NL8401543A - Inrichting voor het blokkeren van een wiel van een voertuig. - Google Patents

Description

84.5055/Rey/sme

Korte aanduiding: Inrichting voor het blokkeren van een wiel van een voertuig.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het blokkeren van een wiel van een voertuig, ter beveiliging tegen diefstal.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit de 5 Europese octrooiaanvrage 0 080 893. Bij deze bekende inrichting wordt aan het te blokkeren wiel van het voertuig een van uitstekende staven voorziene constructie bevestigd, waardoor het wiel wordt belemmerd te roteren. Deze bekende inrichting heeft het nadeel dat het op het wiel aanbrengen en het 10 weer losmaken een aanzienlijke hoeveelheid tijd in beslag neemt, waardoor men minder geneigd zal zijn de inrichting te gebruiken.

De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting, voor het blokkeren van een wiel van een voertuig te verschaffen, dat 15 op snelle en eenvoudige wijze kan worden aangebracht en weer kan worden losgemaakt, welke inrichting bovendien gemakkelijk transporteerbaar is en weinig ruimte in beslag neemt. Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de inrichting bestaat uit twee framedelen, die aan elkaar kunnen 20 worden gekoppeld en door middel van een slot kunnen worden vastgezet onder insluiting van het betreffende wiel, waarbij elk framedeel wordt gevormd door een op de grond te plaatsen steundeel met een zich naar boven toe uitstrekkend opstaand gedeelte.

25 De beide framedelen kunnen in de rijrichting van het wiel gezien aan weerszijden hiervan met hun steundeel op de grond worden geplaatst en aan elkaar worden gekoppeld, zodat de opstaande gedeelten van beide framedelen het wiel blokkeren.

Bij voorkeur is volgens de uitvinding het opstaande ge-30 deelte van elk framedeel voorzien van delen, die de zijvlakken van het wiel gedeeltelijk tussen zich insluiten en is scharnierend verbonden met het steundeel, zodat het vanuit zijn rechtopstaande stand in zijn geheel tegen het steundeel kan worden neergeklapt. Deze inklapmogelijkheid verschaft de in-35 richting in niet gebruikte toestand een zo klein mogelijk volume, zodat de inrichting gemakkelijk in de kofferruimte van 8401543 Λ -¾ - 2 - een voertuig kan worden geplaatst zonder veel ruimte in beslag te nemen.

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het steundeel gevormd door 'twee evenwijdige 5 op een afstand van elkaar gelegen balken, die met elkaar zijn verbonden door dwarsstaven, waarbij de balken van het ene framedeel aan één uiteinde zijn voorzien van in het verlengde van de balken liggende pennen die kunnen worden opgenomen in de balken van het andere framedeel, waarbij tenminste één van 10 de genoemde pennen is voorzien van op regelmatige afstanden van elkaar gelegen uitnemingen, waarin de schoot van het slot kan grijpen.

De beide framedelen kunnen zodoende in elkaar worden geschoven en op verschillende onderlinge afstand van elkaar wor-15 den vastgezet, zodat de inrichting zich gemakkelijk kan aanpassen aan de grootte van het betreffende te blokkeren wiel.

Doelmatig is tussen de evenwijdige balken van elk framedeel een kantelbare plaat aangebracht, die is voorzien van verankeringsorganen, die in de grond grijpen als de plaat 20 kantelt ten gevolge van het op de plaat rijden van het ingesloten wiel.

Indien men het geblokkeerde voertuig tracht weg te rijden, zal het door de inrichting ingesloten wiel de plaat oprijden.

De plaat zal hierdoor kantelen en met zijn verankeringsorganen 25 in de grond grijpen, terwijl het opstaande gedeelte het ver-derrijden van het wiel voorkomt. Deze constructie heeft het voordeel, dat de inrichting niet over de grond door het voertuig kan worden meegesleept.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 30 tekening, die bij wijze van voorbeeld een voorkeursuitvoeringsvorm toont, waarin: fig. 1 een perspektiefaanzicht is van de twee afzonderlijke framedelen; fig. 2 een langsdoorsnede toont van één van de framedelen; 35 fig. 3 een met fig. 2 overeenkomend aanzicht toont van het in fig. 2 weergegeven framedeel in een tussenstand tijdens het inklappen; fig. 4 op vergrote schaal een detail toont van de in fig, 2 weergegeven langsdoorsnede.

8401543

^ V

- 3 -

Zoals duidelijk is te zien in fig. 1, bestaat de inrichting volgens de uitvinding uit twee afzonderlijke framedelen, die in het geheel resp. met de verwijzingscijfers 1 en 2 zijn aangegeven. Sik framedeel bestaat uit een op de grond te 5 plaatsen steundeel, dat wordt gevormd door twee evenwijdige en op een afstand van elkaar gelegen holle balken 3, 4 resp. 5, 6 met rechthoekige dwarsdoorsnede, die met elkaar zijn verbonden door middel van dwarsstaven 7, 8 resp. 9, 10.

Elk van de framedelen is voorzien van een ópstaand ge-10 deelte, welke gedeelten voor de beide framedelen 1 en 2 identiek zijn.

Op het bovenoppervlak van de balk 3 is een staaf 11 en op het bovenoppervlak van de balk 4 een staaf 12 geplaatst, welke staven 11 en 12 onderling zijn verbonden door middel van een 15 dwarsstaaf 13. De beide staven 11, 12 hebben een rechthoekige dwarsdoorsnede en zijn zodanig scharnierend verbonden met de resp. balken 3, 4 dat de staven vanuit een stand loodrecht op de balken gezamenlijk kunnen worden verdraaid om een loodrecht op de balken staande as in de richting van de pijlen A, totdat 20 de staven 11 en 12 in neergeklapte toestand op het bovenoppervlak van de resp. balken 3 en 4 rusten. Deze scharnierende verbinding wordt gevormd door middel van een scharnieras 14, die is gelegerd in ogen 15, 16, die zijn gelast op de naar elkaar toe gerichte zijden van de resp;. balken 3, 4.

25 Aan het van de scharnieras 14 afgelegen uiteinde van de staven 11 en 12 zijn resp. een staaf 17 en een staaf 18 scharnierend bevestigd, die met hun andere uiteinde weer scharnierend zijn verbonden met staven 19, 20, die weer scharnierend zijn bevestigd aan de resp. balken 3 en 4. De constructie is 30 zodanig dat de staven 17 en 18 evenwijdig lopen met de balken 3 en 4 en de staven 19 en 20 evenwijdig lopen met de staven 11 en 12, zodat twee evenwijdige parallellogrammen worden gevormd, die gezamenlijk kunnen worden neergeklapt.

Het opstaande gedeelte van het framedeel 2 is identiek 35 uitgevoerd, en de verschillende onderdelen zijn in fig. 1 met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven, waarbij een accent is toegevoegd.

Tussen de balken 3, 4 resp. 5, 6 is een plaat 21 resp.

8401543 - 4 - 21' aangebracht, die zich over de gehele breedte tussen de betreffende balken uitstrekt. De platen van beide fraraedelen zijn identiek uitgevoerd en bevestigd en worden hierna beschreven aan de hand van het in fig. 4 weergegeven detail.

5 Zoals blijkt uit fig. 4, omvat de plaat 21 een schuin omhooglopend gedeelte 22, dat in de weergegeven uitvoeringsvorm enigszins geknikt is en normaliter met zijn vrije uiteinde op de grond rust. Het omhooglopende gedeelte zet zich voort via een bochtstuk 23 in een naar beneden toe gericht 10 deel 24, waarvan het vrije uiteinde normaliter op enige afstand van de grond ligt. De plaat 21 is door middel van een in het bochtstuk bevestigde as 25 scharnierend gelegerd tussen de balken 3 en 4.

Aan de bovenzijde van de plaat ter hoogte van het bocht-15 stuk 23 is een zich over de gehele lengte van de plaat uitstrekkende nok 26 aangebracht. Deze nok 26 heeft tot doel de plaat te doen kantelen in de richting van de pijl B, indien het ingesloten wiel het schuin omhooglopende gedeelte 22 oprijdt en tegen de nok 26 aanstoot. Door het verdraaien van 20 de plaat zal het vrije uiteinde van het naar beneden gerichte deel 24 in de grond grijpen en zodoende een verankering van de inrichting veroorzaken. Eventueel kan dit vrije uiteinde van het deel 24 hiertoe zijn voorzien van scherpe kanten of punten, die verankeringsorganen vormen.

25 In de in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm is de scharnieras 25 van de plaat 21 via een in de lengterichting lopende sleufvormige opening 27 gelegerd in glijstukken 28, die in de betreffende balken 3 en 4 zijn aangebracht en waarvan er in fig. 4 één met streeplijnen is aangegeven. De glij-30 stukken 28 staan via een raam 29 in verbinding met de staven 11 en 12. Het raam 29 bestaat uit twee evenwijdige en op een afstand van elkaar gelegen staven 3Q, 31, die nabij hun uiteinde met elkaar zijn verbonden door dwarsstaven 32, 33.

De staven 30, 31 zijn enerzijds via de sleufgaten 27 schar-35 nierend verbonden met de glijstukken 28 en anderzijds scharnierend verbonden met de balken 11, 12 ongeveer-ter halver hoogte hiervan.

In fig. 3 is het framedeel 1 weergegeven in een tussen- 8401543 - 5 - •ïi a -· stand tijdens het neerklappen van het ópstaande gedeelte.

Uit deze figuur blijkt duidelijk, dat de plaat 21 bij het neerklappen volgens de pijl A zich verplaatst in de richting van de pijl C.

5 Zoals te zien is in fig. 1, zijn de balken 5 en 6 van het framedeel 2 voorzien van pennen 34 en 35, die kunnen worden opgenomen in de holle ruimten van de balken 3 en 4 van het framedeel T. De pen 35 is hierbij voorzien van op regelmatige afstanden van elkaar gelegen uitsparingen 36 waarin de 10 schoot van een op het uiteinde van de balk 4 opgebracht slot 37 kan grijpen, als de beide framedelen naar elkaar worden toe bewogen volgens de pijl D.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding is als volgt.

15 De beide framedelen worden in de rijrichting gezien aan weerszijden van het te blokkeren wiel geplaatst, zo ver mogelijk naar elkaar toe bewogen en door middel van het slot 37 vast met elkaar verbonden. In deze stand zullen de platen 21 en 21* enigszins onder het loopoppervlak van het betreffende 20 wiel grijpen, terwijl de staven 17, 19, 17’, 19' en 18, 20, 18’, 20* alsmede de staven 30, 31 en 30 *, 31* de zijvlakken van het wiel tussen zich insluiten. Het loopoppervlak van het wiel wordt ingesloten door de dwarsstaven 13 en 13', die eventueel kunnen zijn uitgevoerd als een hoekprofiel en in 25 uitgeklapte toestand zo hoog mogelijk tussen de staven 11, 12 resp. 11*, 12* zijn aangebracht.

Indien men met het voertuig tracht weg te rijden als de inrichting om één van de wielen is geplaatst, zal dit wiel de plaat 21 resp. 21’ oprijden en in aanraking komen met de 30 nok 26. De plaat 21, 21’ kantelt en grijpt met het vrije uiteinde van het deel 24 in de grond. Het wiel wordt vervolgens tegengehouden door de dwarsstaaf 13, 13*. De inrichting kan zodoende niet door het voertuig worden meegesleept.

Voor het losnemen van de inrichting wordt het slot 37 35 geopend, waarna de framedelen uit elkaar kunnen worden getrokken. Vervolgens worden de ópstaande gedeelten neergeklapt volgens de pijl A, zodat een plat geheel wordt verkregen dat gemakkelijk in de kofferruimte van het voertuig kan worden opge- 8401543 - δ - borgen zonder veel plaatsruimte in beslag te nemen.

Het zal duidelijk zijn, dat binnen het kader van de onderhavige uitvinding vele varianten mogelijk zijn. Zo kunnen de platen 21 en 21* ook vast tussen de balken 3 en A resp. 5 en 5 6 worden aangebracht en het raam 29 worden vervangen door een ander verstevigingsorgaan. Van belang is, dat het wiel van het voertuig van alle kanten wordt ingesloten en het opstaande gedeelte tenminste totaan de rotatieas van het betreffende wiel reikt. Bovendien kunnen nog middelen worden aangebracht 10 om de gekoppelde framedelen aan de carrosserie van het voertuig te bevestigen.

8401543

Claims (5)

1. Inrichting voor het blokkeren van een wiel van een voertuig ter beveiliging tegen diefstal, gekenmerkt door twee fraraedelen, die aan elkaar kunnen worden gekoppeld en door middel van een slot kunnen worden vastgezet onder 5 insluiting van het betreffende wiel, waarbij elk framedeel wordt gevormd door een op de grond te plaatsen steundeel met een zich naar boven toe uitstrekkend ópstaand gedeelte.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het k e n- m e r k, dat het opstaande gedeelte van elk framedeel is voor-10 zien van delen, die de zijvlakken van het wiel gedeeltelijk tussen zich insluiten en scharnierend is verbonden met het steundeel, zodat het vanuit zijn opstaande stand in zijn geheel kan worden neergeklapt tegen het steundeel.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het ken-15 m e'r k, dat het steundeel wordt gevormd door twee evenwijdige op een afstand van elkaar gelegen balken, die met elkaar zijn verbonden door dwarsstaven, waarbij de balken van het ene framedeel aan één uiteinde zijn voorzien van in het verlengde van de balken liggende pennen, die kunnen worden opgenomen in 20 de balken van het andere framedeel, waarbij tenminste één van de genoemde pennen is voorzien van op regelmatige afstanden van elkaar gelegen uitnemingen, waarin de schoot van het slot kan grijpen.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het ken-25 merk, dat tussen de evenwijdig balken van elk steundeel een kantelbare plaat is aangebracht, die is voorzien van ver-ankeringsorganen, die in de grond grijpen als de plaat kantelt ten gevolge van het op de plaat rijden van het ingesloten wiel. 30

5. Inrichting volgens conclusie 4,met het ken merk, dat de plaat van elk framedeel verschuifbaar tussen 8401543 r . - 8 - de balken is aangebracht en is gekoppeld met het opstaande gedeelte zodanig dat het neerklappen van het opstaande gedeelte een verschuiving van de plaat teweegbrengt. 8 4 0 1 5 4 3