NL8304248A - Geldspeelautomaat met muntstapelbuizen voor afzonderlijke muntwaarden. - Google Patents

Description

:V * f β T-10

Geldspeelautoraaat met muntstapelbuizen voor afzonderlijke muntwaarden.

De uitvinding heeft betrekking op een geldspeelauto-maat met voor uitbetaling bestemde muntstapelbuizen voor afzonderlijke muntwaarden, welke voor het in bedrijf nemen daarvan tot een nominale vulstand worden gevuld, daarna door mun-5 ten die door de speler worden ingeworpen continu bijgevuld worden en die voorzien zijn van een naar een te ledigen cassette voerende muntoverlopen.

De muntstapelbuizen van de geldspeelautomaat van de genoemde soort moeten voor het in bedrijf nemen daarvan tot 10 een bepaalde vulhoogte, de nominale vulstand worden gevuld, opdat bij het begiri van het spelbedrijf een voldoende voorraad munten voor het uitbetalen van winst aanwezig is. Bij bekende geldspeelautomaten is het gebruikelijk om voor dé eerste vulling verscheidene muntgeleidings- en controle-organen, 15 die boven de muntstapelbuizen zijn gemonteerd los te schroeven, om zo een toegang voor het vullen van de munten te verkrijgen. Deze werkzaamheden zijn omstandig en tijdrovend, in het bijzonder wanneer eerst gezorgd moet worden voor geschikt gereedschap voor het los schroeven.

20 Het doel van de uitvinding is een geldspeelautomaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarvan de muntstapelbuizen gemakkelijk en snel tot hun nominale vulstand gevuld kunnen worden.

Dit doel wordt bereikt door muntvulopeningen in de 25 muntstapelbuizen op een door de nominale vulstand bepaalde stapelhoogte.

Bij de op een door de nominale vulstand bepaalde hoogte in de muntstapelbuizen aangebrachte muntvulopeningen werkt de laatste munt als vulversperring, zodat afwijkingen van de 30 nominale vulstand vanzelf kunnen worden vermeden.

Verder ligt aan de uitvinding het doel ten grondslag een geldspeelautomaat te verschaffen waarvan de muntstapelbuizen tot een gelijkmatige, op de nominale vulstand georiënteerde vulhoogte worden geregeld.

8304248 _ * * 2

Dit doel wordt bereikt doordat de muntvulopening in de muntstapelbuis voor de munten met de hoogste waarde boven deze is aangebracht, om een volledige vulling mogelijk te maken, dat de overige muntvulopeningen in een een gedeeltelijke 5 vulling mogelijk makende buishoogte zijn aangebracht en dat bij de muntstapelbuizen behorende vulstandherkenningsorganen zijn aangebracht, die het uitbetalen uit onder de nominale vulstand gevulde muntstapelbuizen voor munten onder de laagste muntwaarde afhankelijk van het in negatieve richting over-10 schrijden van de nominale vulstand naar ten minste één van de muntstapelbuizen voor de munten met de telkens volgende lage waarde stuurt.

Een belangrijke verdere ontwikkeling van de geldspeel-automaat volgens de uitvinding bestaat daaruit, dat door de 15 vulstandherkenningsinrichtingen gestuurde, voor elke muntwaarde afzonderlijke aanwijsmiddelen voor de lege stand zijn aangebracht, dat bij een acute insolventie veroorzakende lege stand van één van de muntstapelbuizen voor munten onder de hoogste waarde een signaalorgaan tot de inworp van een-met de 20 waarde van de voor uitbetaling beschikbare munten met een volgende hogere waarde overeenkomend aantal van de ontbrekende · munten oproept, en dat na de inworp van het aantal munten de munt met de hogere waarde en het bij het optreden van de insolventie uitstaande bedrag worden uitbetaald.

25 De geldspeelautomaat volgens de uitvinding wisselt munten, waarbij deze munten met een lagere waarde wisselt voor munten met een hogere waarde, om zijn solventie weer te herstellen.

Verdere ontwikkelingen van de geldspeelautomaat vol-30 gens de uitvinding blijken uit de overige onderconclusies.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is in de tekening weergegeven en in de volgende beschrijving verduide-! lijkt.

Fig. 1 toont muntstapelbuizen voor afzonderlijke munt-35 waarden in geldspeelautomaten volgens de uitvinding en fig. 2 toont een schakelschema van een schakelinrichting voor het beïnvloeden van de vulstanden in de in fig. 1 weergegeven muntstapelbuizen.

Fig. 1 toont een gedeelte van een in zijn geheel met 8304248 * -» 3 1 aangegeven naar buiten zwenkbare munteenheid met vier munt-stapelbuizen 2-5 voor munten van 5,— DM, 0,10 DM, 1,— DM en 2,— DM in een geldspeelautomaat. Hierin ingeworpen munten van de genoemde waarde worden in een niet weergegeven muntcon-5 trole-inrichting op hun geldigheid gecontroleerd, waarbij afgewezen munten via een falsificaatkanaal worden afgevoerd en aangenomen munten voor elke muntwaarde afzonderlijk door munt-geleidingskanalen, waarvan het rauntgeleidingskanaal 6 voor 5,— DM-munten is weergegeven, naar de muntstapelbuizen 2-5 10 worden gevoerd. Niet weergegeven muntherkenningsinrichtingen aan de muntgeleidingskanalen wekken voor elke muntwaarde afzonderlijke signalen op, die geregistreerd en aangegeven worden door een tegoedteller Z (fig. 2). De muntstapelbuizen 2-5 dienen voor het, voor uitbetaling van gewonnen, resp. door de 15 tegoedteller aangegeven bedragen gereedhouden van munten. De bij de naar buiten gezwenkte munteenheid 1 toegankelijke muntstapelbuizen 2-5 wórden voor het in gebruik nemen van de geldspeelautomaat tot een nominale vulstand gevuld, opdat bij de aanvang van het spelbedrijf een voor uitbetaling voldoende 20 muntvoorraad aanwezig is. Hiervoor zijn muntvulopeningen 7-10 aangebracht, waarvan de drie rechtse ongeveer halverwege in de muntstapelbuizen 3-5 aangebrachte sleuven zijn, die zich telkens verticaal uitstrekken. De afmeting van de sleuven is zo gekozen, dat munten afzonderlijk en na elkaar ingeworpen 25 moeten worden. Daardoor wordt gewaarborgd, dat de munten in horizontale ligging worden opgestapeld, zodat blokkeringen worden vermeden, die door schuin of verticaal staande munten worden veroorzaakt.

De sleuven 8-10 zijn ongeveer in het midden van de 30 muntstapelbuizen 3-5 tussen hun onder- en boveneinde aangebracht, zodat het niet mogelijk is verder te vullen dan de onderranden 11-13 van de sleuven 8-10, omdat de laatste munt dan de ingang verspert. De onderranden 11-13 markeren dus de nominale vulstand en afwijkingen hiervan kunnen bij het vul-35 len worden vermeden.

De tot hun nominale vulstand gevulde muntstapelbuizen 3-5 beschikken bij het in gebruik nemen van de geldspeelautomaat over een aanzienlijke opnamecapaciteit, en tot aan het overlopen van de munten in een niet weergegeven te ledigen 8304248 4 cassette is een overeenkomstig grote speelruimte aanwezig.

De muntvulopening 7 van de linker muntstapelbuis 2 voor de 5,— DM-munten is een in het muntkanaal 6 aangebrachte sleuf boven het boveneinde van de muntstapelbuis 2, zodat 5 deze geheel gevuld kan worden, waarbij de laatste 5,— DM-munt verticaal tussen twee evenwijdig aan het vlak van de tekening verlopende wanden 14 van het muntgeleidingskanaal 6 op de in horizontale ligging opgestapelde munten staat, en door een linker, loodrecht op het vlak van de tekening staande en 10 schuin naar boven gevoerde zijwand 15 evenals door een uitsteeksel 16 van een overloopkanaal 17 tegen wegrollen wordt vastgehouden. De volgende munt die door de sleuf 7 wordt toegevoerd, rolt over de staande munt in het overloopkanaal 16 naar een overloopgoot 18, waar deze weer met de hand opgevan-15 gen kan worden* Het opvangen van de’ munt is slechts bij naar buiten gezwenkte munteenheid 1 mogelijk; in de naar binnen gezwenkte bedrijfsstand leidt de overloopgoot 18 in een niet weergegeven trechterbuis, die de munten naar de cassette leidt.

20 Bij deze volle resp. nominale vulstand zal de eerste 5,— DM-munt, die de muntcontrole-inrichting na de ingebruikname heeft aangenomen, via de rechtopstaande munt wegrollen, om via de reeds beschreven overloopweg naar de cassette gevoerd te worden.

25 Bij een volle stapelbuis 2 van 5,— DM is gewaarborgd, dat uitbetalingspieken bij de uitbetaling van maximale winsten niet tot het leegspelen, dat wil zeggen tot het ruïneren van één van de muntstapelbuizen 2-5 kunnen leiden. Op een onoverzichtelijke plaats treedt voor de geldspeelautomaat met ge-30 heel gevulde stapelbuis 2 van 5,— DM echter gevaar van inbraak op, zodat om redenen van voorzichtigheid een gedeeltelijke vulling van deze muntstapelbuis 2 wordt aangeraden.

Voor het vullen kan een leihefboom 19 in de 5,— DM-stapelbuis 2 worden geplaatst, welke voorzien is van een as, 35 die verdraaibaar opgenomen wordt in uitsparingen in een sta-pelbuishouder 20, welke een lager vormen. Daarbij steekt een tong 21 van de leihefboom 19 uit in de muntstapelbuis 2, welke tong direkt onder de as omgezet is, zodat vanwege de er op werkende zwaartekracht een draaimoment optreedt, dat de tong 8304248 ,·# * ' - 5 21 naar achteren tegen de binnenwand van de muntstapelbuis 2 drukt, waarbij het uit de muntstapelbuis 2 naar buiten stekende deel 22 naar voren wordt getrokken. Na het vullen van de muntstapelbuis 2 tot een door de onderste tongpunt bepaalde 5 nieuwe nominale vulhoogte drukt de laatste munt de tong 21 naar voren tegen de binnenwand en wordt het uitstekende deel 22 naar achteren gedraaid. Daarbij steekt een rechthoekig naar achteren gebogen einde 23 door een opening 24 in de voorste wand 14, zodat volgende munten van 5,— DM op de reeds be- 10 schreven wijze naar de cassette worden afgevoerd.

Opgemerkt moet worden dat leihefbomen 19 met tongen van verschillende lengte meegeleverd kunnen worden, zodat verschillende nominale vulstanden in de muntstapelbuis 2 voor de munten met de hoogste waarde ingesteld kunnen worden.

15 Fig. 1 toont slechts het muntgeleidings- en overloop- kanaal 6 en 17 voor munten van 5,— DM. Vanwege de overzichtelijkheid zijn de overloopkanalen voor de overige munten, die alle uitmonden in de overloopgoot 18, niet weergegeven.

De muntgeleidings- en overloopkanalen, bijvoorbeeld 6 20 en 17, zijn achter elkaar aangebracht en vervaardigd van doorzichtig kunststof materiaal, zodat de munten zichtbaar zijn.

Het kan voorkomen dat kleverige munten ingeworpen worden die in de kanalen vast kunnen kleven. Door gaten 24 op geschikte plaatsen in de wanden, bijvoorbeeld 14, kan de klevende munt 25 met een puntig voorwerp verder worden bewogen.

De muntstapelbuizen 2-5 zijn ook aan hun ondereinde met een stapelbuishouder 25 op een grondplaat 26 van de munteenheid 1 bevestigd. Onder de stapelbuishouder 25 zijn elektromagnetisch beweegbare muntuitbetalingsschuiven aangebracht, 30 waarvan er slechts één 27 afgebroken is weergegeven.

Fig. 2 toont een schakelschema van een schakelinrich-ting voor het beïnvloeden van de vulstanden in de muntstapelbuizen 2-5. Een besturingsinrichting 28 wekt bij een uitbetaling uitbetalingsimpulsen op, die door bij elke afzonderlijke 35 muntwaarde behorende leidingen 29-32 via door de vulstand gestuurde schakelaars 33-43 bij uitbetalingsmagneten 44-47 terecht komen. De uitbetalingsmagneten werken telkens met hun anker op de uitbetalingsschuif, zoals 27 in fig. 1. De uitgeworpen munt passeert een lichtkast van een muntafgiftemelder 8304248 1 ‘ 6 48-51, die via een meldleiding 52-55 verbonden is met de besturing sinrichting 28, om daar een het uitbetalingsbedrag onthoudende en aangevende teller Z met het met de muntwaarde overeenkomende bedrag te verlagen.

5 Voor het beïnvloeden van de schakelaars 33-43 dienen bekende vulstandherkenningsinrichtingen, die hier niet nader worden beschreven.

Bij elke muntstapelbuis 2-5 (fig. 1) behoort één van de schakelaars 33-36 die in het geval dat deze leeg zijn door 10 de bijbehorende vulstandherkenningsinrichting in zijn werk-stand wordt bewogen. Deze schakelaars worden hierna lege-standschakelaars 33-36 genoemd. De lege-standschakelaars 33-36 kunnen een serieschakeling vormen: bij lege muntstapelbuis 2, 5, en/of 4 worden de uitbetalingsimpulsen via het betref-15 fende werkcontact naar de lege-standschakelaar 34, 35, en/of 36 van de muntstapelbuis 5, 4, en/of 3 van de volgende lagere waarde geleid, om zo de uitbetaling in kleinere munten mogelijk te maken, zoals nog beschreven zal worden.

Met de werkcontacten van de lege-standschakelaars 33-20 36 zijn bij de muntstapelbuizen behorende signaallampen 56-59 verbonden, waarvan de stroomkring telkens gesloten wordt met een door de voor elke muntwaarde afzonderlijke uitbetalingsimpulsen te sturen schakelaar 60-63. De signaallampen 56-59 lichten öp, wanneer de betreffende muntstapelbuis 2-5 leeg 25 staat. De signaallamp 57-59 van de muntstapelbuis 2-5 voor de munten met aangrenzende waarde licht ook op, wanneer ook deze leeg staat, aangezien de via het werkcontact doorgeleide uitbetaling simpuls dient als stuursignaal voor de betreffende bestuurbare schakelaar 60-63 voor de extra oplichtende signaal-30 lampen 56-59.

Oplichtende signaallampen 56-59 roepen de beheerder op tot het bijvullen van leegstaande muntstapelbuizen 2-5.

Het vullen geschiedt op de reeds aan de hand van fig. 1 beschreven wijze.

35 Bij een lege stand van de 0,10 DM-muntstapelbuis 5 treedt insolventie op omdat er geen munten met een nog lagere waarde zijn.

Wanneer in het laatst genoemde geval de muntstapelbuis 2-4 voor de munten met de volgende hogere waarde, hier 8304248 * .1 7 de stapelbuis 4 voor de 1,— DM-munten, niet leeg staat, dan ontvangt een EN-poort 64 aan zijn niet-inverterende ingang van het werkcontact van de lege-standschakelaar 36 voor het aangeven van de lege stand van de 0,10-DM-stapelbuis 5 de uit-5 betalingsimpuls met een hoge waarde, en aan zijn twee inverterende ingangen ontvangt deze voor het aangeven van een niet-lege stand van de 1,— DM-stapelbuis 4 telkens een lage waarde, welke enerzijds van de 1,— DM-leiding 31 en anderzijds van het werkcontact van de bestuurbare schakelaar 63 komt.

10 Bij deze signaalconfiguratie schakelt de EN-poort 64 een hoge waarde op zijn uitgang 65, waarmee de besturingsinrichting 28 met behulp van de tegoedteller Z een signaalorgaan 66 activeert, dat oproept tot het inwerpen van een met de waarde van de 1,— DM-munten overeenkomend aantal ontbrekende 0,10 DM-15 munten. Wanneer de tegoedteller Z door de muntherkenningsinrichting tien 0,10 DM-munten heeft geregistreerd, inactiveert deze het signaalorgaan 66, en zendt de besturingsinrichting 1 een uitbetalingsimpuls uit over de 1,— DM-leiding naar de uitbetalingsmagneet 46 van de 1,— DM-rauntstapelbuis 4. Daar-20 na regelt de besturingsinrichting 28 de uitbetaling van de resterende 0,10 DM-munten, waarvan er tien aanwezig zijn.

Verdere EN-poorten voor het combineren van de logische lege-stand en niet-lege-standwaarden voor de overige muntwaardecombinaties zijn ten gunste van een betere overzich-25 telijkheid van het schakelschema niet weergegeven.

Samenvattend kan vastgesteld worden dat de geldspeel-automaat munten wisselt, waarbij deze munten met een lagere waarde wisselt voor munten met een hogere waarde, om zijn solventie weer te herstellen.

30 Hierna wordt de werking van de door de vulstand ge stuurde schakelaars 33-43 beschreven.

Behalve de lege-standschakelaars 34-36 zijn aan de muntstapelbuizen 3-5 voor de munten met niet de hoogste waarde schakelaars 37-39 aangebracht, die zich in de ruststand be-35 vinden, wanneer de betreffende vulstand onder de nominale vulstand is gedaald. Wanneer de vulstand de door de nominale vulstand bepaalde drempel overschrijdt, dan brengt de vulstand-herkenningsinrichting de schakelaars 37-39 in hun werkstand.

Deze schakelaars worden hierna nominale-vulstandschakelaars 8304248 t * 8 37-39 genoemd.

Hierna wordt de uitbetaling van een bedrag van 10,— DM beschreven, waarbij aangenomen wordt dat de 5,~ DM-stapel-buis 2 niet leeg staat en dat de overige muntstapelbuizen 3-5 5 eerst tot boven de nominale vulstand zijn gevuld.

De uitbetalingsimpuls van de besturingsinrichting 28 komt op de 5,— DM-leiding 29 via het rustcontact van de lege-standschakelaar 33, een ontkoppeldiode 67 en het werkcontact van de nominale-vulstandschakelaar 37 naar de uitbetalingsmag-10 neet 45, die met zijn uitbetalingsschuif een munt van 2,— DM uit de muntstapelbuis 5 uitwerpt, welke dan de tegoedteller Z in de besturingsinrichting 28 door middel van de muntafgifte-melder 49 via de meldleiding 53 tot een met 8,— DM overeenkomende stand verlaagt. Aangenomen wordt dat na deze muntuit-15 worp de 2,-- DM-stapelbuis 5 onder zijn nominale vulstand terecht is gekomen, zodat de volgende uitbetalingsimpuls via het rustcontact van de nominale-vulstandschakelaar 37 en via het werkcontact van de nominale-vulstandschakelaar 38 de uitbetaling smagneet 46 activeert. De uit de muntstapelbuis 4 uit-20 geworpen munt van 1,— DM brengt door middel van de muntafgif-temelder 50 de tegoedteller Z via de meldleiding 54 op een met 7,— DM overeenkomende stand.

Aangenomen wordt dat na deze muntuitworp de muntstapelbuis 4 onder zijn nominale vulstand is gedaald, zodat de 25 volgende uitbetalingsimpulsen via het rustcontact van de nominale-vulstandschakelaar 38 en het werkcontact van de nominale-vulstandschakelaar 39 de uitbetalingsmagneet van de 0,10 DM-stapelbuis 3 activeren. Na de uitbetaling van zes 0,10 DM-mun-ten is ook in deze muntstapelbuis 3 de nominale vulstand be-30 reikt en moet nog 6,40 DM uit worden betaald.

Na het in negatieve richting overschrijden van de nominale vulstand in de 0,10 DM-stapelbuis 3 brengt de vulstand-herkenningsinrichting de nominale-vulstandschakelaar 39 in zijn ruststand, zodat een met de collectoren van vier telkens 35 bij een uitbetalingsmagneet 44-47 behorende en met de door transistoren gerealiseerde schakelaar 40-43 verbonden leiding 68 de uitbetalingsimpulsen voert. De bases van de transistoren 40-43, waarvan de emitter-collector-verbindingen de afzonderlijke uitbetalingsmagneten 44-47 met de leiding 68 verbin- 8304248 9 X ^ * -,» den, ontvangen de uitbetalingsimpulsen van de rustcontacten van de 1ege-standschakelaars 33-36, zodat alleen die transistor geleidend wordt, die ten slotte de uitbetaling van de munten met de grootst mogelijke waarde bewerkstelligt.

5 In het eerder genoemde geval komt de volgende uitbeta- lingsimpuls via het rustcontact van de lege-standschakelaar 33 en via een basis-voorschakelweerstand 69 bij de basis van de transistor 40; deze laatste activeert de uitbetalingsmag-neet 44 van de 5,— DM-stapelbuis 2 en de uitgeworpen 5,— DM-10 munt vermindert het nog uit te betalen bedrag op de reeds beschreven wijze tot 1,40 DM.

De besturingsinrichting wekt dan een uitbetalingsimpuls op, die via de 1,— DM-leiding en het rustcontact van de lege-standschakelaar 35 enerzijds de ontkoppeldiode 70, het 15 rustcontact van de nominale-vulstandschakelaars 38 en 39 en de leiding 68 naar de collector en anderzijds via de basis-voorschakelweerstand 71 bij de basis van de transistor 42 terecht komt, zodat deze de uitbetalingsmagneet 46 activeert.

Daarna worden vier 0,10 DM-munten uitbetaald, waarbij 20 de transistor 43 de uitbetalingsmagneet 47 viermaal activeert.

Volledigheidshalve moet opgemerkt worden, dat alle rustcontacten van de lege-standschakelaars 33-36 enerzijds via ontkoppeldioden 67, 70, 72 en 73 met de nominale-vulstand-schakelaars 37-39 en anderzijds via basis-voorschakelweerstan-25 den 69, 71, 74 en 75 met de bases van de transistoren 40-43 zijn verbonden.

De hier als een bedrade schakeling beschreven schakel-inrichting met de besturingsinrichting 28 kan gerealiseerd worden in een microcomputer. De microcomputer beschikt over 30 een aritmetische-logische-eenheid (ALU) die een zodanig veelzijdig schakelingsorgaan vormt, dat dit alle logische bewerkingen uit kan voeren. De omzetting van de beschreven schakelinrichting wordt hier niet in detail beschreven; verwezen kan bijvoorbeeld worden naar de publicaties "vom Gatter zum Mikro-35 prozessor" van Dipl.-Ing. Reinhard Birchel, le druk, september 1978 van de uitgeverij für Technik und Wirtschaft Meynen KG.

Samenvattend kan vastgesteld worden dat de schakelin-richting de vulstanden in de muntstapelbuizen 2-5 zodanig regelt dat getracht wordt de nominale vulstanden, die reeds bij 8304248 -f 10 het in bedrijf nemen van de geldspeelautomaat bestonden, in stand te houden. Daarbij is enerzijds de muntstapelbuis 2 voor de 5,— DM-munten tot aan het overlopen toe gevuld, en hebben anderzijds de overige muntstapelbuizen 3-5 slechts een 5 gedeeltelijke vulling, zodat vrijwel uitsluitend 5,— DM-munten in de cassette overlopen.

8304248

Claims (7)

1. Geldspeelautomaat met voor uitbetaling muntstapel-buizen voor afzonderlijke muntwaarden, die voor het in gebruik nemen van de geldspeelautomaat tot een nominale vul-stand worden gevuld, vervolgens door, door de speler ingewor-5 pen munten continu worden bijgevuld en welke voorzien zijn van naar een te ledigen cassette voerende muntoverlopen, g e-kenmerkt door muntvulopeningen (7-10) op een door de nominale vulstand bepaalde stapelhoogte in de muntstapel-buizen (2-5).

2. Geldspeelautomaat volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de muntvulopening (7) in de munt-stapelbuis (2) voor de munten met de hoogste waarde boven deze is aangebracht, om een volledige vulling mogelijk te maken, dat de overige muntvulopeningen (8-10) op een een gedeelte-15 lijke vulling mogelijk makende buishoogte zijn aangebracht, en dat bij de muntstapelbuizen (2-5) behorende vulstandherken-ningsinrichtingen zijn aangebracht, die het uitbetalen regelen uit onder de nominale vulstand gevulde muntstapelbuizen (2, 5, 4) voor munten boven de laagste waarde, afhankelijk 20 van het in negatieve richting overschrijden van de nominale vulstand in ten minste één van de muntstapelbuizen (5, 4, 3) voor de munten met de telkens volgende lagere waarde.

3. Geldspeelautomaat volgens conclusie 2, g e k e n-merkt door een leihefboom (19) aan de muntstapelbuis 25 (2) voor het instellen van de nominale vulstand.

4. Geldspeelautomaat volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat door de vulstandherkenningsinrichting gestuurde, voor elke muntwaarde afzonderlijke aandui-dingsmiddelen (56-59) voor de lege stand zijn aangebracht, 30 dat bij een acute insolventie veroorzakende lege stand van j één van de muntstapelbuizen (5, 4, 3) voor munten onder de hoogste waarde, een signaalorgaan (66) tot de inworp van een met de waarde van de voor uitbetaling beschikbare munten met een volgende hogere waarde overeenkomend aantal van de ontbre-35 kende munten oproept en dat na de inworp van het aantal mun- \ ten de munt met de hogere waarde en het bij het optreden van 8304248 j ."1 «* V Λ * 12 de insolventie uitstaande bedrag worden uitbetaald.

5. Geldspeelautomaat volgens één van de voorgaande conclusies, met een muntcontrole-inrichting voor ingeworpen munten, welke gecontroleerde en aangenomen munten al naar ge- 5 lang hun waarde afzonderlijk uit bij elke afzonderlijke muntwaarde behorende uitlaatopeningen in een muntgeleidingskanaal afvoert, dat enerzijds naar het boveneinde van de muntstapel-buis leidt en anderzijds in een overloopkanaal, met het kenmerk, dat de muntvulopening (7) voor de munten met 10 de hoogste waarde een sleuf in het muntgeleidingskanaal (6) is.

6. Geldspeelautomaat volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de muntgeleidings- en overloopkana-len (bijvoorbeeld 6 en 17) achter elkaar en door in hoofdzaak 15 zich verticaal uitstrekkende wanden (bijvoorbeeld 14) van elkaar gescheiden zijn aangebracht, van doorzichtig kunststof materiaal zijn vervaardigd en van gaten (24) zijn voorzien.

7. Geldspeelautomaat volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat enige van de gaten (24) telkens 20 achter elkaar zijn aangebracht. 8304248