NL192145C - Geldspeelautomaat met muntuitbetalingshouders voor afzonderlijke muntwaarden. - Google Patents

Description

1 192145

Geldspeelautomaat met muntuitbetalingshouders voor afzonderlijke muntwaarden

De uitvinding heeft betrekking op een geldspeelautomaat met muntuitbetalingshouders voor afzonderlijke muntwaarden, die voorzien zijn van uitbetalingsmagneten, welke voor uitbetaling van een verschuldigd 5 bedrag worden geactiveerd door een besturingseenheid en van vulstandherkenners en naar een te ledigen geldcassette voerende overlopen, waarbij de besturingseenheid zodanig is uitgevoerd, dat aan de uitgifte van munten met niet de hoogste waarde voorrang wordt gegeven boven munten met de hoogste waarde wanneer het uit te betalen bedrag hoger is dan ten minste de waarde van de munten met de hoogste waarde, tenzij de vulstandherkenner van de muntuitbetalingshouder van de munten met de eerstvolgende 10 lagere waarde aangesproken is, waarbij deze vulstandherkenner een door deze gestuurde omschakelaar bekrachtigt, welke de uitbetalingsmagneet van de muntuitbetalingshouder van de munten met de hoogste waarde in activeerbare toestand schakelt.

Een dergelijke geldspeelautomaat is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.644.679. Bij deze bekende geldspeelautomaat wordt vorm gegeven aan uitbetaling in 2 DM-munten in plaats van 5 15 DM-munten omdat eerstgenoemde vaker worden ingeworpen en bovendien van het groter aantal uitbetaalde munten een stimulans uitgaat voor het gebruik van de geldspeelautomaat. De vulstandherkenner wordt aangesproken zodra de muntuitbetalingshouder voor 2 DM-munten in de lege toestand verkeert.

Vanaf dat moment worden 5 DM-munten bij de uitbetaling betrokken.

De uitvinding beoogt een geldspeelautomaat van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen, 20 waarbij een gelijkmatige vulling van de muntuitbetalingshouders wordt gewaarborgd, zodat de kans dat een bepaald gewonnen bedrag niet uitbetaald kan worden doordat één of meer van de muntuitbetalingshouders de lege toestand heetst, klein is.

Dit doel wordt bij de geldspeelautomaat volgens de uitvinding bereikt doordat de vulstandherkenners minimale-vulstandherkenners zijn voor het herkennen van een minimale vulstand van de muntuitbetalings-25 houders bestemd voor munten met niet de hoogste waarde, welke aanspreken op een vulstand die afwijkt van de leegtoestand.

Bij de geldspeelautomaat volgens de uitvinding stelt zich in de muntuitbetalingshouder voor de munten met de hoogste waarden een grote voorraad in, zodat uitbetalingspieken ten gevolge van het uitbetalen van maximale winsten zelden tot insolvabiliteit (het leegspoten) van één van de muntuitbetalingshouders leiden. 30 Bovendien stelt de voorraad munten, waarvan de waarden nabij die van de hoogste liggen, zich enerzijds Ni op het niet in negatieve richting overschrijden van de minimale vulstand, waardoor in de meeste gevallen een voldoende reserve aanwezig is. Anderzijds stellen de vulstanden zich, ook bij het in aanmerking nemen van een op de muntwaarde betrokken inwerpgewoonte, op een gelijk niveau in, waardoor een voldoende opnamecapaciteit in de muntuitbetalingshouders aanwezig is, zodat deze zelden overlopen. Vanwege hun 35 relatief korte verblijfsduur in de geldspeelautomaat staan deze ook weer snel ter beschikking voor de muntinworp.

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van een in de tekening weergegeven en een gemodificeerd tweede uitvoeringsvoorbeeld beschreven. De enige figuur toont de voor het begrip van de uitvinding noodzakelijke 40 delen van een geldspeelautomaat.

Een met 1 aangegeven besturingsinrichting wekt bij een uitbetaling uitbetalingsimpulsen op, die over voor elke muntwaarde afzonderiijke leidingen 2 t/m 5 via door de vulstand gestuurde omschakelaars 6 t/m 11 bij de uitbetalingsmagneten 12 t/m 15 terecht komen. De uitbetalingsmagneten 12 t/m 15 zijn telkens gemonteerd aan het ondereinde van een buisvormige muntuitbetalingshouder 16 t/m 19 voor afzonderlijke 45 muntwaarden, en wel voor vijf-DM, twee-DM, één-DM en tien-pfennig-munten; deze realiseren de munt-afgifte met een uitbetalingsschuif. De uitgeworpen munten passeren een lichtdetector van een muntafgifte-melder 20 t/m 23, die via een meldleiding 24 t/m 27 met de besturingsinrichting 1 is verbonden, om daar een het uit te betalen bedrag onthoudende teller met een met de muntwaarde overeenkomend bedrag te verminderen.

50 Voor het beïnvloeden van de omschakelaars 6 t/m 11, dienen met streeplijnen aangegeven tasthefbomen 28 t/m 33, die uitsteken in de muntuitbetalingshouders 16 t/m 19, om bij het in positieve of negatieve richting overschrijden van bepaalde vulstanden de schakelstand van de omschakelaars 6 t/m 11 te wijzigen.

Aan elke muntuitbetalingshouder 16 t/m 19 is één van de omschakelaars 6, 7,9 en 11 toegevoegd, welke ingeval de houder teeg is in zijn werkstand wordt gebracht. Deze omschakelaars worden hierna 55 lege-standschakelaars 6, 7, 9 en 11 genoemd.

De lege-standschakelaars 6, 7,9 en 11 kunnen een serieschakeling vormen: bij ledige muntuitbetalingshouders 16,17 of 18 worden de uitbetalingsimpulsen naar de lege-standschakelaars 7, 9 en/of 11 van de 192145 2 muntuitbetalingshouders 17, 18 resp. 19 met de volgende lagere waarde geleid, om zo de uitbetaling in kleinere munten mogelijk te maken. Hierbij leidt een rustcontact van de betreffende lege-standschakelaar de uitbetalingsimpulsen naar de uitbetalingsmagneet van zijn muntuitbetalingshouder, en de bijbehorende muntafgiftemelder vermindert op de reeds beschreven wijze het uitbetalingsbedrag met de waarde van de 5 uitbetaalde munten.

Een speciaal geval doet zich voor, wanneer alle muntuitbetalingshouders 16 t/m 19 leeg staan en de uitbetalingsimpulsen tot aan het werkcontact van de lege-standschakelaar 11 voor de tien-pfennig-stukken komen. Het weikcontact is enerzijds verbonden met een signaallamp 34, die de insolvabiliteit en de noodzaak van het vullen van de muntuitbetalingshouders 16 t/m 19 signaleert.

10 Anderzijds is het werkcontact ook verbonden met een terugmefdleiding 35, via welke de besturingsin-richting 1 een lege-stand-signaal ontvangt, dat de lege stand van ten minste de uitbetalingshouder 19 voor de tien-pfennig-stukken aangeeft. Andere lege-stand-signalen kan de besturingsinrichting 1 ontvangen via de voor elke muntwaarde afzonderlijke leidingen 2 t/m 5, wanneer bij het aansturen van één van de uitbetalingsmagneten 12 t/m 15 één of meer van de wat de muntwaarde betreft aangrenzende munt-15 uitbetalingshouders 16 t/m 19 leeg staan.

De muntuitbetalingshouders 17 en 18 voortwee-DM resp. één-DM-munten zijn in toevoeging op de omschakelaars 8 t/m 10 aangebracht, welke zich in de ruststand bevinden, wanneer de betreffende vulstand onder een minimum is gedaald. Bij de minimale vulstand zijn de muntuitbetalingshouders 17 en 18 half vol. Wanneer de vulhoogte deze drempel overschrijdt, dan brengt de vulhefboom 30 resp. 32 de omschakelaars 20 8 resp. 10 in hun weikstand. Deze omschakelaars worden hierna laagste-standschakelaars 8 en 10 genoemd.

De werking van de laagste-standschakelaars 8 en 10 wordt aan de hand van de uitbetaling van een bedrag van tien DM beschreven, waarbij aangenomen wordt, dat de muntuitbetalingshouder 16 voor vijf-DM-stukken niet leeg is en dat de muntuitbetalingshouders 17 en 18 voortwee-DM en één-DM-stukken 25 eerst tot boven de iaagste-vulstand zijn gevuld.

De uitbetalingsimpuls van de centrale besturingsinrichting 1 komt over de vijf-DM-leiding 2 via het rustcontact van de lege-standschakelaar 6 en het werkcontact van de laagste-standschakelaar 8 bij de uitbetalingsmagneet 13, welke met zijn uitbetalingsschuif een twee-DM-munt uit de twee-DM-muntuitbetalingshouder 17 uitwerpt, die vervolgens de teller in de besturingsinrichting 1 door middel van de 30 muntafgiftemelder 21 via de meldleiding 25 tot een met acht-DM overeenkomende stand verlaagt.

Aangenomen wordt dat na deze muntafgifte de muntuitbetalingshouder 17 voor twee-DM-munten onder zijn minimale of laagste vulstand is gedaald, zodat de volgende uitbetalingsimpuls via het rustcontact van de laagste-standschakelaar 8 en via het werkcontact van de laagste-standschakelaar 10 de uitbetalingsmagneet 14 activeert. De uit de muntuitbetalingshouder 18 uitgeworpen munt van één-DM stuurt door 35 middel van de muntafgiftemelder 22 de teller via de meldleiding 26 tot een met zeven-DM overeenkomende stand.

Aangenomen wordt dat na deze muntafgifte de muntuitbetalingshouder 18 onder zijn minimale vulstand is gekomen, zodat de volgende uitbetalingsimpuls via de rustcontacten van de midden-standschakelaars 8 en 10 de uitbetalingsmagneet 12 activeert, welke uit de uitbetalingshouder 16 een munt van vijf-DM 40 uitwerpt, welke de teller door mjddel van de muntafgiftemelder 20 via de meldleiding 24 op een met twee-DM overeenkomende stand brengt.

Nu geeft de besturingsinrichting 1 een uitbetalingsimpuls op de twee-DM-leiding 3, welke de uitbetalingsmagneet 13 via het rustcontact van de lege-standschakelaar 7 bereikt. De uitgeworpen munt van twee-DM stuurt de teller door middel van de muntafgiftemelder 21 via de meldleiding 25 op de stand nul, en de 45 uitbetalingsprocedure is beëindigd.

Voor het herkennen van de vulstand kunnen in plaats van de tasthefbomen 28 t/m 33 mechanisme of elektrische muntstapelwegers worden gebruikt, die de omschakelaars 6 t/m 11 mechanisch of elektrisch beïnvloeden, waarbij in het laatste geval de omschakelaars bij voorkeur thyristoren zijn.

Bij een alternatieve vulstandherkenner is de betreffende muntuitbetalingshouder 16 t/m 19 vervaardigd uit 50 een niet-magnetisch materiaal, bijv. kunststof, zodat deze tegelijkertijd als wikkellichaam voor een spoel in een trillingskring van een oscillator dient. De gekwantiseerde frequentiewijziging van de oscillator wordt verwerkt tot vulstandwijziging en gebruikt voor het besturen van de betreffende omschakelaars 6 t/m 11.

Voor de vulstandherkenning kunnen ook op- en terugtelinrichtingen per munt worden gebruikt, die telkens door een munttoevoersensor aan de muntuitbetalingshouders worden verhoogd en door de bijbehorende 55 muntafgiftemelder 20 t/m 23 worden verlaagd. De omschakelaars 6 t/m 11 worden gestuurd door geschikte telstandaftakkingen, van telkens bij een bepaalde vulstand behorende teltrappen.

De hierboven beschreven vulstandherkenners hebben betrekking op het in de tekening weergegeven

Claims (2)

1. 3 192145 uitvoeringsvoorbeeld. Hierna wordt een niet weergegeven, door een microprocessor gestuurde geld-speelautomaat beschreven, voor zover de besturing van de uitbetaling afwijkt van het hierboven beschrevene. Voor de muntuitbetalingshouders 16 en 17 voor munten van twee-DM en één-DM zijn fijnkwantifiserende 5 vulstandherkenners aangebracht, die met muntstapelweeginrichtingen, oscillatoren of met tellers werken, zoals eerder beschreven. In het onderhavige voorbeeld wordt de telmethode toegepast, waarbij de telresultaten in de accumulator van de microprocessor worden gevormd en in een voor elke muntwaarde afzonderlijk muntwaarderegister van een RAM (willekeurig toegankelijk geheugen) worden opgeborgen. Hierna wordt er van uitgegaan, dat een bedrag van meer dan twee-DM uitbetaald moet worden. De 10 microprocessor laadt hiertoe zijn accumulator met de inhoud van het twee-DM-muntregister. In een vergelijkingsopdracht uit een ROM (dood geheugen) is het adres van het één-DM-muntregister opgenomen, dat daardoor wordt aangesproken. De inhoud van het één-DM-muntregister wordt van de inhoud van de accumulator afgetrokken, waarbij een kenteken wordt gevormd en het resultaat van de aftrekking wordt gewist. In een door het in een kentekenregister ingeschreven kenteken veroorzaakte vertakking wordt één 15 van de beide uitbetalingsmagneten 13 of 14 aangestuurd: bij positief kenteken die voor twee-DM-munten en bij negatief kenteken die voor één-DM-munten. De beschreven uitbetalingsbesturing regelt de vulstanden in de muntuitbetalingshouders 17 en 18 met het oogmerk enerzijds de minimale vulstand aan te houden en anderzijds gelijke vulstanden in te stellen. Daardoor is enerzijds een voldoende muntenreserve voor uitbetaling beschikbaar en heerst andeizijds voor 20 de inworp een opnamecapaciteit die het in de aanhef beschreven overlopen van de munten in de geld-cassette tegengaat. Aangezien de munten van vijf-DM slechts worden uitbetaald bij het in negatieve richting overschrijden van de beide laagste vulstanden van de twee-DM- en de één-DM-muntuitbetalingshouders 17 en 18, is de muntuitbetalingshouder voor de vijf-DM-stukken meestal vol, zodat de geldcassette zich overwegend met 25 vijf-DM-munten vult.
2. 30 Geldspeelautomaat met muntuitbetalingshouders voor afzonderlijke muntwaarden, die voorzien zijn van uitbetalingsmagneten, welke voor uitbetaling van een verschuldigd bedrag worden geactiveerd door een besturingseenheid en van vulstandherkenners en naar een te ledigen geldcassette voerende overlopen, waarbij de besturingseenheid zodanig is uitgevoerd, dat aan de uitgifte van munten met niet de hoogste waarde voorrang wordt gegeven boven munten met de hoogste waarde wanneer het uit te betalen bedrag 35 hoger is dan ten minste de waarde van de munten met de hoogste waarde, tenzij de vulstandherkenner van de muntuitbetalingshouder van de munten met de eerstvolgende lagere waarde aangesproken is, waarbij deze vulstandherkenner een door deze gestuurde omschakelaar bekrachtigt, welke de uitbetalingsmagneet van de muntuitbetalingshouder van de munten met de hoogste waarde in activeerbare toestand schakelt, met het kenmerk, dat de vulstandherkenners minimale-vulstandherkenners (30, 32) zijn voor het herkennen 40 van een minimale vulstand van de muntuitbetalingshouders (17,18) bestemd voor munten met niet de hoogste waarde, welke aanspreken op een vulstand die afwijkt van de leegtoestand. Hierbij 1 blad tekening