NL8401756A

NL8401756A - Blind schroefanker.

Info

Publication number: NL8401756A
Application number: NL8401756A
Authority: NL
Original assignee: Usm Corp
Priority date: 1983-06-03
Filing date: 1984-05-30
Publication date: 1985-01-02
Also published as: AU2898284A; IT8421222A0; ES279960Y; FR2546989B1; DE3420263C2; IT1176236B; US4657456A; BE899740A; CA1249938A; NL192052B; NL192052C; MX160287A; GB2140889B; BR8402734A; GB8315350D0; ES279960U; JPS6323609Y2; JPS6010919U; SE8402930D0; FR2546989A1

Description

NL 32.084-dV/Vo/rvdv # 1

Blind schroefanker

De uitvinding heeft betrekking op een blind schroefanker, met twee cilindrische, op een lijn gelegen, door samenvouwbare, gelijkmatig rondom de as van het anker geplaatste verbindingsdelen met elkaar verbonden mofdelen, 5 waarbij een mofdeel is voorzien van een buitenwaarts stekende flens, die dient als kop van het anker, terwijl het andere mofdeel is voorzien van middelen om de schroefdraad van een schroef op te nemen, die onbelemmerd door de kop steekt.

Blinde schroefankers van het in de aanhef 10 genoemde type zijn in de handel verkrijgbaar voor het bevestigen van voorwerpen aan holle panelen, zoals deze nu bijvoorbeeld op grote schaal worden toegepast voor scheidingswanden in bedrijfsruimten, kantoorruimten en woonhuizen.

Hierbij wordt vanaf de toegankelijke zijde een gat in het op-15 pervlak, dat in het algemeen uit gipsplaat of hardboard bestaat, geboord, waardoor het anker kan worden aangebracht, welk anker vervolgens door het aantrekken van het van schroefdraad voorziene uiteinde in de richting van de kop wordt bevestigd doordat de verbindingsdelen samenvouwen. Het aantrek-20 ken kan worden bereikt hetzij door de schroef, die vervolgens zal worden gebruikt voor het bevestigen van het voorwerp, hetzij door een van schroefdraad voorziene doorn of een geschikt gereedschap. Tijdens het samenvouwen spreiden de verbindingsdelen zich uit waardoor het oppervlak van het pa-25 neel tegen de kop van het anker wordt vastgehouden. De kop kan zijn voorzien van tanden, die zodanig zijn aangebracht dat zij in het oppervlak dringen teneinde te voorkomen dat het anker roteert wanneer een schroef in het anker wordt geschroefd.

30 Een blind schroefanker van het in de aanhef genoemde type is in de handel verkrijgbaar onder de merknaam "MOLLY" en is bekend uit het Amerikaanse octrooi-schrift 2.559.281. Het is een betrouwbaar en effectief beves-tigingsorgaan, dat eenvoudig is aan te brengen. Het is ver-35 vaardigd uit plaatvormig materiaal en bestaat uit drie aan elkaar gelaste gedeelten, namelijk een kop, een schacht en een moer. Hierdoor zijn de fabricagekosten van het bevesti-gingsorgaan tamelijk hoog.

8401756 ί » -2-

De uitvinding beoogt een blind schroef-anker te verschaffen, dat betrouwbaar, effectief en eenvoudig aan te brengen is, maar waarvan de fabricagekosten aanzienlijk lager zijn dan de fabricagekosten van het bekende 5 anker.

Hiertoe heeft het anker volgens de uitvinding het kenmerk, dat het anker uit één stuk plaatvormig metaal bestaat, waarvan a) de mofdelen en de verbindingsdelen om een gezamenlijke as 10 zijn gebogen om een schacht van het anker te vormen, b) de kopflens, die is voorzien van een doorgaande opening voor de schroef, om een buiglijn is gevouwen om aan te liggen tegen het mofdeel aan het ene uiteinde van de schacht, en 15 c) de middelen om de schroefdraad op te nemen in een achterste kapvormig deel zijn aangebracht, dat om een buiglijn is gevouwen om aan te liggen tegen het mofdeel aan het andere uiteinde van de schacht.

Bij voorkeur zijn het achterste kapvormige deel en 20 het aangrenzende mofdeel voorzien van in elkaar grijpende delen voor het beperken van hun onderlinge verplaatsing. Hierbij is het mogelijk, dat de in elkaar grijpende delen worden gevormd door een nok op het achterste kapvormige deel en een complementaire uitsparing in het aangrenzende mofdeel.

25 In een gunstige uitvoering van het anker volgens de uitvinding, is de nok van het achterste kapvormige deel zwaluwstaartvormig, terwijl de nok bij voorkeur diametraal tegenover de buiglijn van het achterste kapvormige deel is geplaatst, en waarbij de uitsparing in het aangrenzende mofdeel 30 is aangebracht, en wel gedeeltelijk aan de ene en gedeeltelijk aan de andere zijde van de lijn, waar de longitudinale randen van het mofdeel samenkomen.

In een andere handige uitvoering van het anker volgens de uitvinding kan de kopflens eveneens zijn voorzien van 35 een nok, die tegenover zijn buiglijn is aangebracht en die samenwerkt met een uitsparing in zijn aangrenzende mofdeel, waarbij deze nok eveneens zwaluwstaartvormig kan zijn.

Zowel het achterste kapvormige deel als de kopflens kunnen zijn voorzien van een centrale opening, rond welke het 40 metaal in de vorm van een buis is gevormd, en die coaxiaal 3401756 “3“ . , binnen het aangrenzend mofdeel van de schacht verloopt, waarbij de opening in het achterste kapvormige deel is voorzien van windingen voor het opnemen van de schroefdraad van de schroef. Bij voorkeur zijn de kopflens en het achterste 5 kapvormige deel met de aangrenzende mofdelen verbonden door smalle verbindingen, die over een hoek van 90° om de buig-lijnen zijn gebogen, wanneer de kopflens of het achterste kapvormige deel over de uiteinden van de mofdelen zijn gevouwen.

10 De uitvinding beoogt bovendien een werkwijze voor de vervaardiging van een anker volgens de uitvinding te verschaffen, welke wordt gekenmerkt door het achtereenvolgens ponsen en vormen van een metaalstrook voor de vorming van de omtrekken, die de cilindrische mofdelen, de samenvouwbare 15 verbindingsdelen, de kopflens en het achterste kapvormige deel definiëren, het om een gemeenschappelijke as buigen van de mofdelen en de verbindingsdelen om een schacht te vormen, en het over een hoek van 90° om de buiglijnen dwars op de richting van de genoemde as vouwen van de kopflens en het ach-20 terste kapvormige deel om aan te liggen tegen de uiteinden van de mofdelen.

Bij voorkeur bevat deze werkwijze bovendien het buigen van nokken op de kopflens en het achterste kapvormige deel, zodat deze worden opgenomen in complementaire uitspa-25 ringen van de aangrenzende mofdelen.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een blind 30 schroefanker volgens de uitvinding;

Fig. 2 toont op grotere schaal dan fig* 1 en gedeeltelijk in doorsnede een aanzicht van het kopdeel van het anker volgens fig. 1;

Fig. 3 toont een aanzicht volgens fig. 2, waarbij 35 echter het achterste gedeelte van het anker wordt getoond;

Fig. 4 toont een zijaanzicht van het anker nadat dit in een paneel is aangebracht; en

Fig. 5 toont een aanzicht van een metaalstrook tijdens een stap in een meervoudig pons- en vervormingsproces, 40 zoals dit wordt toegepast bij de vervaardiging van het ge- 8401755 j -4- toonde anker.

Het getoonde blinde schroefanker bestaat uit één metaalplaat en omvat een schacht 10 (fig. 1), die wordt gevormd door een mofdeel 12 aan het ene uiteinde (een 5 kopeinde) van de schacht, een mofdeel 14 aan het andere uiteinde (achterste uiteinde) van de schacht, en vijf verbindingsdelen 16, die gelijkmatig rondom een gemeenschappelijke as A van de schacht zijn geplaatst en die de mofdelen 12 en 14 met elkaar verbinden.

10 De verbindingsdelen 16 van het getoonde anker heb ben allen een gelijke vorm, waarbij elk van deze verbindingsdelen een smal gedeelte 20 bezit dat is bevestigd aan het kopflensdeel 12 van de schacht en een breder, van evenwijdige zijden voorziene, deel 22 dat is bevestigd aan het achterste 15 mofdeel 14. Het deel 20 van elk verbindingsdeel 16 is enigszins langer dan het deel 22 en heeft een enigszins tapse vorm waarbij de breedte in de richting van de schouders 24, waar de twee delen op elkaar aansluiten, enigszins afneemt. Elk breder deel 22 bezit een centrale in lengterichting aange-20 brachte verstevigingsrib 26, die in dit deel is geperst; dat wil zeggen, dat het metaal is vervormd zodat een langwerpige ril aan de ene zijde en een corresponderende verdieping aan de andere zijde is aangebracht, waarbij de verdiepingen buitenwaarts van de schacht zijn gericht. Elk verbindingsdeel 25 heeft eveneens een in lengterichting verlopende vorm, zodat, wanneer het verbindingsdeel vanaf het kopflensdeel 12 in de richting van het achterste mofdeel 14 wordt doorlopen, het verbindingsdeel in eerste instantie onder een hoek van 45° ten opzichte van de as van de schacht scherp binnenwaarts 30 buigt ter plaatse van 28, vervolgens buitenwaarts buigt en rechtdoor verloopt tot aan de schouders 24, hierna opnieuw binnenwaarts buigt in de richting van de schacht, waarna het verbindingsdeel rechtdoor verloopt onder een hoek van 72° met de as A (welke hoek enigszins groter is dan de hoek van het 35 deel 20) totdat het ter plaatse van 30 onder een hoek van 45° over een kortere afstand dan ter plaatse van het mofdeel 12 scherp buitenwaarts buigt om uit te komen bij het mofdeel 14. De, de verbindingsdelen 16 ter plaatse van de schouders 24, omschrijvende cirkel heeft dezelfde diameter als de twee mof-40 delen 12 en 14.

8401755 -5-

Bij de vervaardiging van het getoonde anker, wordt een vlakke metaalplaat, in de vorm van een strook 32 (fig. 5), welke in het algemeen breder is dan de lengte van de schacht 10 bedraagt, achtereenvolgens geponst en gevormd om de ge-5 vormde verbindingsdelen met daaraan vast vlakke metaaldelen te verschaffen, die de mofdelen 12 en 14 sullen vormen, waarna deze delen om de gemeenschappelijke as A worden gebogen totdat de longitudinale randen van de mofdelen 12, 14 langs een lijn 34 samenkomen (fig. 1).

10 Tijdens de vervaardiging van het getoonde anker is intussen een kopflens 14 uitgesneden en in de gewenste vorm gevormd aan het ene uiteinde van de schacht, terwijl aan het andere uiteinde een achterste kapvormig deel 42 is gevormd.

De in fig. 2 getoonde kopflens 40 bestaat uit een vlakke cir-15 keivormige flens met een grotere diameter dan het mofdeel 12, met een wijde rand van waaruit twee tanden 44 zijn gestansd die onder rechte hoeken in radiale vlakken in de richting van het achterste uiteinde van de schacht steken. Wanneer het anker wordt gebruikt dringen zij in het omringende materiaal en 20 verhinderen dat het anker kan roteren. De flens 40 is door middel van een smal brugdeel 46, dat over rechte hoeken langs een buiglijn 48 is gebogen, verbonden met het mofdeel 12. Om er voor te zorgen dat het buigen langs de gekozen buiglijn o-ver de juiste hoek geschiedt, is de metalen strook langs deze 25 lijn aan de binnenzijde van de strook diep ingegroefd en is het brugdeel 46 voorzien van een er in geperste longitudinale ribbe 50.

Terwijl de kopflens 40 nog steeds vlak in de strook ligt, wordt een in het midden daarvan geperst gat vergroot 30 door een buisvormige mantel 52 te vormen, die wanneer de flens om de buiglijn 48 is gebogen, coaxiaal verloopt binnen in het mofdeel 12. Het buigen vindt plaats doordat de flens komt aan te liggen tegen het uiteinde van het deel 12. Op dat moment wordt een nok 54, die een zwaluwstaartvorm heeft en 35 die diametraal tegenover het brugdeel 46 is geplaatst en onder een rechte hoek met de flens uitsteekt, opgenomen in een ondersneden uitsparing. 56, die gedeeltelijk wordt gevormd door een uitsnijding 56' in het mofdeel aan de ene zijde van de lijn 34 en gedeeltelijk door een uitsnijding 56" die sym-40 metrisch aan de andere zijde is aangebracht. Tijdens de ver- 8401756 -6- vaardiging van het getoonde anker, wordt de kopflens 12 gebogen en wordt de nok 54 aangebracht tussen de uitsnijdingen voordat de schacht wordt rondgebogen teneinde de spleet langs de lijn 34 geheel te sluiten.

5 Aan het andere uiteinde van de schacht wordt het achterste kapvormige deel 42 op overeenkomstige wijze ge-stansd en gevormd uitgaande van de vlakke strook, en vast aan de schacht 10. Het kapvormige deel 42 is cirkelvormig en heeft dezelfde diameter als het mofdeel 14, waaraan het door middel 10 van een brugdeel 58, dat over rechte hoeken langs een buig-lijn 60 is gebogen, is verbonden. Een scherpe buighoek wordt bereikt door het diep ingroeven van het metaal langs de lijn aan de binnenzijde van de buiging. Op deze manier komt het achterste kapvormige deel 42 concentrisch aan te liggen tegen 15 het mofdeel 14 juist voordat het mofdeel wordt gesloten langs de lijn 34, zodat een zwaluwstaartvormige nok 62, die onder rechte hoeken vanuit het kapvormige deel uitsteekt wordt opgenomen in een ondersneden uitsparing 64 van het mofdeel 14. Evenals de uitsparing 56, is de uitsparing 64 voorzien van 20 twee uitsnijdingen 641, 64" in de er tegenaan liggende randen van het mofdeel 14.

Tijdens de voortgaande bewerking van de strook in de strookpers, wordt, voordat het achterste kapvormige deel langs de buiglijn 60 wordt gebogen, een gat in het midden 25 daarvan vergroot door de vorming van een buisvormige mantel 66, die axiaal komt te verlopen binnen in het mofdeel 14.

Deze mantel wordt, bij voorkeur in de vorm van een aparte bewerking nadat het anker uit de strook is verwijderd, voorzien van windingen, die een interne schroefdraad vormen in de man-30 tel 66. Na het electrolytisch bekleden van het anker, teneinde de corrosiegevoeligheid te verminderen, is het getoonde anker voltooid.

Het anker volgens de uitvinding is primair bedoeld voor het bevestigen van voorwerpen aan wandpanelen van ge-35 bouwen, vooral aan het toegankelijke oppervlak van holle wanden. Een dergelijk oppervlak P wordt getoond in fig. 4. Een gat wordt door het oppervlak van het paneel geboord, welk gat groot genoeg is om er voor te zorgen dat de schacht 10 van het anker er doorheen kan worden geduwd, bij voorkeur totdat de 40 tanden 44 in het oppervlak doordringen. Het anker kan vervol- 8401756 -7- gens worden bevestigd, hetzij door gebruik te maken van een kolomschroef {waardoor het voorwerp bijvoorbeeld definitief wordt bevestigd) of door middel van een van schroefdraad voorziene doorn van een bevestigingsgereedschap, dat de doorn zal 5 aantrekken terwijl tegen de kopflens van het anker wordt gedrukt. Terwijl het anker op die manier wordt bevestigd, zullen de verbindingsdelen 16 van het anker buitenwaarts buigen ter plaatse van hun verbindingen met de mofdelen (al waar het metaal kan zijn voorzien van dwarsgerichte groeven teneinde 10 het buigen te vergemakkelijken) en in lengterichting samenvouwen door te buigen ter plaatse van de schouders 24.

Op deze manier komen de smalle delen 20 van de verbindingsdelen tegen de niet toegankelijke zijde van het oppervlak van het paneel te liggen, waarbij de bredere delen 22 15 dienen als hellende ondersteuningen om de smalle delen 20 te stutten.

Zoals volgt uit de voorgaande beschrijving, is de vervaardiging van het getoonde anker goedkoop doordat gebruik wordt gemaakt van één stuk plaatvormig metaal, terwijl 20 het desondanks eenvoudig is om het anker aan te brengen, waarbij een betrouwbare en effectieve bevestiging wordt verkregen.

8401756

Claims

1. Blind schroefanker , met twee cilindrische, op een lijn gelegen, door samenvouwbare, gelijkmatig rondom de as van het anker geplaatste verbindingsdelen met elkaar verbonden mofdelen, waarbij een mofdeel is voorzien 5 van een buitenwaarts stekende flens, die dient als kop van het anker, terwijl het andere mofdeel is voorzien van middelen om de schroefdraad van een schroef op te nemen, die onbelemmerd door de kop steekt, met het kenmerk, dat het anker uit één stuk plaatvormig metaal bestaat, waar-10 van a) de mofdelen (12, 14) en de verbindingsdelen (16) om een gezamenlijke as zijn gebogen om een schacht (10) van het anker te vormen, b) de kopflens (40) , die is voorzien van een doorgaande ope-15 ning (52) voor de schroef, om een buiglijn (48) is gevouwen om aan te liggen tegen het mofdeel (12) aan het ene uiteinde van de schacht (10), en c) de middelen (66) om de schroefdraad op te nemen in een achterste kapvormig deel (42) zijn aangebracht, dat om een 20 buiglijn (60) is gevouwen om aan te liggen tegen het mof-deel (14) aan het andere uiteinde van de schacht (10).

2. Anker volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat het achterste kapvormige deel (42) en het aangrenzende mofdeel (14) zijn voorzien van in elkaar grijpende 25 delen (62, 64) voor het beperken van hun onderlinge verplaatsing.

3. Anker volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat de in elkaar grijpende delen (62, 64) worden gevormd door een nok (62) op het achterste kapvormige deel (42) 30 en een complementaire uitsparing (64) in het aangrenzende mofdeel (14).

4. Anker volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat de nok (62) van het achterste kapvormige deel (42) zwaluwstaartvormig is.

5. Anker volgens conclusie 3,met het ken merk, dat de-nok (62) diametraal tegenover de buiglijn (60) van het achterste kapvormige deel (42) is geplaatst, en dat de uitsparing (64) in het aangrenzende mofdeel (14) is 8401755 -9- aangebracht, en wel gedeeltelijk aan de ene en gedeeltelijk aan de andere zijde van de lijn (34), waar de longitudinale randen van het mofdeel samenkomen.

6. Anker volgens conclusie 5, m e t het k e n -5 me r k, dat de kopflens (40) eveneens is voorzien van een nok (54) , die tegenover zijn buiglijn (48) is aangebracht en die samenwerkt met een uitsparing (56) in zijn aangrenzende mofdeel (12).

7. Anker volgens een der voorgaande conclusies, 10. e t het kenmerk, dat het achterste kapvormige deel (42) is voorzien van een centrale opening, rond welke het metaal in de vorm van een buis (66) is gevormd, die coaxiaal binnen het aangrenzende mofdeel (14) van de schacht verloopt en die is voorzien van windingen voor het opnemen 15 van de schroefdraad van de schroef.

8. Anker volgens conclusie 7,met het kenmerk, dat de kopflens (40) eveneens een centrale opening bezit, rond welke het metaal in de vorm van een buis (52) is gevormd, die binnen het aangrenzende mofdeel (12) van de 20 schacht verloopt.

9. Anker volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kopflens (40) en het achterste kapvormige deel (42) met de aangrenzende mofdelen (12, 14. zijn verbonden door smalle verbindingen (46, 58), die 25 over een hoek van 90° om de buiglijnen (48, 60) zijn gebogen, wanneer de kopflens (40) of het achterste kapvormige deel (42) over de uiteinden van de mofdelen zijn gevouwen.

10. Werkwijze voor de vervaardiging van een blind schroefanker volgens conclusie 1, g e k e n - 30. e r k t door het achtereenvolgens ponsen en vormen van een metaalstrook (32) voor de vorming van de omtrekken, die de cylindrische mofdelen (12, 14), de samenvouwbare verbindingsdelen (16), de kopflens (40) en het achterste kapvormige deel (42) definiëren, het om een gemeenschappelijke as buigen 35 van de mofdelen (12, 14) en de verbindingsdelen (16) om een schacht te vormen, en het over een hoek van 90° om de buiglijnen (46, 58) dwars op de richting van de genoemde as vouwen van de kopflens (40) en het achterste kapvormige deel (42) om aan te liggen tegen de uiteinden van de mofdelen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10,met het 8401756 -10- ken m e r k, dat deze bovendien het buigen van nokken (54, 62) op de kopflens (40) en het achterste kapvormige deel (42) omvat, zodat deze worden opgenomen in complementaire uitsparingen (56, 64) van de aangrenzende mofdelen (12, 14). t 8401756