen langs de lijn 6 in fig. 5,

Fig. 7 een gedeeltelijk aanzicht is genomen langs de lijnen VII-VII in fig. 5, 35 Fig. 8 een opengewerkt gedeeltelijk perspectivisch aanzicht is van de klem in fig. 1,

Fig. 9 een zijaanzicht is van de klem uit fig. 1 bevestigd aan een hellende kanaalbalk met een haak en ketting verbonden aan het ophangor-gaan, 40 Fig. 10 een zijaanzicht is van de klem uit fig. 1 horizontaal in •è: 0 1 1 75 3 1 ^ * lijn liggend bevestigd aan een H-balk getoond met een haak en ketting verbonden met het ophangorgaan,

Fig. 11 een zijaanzicht is van een alternatieve uitvoering van de balkklem volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een balk met 5 een nokorgaan gedeeltelijk opengewerkt,

Fig. 12 een eindaanzicht is van de klem die in fig. 11 getoond is,

Fig. 13 een dwarsdoorsnedeaanzicht is genomen langs de lijnen XIII- XIII uit fig. 12, 10 Fig. 14 een dwarsdoorsnedeaanzicht is genomen langs de lijnen XIV- XIV uit fig. 11,

Fig. 13 een gedeeltelijk aanzicht is in dwarsdoorsnede genomen langs de lijnen XV-XV uit fig. 11,

Fig. 16 een perspectivisch aanzicht is van een sleutel nuttig voor 13 het bedienen van het nok- en ratelmechanisme volgens de uitvinding en

Fig. 17 een opengewerkt perspectivisch aanzicht is van de klem uit fig. 11.

In de tekeningen en meer in het bijzonder in fig. 1 is de verbeterde balkklem volgens de uitvinding afgebeeld en in het geheel aange-20 geven met verwijzlngscijfer 10. De klem omvat een boogvormig stilstaand klemorgaan 12, die een bovenarm 23 en een benedenarm 23 omvat. Een scharnierpen 16 is bevestigd aan het stilstaande bekorgaan nabij het benedenarmgebied. Het beweegbare bekorgaan 14 is verbonden met het stilstaande bekorgaan met tegenoverliggende einden van de pen 16 zich 25 uitstrekkend door overeenkomstige openingen 19 van de beweegbare bek.

De openingen zijn enigszins langwerpig om vertikale beweging van de beweegbare bek mogelijk te maken zoals het meest duidelijk aangegeven is door de pijl A in fig. 6.

Aan de benedenarm 25 van de stilstaande' bek is een bevestigingssa-30 menstel bevestigd dat in het geheel met verwijzingscijfer 18 in fig. 8 aangegeven is. Het samenstel omvat een holle verankeringsas 34 die met schroefdraad verbonden is met de benedenarm van de bek. Instelschroef 37 bevestigt de as en belet de draaiing daarvan.

Een deel van de verankeringsas strekt zich onder de benedenarm uit 35 waarbij het benedeneinde een aanslagring 36 heeft. De aanslagring draagt kraag 20 die zwenkt om het bovengenoemde benedendeel van de verankeringsas 34. De kraag is voorzien van lastverbindingsmiddelen, die omvatten twee tegenover elkaar liggende aanbrengst!jlen 22 die zich naar buiten daarvan uitstrekken.

40 Een verbindingsorgaan is bevestigd aan de stijlen, dat in de voor- 3501175 * . * 4 keursuitvoering een U-vormig ophangorgaan 24 omvat. De einden van het ophangorgaan omvatten openingen voor het draaibaar aangrijpen met elke stijl 22 en omvatten verder bijbehorende vasthoudringen 26 om het ophangorgaan tegen verwijdering van de stijlen te behoeden. Ingezien zal 5 worden dat steunen, kettingverbindingsorganen en andere soorten verbin-dingsorganen aan de kraag bevestigd kunnen worden en op een overeenkomstige wijze als het hierboven beschreven ophangorgaan werken.

Het holle inwendige van de verankeringsas 34 is van schroefdraad voorzien en een klemschroef 30 strekt zich met schroefdraad daardoor 10 uit. De klemschroef omvat een drukblok 32 bij het bovenste einde en een met de hand aan te grijpen middel bij het benedeneinde daarvan. Zoals afgebeeld omvat een dergelijk middel een geribbelde dop 33 en opening 35. Het doel van het met de hand aan te grijpen middel is het de gebruiker van de klem mogelijk te maken de klemschroef te draaien hetzij 15 met de hand door het aangrijpen van de knop hetzij met een hefboomge-reedschap, zoals een staaf die in of door de opening 35 gebracht kan worden. Op deze wijze kan een grotere kracht uitgeoefend worden om de klemschroef vast en los te zetten. Andere met de hand aan te grijpen middelen die gebruikt kunnen worden in plaats van de hierboven genoemde 20 kunnen eenvoudig een sleuf of kerf of lip zijn, die elk met een gereedschap bediend kunnen worden. Andere middelen zoals een spie of hendel kunnen gebruikt worden op een manier die voor de hand liggend is voor degene bekwaam in de stand der techniek.

Het drukblok 32 is geschikt om een overeenkomstig oppervlak aan de 25 onderzijde 40 van de beweegbare bek 14 aan te grijpen. Verondersteld wordt dat het overeenkomstige schroefdraad van de klemschroef en inwendige van de verankeringsas vertikale beweging van de schroef bij draaiing daarvan zullen veroorzaken. Het in de richting van de wijzers van de klok draaien zal typisch een naar boven gerichte beweging van het 30 drukblok tegen de beweegbare bek van onderen veroorzaken en de bek dwingen in aangrijping met een deel van de balk 42 te stijgen aangebracht binnen de klemopening 44.

De klemschroef is voorzien van een grendelmechanisme om ongewenste draaiing te beletten, hetgeen het mogelijk losraken van de klem van 35 zijn plaats op een balk kan veroorzaaken. Hiertoe is drukblok 32 voorzien van kerven 50 langs de omtreksrand daarvan. Een plunjer is aangebracht nabij en dwars op het drukblok door een opening 56 van de beweegbare bek. Kop 48 van de plunjer is zodanig bemeten dat deze de kerven aangrijpt en het drukblok belet te draaien. Drukveren 52 trachten 40 de plunjer op zijn plaats binnen de gewenste kerf te drijven. Het uit 8501175.

5 aangrijping raken van de plunjer vindt plaats door het aangrijpen van dop 54 en terugtrekken van de plunjer en draaien daarvan waardoor spie 58 uit lijn zal zijn met overeenkomstige groef 60. Het losnemen van de dop stelt de spie in staat tegen de zijde van de klauw te rusten in 5 plaats van binnen de groef waardoor de kop 48 uit de kerven 50 gehouden wordt.

Andere grendelmiddelen kunnen in plaats van het hierboven beschreven mechanisme gebruikt worden. Een beweegbare pen kan bijvoorbeeld ingébracht worden in de schroef of een instelschroef kan gebruikt worden 10 of een dop 33 kan dienen als een grendelmoer.

Bovenvlak 38 van het beweegbare bekorgaan 14 is voorzien van een beweegbare klamp 64. De klamp dient om een deel van een balkflens aan te grijpen en het bevestigen daarvan binnen de klampopening 44 te vergemakkelijken. De klamp is voorzien van bevestigingsmiddelen afgebeeld 15 als dopschroef 66, die een van schroefdraad voorzien deel 67 omvat. Dit deel strekt zich van onder de beweegbare bek door sleufopening 68 uit, die zich langs de langsas van de bek uitstrekt in een overeenkomstige van schroefdraad voorziene opening in de bodem van de klamp. Draaiing van de dopschroef op dezelfde wijze met de hierboven beschreven met de 20 hand te bedienen middelen, bijvoorbeeld met de hand of met gereedschap in opening 62, zal vertikale beweging veroorzaken, zoals aangegeven met pijl B in fig. 5 en het overeenkomstig vastzetten en losmaken van de klamp aan en van het bovenoppervlak 38. Vanzelfsprekend maakt losnemen het mogelijk om in een vergrote opening 44 voor aangrijping van de 25 klamp aan een balk te voorzien en maakt het in langsrichting verstellen van de klamp langs bovengenoemde langsas van de beweegbare bek moge— lijk.

De bek is voorzien van een wigvormig balk aangrijpend oppervlak 70. Met een dergelijk wigvormig hellend oppervlak zal een deel daarvan 30 een deel van de balkflens overlappen en daardoor de beweging daarvan naar boven beletten indien de klamp stevig daartegen ingesteld is.

Om het in lijn brengen van de klamp te bevorderen zodat het aan-grijpoppervlak loodrecht op de langsas van de bek zal staan, is de onderzijde van de klamp voorzien van een verlenging omvattende gelei-35 dingsorgaan 69. Het geleidingsorgaan is bemeten om nauwsluitend binnen de sleufopening 68 te passen en zo ongewenste draaiing en het niet in lijn liggen van de klamp te beletten, in het bijzonder gedurende het vastzetten en losnemen daarvan door draaiing van dopschroef '66.

Om bovendien het niet in lijn liggen van de klamp te beletten is 40 bovenoppervlak 38 in dwarsrichting van de langsas daarvan van groeven 3 ·: "117 5 * 6 3r ♦ voorzien. De bodem van de klamp is dienovereenkomstig van groeven evenwijdig aan het oppervlak 70 voorzien, waardoor bij het vastzetten van de klamp overeenkomstige groeven aangegrepen zullen worden. Dit helpt eveneens om de positie van de klamp op het oppervlak 38 te versterken.

5 Het vrije einde 28 van bovenarm 23 is voorzien van een balk aan grijpend orgaan 72. Het naar binnen gerichte vlak van het orgaan is bij voorkeur evenwijdig aan en valt ongeveer samen met het balk aangrijpend oppervlak 70 van de klamp, zodat een balk 42 die daartussen aangebracht is stevig aangegrepen zal worden en op gewaarborgde wijze vastgehouden 10 zal worden. Omdat de bovengenoemde balk aangrijpende oppervlakken samenvallen en bij voorkeur ongeveer gelijk zijn aan de breedte van het bovenoppervlak 30 ontstaat een aanzienlijke hefboom. Dit belet in aanzienlijke mate ongewenst draaien van de klem tijdens gebruik.

Het voordeel en doeleinde van de bovengenoemde constructieve 15 eigenschappen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van fig. 9 en 10. Zoals daar afgeheeld is kan de klem doelmatig in een vertikale stand werken, zoals afgeheeld in fig. 10 en met een helling zoals afgebeeld in fig. 9. In alle gevallen zal het draaibare ophangorgaan belastingskrachten in staat stellen gericht te worden naar 20 de bedoelde verankeringsas van de kraag en klemschroef zonder niet gewenste dwarskrachten of door hefboomwerking te groot geworden naar beneden gerichte krachten.

De verstelbare klamp 64 maakt bevestiging aan alle soorten balken mogelijk, zoals de kanaalbalk uit fig. 9 en de H-balk uit fig. 10. Zo-25 als in beide figuren afgebeeld is een haak en kettingsamenstel 76 in aangrijping aan ophangorgaan 24 getoond. Een brede veelheid van andere middelen kan gebruikt worden voor het verbinden van een last met het ophangorgaan.

Tijdens bedrijf wordt verondersteld dat het grendelmechanisme uit 30 aangrijping gebracht zal worden door de plunjer terug te brengen uit de kerven 50 met de spie 58 uit groef 60 gedraaid. De klemschroef zal zo gedraaid worden dat het drukblok zich ongeveer nabij het bovenoppervlak van de benedenarm 25 bevindt en de beweegbare bek zal zich in de laagste stand daarvan bevinden. Dienovereenkomstig zal klem 64 losgenomen 35 worden zoals afgebeeld in fig. 5, naar de stand daarvan die het verst weg ligt van het balk aangrijpende orgaan 72.

Zoals hierboven uiteengezet kan de klem met de hand over de flenzen van een balk 42 glijden. De klem zal ingebracht worden op de flens tot het aangrijporgaan 72 tegen het flenslijf en/of ander oppervlak van 40 de balk aanstoot. Daarna zal klamp 64 naar binnen bewogen worden totdat 8501175 * * 7 deze een tegenover liggend oppervlak van de balk aangrijpt. Op dit punt kan dopschroef 66 hetzij met de hand hetzij door het inbrengen van een gereedschap in opening 62 bewogen worden op dezelfde wijze als hiervoor beschreven aan de hand van knop 33 en opening 35.

5 Bij het plaatsen van de klamp tegen de balkflens kan de klem- schroef 30 vervolgens gedraaid worden om het drukblok op te heffen en de beweegbare klauw tegen het overeenkomstige oppervlak van de balk te drijven. Dit zal de balk naar boven bewegen tegen de bovenarm 23 van de stilstaande bek en/of het benedendeel van het balk aangrijpende orgaan 10 72.

Dienovereenkomstig zal het bovenoppervlak van de tegenoverliggende balkflens tegen het hellende balk aangrijpende oppervlak 70 van de klamp gedreven worden. Bovendien kan vastzetten van de dopschroef 66 plaatsvinden om te verzekeren dat de klamp stevig tegen het bovenopper-15 vlak 38 en overeenkomstige groeven getrokken wordt, terwijl deze gelijktijdig stevig tegen de bovenrand van bovengenoemde balkflens getrokken wordt en deze overlapt. (In het geval van een hoekbalk zal de klamp tegen het lijf van de balk aanliggen — zie fig. 9.) Tot slot kan de knop 33 in het uiteindelijk vastzetten voorzien door het inbrengen 20 van een hefboomgereedschap of dergelijke in opening 35.

Bij het uiteindelijk vastzetten van de klemschroef kan dop 54 van het grendelmechanisme gedraaid worden totdat spie 58 in lijn ligt met groef 60 en de plunjer in staat stelt een kerf aan te grijpen of tegen de randen van het drukblok 32 te steken. Indien noodzakelijk kan enige 25 draaiing noodzakelijk zijn om het inbrengen van de plunjerkop 48 in een van de omtrekskerven te verzekeren.

Zoals hierboven beschreven is is de balkklem nu gereed voor verbinding via een verbindingssamenstel, zoals een haak en ketting, met een last die het nominale vermogen van de gehele klem niet te boven 30 gaat. De brede balkflens aangrijpende oppervlakken beletten het afdraaien. Deze verminderen eveneens de waarschijnlijkheid van het buigen van de balkflens. De zwenkkraag en het draaibare ophangorgaan dienen om rechtstreeks belastingskrachten op de ankeras en schroef in elke stand van de klem in lijn te brengen. In het geheel vindt een meer gewaar-35 borgde en stabiele bevestiging aan de balk plaats dan volgens de stand der techniek.

De voordelen en doeleinden van de onderhavige uitvinding worden verder verwezenlijkt met de klemconstructie afgebeeld in fig. 11-17.

Bij deze uitvoering wordt een bevestigend plaatsingsmiddel 102 gebruikt 40 om de klamp waar gewenst makkelijker te plaatsen, en wordt een extra 85 Cïi7ö 4 * 8 drukmiddel 104 gebruikt om de aangrljplng van de klem aan een balk te vergroten en evenwichtiger te maken. Beide of elk van bovengenoemde middelen kunnen gebruikt worden met de klem afgebeeld in fig. 1-10 aangezien de totale basisconstructie overeenkomstig is.

5 In het bijzonder verwijzend naar fig. 13 en 15 blijkt dat het plaatsingsmiddel omvat plaatsingsschroef 106 bij het eerste einde 107 daarvan gelagerd aan een dwarswanddeel 108 van beweegbare bek 110. De dwarswand strekt zich tussen tegenoverliggende zijwanden 112, 114 van de beweegbare bek uit.

10 De plaatsingsschroef wordt met schroefdraad aangebracht door het benedendeel 116 van klamp 118. De klamp is beweegbaar door draaiing van de schroef langs de langsas van de beweegbare bek binnen sleufopening 120 in de richtingen van pijl C.

Het tegenoverliggende einde 122 van schroef 106 strekt zich voor-15 bij het einde van de beweegbare bek uit en is voorzien van ring 123 en aangrljpmiddelen zoals een knop 124 voor het draaien van de schroef. Vanzelfsprekend kunnen gereedschappen of hefboommiddelen bekend in de stand der techniek anders dan knop 124 gebruikt worden om een draaiende beweging aan de schroef op te leggen.

20 Nabij einde 122 bevindt zich steun 126. De steun is bevestigd aan de beweegbare bek en het tegenoverliggende einde van de schroef is daaraan tussen overeenkomstige half cirkelvormige delen van de onderzijde van de bek en steun gelagerd.

Het inwendige half cirkelvormige deel van de steun omvat bovendien 25 groef 128 die overeenkomt met samenwerkende ringvormige groef 130 nabij het tegenover de schroef liggende einddeel 122. Een extra overeenkomstige groef 132 is gevormd in bovengenoemde half cirkelvormige onderzijde van de beweegbare bek zodat de bovenhelft 132 van een gedeelde ring daarin in aangrijping gebracht kan worden en zich in de overeen-30 komstige groef 130 van de schroef kan uitstrekken. Dienovereenkomstig past de benedenhelft 134 van de gedeelde ring binnen groef 128 van de steun. Instelschroef 136 strekt zich met schroefdraad door de steun in de groef uit om de rand van het deel 134 van de gedeelde ring aan te grijpen. Het vastzetten en losnemen van de instelschroef voorziet in 35 een losneembaar bevestigingsmiddel voor het plaatsen van de schroef en belet ongewenste draaiing daarvan.

Klamp 118 omvat het bovengenoemde benedendeel 116 waardoor de schroef met schroefdraad aangebracht wordt en een bovendeel 140 dat zich boven het beweegbare bekoppervlak 111 uitstrekt. Zoals het meest 40 duidelijk blijkt uit fig. 17, omvat de klamp een binnendeel 142 en een 85Ö1175 9 gaffelvormig deel 144* De twee delen zijn met bevestigingsmiddelen 145 aan elkaar bevestigd* Indien samengevoegd wordt een naar binnen gericht aanslagoppervlak 146 gevormd in het bovendeel van de klamp.

Aan de hand van fig. 11 en 17 zal het extra drukmiddel 114 thans 5 beschreven worden. Het drukmiddel bevat een kracht overbrengend mechanisme met een bedieningsorgaan voor het opleggen van een klemkracht op de beweegbare bek binnen het open gebied 150 van de stilstaande bek 152. Het bedieningsorgaan van het kracht overbrengende mechanisme kan een of een combinatie van schroef, tandwiel, nok, hefboom, pneumatische 10 of hydraulische cilinder omvatten. In de bijzondere afgebeelde uitvoering wordt een nokorgaan 160 gebruikt in combinatie met een ratel 162 en pal 164. Bij voorkeur zal het bedieningsorgaan aan beide zijden van de beweegbare bek zoals afgebeeld werken voor een evenwichtige verdeling van krachten. Het ligt echter binnen het kader van de onderhavige 15 uitvinding om een bedieningsorgaan te gebruiken aangebracht op de klem op een wijze om een evenwichtige kracht op te leggen. In een dergelijk geval wordt bij voorkeur een enkel mechanisme aangebracht tussen de zijwanden 112, 114 en werkt langs de langsas van de bekken.

Zoals afgebeeld strekt scharnierpen 166 zich langs langwerpige 20 openingen 167 van elk van de beweegbare zijwanden 112, 114 en door opening 168 van de stilstaande bek 152 uit. Ratelorganen 162 zijn aan tegenoverliggende einden van de pen bevestigd met nokorganen 160 naar buiten daarvan bevestigd door instelschroeven 169. Pal 164 draait om naaf 172 van het van schroefdraad voorziene orgaan 174 dat de pal aan 25 elk van de tegenoverliggende zijwanden nabij het nok en ratelsamenstel bevestigt. De pal is ten opzichte daarvan verplaatst en bemeten om de tanden van de pal aan te grijpen, zoals het meest duidelijk blijkt uit fig. 11, om het in de richting van de wijzers van de klok draaien van de nok en ratel te beletten. Bij voorkeur wordt de pal voorgespannen 30 tegen de ratel door veer 176 die de pal met de zijwand verbindt.

Het nokorgaan is gevormd om een gekromd oppervlak 178 te hebben voor het dragen tegen de benedenoppervlakken 182 van tegenoverliggende flenzen 184 van de beweegbare bek. Op deze wijze zal het tegen de wijzers van de klok in draaien in de richting van pijl A in fig. 11 een 35 naar boven gerichte kracht tegen de beweegbare bek overbrengen. Een dergelijke kracht zal gehandhaafd blijven door aangrijping van de pal 164 in de tanden van nok 160.

De boogvormige stilstaande bek 152 is voorzien van een vergroot vlak 154 dat tegen de balk aan moet liggen om zijdelingse verplaatsing 40 van een balk 180 die daarin geklemd is te beletten en om de klemkracht 3501175 10 over een vergroot gebied te verspreiden. Verankerlngsas 186 strekt zich dwars van de benedenara 155 van de stilstaande bek uit. De veranke-ringsas is hol en klemschroef 170 strekt zich daardoor uit en is met schroefdraad aangebracht in overeenkomstig inwendig schroefdraad van de 5 stilstaande benedenarm 155 van de bek. Het boveneinde 188 van de klemschroef rust tegen blok 190 aan de benedenzijde van de beweegbare bek. Het benedeneinde 192 is voorzien van met de hand aan te grijpen middelen zoals een knop 194. De knop maakt het met de hand draaien van de schroef mogelijk.

10 Een kraag 200 is voor draaiing om verankeringsas 186 aangebracht.

De kraag omvat verbindingsmiddelen voor de last omvattende bevesti-gingsstijlen 202. Het uitwendige benedendeel van de verankeringsas is van schroefdraad voorzien en de kraag wordt vastgehouden voor draaiing daarboven met ring 204 en moer 206. Moer 206 wordt tegen losraken ge-15 borgd met een instelpen 207. Klemschroef 170 draait vrij binnen het inwendige van verankeringsas 186, ring 204 en moer 206.

Een grendelmechanisme is aanwezig voor de klemschroef met de borg-moer 196. De klemschroef wordt door de borgmoer geschroefd. Indien de klemschroef op zijn plaats is kan de borgmoer vastgezet worden tegen 20 moer 206 om zo de klemschroef tegen ongewenste draaiing te borgen. Vanzelfsprekend kunnen instelschroeven, pennen en andere middelen bekend in de stand der techniek gebruikt worden.

Een verbindingsorgaan, afgebeeld als ophangorgaan 210, is bevestigd aan stijl 202 door openingen 212 bij de vrije einden daarvan. Ge-25 deelde ringen 212 grijpen overeenkomstige groeven op de stijlen aan om het ophangorgaan daarop te houden.

De algemene werking van de balkklem getoond in fig. 11-17 is in hoofdzaak overeenkomstig aan de klem getoond in fig. 1-10. Eerst wordt de klemschroef 170 gedraaid om de beweegbare bek naar de laagste stand 30 daarvan binnen de opening 150 van de stilstaande bek 152 te brengen. De klamp wordt terugbewogen door draaiing van plaatsingsschroef 106. Dit wordt natuurlijk verwezenlijkt door het aangrijpen van knop 124 en door het draaien daarvan in de richting tegen de wijzers van de klok in zoals gezien in fig. 12.

35 Indien de balkklem volledig open is kan deze vervolgens geplaatst worden op de flenzen van een draagconstructie zoals een balk 180. De klem kan op de balkflens geschoven worden totdat het binnenoppervlak 154 van de stilstaande bek tegen het lijf van de balk aanligt. Vervolgens zal knop 124 gedraaid worden om klamp 118 langs de sleufopening 40 120 te bewegen totdat deze een tegenoverliggend oppervlak (flens) van 8501175 5 11 de balk aangrijpt* Het aanslagoppervlak 146 van de klamp kan tegen de balkflens gedreven worden door het vastzetten van de plaatsingsschroef* Vervolgens kan het grendelorgaan 136 vastgezet worden om het benedendeel 134 van de gedeelde ring tegen ringvormige groef 130 van de plaat-5 singsschroef te drijven zodat deze stevig op zijn plaats vergrendeld zal worden*

Met klamp 118 bevestigd tegen de balkflens kunnen de klemschroef 170 en het kracht overdragende mechanisme alternatief bedreven worden om de beweegbare bek tegen de balk naar boven te brengen. Met betrek-10 king tot het nokmechanisme kan sleutel 216 met haakvormig eind 217 gebruikt worden om nokorgaan 160 aan te grijpen en dit in de richting aangegeven met pijl A in fig. 11 te draaien. Het gekromde oppervlak 178 zal daardoor door wrijving de flensonderoppervlakken 182 aangrijpen hetgeen het naar boven brengen van de beweegbare bek veroorzaakt. Dit 15 kan uitgevoerd worden totdat de bek de balkflens stevig tegen de bene-denzijde 158 van de stilstaande bek naar boven gebracht heeft. Alternatief kan de gesloten eindopening 218 van de sleutel in aangrijping gebracht worden met de vrijliggende einden 198 van de schamierpen voor het uitoefenen van een draaiingskracht op het nokorgaan en de beweegba-20 re bek.

Indien de balk nauwkeurig passend aangebracht is bij de beneden-zijde 158, kan de klemschroef met borgmoer 196 losgenomen, gedraaid worden, zodat het einde 188 daarvan blok 190 zal raken en een extra naar boven gerichte klemkracht tegen de balk zal uitoefenen. Daarna kan 25 het verder vastzetten van het nokmechanisme plaatsvinden gevolgd door verder aanhalen van de klemschroef totdat beide stevig vastgedraaid zijn. Indien de klemschroef volledig vastgezet is, zal de borgmoer 196 gedraaid worden en geborgd worden tegen moer 206 om verdere draaiing van de klemschroef te beletten. Opgemerkt wordt dat het nokorgaan reeds 30 geborgd is tegen ongewenste draaiing door aangrijping van de pal in de tanden van de ratel. Veer 176 drijft de pal tegen de ratel en bevordert het verzekeren van aangrijping van de pal in de tanden tijdens draaiing.

Indien de klem stevig vastgezet is en bevestigd is aan een balk-35 constructie, kan de klem vervolgens verbonden worden met andere verbin-dingssamenstellen op dezelfde wijze als de klem die in het bijzonder in fig. 9 en 10 getoond is. Alle eigenschappen en voordelen van de klem uit fig. 1-10 gelden voor de klem getoond in fig. 11-17 met als extra voordeel een gemakkelijker bediend klamporgaan en meer evenwichtige en 40 doelmatige klemkracht.

• « 6? - ·: 1 7 5* 12

Hoewel de uitvinding aan de hand van voorkeursuitvoeringen beschreven is, zal het voor degene bekwaam in de stand der techniek duidelijk zijn dat andere wijzigingen uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik en de gedachte van de onderhavige uitvinding te geraken.

5 Daarom moet begrepen worden dat de uitvinding niet beperkt is tot de bovengenoemde bijzondere illustratieve uitvoeringen.

8501175

Claims

1. Balkklem, met het kenmerk» dat deze omvat een boogvormige stilstaande bek met een bovenarm en benedenarm die een opening daartussen begrenzen; een beweegbare bek scharnierend verbonden met de stilstaande 5 bek met een bovenoppervlak; een beweegbare klamp aangebracht op een bovenoppervlak met losneembare bevestigingsmiddelen; een verankeringsas die zich dwars uitstrekt door de benedenarm met een hol van schroefdraad voorzien inwendige; en een klemschroef met schroefdraad in aangrijping met het inwendige van de verankering met een boveneinde ge- bek 10 schikt voor aangrijping met de benedenzijde van de beweegbareƒen een benedeneinde met met de hand aan te grijpen middelen*

2. Klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verankeringsas omvat een benedendeel dat zich onder de benedenarm van de stilstaande bek uitstrekt·

3. Klem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deze een kraag omvat voor draaiing aangebracht om het benedendeel van de as, waarbij de kraag verbindingsmiddelen voor een last omvat.

4. Klem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het verbindingsmiddel omvat tenminste een bevestigingsstijl die zich naar buiten uit- 20 strekt van de kraag en èen verbindingsorgaan dat daaraan bevestigd is.

5. Klem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het verbindingsmiddel omvat twee stijlen aangebracht bij tegenoverliggende zijden van de kraag en waarbij het verbindingsorgaan omvat een U-vormig ophangor-gaan met openingen bij de vrije einden daarvan voor draaibare aangrij- 25 ping binnen de stijlen.

6. Klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het met de hand aangrijpende middel gekozen wordt uit de groep omvattende een opening, sleuf, kerf, knop, lip, dop en handgreep.

7. Klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klemschroef 30 omvat een grendelmechanisme om ongewenste draaiing te beletten.

8. Klem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het mechanisme aangebracht is op de beweegbare bek voor losneembare aangrijping met het boveneinde van de klemschroef.

9. Klem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het grendelme- 35 chanisme omvat een drukblok vaststaand bevestigd aan het boveneinde van de schroef met kerven langs de omtreksrand daarvan; en een onder veer-spanning staande plunjer dwars aangebracht aan de zijde van de beweegbare bek nabij het blok met de plunjer in lijn met de kerven voor het losneembaar aangrijpen daarmee.

10. Klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klamp een 8531175 hellend naar binnen gericht balk aangrijpend oppervlak heeft en beweegbaar is langs de langsas van de beweegbare bek.

11. Klem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de beweegbare bek een langwerpige opening daardoor heeft langs een deel van de langs- 5 as daarvan; en dat het klampborgmiddel omvat een dopschroef die zich uitstrekt van onder de bek door de opening in aangrijping met schroefdraad met de klamp.

12. Klem volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de bodem van de klamp een geleidingsorgaan omvat dat zich uitstrekt in de opening.

13. Klem volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat tenminste een deel van het bovenoppervlak van de beweegbare bek loodrecht op de langsas daarvan van groeven voorzien is en tenminste een deel van de bodem van de klamp dienovereenkomstig van groeven is voor het parend aangrijpen indien de klamp tegen het oppervlak met de dopschroef ge-15 trokken wordt.

14. Klem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat deze een balk aangrijpend orgaan omvat dat aangebracht is bij het vrije einde van de bovenarm van de stilstaande bek.

15. Klem volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het naar bin— 20 nen gerichte vlak van het balk aangrijpende orgaan evenwijdig is aan en ongeveer samenvalt met het balk aangrijpende oppervlak van de klamp.

16. Klem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het mechanisme omvat een borgmoer die op de klemschroef geschroefd is.

17. Balkklem, met het kenmerk, dat deze omvat: een boogvormige 25 stilstaande bek met een bovenarm en een benedenarm waartussen een opening begrensd wordt; een beweegbare bek scharnierend verbonden met de stilstaande bek met een bovenoppervlak en een langwerpige opening daardoor over tenminste een deel van de langsas daarvan; een beweegbare klamp verbonden met de beweegbare bek zich uitstrekkend door de opening 30 en boven het bovenoppervlak; plaatsingsmiddelen verbonden met de beweegbare bek en de klamp voor het bewegen van de klamp naar bepaalde plaatsen langs de opening; een verankeringsas die zich dwars door de benedenarm uitstrekt en een hol van schroefdraad voorzien inwendige heeft; en een klemschroef die met schroefdraad in aangrijping is met 35 het inwendige van het anker met een boveneinde geschikt voor aangrijping met de onderzijde van de beweegbare**^ een benedeneinde met met de hand aan te grijpen middelen.

18. Klem volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de klamp omvat een bovendeel dat zich uitstrekt boven het bovenoppervlak met een balk 40 aangrijpend oppervlak en een benedendeel verbonden met de plaatsings- - ; '1175 middelen·

19. Klem volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het plaat-singsmiddel omvat een of een combinatie van schroef, tandwiel, nok, hefboom, hydraulische of pneumatische cilinder en elektromagnetische 5 inrichting.

20. Klem volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat deze omvat losneembare bevestigingsmiddelen verbonden met de plaatsingsmiddelen om ongewenste beweging van de klamp te beletten.

21. Klem volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat deze omvat een 10 steun bevestigd aan de beweegbare bek, waarbij de plaatsingsmiddelen omvatten een plaatsende schroef geschroefd door het benedendeel van de klamp, waarbij de schroef bij het eerste einde daarvan gelagerd is aan de benedenbek en nabij het tegenoverliggende tweede einde gelagerd is aan de steun.

22. Klem volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het bevesti gingsmiddel omvat een inwendige ringvormige groef binnen de steun en concentrisch aan de plaatsende schroef, waarbij de groef een gedeelde ring bevat, en een instelschroef geschroefd door de steun in de groef in lijn liggend om tegen de rand van de ring te stoten.

23. Klem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat deze extra drukmiddelen omvat samengevoegd met de stilstaande bek voor het uitoefenen van klemkracht op de beweegbare bek.

24. Klem volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het drukmiddel omvat een krachtoverbrengingsmechanisme. met een bedieningsorgaan om de 25 klemkracht over te brengen.

25· Klem volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan omvat een of een combinatie van schroef, tandwiel, nok, hefboom, hydraulische of pneumatische cilinder en elektromagnetische inrichting.

26. Klem volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat een vaste scharnierpen zich uitstrekt door de benedenarm van de stilstaande bek en door openingen in tegenoverliggende zijwanden van de beweegbare bek, waarbij het kracht overbrengende mechanisme omvat een nok als het bedieningsorgaan en een concentrische ratel bevestigd aan elk einde van 35 de scharnierpen met een pal draaibaar aangebracht op een nabij liggende zijwand van de beweegbare bek nabij de ratel voor samenwerkende aan-grijping daarmee.

27. Klem volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat deze extra drukmiddelen omvat samengevoegd met de stilstaande bek omvattende een 40 krachtoverbrengingsmechanisme met een bedieningsorgaan om een klem- Si· j 117 5 kracht op de beweegbare bek over te brengen.

28. Klem volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het bedie-ningsofgaan omvat een of een combinatie van schroef, tandwiel, nok, hefboom, hydraulische of pneumatische cilinder of elektromagnetische 5 inrichting.

29. Klem volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat een vaste scharnierpen zich uitstrekt door de benedenarm van de stilstaande bek en door openingen in tegenoverliggende zijwanden van de beweegbare bek, waarbij het krachtoverbrengingsmechanisme omvat een nok als het bedie- 10 ningsorgaan en' een concentrische ratel bevestigd aan elk einde van de scharnierpen met een pal draaibaar aangebracht op een aangrenzende zijwand van de beweegbare bek nabij de ratel voor samenwerkende aangrij-ping daarmee.

30. Klem volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de nok met de 15 hand gedraaid wordt om de onderzijde van de beweegbare bek aan te grijpen en de klemkracht te verwezenlijken. Ι Ί"Ι·Ί"Η· I· 85 0 1 1 75.