NL8302629A

NL8302629A - Gegevens-lees-inrichting voor gegevens-verwerkende inrichting.

Info

Publication number: NL8302629A
Application number: NL8302629A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1982-07-22
Filing date: 1983-07-22
Publication date: 1984-02-16
Also published as: DE3326522A1; US4575703A; FR2530845B1; GB2124420A; GB2124420B; FR2530845A1; CA1204509A; GB8319161D0

Description

» * .« v T/Sony-1554 1

Gegevens—lees—inrichting voor gegevens—verwerkende inrichting

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op gegevens- verwerkende inrichtingen, en is meer in het bijzonder gericht op een inrichting daarvoor waarmee in een kaart opgeslagen gegevens op geschikte wijze daarvan uitgelezen kunnen 5 worden.

Het is bekend om als gegevens-opslagmiddelen een kunststof kaart te gebruiken, bij voorkeur met een rechthoekige vorm en met afmetingen waardoor deze gemakkelijk draagbaar wordt. In een uitsparing van de kunststof kaart is een bord

J

10 met gedrukte bedrading opgesloten waarbij geleidende aansluitingen in een geschikt patroon aangebracht zijn op een vrij oppervlak van het bord. Deze geleidende aansluitingen worden, door gaten in het bord, verbonden met respectieve gedeelten van een gedrukte schakeling die aan het andere of afgesloten 15 oppervlak van het bord is gevormd en weer verbonden zijn met elektroden van halfgeleider element waarin geïncorporeerd zijn een centrale bewerkingseenheid (CPU), een dood geheugen (ROM), een vrij toegankelijk geheugen (RAM) of dergelijke in de vorm van een geïntegreerde schakeling (IC) gevormd door 20 een metaaloxide-siliciumelement (C-MOS).

In een gegevens-verwerkende inrichting volgens de stand van de techniek die de bovenbeschreven kunststof kaart kan gebruiken als bron van opgeslagen gegevens, wordt de kaart over een relatief kleine afstand door een sleuf gesto-25 ken die daarvoor in een huis is aangebracht, en dit insteken van de kaart wordt ofwel optisch of door een mechanische schakelaar gedetecteerd teneinde een elektromotor in werking te stellen. De motor dient om een kaarttransportrol aan te drijven waarmee de kaart verder voortbewogen wordt naar een werk-30 zame stand in het huis. De aankomst van de kaart in die werkzame stand wordt door een andere schakelaar gedetecteerd die de werking van de kaartaandrijfmotor stopt, waarna het uitle-zen van de in de in de werkzame stand gepositioneerde kaart y J opgeslagen gegevens aanvangt. Wanneer het gewenst is de gege kt 35 vensopslagkaart uit de inrichting te verwijderen wordt een 1 toets ingedrukt of bediend om weer een andere schakelaar een 8302629 _ ί « \ 2 tegengestelde werking van de elektromotor uit te laten voeren waarmee de kaarttransportrol de kaart uit de huissleuf naar buiten beweegt. Het zal duidelijk zijn dat de beschreven inrichting voor het uitlezen van de gegevensopslagkaart ingewik-5 keld en lastig is en verder niet bijzonder geschikt is om gebruikt te worden in een op batterijen werkende gegevens-ver-werkende inrichting vanwege de afhankelijkheid van een door een motor aangedreven rol voor het naar zijn werkzame stand en daarvan af bewegen van de kaart.

10 Het is dienovereenkomstig een doel van de onderhavige uitvinding een gegevens-verwerkende inrichting te verschaffen met een inrichting voor het uitlezen van een gegevens-opslag-kaart die de bovenbeschreven nadelen van de bekende inrichtingen vermijdt.

15 Meer in het bijzonder is het een doel van de uitvin- * ding een inrichting te verschaffen voor het uitlezen van een gegevens-opslagkaart die klein van afmeting kan zijn, en- die opgenomen kan worden in een gegevens-verwerkende inrichting die op batterijen werkt.

20 Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het lezen van een gegevens-opslagkaart zoals hierboven genoemd, welke met de hand bediend kan worden teneinde de noodzaak van het verschaffen van een elektrisch aangedreven motor te vermijden.

25 Een ander doel is het verschaffen van een inrichting voor het lezen van een gegevensopslagkaart zoals eerder beschreven, welke eenvoudiger is door het weglaten van detectie-schakelaars en dergelijke voor het detecteren van de positie van de kaart.

30 Volgens een aspect van de uitvinding omvat, in een ge- gevens-verwerkende inrichting, een inrichting voor het uitlezen van in een kaart opgeslagen gegevens een huis met een sleuf waardoorheen de kaart in het huis gestoken kan worden, geleidingsmiddelen in het huis die met de kaart in aangrij- 35 ping kunnen komen voor het bij het in het huis steken van de kaart volgens een bepaalde baan naar een werkzame positie geleiden hiervan, in het huis beweegbare schuifmiddelen met een in de bepaalde baan uitstekend gedeelte dat met de kaart in contact kan komen en door deze laatste in één richting kan 8302629 * i 3 worden bewogen uit een aanvangsstand naar een verplaatste stand bij het door de sleuf in de werkzame positie in het huis steken van de kaart, op de schuifmiddelen werkende verende middelen en het in een richting tegengesteld aan de ene 5 richting belasten van de schuif, grendelmiddelen die in aan-grijping kunnen komen wanneer de kaart in de werkzame stand is gestoken voor het tegen de kracht van de verende middelen in in de verplaatste stand houden van de schuifmiddelen, en ontgrendelmiddelen voor het ontgrendelen van de grendelmidde-10 len en het daardoor naar de beginstand terug laten bewegen van de schuifmiddelen door de verende middelen, bij welke beweging de schuifmiddelen de kaart door de sleuf uit het huis naar buiten duwen.

Een ander kenmerk van de uitvinding is het verschaf-15 fen van een inrichting voor het uitlezen van in een kaart opgeslagen gegevens als eerder omschreven, voorzien'van wrijving sweerstandsmiddelen die met de kaart in de bepaalde baan in aangrijping kunnen komen voor het door wrijving tegengaan van het van de schuifmiddelen loskomen van de kaart wanneer 20 de kaart in de verplaatste stand wordt gehouden en ook tijdens de teruggaande beweging van de schuifmiddelen naar de begins tand.

In het geval dat de kaart een gedrukte schakeling omvat die de gegevens-opslagmiddelen op de kaart verbindt met 25 een patroon van geleidende aansluitingen, en dat contactele-menten in het huis worden ondersteund in een patroon dat overeenkomt met het patroon van de geleidende aansluiting op de kaart teneinde in contact te kunnen komen met de respectieve geleidende aansluitingen wanneer de kaart in de werkzame 30 stand is, omvat de inrichting voor het uitlezen van de opgeslagen gegevens verder op gunstige wijze dempingsmiddelen die werkzaam worden gemaakt bij de beweging van de kaart naar zijn werkzame stand toe en daarvan af, terwijl de geleidende aansluitingen en contactelementen in relatief verschuivend 35 contact met elkaar verkeren.

Bovenstaande en andere doeleinden, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving van kenmerkende uitvoeringsvormen daarvan welke beschrijving gelezen moet wor 8302629 * * 4 den aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, waarin overeenkomstige delen aangegeven zijn met dezelfde verwijzingscij-fers.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van een gegevens-opslag-5 kaart van een type dat uitgelezen kan worden door inrichtingen welke de onderhavige uitvinding omvatten?

Fig. 2 is een doorsnede in een horizontaal vlak van een gedeelte van een gegevens-verwerkende inrichting gezien van boven en voorzien van een inrichting volgens één uitvoe-10 ringsvorm van de onderhavige uitvinding voor het uitlezen van de gegevens-opslagkaart van fig. 1 die, in streep-stippellij-nen in zijn werkzame stand wordt getoond?

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2? 15 Fig. 4 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn XV-IV in fig. 2, waarbij de gegevens-opslagkaart zich vlak-voor zijn werkzame stand bevindt?

Fig. 5 is een met fig. 4 overeenkomende doorsnede die de gegevens-opslagkaart echter in zijn werkzame stand toont? 20 Fig. 6 is een vergrote doorsnede volgens de lijn VI- VI in fig. 2 ?

Fig. 7 is een in het algemeen met die van fig. 5 over-eenkomende doorsnede welke echter een inrichting volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding voor het lezen van 25 een gegevens-opslagkaart toont?

Fig. 8 is een omgekeerd perspectivisch aanzicht dat enige van de elementen van de inrichting van fig. 7 toont?

Fig. 9 is een vergroot perspectivisch aanzicht dat enige details toont van de in fig. 7 en 8 weergegeven inrich-30 ting.

In de tekeningen, en vooral in fig. 1, is te zien dat een gegevens-opslagkaart 1 van een bekend type die bedoeld is om gebruikt te worden in een uitleesinrichting volgens de uitvinding bij voorkeur rechthoekig is en een zodanige afmeting 35 heeft dat deze handig te dragen is. De kaart 1 is bij voorkeur gevormd van een geschikte kunststof zoals bijvoorbeeld polyvinylchloride en is voorzien van een uitsparing la waarin op geschikte wijze een bord 2 met gedrukte bedrading is opgesloten. Het bord 2 met gedrukte bedrading is nabij één einde 8302629 ♦ 4 5 ofwel een korte zijde van de rechthoekige kaart 1 aangebracht. Een aantal geleidende aansluitingen 3 is in een geschikt patroon aangebracht op het vrije oppervlak van het bord 2 en is door gaten in het bord 2 verbonden met respectie-5 ve gedeelten van een gedrukte schakeling (niet getoond) die gevormd is op het andere of afgesloten oppervlak van het bord 2 en weer verbonden is met elektroden van een halfgeleider element (ook niet getoond) waarin opgenomen zijn een centrale bewerkingseenheid (CPU), een dood geheugen (ROM), een wille-10 keurig toegankelijk geheugen (RAM) of dergelijke in de vorm van een geïntegreerde schakeling (IC), bijvoorbeeld gevormd door een metaaloxide-siliciumelement (C-MOS), voor het bepalen van de opgeslagen gegeven.

In fig. 2-6 is te zien dat, in een gegevens-verwerken-15 de inrichting 100, een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding voor het van de kaart 1 uitlezen van daarop opgegeslagen gegevens in het algemeen een huis 50 omvat dat bestaat uit bovenste en onderste gedeelten 50a en 50b, elk bij voorkeur gevormd van een kunsthars, waarbij het bovenste 20 huisdeel 50a in één zijde, bijvoorbeeld in de zijde rechts in fig. 2 een opening of sleuf 24 heeft, die zodanig gedimensioneerd is dat de kaart 1 daardoorheen in het huis 50 kan worden gestoken. Verder wordt getoond dat het bovenste huisdeel 50a voorzien is van een aantal evenwijdige geleidingen 51a en 25 51b die aangegrepen kunnen worden door de door sleuf 24 gestoken kaart 1 voor het in een bepaalde rechtlijnige baan naar een in streep-stippellijnen in fig. 2 getoonde werkzame stand geleiden van de kaart. De geleidingen 51a en 51b zijn bij voorkeur gevormd als evenwijdige, op een afstand van elkaar 30 liggende kanalen met hoofdzakelijk U-vormige dwarsdoorsneden die naar elkaar toe open zijn en uitsparingen 52 bepalen (fig, 3) waarin de tegenover elkaar liggende langsranden van de rechthoekige kaart 1 verschuifbaar worden opgenomen.

In het huis 50 is een schuiforgaan 5 beweegbaar geraon-35 teerd zodanig dat dit in contact kan komen met de voorrand van de kaart 1 wanneer deze met de hand in zijn werkzame stand wordt bewogen langs de door de geleidingen 51a en 51b bepaalde baan. Meer in het bijzonder heeft het schuiforgaan 5 in de hier beschreven uitvoeringsvorm een in het algemeen T- 8302629 V * l 6 t vorm en omvat een langwerpige schacht 5a en een kap of kop die zich dwars op één einde van de schacht 5a uitstrekt en een aanslagdeel 5b omvat aan één einde en een paldeel 5c aan het andere einde dat een gekromd, schuin oppervlak heeft. De 5 langwerpige schacht 5a van het schuiforgaan 5 heeft bij voorkeur een niet-cirkeivormige dwarsdoorsnede en is rechthoekig verschuifbaar in een boring 6a van een montage-orgaan 6 met een overeenkomstige dwarsdoorsnede. Het montage-orgaan 6 is op geschikte wijze bevestigd aan een vast steunorgaan 40 in 10 het huis 50 waarbij de hartlijn van de boring 6a evenwijdig loopt aan, en ongeveer halverwege tussen de geleidingen 51a en 51b op een plaats langs deze laatste op een afstand van de sleuf 24. Het T-vormige schuiforgaan 5 is zodanig aangebracht dat zijn zich van de schacht 5a uitstrekkende aanslagdeel 5b 15 loodrecht staat op het vlak van de door de geleidingen 51a en 51b geleide kaart 1 zodat het einde van het aanslagdeel 5b zich in de baan van de kaart 1 bevindt. Een schroeftrekveer 8 is met één einde verbonden met het vrije einde van de schacht 5a en, met zijn andere einde, aan een in het huis 50 nabij de 20 sleuf 24 bevestigde montageplaat 7, zodat de veer 8 het schuiforgaan 5 meegevend ten opzichte van het vaste montage-orgaan 6 in de richting van de pijl A in fig. 2 naar een niet-getoonde aanvangsstand zal dwingen waarin de kop van het schuiforgaan 5 tegen een oppervlak 6b (fig. 4 en 5) van het 25 montage-orgaan 6 zal rusten nabij een einde van de boring 6a. Wanneer de kaart 1 door de sleuf 24 is gestoken en met de hand langs de geleidingen 51a en 51b naar zijn werkzame stand is geduwd (fig. 2 en 5) komt de voorrand van de kaart 1 in contact met het aanslagdeel 5b van het schuiforgaan 5 dat 30 daardoor uit zijn aanvangsstand tegen de kracht van de veer 8 in naar een verplaatste stand wordt bewogen, waarin een gren-delelement 9 samenwerkt met het paldeel 5c van het schuiforgaan 5 teneinde een grendelconstructie te vormen voor het tijdelijk tegen de kracht van de veer 8 in in zijn verplaatste 35 stand houden van het schuiforgaan 5.

Zoals in het bijzonder in fig. 3 wordt getoond omvat, in de hier beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding, het grendelelement 9 één geheel hiermee vormende armen 10, 11 en 12 die achter elkaar loodrecht op elkaar zijn aangebracht zo- 8302629 > y 7 , dat het grendelelement 9 een in hoofdzaak C-vorm verkrijgt.

Het grendelelement 9 heeft een boring 9a ter plaatse van de hoek tussen de armen 10 en 11 waarmee het grendelelement 9 scharnierend gemonteerd wordt op een zich van het montage-or-5 gaan 6 uitstrekkende pen 33. Een rubber kap 13 is op geschikte wijze aan het vrije einddeel van de arm 12 bevestigd en kan in wrijvingscontact komen met een zij-oppervlak van de kaart 1 nabij het binneneinde hiervan# wanneer de kaart zich in zijn werkzame stand bevindt. Een torsieveer 14 is gemon-10 teerd op een zich van het montage-orgaan 6 uitstrekkende pen 18 en één einde hiervan is in contact met een nok 6c van het montage-orgaan 6# terwijl het andere einde van het torsie-or-gaan 14 tegen de arm 11 van het grendelelement 9 drukt voor het in de richting van de pijl B dwingen van deze laatste# 15 dat wil zeggen in de richting van de klok gezien in fig. 3.

Een dergelijke hoekbeweging van het grendelelement 9 onder invloed van de veer 14 heeft tot gevolg dat de arm 2.1 van het grendelelement 9 in de bewegingsbaan van het aanslagdeel 5c van het schuiforgaan 5 beweegt, zoals duidelijk wordt getoond 20 in fig. 4 en 5. Verder wordt getoond dat de arm 11 van het grendelelement 9 een schuin oppervlak 28 heeft voor samenwerking met het gekromde# schuine oppervlak van het aanslagdeel 5c van het schuiforgaan. Terwijl het schuiforgaan 5 dus naar zijn verplaatste stand wordt bewogen tegen de kracht van de 25 veer 8 in# werkt het gekromde schuine oppervlak van het aanslagdeel 5c op een schuin oppervlak 28 (fig. 4) en verbuigt het grendelelement 9 over een hoek# bijvoorbeeld naar de in streep-stippellijnen in fig. 3 getoonde stand# totdat het schuiforgaan 5 zijn verplaatste positie inneemt (fig. 5). De 30 verbuiging van het grendelelement 9 over een hoek# naar de in streep-stippellijnen in fig. 3 getoonde stand beweegt de rubber kap 13 van de bewegingsbaan van de kaart 1# teneinde hinder voor de beweging van de kaart naar zijn werkzame stand te vermijden. Wanneer het schuiforgaan 5 zijn verplaatste stand 35 inneemt overeenkomend met de werkzame stand van de kaart 1# is de torsieveer 14 werkzaam voor het naar de in getrokken lijnen in fig. 3 getoonde stand terug bewegen van het grendelelement 9# waarbij de arm 11 van het grendelelement aangrijpt achter het aanslagdeel 5c van het schuiforgaan voor het in 8302629 8 zijn verplaatste stand houden van deze laatste. Terwijl de arm 11 van het grendelelement aldus in contact is met het aanslag deel 5c van het schuiforgaan, komt de rubber kap 13 op de arm 12 verder tegen het zij-oppervlak van de kaart 1 aan voor 5 het door wrijving in zijn werkzame stand houden van de kaart 1.

Terwijl de kaart 1 aldus in zijn werkzame stand is geplaatst, zijn de geleidende aansluitingen 3 daarvan in contact met overeenkomstige veerkrachtige metalen contactelemen-10 ten 4 die bij de vormgeving in het montage-orgaan 6 zijn opgenomen en, bijvoorbeeld door solderen, verbonden zijn met een bord met gedrukte bedrading, welke het vaste steunorgaan 40 vormt of een deel daarvan vormt. Bij voorkeur is op het bord 40 nabij het grendelelement 9 ook een dempschakelaar 70 gemon-15 teerd die bediend kan worden door de arm 11 van het grendelelement, wanneer dit laatste uit de in getrokken iijnen in fig. 5 getoonde stand naar de daarin in streep-stippellijnen getoonde stand wordt gezwenkt, bijvoorbeeld door de beweging van het aanslagdeel 5c van het schuiforgaan 5 langs het gren-20 delelement 9. Met andere woorden, de dempschakelaar 70 wordt UIT geschakeld zolang de arm 11 van het grendelelement 9 weg bewogen is van de dempschakelaar 70 ten gevolge van de werking van de veer 14 op het grendelelement. Terwijl de kaart 1 in zijn werkzame positie verkeert, is de dempschakelaar 70 25 dus UIT geschakeld en kunnen de contactelementen 4 die vast in aangrijping verkeren met de respectieve geleidende elementen 3 op de kaart 1 een schakeling voltooien voor het uitlezen van de in een dergelijke kaart opgeslagen gegevens naar bij het bord 40 met gedrukte bedrading behorende gegevens-ver-30 werkende schakelingen. Terwijl de kaart 1 naar zijn werkzame stand toe en daar uit wordt bewogen, op welke momenten de contactelementen 4 in schuifcontact verkeren met de geleidende aansluitingen 3, zodat een schuifstoring op zou treden, wordt anderzijds door de hoekverplaatsing van het grendelelement 9 35 tegen de kracht van de veer 14 in voor het naar de in streep-stippellijnen in fig. 5 getoonde stand bewegen van de arm 11 benut voor het IN schakelen van de dempschakelaar 70 en daardoor op geschikte wijze de overdracht van schuifstoringssigna-len naar de gegevens-verwerkende schakelingen te vermijden.

8302629 * * 5 9

Zoals in het bijzonder in fig. 2 wordt getoond, omvat de inrichting voor het van de kaart 1 uitlezen van opgeslagen gegevens verder ontgrendelmiddelen in de vorm van een hefboom 15 met een boring 17 halverwege zijn einden, welke scharnie-5 rend gemonteerd wordt op een zich in het huis 50 vanaf het onderste huisdeel 50b uitstrekkende steunpen 16. Eén arm van de hefboom 15 is in hoofdzaak L-vormig en eindigt in een einddeel 15a dat in dwarsrichting in contact is met de arm 10 van het grendelelement 9. Tussen de andere arm van de hefboom 15 10 en een vaste montageplaat 7 is een schroeftrekveer 21 aangebracht voor het in de richting van de pijl C dwingen van de hefboom 15, dat wil zeggen gezien in fig. 2 in de richting tegen de klok in, waardoor het einde 15a van de hefboom weg bewogen wordt van de arm 10 van het grendelelement 9. Uitsteek-15 seis 22 en 23 strekken zich uit van het bovenste huisdeel 50a aan weerszijden van de hefboom 15 (fig. 2 en 3) voor het begrenzen van de hoekverplaatsingen van deze laatste. Het van het einde 15a verwijderde eindgedeelte van de hefboom 15 is bevestigd aan een knop 19 die van het huis 50 uitsteekt door 20 een opening 19' hierin. Het zal duidelijk zijn dat de hefboom 15 normaal door de veer 21 in de in fig. 2 getoonde stand wordt gedwongen, waarin de hefboom in contact is met de aanslag of het uitsteeksel 22 en het einde 15a van de hefboom de beweging van het grendelelement 9 door de torsieveer 14 naar 25 de in getrokken lijnen in fig. 3 getoonde stand begrenst. Wanneer de knop 19 echter met de hand wordt verplaatst in de richting tegengesteld aan de pijl C in fig. 2, werkt het einde 15a van de hefboom 15 tegen de arm 10 van het grendelelement 9 teneinde deze laatste naar de met streep-stippellijnen 30 in fig. 3 getoonde stand te verplaatsen.

De weergegeven inrichting volgens de uitvinding voor het van de kaart uitlezen van opgeslagen gegevens omvat verder een wrijvingsweerstandsinrichting 25 (fig. 2, 4 en 5) die contact kan komen met de kaart wanneer deze laatste langs de 35 geleidingen 51a en 51b wordt bewogen teneinde het van het aan-slagdeel 5b van het schuiforgaan 5 los komen van de kaart 1 te voorkomen, wanneer het schuiforgaan in zijn verplaatste stand wordt vastgehouden (fig. 5) en ook tijdens de teruggaande beweging van het schuiforgaan 5 naar zijn aanvangsstand, 8302629 ι 10 onder invloed van de werking van de veer 8. Meer in het bijzonder wordt getoond dat de wrijvingsweerstandsmiddelen 25 een rol 27 omvatten die op geschikte wijze wordt gevormd door een rubber mantel 27a die bevestigd is op een cilindrische 5 kern 27b van metaal of kunststof, en een veerkrachtige steun 26 voor het nabij de sleuf 24 ondersteunen van de rol 27 en het veerkrachtig tegen een oppervlak van de kaart 1 dwingen van de rol 27 wanneer de kaart door de sleuf 24 in de door de geleidingen 51a en 51b bepaalde baan wordt bewogen. In de 10 hier beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt getoond dat de veerkrachtige steun 26 voor de rol 27 de vorm heeft van een gebogen draadveer met een tussenliggend U-vor-mig deel 26a vanwaar zich evenwijdige armen 26b veerkrachtig uitstrekken in een vlak dat onder een hoek staat ten opzichte 15 van het vlak van het tussenliggende deel 26a, zoals in fig. 4 en 5 wordt getoond. De vrije einddelen van de armen 26b zijn naar elkaar toe gebogen en strekken zich uit in boringen aan weerseinden van de kern 27b van de rol 27 voor het roteerbaar lageren van deze laatste. Lippen 30 zijn uit het vlak van de 20 montageplaat 7 gedrukt waardoor uitsparingen worden bepaald waarin de zijden van het U-vormige tussenliggende gedeelte 26a van de draadveer 26 worden vastgehouden, zoals duidelijk wordt getoond in fig. 6. Verder is een klauw 32 uit de montageplaat 7 uitgedrukt en grijpt het tussenliggende gedeelte 25 26a aan voor het voltooien van de stevige bevestiging van dit tussenliggende gedeelte aan de steun 7. Vanwege de hoekver-plaatsing van het vlak van de armen 26b uit het vlak van het tussenliggende gedeelte 26a van het draadveerorgaan 26, wordt de rol 27 veerkrachtig tegen de kaart 1 gedrukt wanneer deze 30 laatste langs de geleidingen 51a en 51b wordt gedwongen door het uitoefenen van een wrijvingsweerstand op de bewegingen van die kaart.

De hierboven beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding werkt als volgt: 35 De bedieningspersoon van de gegevens-verwerkende in richting 100 steekt met de hand de kaart 1 in het huis 50 door de sleuf 24, waarbij de geleidende aansluitingen 3 van de kaart 1 zich aan de onderzijde daarvan bevinden. Terwijl de kaart 1 met de hand in het huis 50 wordt gestoken, in de 8302629 * 11 door geleidingen 51a en 51b bepaalde baan, komt de voorrand van de kaart 1 in contact met het aanslagdeel 5b van het schuiforgaan 5 teneinde dit schuiforgaan uit zijn beginstand naar zijn verplaatste stand te bewegen, tegen de kracht van 5 de veer 8 in. Tijdens die beweging van het schuiforgaan 5 schuift het gebogen oppervlak van het palgedeelte 5c tegen het schuine oppervlak 28 van de arm 11 van het grendelelement 9, teneinde dit naar de in streep-stippellijnen in fig. 3 aangegeven positie te verplaatsen. Deze hoekverplaatsing van het 10 grendelelement 9 trekt de rubber kap 13 daarop uit de baan van de kaart 1 zodat deze over het laatste gedeelte naar zijn werkzame positie kan bewegen. Wanneer de kaart 1 zijn werkzame stand inneemt, kan door de overeenkomstige beweging van het schuiforgaan 5 naar zijn verplaatste stand (fig. 5) de 15 veer 14 het grendelelement 9 in zijn aangrijpingsstand terug laten bewegen, getoond in getrokken lijnen in fig.- 3, waarin de rubber kap 13 tegen een oppervlak van de kaart rust en de arm 10 van het grendelelement achter het nokdeel 5c grijpt voor het in zijn verplaatste positie houden van het schuifor-20 gaan 5 tegen de kracht van de veer 8 in. Nadat de kaart 1 dus met de hand in zijn werkzame stand is bewogen, kan de bedie-ningspersoon de kaart 1 los laten, waarbij de kaart in zijn werkzame stand wordt gehouden vanwege de aangrijping tussen het grendelelement 9 en het nokdeel 5c op het schuiforgaan 5, 25 en verder vanwege de wrijvingsaangrijping van de rubber kap 13 en van het rubber oppervlak van de rol 27 op het oppervlak van de kaart 1, die hierdoor tegen het los komen van het aanslag deel 5b vast wordt gehouden. Zoals eerder werd opgemerkt, komen tijdens het laatste gedeelte van de beweging van de 30 kaart 1 naar zijn werkzame stand, de geleidende aansluitingen 3 daarop verschuifbaar in contact met de respectieve contact-elementen 4, maar de dempschakelaar 70 wordt, in reactie op de hoekverplaatsing van het grendelelement 9 naar de in getrokken lijnen in fig. 5 getoonde stand geactiveerd, teneinde 35 de overdracht van stoorsignalen ten gevolge van verschuiving naar de bijbehorende gegevens-verwerkende schakelingen te vermijden. Wanneer de kaart 1 ten slotte zijn werkzame positie inneemt en het grendelelement 9 terug keert naar zijn in getrokken lijnen in fig. 5 getoonde stand voor het in zijn ver- 8302629 . 12 plaatste positie vergrendelen van het schuiforgaan 5, wordt de dempschakelaar 70 natuurlijk niet langer geactiveerd, zodat het vaste contact van de contactelementen 4 met de betreffende geleidende aansluitingen 3 op de in de werkzame stand 5 verkerende kaart 1 kan dienen voor het overdragen van uit het geheugen of elementen op de kaart 1 naar de gegevens-verwerkende schakeling op het bord 40 met gedrukte bedrading uitlezen van gegevens.

Wanneer het gewenst is de gegevens-opslagkaart 1 uit 10 de de uitvinding omvattende leesinrichting te verwijderen, wordt de knop 19 met de hand verplaatst in de richting tegengesteld aan de pijl C in fig. 2, zodat het einde 15a van de hefboom 15 tegen de arm 10 van het grendelelement 9 aan komt 4 voor het over een hoek verplaatsen van deze laatste naar de 15 in streep-stippellijnen in fig. 3 getoonde stand. Een dergelijke hoekverplaatsing van het grendelelement 9 heeft het loskomen van de arm 11 daarvan van het nokdeel 5c van het schuiforgaan 5 tot gevolg, zodat de veer 8 dan het schuiforgaan 5 in de richting van de pijl A in fig. 2 kan verplaatsen, voor 20 het naar zijn beginstand terug bewegen van het schuiforgaan 5. Tijdens deze teruggaande beweging van het schuiforgaan 5 naar zijn beginstand, werkt het aanslagdeel 5b van het schuiforgaan tegen de aangrenzende eindrand van de kaart 1 voor het tegelijkertijd bewegen van deze laatste, met het gevolg dat 25 een eindgedeelte van de kaart 1 door de sleuf 24 uit het huis 50 wordt gestoken. Bij deze beweging van de kaart 1 blijft de rol 27 veerkrachtig tegen het oppervlak van de kaart 1 gedrukt zodat een wrijvingsweerstand tegen de beweging van de kaart wordt uitgeoefend. Hierdoor wordt een snelle beweging 30 van de kaart 1 en het loskomen hiervan van het aanslagdeel 5b van het schuiforgaan 5, met een daarbij behorende hevige uitstoting van de kaart uit het huis 50 vermeden.

In de fig. 7-9, waarin delen overeenkomend met die welke zijn beschreven aan de hand van de fig. 2-6 met dezelf-35 de verwijzingscijfers, maar voorzien van een accent zijn aangegeven, is te zien dat in een gegevens-verwerkende inrichting 100', een leesinrichting voor opgeslagen gegevens volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvindingen geleidingen 51'a en 51'b heeft die uitgevoerd zijn als vaste delen 8302629 « 13 van een chassis 7' dat bijvoorbeeld door spuitgieten van een geschikte kunsthars kan zijn gevormd. In dit geval heeft het schuiforgaan 5' verder tegenover liggende einddelen 5‘d en 5'e die verschuifbaar worden opgenomen in uitsparingen 52' 5 van geleidingen 51'a resp. 51'b. De geleidingen 51'a en 51*b vervullen de dubbele functies van het in een bepaalde baan in het huis 50' geleiden van de door sleuf 24' gestoken kaart 1, en ook van het geleiden van het schuiforgaan 5' dat met een oppervlak 5'b in contact kan komen met een eindrand van de in-10 gestoken kaart 1. Het andere einddeel van het schuiforgaan 5' heeft verder veerankers 5'j en 5'k die één geheel daarmee vormen en bestemd zijn voor bevestiging aan respectieve einden van schroeftrekveren 8'a en 8'b die, met hun andere einden op geschikte wijze zijn bevestigd aan het chassis 7' nabij de 15 sleuf 24', zodat het schuiforgaan 5' meegevend door deze veren in de richting van pijl A in fig. 8 wordt gedwongen.

In de uitvoeringsvorm van de uitvinding zoals weergegeven in de fig. 7-9 omvat de grendelinrichting voor het tijdelijk vasthouden van het schuiforgaan 5' in zijn verplaatste 20 stand, tegen de kracht van de veer 8'a en 8'b in, een veerkrachtig grendelelement 51c dat één geheel vormt met het schuiforgaan 51, en een zich van het chassis 7' uitstrekkend vast nok-element 91 dat in contact kan komen met een veerkrachtig grendelelement 5'c. Zoals in het bijzonder is getoond in 25 fig. 9 omvat het veerkrachtige grendelelement 5'c, dat als één geheel uitgevoerd is met het schuiforgaan 5' evenwijdige, op een afstand van elkaar liggende armen 5'f en 5'g die zich uitstrekken vanaf het middengedeelte van het schuiforgaan 5' in de richting weg van het oppervlak 5'b dat in contact kan 30 komen met de kaart 1, en een zich tussen de armen 5'f en 5'g uitstrekkend dwarsstuk 5'h. Een schuine grendelvinger 5'i strekt zich als één geheel daarmee uit van het dwarsstuk 5'h in de richting naar het schuiforgaan 5' toe en, aan zijn vrije eindrand, kan dit in contact komen met het nok-element 9' dat 35 uitsteekt in de bewegingsbaan van de grendelvinger 5'i van het schuiforgaan 5'.

In de uitvoeringsvorm van de fig. 7-9 wordt weer getoond dat de wrijvingsweerstandsmiddelen 25' een rol 27' omvatten die gevormd wordt door een op een cilindrische metalen 8302629 14 of kunststof kern 27'b bevestigde rubber mantel 27'a, welke kern lagers heeft die zich aan weerseinden uitstrekken en roteerbaar worden opgenomen in aan het chassis 7' bevestigde la-gerorganen 57. Deze lagerorganen 57 bepalen respectieve lager-5 kanalen die zich loodrecht uitstrekken op het vlak van de kaart 1 in de door de geleidingen 51'a en 51'b bepaalde baan zodat, wanneer de lagers van de rol 27' opgenomen worden in de kanalen van de lagerorganen 57, de rol 27' naar het vlak van de kaart 1 toe en daarvan af kan bewegen terwijl dit te-10 gen beweging in de richting langs de kaart wordt opgesloten. Veren 58 (fig. 7) zijn aangebracht in de kanalen van de lagerorganen 57 en werken op de betreffende lagers van de rol 27' teneinde deze tegen de kaart 1 te drukken. Een deksel 59 is over de kanalen van de lagerorganen 57 bevestigd, bijvoor-15 beeld door schroeven 60 (fig. 8) voor het in de kanalen van de lagerorganen 57 vasthouden van de lagers van de* rol 27', tegen de krachten van de veren 58 in.

Zoals in het bijzonder wordt getoond in fig. 7, in de hier beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding, omvatten 20 de ontgrendelmiddelen een ontgrendelpen 64 die axiaal verschuifbaar aangebracht is in een in het chassis 7' gevormde boring 61 en, aan één einde, uit het huis 50' uitsteekt. Het andere of binneneinde van de ontgrendelpen 64 heeft een uitsteeksel 64' met kleinere diameter dat, in de verplaatste po-25 sitie van het schuiforgaan 5' zoals getoond in fig. 7 in contact kan komen met de schuine grendelvinger 5'i. Aan één einde is bijvoorbeeld met schroeven 63 een bladveer 62 aan het chassis 7' aangebracht (fig. 7 en 9) en deze bladveer is voorzien van een opening 62' nabij zijn andere einde waardoorheen 30 zich het uitsteeksel 64' met kleinere diameter van de ontgrendelpen 64 uitstrekt. De bladveer 62 houdt de ontgrendelpen 64 omhoog in de in fig. 7 getoonde stand, waarin het bovenste eindgedeelte van de ontgrendelpen 64 over een aanzienlijke afstand buiten het huis 50' uitsteekt.

35 De aan de hand van fig. 7-9 beschreven uitvoerings vorm van de uitvinding werkt als volgt:

De kaart 1 waarvan opgeslagen gegevens uitgelezen moeten worden, wordt weer met de hand door de sleuf 24' in het huis 50' gestoken, waarbij de geleidende aansluitingen 3 van 8302629 15 de kaart zich aan de onderzijde daarvan bevinden. Terwijl de kaart 1 in het huis 50' wordt gestoken, in een door de geleidingen 51'a en 51'b bepaalde baan, komt de voorrand van de kaart in contact met het oppervlak 5'b van het schuiforgaan 5 5' teneinde dit schuiforgaan langs de geleidingen 51'a en 51'b voort te stuwen tegen de kracht van de veren 8'a en 8'b in. Wanneer de kaart 1 zijn werkzame stand in het huis 50' nadert, schuift de schuine grendelvinger 51i onder het nok-ele-ment 9' en wordt door deze laatste verbogen, bijvoorbeeld 10 naar de in gebroken lijnen in fig. 7 getoonde positie. Wanneer de kaart echter zijn werkzame stand inneemt waarbij het schuiforgaan 5' in zijn in fig. 7 getoonde verplaatste positie bevindt, kan de grendelvinger 5'i veerkrachtig terug bewegen naar zijn normale positie waarbij dë rand van de grendel-15 vinger aangrijpt achter het nok-element 9' teneinde het schuiforgaan 5' in zijn verplaatste positie te vergrendélen tegen 'de kracht van de veren 8'a en 8'b in. Vanwege de wrijvings-weerstand uitgeoefend op de kaart 1 door de rol 27', blijft de kaart 1 in zijn werkzame positie tegen het schuiforgaan 5' 20 teneinde de geleidende elementen van de kaart 1 in contact te houden met de betreffende contactelementen 4' die zich van de schakeling 40' uitstrekken. In het geheugen of de geheugens van kaart 1 opgeslagen informatie of gegevens kunnen dus door bij de schakeling 40' behorende gegevens-verwerkende middelen 25 worden uitgelezen en verwerkt.

Wanneer het gewenst is de kaart 1 uit het huis 501 te verwijderen, wordt de ontgrendelpen 64 met de hand ingedrukt zodat het uitsteeksel 64' daarvan de grendelvinger 5'i naar de in gebroken lijnen in fig. 7 getoonde positie zal verbui-30 gen en daardoor de grendelvinger van het nok-element 9' los zal maken. Bij dit los maken van de grendelvinger 5'i van het nok-element 9' kunnen de veren 8'a en 8'b het schuiforgaan 5' vrij terug bewegen naar zijn aanvangsstand en daarmee de kaart 1 langs de geleidingen 51'a en 51'b uit de sleuf 24' 35 voortbewegen. Tijdens deze beweging van de kaart 1 oefent de rol 27' weer een wrijvingsweerstand op de kaart uit teneinde te verzekeren dat de kaart niet met een grote kracht uit het huis wordt uitgestoten.

In de uitvoeringsvorm van de uitvinding zoals getoond 8302629 17

CONCLUSIES

1. Inrichting voor het uitlezen van in een kaart opgeslagen gegevens g ekenmerkt door een van een sleuf voorzien huis door welke sleuf de kaart in het huis gestoken kan worden, door de kaart aangrijpbare geleidingsmiddelen in 5 het huis voor het in een bepaalde baan geleiden van de kaart tijdens het in het huis steken van de kaart naar een werkzame positie hierin, in het huis beweegbare schuifmiddelen voorzien van een in de baan opgesteld gedeelte dat in contact kan komen met de kaart en hierdoor bewogen kan worden in één rich- 10 ting uit een aanvangsstand naar een verplaatste stand bij het « , door de sleuf naar de werkzame stand in het huis steken van de kaart, op de schuifmiddelen werkende en deze meegevend in een richting tegengesteld aan de ene richting dwingende verende middelen, bij het in de werkzame stand steken van de kaart 15 in aangrijping komende grendelmiddelen voor het in de verplaatste positie houden van de schuifmiddelen tegen de kracht van de veermiddelen in, en ontgrendelmiddelen voor het ontgrendelen van de grendelmiddelen en daardoor het dé veermiddelen terug laten bewegen van de schuifmiddelen naar de aan- 20 vangsstand, waarbij de schuifmiddelen de kaart door de sleuf uit het huis bewegen.

2. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting voor het uitlezen van gegevens verder met de kaart in contact komende wrij- 25 vingsweerstandsmiddelen in de baan omvat voor het door wrijving tegengaan van het van de schuifmiddelen los komen van de kaart wanneer de schuifmiddelen in de verplaatste toestand worden gehouden en tijdens de teruggaande beweging van de schuifmiddelen naar de aanvangsstand.

30 3. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de wrijvingsweerstandsmidde-len een roteerbare rol omvatten, en de rol nabij de sleuf aan één zijde van de baan ondersteunende en de rol meegevend tegen een oppervlak van de kaart in de baan drukkende middelen.

35 4. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 3, 8302629

Claims

16 * in de fig. 7-9 kunnen de posities van het nok-element 9' en het grendelelement 5'c natuurlijk worden verwisseld. Met andere woorden, het nok-element 9' kan één geheel vormen met het schuiforgaan 5' terwijl het grendelelement 5'c één geheel 5 vormt met het chassis 7'. In dat geval kan de ontgrendelpen 64 zodanig worden aangebracht dat deze het grendelelement 5'c van het nok-element 9' los maakt bij het uitoefenen van een bovenwaartse trekkracht op de grendelpen. De gegevens-verwerkende inrichting 100 of 100' omvat-10 tende een inrichting volgens de uitvinding voor het van een kaart 1 uitlezen van daarop opgeslagen gegevens kan verder bijvoorbeeld een klokschakeling, een geluidsynthesizer, een versterker, een luidspreker, een tijd-instelknop en een bedieningsknop (alle niet getoond) omvatten. In dat geval kan 15 het IC-element van de kaart 1 de vorm hebben van een geheugen dat verscheidene soorten informatie opslaat, zoals geluids-of audiogegevens en verder een synthesizer. Wanneer een dergelijke kaart 1 in de gegevens-verwerkende inrichting 100 of 100' wordt gestoken, kan de bedieningsknop worden geraanipu-20 leerd voor het kiezen van een bepaald informatiegeluid dat door de luidspreker moet worden uitgestoten wanneer de klokschakeling een bepaald tijdstip detecteert. Op overeenkomstige wijze kan de in de inrichting 100 of 100' opgenomen kaart 1 in zijn geheugen gegevens hebben die overeen komen met de 25 tijdverschillen tussen verschillende steden. In dit geval kan de inrichting de tijden in bepaalde gekozen steden vertonen of aankondigen. Dit zijn natuurlijk slechts voorbeelden van het mogelijke gebruik van inrichtingen volgens de uitvinding voor het 30 uitlezen van gegevens-opslagkaarten 1, en veel andere toepassingen van deze inrichtingen zullen voor deskundigen duidelijk zijn. Alhoewel kenmerkende uitvoeringsvormen van de uitvinding hier in detail zijn beschreven aan de hand van de bijge-35 voegde tekeningen, zal het verder duidelijk zijn dat de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvormen is beperkt, en dat verscheidene wijzigingen en modificaties daarin kunnen worden aangebracht door een vakman zonder de geest of het kader van de uitvinding zoals bepaald in de conclusies, te verlaten. 8302629 met het kenmerk, dat de de rol ondersteunende middelen een gebogen draadveerorgaan omvatten met eindgedeelten waarop de rol roteerbaar is gelagerd en een ten opzichte van de einddelen over een hoek verplaatst tussenliggend deel, en 5 steunmiddelen waarop het tussenliggend gedeelte van het veer-orgaan is bevestigd, zodat de hoekverplaatsing van de eindgedeelten ten opzichte van het tussenliggende gedeelte het meegevend tegen de kaart dwingen van de rol veroorzaakt.

5. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 3, 10 met het kenmerk, dat de de rol ondersteunende middelen omvatten zich aan weerseinden van de rol uitstrekkende lagers, vaste steunmiddelen met op een afstand van elkaar liggende lagerorganen, welke zich loodrecht op het vlak van de kaart in de baan uitstrekkende lagerkanalen bepalen en de la- 15 gers roteerbaar opnemen terwijl beweging van de rol naar de baan toe en daarvan af toegelaten wordt, en op de lagers werkende veren in de lagerkanalen voor het meegevend tegen het oppervlak van de kaart dwingen van de rol.

6. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 1, 2Qmet het kenmerk, dat de kaart een gedrukte schakeling omvat die gegevens-opslagmiddelen op de kaart verbindt met een patroon van geleidende aansluitingen, en dat de inrichting voor het uitlezen van de opgeslagen gegevens verder contactelementen omvat en middelen voor het ondersteunen van 25 de contactelementen in het huis in een met het patroon van de geleidende aansluitingen overeenkomend patroon, zodat dit in contact kan komen met de respectieve geleidende aansluitingen wanneer de kaart zich in zijn werkzame stand bevindt.

7. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 6, 30 met het kenmerk, dat de de contactelementen ondersteunende middelen een vast steunorgaan omvatten met montage-middelen daarop waarin de schuifmiddelen lineair beweegbaar zijn.

8. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 6, 35 met het kenmerk, dat de inrichting voor het uitlezen van de, opgeslagen gegevens verder dempmiddelen omvat die werkzaam worden gemaakt tijdens de beweging van de kaart naar de werkzame stand toe en daarvan af, terwijl de aansluitingen 8302629 - £ 19 en contactelementen in schuivend contact met elkaar verkeren.

9. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen een gren-delelement omvatten dat zwenkbaar beweegbaar is tussen een 5 grendelstand en een ontgrendelstand, een het grendelelement in de grendelstand dwingende·veer, en een met het grendelelement in contact komende nok, voor het naar de ontgrendelde positie bewegen van deze laatste in reactie op beweging van de schuifmiddelen naar de verplaatste positie, waarbij de nok in 10 de grendelstand door het grendelelement wordt aangegrepen wanneer de schuifmiddelen een verplaatste positie innemen voor het in de verplaatste positie vasthouden van de schuifmiddelen, en dat de dempmiddelen een dempschakelaar omvatten die * door het grendelelement geactiveerd kan worden in de ontgren-15 delde toestand van deze laatste.

10. Gegevens-verwerkende inrichting volgens'conclusie 9, met het kenmerk, dat de ontgrendelmiddelen een handbedienbaar ontgrendelelement omvatten dat beweegbaar is voor het zwenkend verplaatsen van het grendelelement uit de 20 grendelstand in de ontgrendelstand teneinde de nok vrij te laten en tegelijkertijd de dempschakelaar te activeren.

11. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie I, m e t het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen voor het in de baan geleiden van de kaart ook de schuifmidde- 25 ien in hun beweging tussen de aanvangs- en verplaatste stand geleiden.

12. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie II, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen een veerkrachtig grendelelement omvatten dat één geheel vormt met 30 de schuifmiddelen en zich normaal uitstrekken van deze laatste onder een hoek op de baan, en een vast nok-element dat naar de baan uitsteekt en het grendelelement verbuigt wanneer dit langs het nok-element beweegt bij beweging van de schuifmiddelen naar de verplaatste positie, waarna het grendelelement te-35 rugkeert naar zijn zich normaal uitstrekkende toestand en het nok-element aangrijpt voor het in de verplaatste positie houden van de schuifmiddelen.

13. Gegevens-verwerkende inrichting volgens conclusie 3302629 12, met het kenmerk, dat de ontgrendelmiddelen een verschuifbare ontgrendelpen omvatten die van het huis uitsteekt en een binneneinde heeft dat in contact is met het meegevende grendelelement wanneer de schuifmiddelen zich in hun 5 verplaatste positie bevinden, waarbij de pen in de met de hand ingedrukte toestand het veerkrachtige grendelelement uit aangrijping met het nok-element verbuigt en daardoor de verende middelen de schuifmiddelen terug laten bewegen naar de aanvang s stand. 8302629